NL1006682C2 - Onderstel voor een wagen met name voor een trolley, alsmede een wagen voorzien van een dergelijk onderstel. - Google Patents

Description

Onderstel voor een wagen, met name voor een trolley, alsmede een wagen voorzien van een dergelijk onderstel.

De uitvinding heeft betrekking op een onderstel voor een wagen omvattende 5 een bodemplaat met twee langszijden en twee dwarszijden, vier wielen die via een bevestigingsorgaan zijn bevestigd aan de bodemplaat, waarbij langs iedere langszijde ten minste één wiel is voorzien van een rem met een veerpal voor het blokkeren van de wielrotatie, ten minste één paar pedalen langs een van de dwarszijden en twee langs de langszijden verlopende bedieningsorganen die ieder zijn verbonden 10 met een respectieve rem en een respectief pedaal, waarbij de bedieningsorganen nabij ten minste een van de dwarszijden onderling zijn verbonden via een zwenk-arm die zwenkbaar is rond een dwars op de bodemplaat gelegen as.

Een luchtvaarttrolley voorzien van een dergelijk onderstel wordt vervaardigd door het Zwitserse bedrijf Bucher en is beschreven in EP-A-0,678,438.

15 Bij verplaatsing van een trolley door het gangpad van een vliegtuig of van een treinstel worden tijdens stilstand de remmen geblokkeerd om te voorkomen dat de trolley verrijdt. Hiertoe wordt een eerste pedaal met de voet bediend en wordt de zwenkarm geroteerd, zodat een eerste bedieningsorgaan, in de vorm van een in de lengterichting van de trolley verlopende strip, naar de dwarszijde wordt toe bewo-20 gen terwijl tegelijkertijd door rotatie van de zwenkarm het tweede bedieningsorgaan van de dwarszijde af wordt bewogen. De stripvormige bedieningsorganen verlopen hierbij langs de wielen. Met ieder stripvormig bedieningsorgaan is een arm verbonden die een ringvormig remmechanisme van de wielen roteert. Het ringvormige remmechanisme is voorzien van een nok en van een afzonderlijke lip die door 25 rotatie van de ring met de nok in aangrijping wordt gebracht met een veerpal van de wielrem. Door de oplopende kant van de nok wordt de lip tegen de veerpal gedrukt en wordt de rotatie van de wielen geblokkeerd.

Bij het met de voet indrukken van het tweede pedaal, wordt de zwenkarm in de tegengestelde richting geroteerd en bewegen de stripvormige bedieningsorganen 30 zich in een tegengestelde richting. Hierdoor worden de ringvormige remmechanis-men in tegengestelde richting geroteerd en wordt de veerpal van ieder wiel vrijgegeven zodat de trolley weer kan worden verreden.

Een nadeel van de bekende inrichting is dat de koppeling tussen de bedie- 1006682 2 ningsstrips en de rem van ieder wiel relatief kwetsbaar is. Hetzelfde geldt voor de koppeling van de zwenkarm met de bedieningsstrips. Aangezien wagens, zoals trolleys, worden blootgesteld aan een zeer ruwe behandeling tijdens het laden en lossen daarvan in en vanuit vliegtuigen of treinstellen, en tijdens het reinigen daar-5 van in een automatische wasstraat, dient het onderstel zeer robuust te zijn uitgevoerd. Het is daarom een doel van de onderhavige uitvinding te voorzien in een onderstel waarbij een minimum aan bewegende delen wordt toegepast, dat zeer eenvoudig van constructie is, dat zeer licht is van gewicht en dat zeer weinig ruimte inneemt aan de onderzijde van het onderstel. Verder is het een doel van de onder-10 havige uitvinding te voorzien in een onderstel dat zeer bedrijfszeker is, alsmede onderhoudsvrij.

