NL1006869C2 - Inrichting voor het in tevoren bepaalde richtingen doorlaten van gescheiden groepen dieren van het ene gebied naar een ander gebied. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET IN TEVOREN BEPAALDE RICHTINGEN DOORLATEN VAN GESCHEIDEN GROEPEN DIEREN VAN HET ENE GEBIED NAAR EEN ANDER GEBIED

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting 5 voor het in een eerste richting van een eerste gebied naar een tweede gebied doorlaten van een eerste groep dieren, voorzien van middelen om in die eerste richting doorgang te verschaffen en in de richting tegengesteld aan die eerste richting de doorgang te blokkeren.

10 Een dergelijke bekende inrichting wordt bijvoor beeld gebruikt om tot dezelfde groep behorende gemolken en ongemolken dieren, bijvoorbeeld koeien, van elkaar gescheiden te houden.

Doel van de uitvinding is de inrichting geschikt te 15 maken voor het beheersen van de beweging van twee van elkaar gescheiden groepen dieren.

Daartoe omvat de uitvinding middelen die zodanig zijn uitgevoerd dat een, die eerste groep dieren kruisende en daarvan gescheiden, tweede groep dieren, in een tweede rich-20 ting van een derde gebied naar een vierde gebied doorgang hebben en de middelen in de richting tegengesteld aan de tweede richting de doorgang blokkeren, terwijl de middelen voorts voorkomen dat de eerste groep dieren in de tweede of daaraan tegengestelde richting doorgang heeft en een tweede 25 groep dieren in de eerste of daaraan tegengestelde richting doorgang heeft.

In het hiernavolgende wordt de uitvinding nader toegelicht aan de hand van niet beperkende uitvoeringsvoor-beelden onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen.

30 Figuur 1 toont een bovenaanzicht van een uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding;

Figuur 2 toont een detail-aanzicht van figuur 1;

Figuur 3 toont een aanzicht volgens de pijl III in figuur 2; 35 Figuur 4 toont een aanzicht volgens de pijl IV in figuur 3;

Figuur 5 toont een met figuur 1 overeenstemmend 1006869 2 aanzicht van een alternatief;

Figuur 6 toont een met figuur 2 overeenstemmend aanzicht van nog een alternatief;

Figuur 7 toont een met figuur 1 overeenstemmend 5 aanzicht van een alternatief;

Figuur 8 toont een met figuur 1 overeenstemmend aanzicht van een alternatief;

Figuur 9 toont een met figuur 1 overeenstemmend aanzicht van een alternatief; 10 Figuur 10 toont een met figuur 4 overeenstemmend aanzicht van een alternatief;

Figuur 11 toont een met figuur 3 overeenstemmend aanzicht van het alternatief van figuur 10;

Figuur 12 toont een bovenaanzicht van een alterna-15 tieve uitvoering volgens de uitvinding en

Figuur 13 toont een zijaanzicht volgens de pijl XIII in figuur 12.

De in figuur 1 weergegeven inrichting is bestemd om bijvoorbeeld een eerste groep dieren van gebied 1 naar gebied 20 2 door te laten en een tweede groep dieren van gebied 3 naar gebied 4 door te laten, zonder dat de mogelijkheid bestaat dat dieren uit de ene groep bij de andere groep kunnen komen. Het moet duidelijk zijn, dat de dieren bijvoorbeeld met goede, willekeurige, tussenpozen dier voor dier of in een 25 vrijwel continue stroom van dieren, de inrichting kunnen passeren. De inrichting vormt voor de twee groepen een bij voorkeur gelijkvloerse kruising, doch kan ook een ongelijkvloerse kruising omvatten zoals weergegeven in figuur 12 en 13. De inrichting omvat rond respectieve opwaarts gerichte 30 zwenkassen 5 zwenkbare zwenkhekken 6, 7. Twee zwenkassen 5 bevinden zich telkens in een gemeenschappelijk hoekpunt van de in bovenaanzicht gezien in hoofdzaak rechthoekige opstelling van de zwenkhekken. Dergelijke twee zwenkassen kunnen ook tot een voor twee zwenkhekken gemeenschappelijke zwenkas 35 zijn samengenomen. De zwenkhekken 6, 7 kunnen slechts vanuit de weergegeven gesloten stand in de richting van de respectieve pijl zwenken. Zwenken in de tegengestelde richting 1006869 3 vanuit de getoonde gesloten stand wordt verhinderd door geschikte tegenhoud- en/of blokkeermiddelen, hier aanslagen 8. De zwenkhekken worden naar hun weergegeven gesloten stand teruggedreven door op zich aan de vakman bekende middelen, 5 die bijvoorbeeld zijn gebaseerd op veerkracht of de zwaartekracht, in het laatste geval bijvoorbeeld een in een schuin omhoog lopende groef geleide spie of een schuin opgestelde zwenkas, welke uitvoering in figuur 2 zichtbaar is.