Hiertoe is het onderstel volgens de onderhavige uitvinding gekenmerkt doordat de bedieningsorganen boven de wielen zijn gelegen, waarbij de bedieningsorga-nen zijn voorzien van een nok die bij bediening van een eerste pedaal boven de 15 veerpal kan worden gebracht en door bediening van het tweede pedaal de veerpal vrijgeeft. Door de bedieningsorganen boven de wielen langs te geleiden en te voorzien van een nok die kan aangrijpen op de veerpal van de wielen, wordt een zeer compacte constructie met relatief weinig onderdelen verkregen. Hierbij wordt in tegenstelling tot de bekende constructie geen moment uitgeoefend op onderdelen 20 van de rem zodat deze hierdoor niet kunnen worden beschadigd. De remmen volgens de uitvinding worden bediend en vrijgegeven door een eenvoudige heen en weer gaande beweging van de strippen. Doordat de strippen tussen de bevestigings-plaat van de wielen en de bodemplaat van het onderstel zijn opgesloten, zijn geen afzonderlijke bevestigingsbeugels noodzakelijk en is het niet nodig een apart profiel 25 aan te brengen in de bodemplaat om de bedieningsorganen vast te houden en te geleiden. De inrichting volgens de uitvinding kan zeer licht worden uitgevoerd en levert ten opzichte van het huidige onderstel van aanvraagster een aanzienlijke gewichtsbesparing. Dit is van zeer groot belang, met name bij toepassing van het onderstel voor luchtvaarttrolleys waarbij een grote hoeveelheid brandstof kan wor-30 den uitgespaard door de gewichtsreductie van het onderstel.

Het zij opgemerkt dat een luchtvaarttrolley waarbij bedieningsstrips voor de remmen van de wielen boven de wielen langs lopen op zich bekend is uit het Amerikaanse octrooi nummer 5.579.871. In de hierin beschreven constructie worden de 1006682 3 bedieningsstrips heen en weer bewogen door een tweetal centrale stangen die ieder met hun uiteinden zijn verbonden met een respectief pedaal. Parallel aan deze centrale stangen zijn de bedieningsstrips gelegen die via een centrale zwenkarm, die is voorzien van twee vleugels, met de stangen zijn verbonden. De bekende inrich-5 ting omvat wederom relatief veel onderdelen en is relatief storingsgevoelig. Verder worden de bedieningsstrips bij de heen en weer gaande beweging op druk belast, hetgeen wederom kan leiden tot het optreden van storingen.

In een uitvoeringsvorm van een onderstel volgens de uitvinding zijn de bedieningsorganen ieder voorzien van een dwarsarm die zich langs een dwarszijde 10 uitstrekt naar de zwenkarm, welke dwarsarmen met hun uiteinden met de zwenkarm zijn verbonden. Met deze constructie wordt een eenvoudige en robuuste verbinding van de bedieningsorganen met de nabij de pedalen gelegen zwenkarm verkregen. Hierbij bevinden de bedieningsstrips en de dwarsarmen zich nabij de randen van het onderstel en worden de strips en de dwarsarmen door de randen beschermd. Het 15 centrale deel van het onderstel van de trolley volgens de uitvinding is vrij zodat het risico van contact met op de ondergrond gelegen voorwerpen en daarbij optredende beschadigingen wordt vermeden.

In een uitvoeringsvorm zijn de dwarsarmen met de zwenkarm verbonden via een sleuf, waarin een pen van de zwenkarm is gelegen. In een voorkeursuitvoe-20 ringsvorm is aan iedere dwarszijde van het onderstel een zwenkarm en een paar pedalen gelegen. Bij een dergelijke inrichting wordt door de zwenkarmen en de bedieningsorganen een gesloten lus gevormd waarbij de bedieningsorganen bij het bedienen van één pedaal zich in tegengestelde richting bewegen. Hierbij zijn de bedieningsorganen onderworpen aan een trekkracht zodat een nauwkeurige en 25 storingvrije geleiding langs de bovenzijde van de wielen mogelijk is.

Een uitvoeringsvorm van een trolley met een onderstel volgens de onderhavige uitvinding zal nader worden uitgelegd aan de hand van de bij gevoegde tekening. In de tekening toont:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een trolley met een onderstel vol-30 gens de onderhavige uitvinding,

Figuur 2 een onderaanzicht van het onderstel van de trolley volgens figuur 1 en

Figuur 3 en 4 een opengewerkt gedeeltelijk zijaanzicht van een onderstel 1 00668 2 4 volgens de onderhavige uitvinding, respectievelijk in de vrijgegeven stand en in de geblokkeerde stand.