De zwenkhekken 6, 7 hebben in hoofdzaak dezelfde 10 afmeting in bovenaanzicht. Elk zwenkhek 6 kan maximaal tot in hoofdzaak tegen een respectief zwenkhek 7 opengezwenkt worden. Verder openzwenken wordt door tegenhoudmiddelen, hier eveneens de aanslagen 8, verhinderd. Door een zwenkhek 6 te openen wordt automatisch de doorgang via het aangrenzende 15 zwenkhek 7 geblokkeerd. Door de afmeting van de zwenkhekken aan te passen aan de dieren waarvoor de inrichting bestemd is, wordt verzekerd dat een zwenkhek 6 voor de passage van een groep dieren in hoofdzaak volledig moet worden geopend, waardoor automatisch de doorgang door het aangrenzende 20 zwenkhek 7 wordt geblokkeerd. Overigens kan ook langs andere weg ervoor worden gezorgd dat, zodra een zwenkhek 6 wordt geopend, het aangrenzende zwenkhek 7 wordt geblokkeerd in zijn gesloten stand.

Op de zwenkhekken 6 zijn vrij gevende blokkeermid-25 delen werkzaam die bij openen van het een zwenkhek 6 een ander in zijn gesloten stand blokkeren. Een eerste uitvoering van die blokkeermiddelen is in figuur 2-4 weergegeven en omvat een, om een zich nabij de grond 11 bevindende en althans in hoofdzaak horizontaal lopende zwenkas 9, zwenkba-30 re, over een aanmerkelijke hoogte van bij voorkeur ten minste de halve hoogte van het zwenkhek 6 omhoog lopende, blokkeer-balk 10. Deze balk 10 omvat een aangrijpdeel, hier een aan één zijde open kamer 12, voor aangrijping op een deel van het zwenkhek 6, hier het omhoog lopende deel 13 van het respec-35 tieve zwenkhek 6, wanneer het zwenkhek 6 geheel of vrijwel geheel gesloten is. Bij voorkeur loopt die kamer 12 over slechts een relatief klein hoogtedeel van het zwenkhek 6. Bij openen van het respectieve zwenkhek, wordt de balk 10 over 1 006869 4 een beperkte zwenkhoek meegenomen, totdat de rand 13 vrij is van de uitsparing 12. Zodoende komt de balk 10 in de in figuur 2 met onderbroken lijnen weergegeven stand, waardoor de zwenkbeweging van het andere zwenkhek 6 wordt geblokkeerd.

5 Een tweede uitvoering van die blokkeermiddelen is in figuur 5 weergegeven. Deze omvatten een, om een opwaartse zwenkas 14, bij voorkeur althans in hoofdzaak evenwijdig aan de zwenkas 5 van het respectieve zwenkhek 6 lopend, in bovenaanzicht gezien cirkelsegmentvormig blokkeerelement 15 dat 10 met het ene zwenkhek 6 meezwenkt, en eenzelfde plaatvormig blokkeerelement 16 dat met het andere zwenkhek 6 meezwenkt. De afmeting van het element 15, 16 en de onderlinge opstelling van dat element 15, 16 en het respectieve zwenkhek 6 zijn zodanig dat, pas zodra het ene zwenkhek 6 wordt geopend, 15 het element 15 blokkerend samenwerkt met het andere zwenkhek 6. Bijvoorbeeld grijpt een element 15, 16 aan op een bovenrandgebied van het respectieve zwenkhek 6, een en ander zodanig dat de koeien onder een element 15, 16 kunnen door lopen. Het element 15, 16 kan ook vervangen worden door een 20 om dezelfde zwenkas zwenkbaar balkelement dat evenals de blokkeerbalk 10 uit figuur 2 over een beperkte hoek vanuit zijn gesloten stand meezwenkt met het respectieve zwenkhek en bij voldoende ver openen van het zwenkhek 6 met zijn vrije uiteinde op het andere zwenkhek komt aan te grijpen.

25 Een derde uitvoering van die blokkeermiddelen is in figuur 6 weergegeven. Deze omvatten een om een opwaartse zwenkas 17 roteerbaar, bij voorkeur plaatvormig vergrendel-deel 18 met voor elk zwenkhek 6 een aangrijpdeel, hier een lip 20 in de vorm van een uitsparing 19. De uitsparingen 19 30 bepalen de vorm van de lip 20 waarvan de benen zich zo ver uitstrekken, dat bij gelijktijdig openzwenken van beide zwenkhekken 6, zij beide door die lip 20 worden tegengehouden. Wordt slechts één zwenkhek 6 opengezwenkt, dan wordt door duwen tegen de lip 20 het deel 18 geroteerd, zodat de 35 lip 20 dat zwenkhek laat passeren (denkbeeldig weergegeven).

Figuur 7 toont een alternatief voor de inrichting, waarbij de zwenkhekken 6 in bovenaanzicht elk uit twee deel-hekken bestaan. Bij openzwenken kan, bijvoorbeeld wanneer de 1006869 5 afmetingen ten opzichte van het door te laten dier geschikt gekozen zijn, de doorgang voor de andere groep dieren automatisch worden geblokkeerd.

Figuur 8 toont een alternatief voor de inrichting, 5 waarbij de zwenkassen 5 van de zwenkhekken 6 aan elkaar grenzen. De elders beschreven mechanische blokkeermiddelen of andere door het zwenken van een zwenkhek 6 te bedienen blokkeermiddelen, zijn dan bij voorkeur uitgevoerd om een respectief zwenkhek 7 vrijgeefbaar te blokkeren.

10 Figuur 9 toont een uitvoering met telkens een zwenkas 5 van het ene klaphek grenzend aan de van de respectieve zwenkas van een aangrenzend zwenkhek afgekeerde zijde. Voor de blokkeermiddelen geldt hetzelfde als met betrekking tot figuur 8 is opgemerkt.

15 De in figuur 10 en 11 getoonde variant bezit voor het te vergrendelen zwenkhek 6, 7 een rond een liggende, bij voorkeur althans in hoofdzaak horizontale, zwenkas 21 zwenk-baar vergrendeldeel 22, dat een vrijgeefstand (figuur 10) en een vergrendelstand (figuur 11) kan innemen. Beweging tussen 20 die twee standen wordt veroorzaakt door een door het respectieve zwenkhek bestuurde aandrijving, hier in de vorm van een in een uitsparing 23 in het vergrendeldeel 22 grijpende nok of uitsteeksel 24. In de vergrendelstand blokkeert het vergrendeldeel het zwenken van het aangrenzende zwenkhek 6. 25 In deze uitvoering is het naar de vergrendelstand zwenken van het vergrendeldeel begrensd door een aanslag 25 waarop een zich aan het vergrendeldeel 22 bevindende rand komt te rusten.

Figuren 12 en 13 tonen een alternatief voor de 30 inrichting, waarbij de eerste groep en de tweede groep dieren elkaar ongelijkvloers kunnen kruisen. In dit uitvoeringsvoor-beeld kan een eerste groep dieren van gebied 1 naar gebied 2 lopen via het zwenkhek 6 dat, zoals bij de voorgaande uitvoe-ringsvoorbeelden, slechts vanuit de weergegeven gesloten 35 stand in de richting van de pijl openzwenkt. De dieren kunnen aldus alleen van gebied 1 naar gebied 2 lopen. De blokkering in de andere richting van het zwenkhek 6 kan op soortgelijke wijze gerealiseerd worden als in de voorgaande uitvoerings- 1006869 6 voorbeelden. Een tweede groep dieren kan van het gebied 3 naar het gebied 4 lopen via een loopbrug 21. De loopbrug 21 is eveneens voorzien van een zwenkhek 6 dat, net als het voorgaande zwenkhek 6, slechts vanuit de weergegeven gesloten 5 stand in de richting van de pijl openzwenkt. In een richting tegengesteld aan deze pijl wordt het zwenkhek 6, net als het voorgaande zwenkhek 6, geblokkeerd. De dieren kunnen daardoor uitsluitend van gebied 3 naar gebied 4 lopen. Om te voorkomen dat de dieren van de loopbrug 21 afvallen, is de loopbrug 21 10 aan weerszijden voorzien van begrenzingselementen 22.

Afzonderlijke maatregelen uit twee of meer hier beschreven en/of getoonde uitvoeringsvoorbeelden kunnen tot verdere uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding worden gecombineerd. In plaats van een zwenkhek kan ook bijvoorbeeld 15 een schuifhek of een ander de doorgang versperrend middel worden gebruikt.

1 006869

Claims (20)

1. Inrichting voor het in een eerste richting van een eerste gebied (1) naar een tweede gebied (2) doorlaten van een eerste groep dieren, voorzien van middelen om in die 5 eerste richting doorgang te verschaffen en in de richting tegengesteld aan die eerste richting de doorgang te blokkeren, met het kenmerk, dat de middelen zodanig zijn uitgevoerd dat een die eerste groep dieren kruisende en daarvan gescheiden tweede groep dieren, in een tweede richting van een derde 10 gebied (3) naar een vierde gebied (4) doorgang hebben en de middelen in de richting tegengesteld aan de tweede richting de doorgang blokkeren, terwijl de middelen voorts voorkomen dat de eerste groep dieren in de tweede of daaraan tegengestelde richting doorgang heeft en een tweede groep dieren in 15 de eerste of daaraan tegengestelde richting doorgang heeft.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen een tussen dat eerste en tweede gebied opgesteld eerste hek (6), zoals een zwenkhek, omvatten, dat in de gesloten stand de doorgang van die eerste groep dieren 20 blokkeert en uitsluitend in die eerste richting kan openen, terwijl het eerste hek (6) in zijn geopende stand de doorgang van de tweede groep dieren blokkeert.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de middelen een tussen dat derde en vierde 25 gebied opgesteld tweede hek (6), zoals een zwenkhek, omvatten, dat in de gesloten stand de doorgang van die tweede groep dieren blokkeert en uitsluitend in de tweede richting kan openen, terwijl het tweede hek in zijn geopende stand de doorgang van de tweede groep dieren blokkeert.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat dat eerste en tweede hek (6), in hun respectieve gesloten stand, met hun van hun scharnierzijde afgekeerde vrije zijde naar elkaar toe zijn gekeerd.

5. Inrichting volgens een der conclusies 2-4, met 35 het kenmerk, dat zich in de richting van do eerste groep dieren gezien op afstand van het eerste hek (6) een tussen het eerste en tweede gebied opgesteld derde hek (7), zoals 1006869 een zwenkhek, bevindt, dat uitsluitend in de eerste richting is te openen.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de afstand tussen het eerste (6) en derde hek (7), in de 5 richting van de eerste groep dieren gezien ongeveer gelijk is aan de lengte-afmeting van het hek en bij voorkeur ten hoogste ongeveer anderhalf maal die lengte-afmeting bedraagt.

7. Inrichting volgens een der conclusies 2 - 6, met het kenmerk, dat zich in de richting van de tweede groep 10 dieren gezien op afstand van het tweede hek (6) een tussen het derde en vierde gebied opgesteld vierde hek (7), zoals een zwenkhek, bevindt, dat in de gesloten stand doorgang van die tweede groep dieren blokkeert.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, 15 dat in de richting van de tweede groep dieren gezien het vierde hek (7) op afstand van het tweede hek (6) is opgesteld, en uitsluitend in de tweede richting is te openen.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de afstand tussen het tweede en vierde hek, in 20 de richting van de tweede groep dieren gezien ongeveer gelijk is aan de lengte-afmeting van het hek en bij voorkeur ten hoogste ongeveer anderhalf maal die lengte-afmeting bedraagt, met meer voorkeur ongeveer gelijk is aan die afstand tussen het eerste en derde hek.

10. Inrichting volgens een der conclusies 2-9, met het kenmerk, dat althans één der bedoelde hekken (6, 7) door veerkracht, of door zwaartekracht, naar de gesloten stand wordt gedreven.

11. Inrichting volgens een der conclusies 2 - 10, met 30 het kenmerk, dat een zwenkas (5) van het hek is voorzien van een spiebaan en een daarmee samenwerkende pal, waarbij de pal en de spiebaan het zwenkhek omhoogdrukken tijdens het openen van het hek.

12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 35 met het kenmerk, dat er schakelmiddelen zijn die, wanneer doorlaatmiddelen doorgang verschaffen aan de eerste of tweede groep dieren, verdere doorlaatmiddelen schakelen om de doorgang aan de tweede respectievelijk de eerste groep dieren 1006869 t geheel te blokkeren.

13. Inrichting volgens conclusie 12, dat de schakelmid-delen mechanisch en/of elektrisch zijn.

14. Inrichting volgens conclusie 12 of 13, met het 5 kenmerk, dat er overbrengingsmiddelen zijn die beweging van een doorlaatmiddel op de schakelmiddelen overbrengen.

15. Inrichting volgens conclusie 12, 13 of 14, met het kenmerk, dat de overbrengingsmiddelen over ten hoogste een gedeelte, bij voorkeur minder dan de helft, van het gebied 10 waarover het respectieve doorlaatmiddel beweegbaar is, werkzaam zijn.

16. Inrichting volgens een der conclusies 12 - 15, met het kenmerk, dat de schakelmiddelen een rond een zwenkas (17; 21. zwenkbaar blokkeerorgaan (19; 22) voor een respectief 15 doorlaatmiddel omvatten.

17. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat er dierherkenningsmiddelen zijn om een de inrichting passerend dier te registreren en/of te herkennen .

18. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste groep dieren en de tweede groep dieren elkaar ongelijkvloers kruisen.

19. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, uitgevoerd als een op een grondplaat voorgeassembleerd en als 25 zelfstandige eenheid, in bijvoorbeeld een weiland of een stal, op te stellen constructie.

20. Terrein, zoals een stal of een weiland, omvattende een melkrobot voor het automatisch melken van dieren en een inrichting volgens een der voorgaande conclusies. 1006869