Figuur 1 toont een wagen, of trolley 1 volgens de onderhavige uitvinding die geschikt is voor toepassingen in de luchtvaart of in treinstellen. De trolley 1 omvat 5 een onderstel 2 en een daarop geplaatste opbouw 3. Het onderstel 2 is bijvoorbeeld gevormd uit een aluminium bodemplaat 4, waaraan een viertal zwenkwielen 5, 6, 7 en 8 zijn bevestigd. De opbouw 3 is vervaardigd uit aluminium profielen met daartussen panelen uit een laminaatmateriaal van schuim en aluminium. In het inwendige van de trolley zijn steunribben 9 tegen de wandpanelen aangebracht voor het 10 ondersteunen van dienbladen met eten.

Zoals kan worden gezien uit figuur 2, is het onderstel 2 voorzien van langs-zijden 10, 10’ en dwarszijden 11, 1Γ. Langs beide dwarszijden 11, 1Γ zijn een paar pedalen 12, 13; 12’, 13’ aangebracht. Door het met de voet bedienen van het pedaal 12 worden de wielen 5-8 vrijgegeven en door het met de voet induwen van 15 het pedaal 13 worden de wielen in rotatie vergrendeld.

Zoals duidelijk blijkt uit figuur 2 zijn de wielen 5, 6, 7 en 8 aan de bodemplaat 4 bevestigd via een bevestigingsplaat 15, 16, 17 en 18. Tussen de bevesti-gingsplaten 15-18 en de bodemplaat 4 verlopen twee bedieningsstrips 19 en 20. Via dwarsarmen 21, 22, 23 en 24 zijn de bedieningsstrips 19 en 20 verbonden met 20 zwenkarmen 25, 25’. De zwenkarm 25, 25’ is draaibaar rondom een loodrecht op de bodemplaat 4 gelegen as 26. Aan ieder uiteinde omvat de zwenkarm 25, 25’ een pen 27, 28, die heen en weer verschuifbaar is opgenomen in een sleuf aan het uiteinde van iedere dwarsarm 21-24. Door bediening van het pedaal 12 kan de dwarsarm 24 naar de dwarszijde 11 worden toegetrokken. Hierbij kantelt de zwenk-25 arm 25,25’ rondom de as 26 naar de positie die wordt getoond in figuur 2. Hierdoor worden de bedieningsstrips 19 en 20 in een richting bewogen die tegengesteld is aan de richting van de pijlen die zijn aangegeven op de strips 19 en 20 in figuur 2. Door bediening van het pedaal 13 wordt de dwarsarm 21 naar de zijrand 11 toegetrokken en wordt de zwenkarm 25 gekanteld. Hierdoor zullen de bedienings-30 strips 19 en 20 in de richting van de pijlen bewegen zoals weergegeven in figuur 2.

De zwenkarm 25’ is op gelijke wijze als de zwenkarm 25 verbonden met pedalen 12’, 13’, en is onder een afschermkap gelegen, zodat deze zwenkarm in de figuur niet zichtbaar is.

1 006682 5

Zoals getoond in figuren 3 en 4, is het wiel 8 via een lager 30 roteerbaar met de bevestigingsplaat 18 verbonden. Het wiel 8 kan hierdoor vrij roteren rondom een centrale as die wordt gevormd door een veerpal 31. De veerpal 31 is aan zijn uiteinde voorzien van een remschijf 32 voor het aangrijpen op het loopvlak van het 5 wiel 8. Aan het uiteinde van de veerpal 31 bevindt zich een wigvormige kunststof nok 33. Aan de bedieningsstrip 20 is een met de kunststof nok 33 samenwerkende afgeschuinde nok 34 aangebracht, die langs de kunststof nok 33 kan bewegen. De strip 20 is aan zijn uiteinde voorzien van een dwars op de strip gelegen lip 35. Het pedaal 12 is roteerbaar rondom een as 36 die in hoofdzaak parallel loopt aan de 10 dwarszijde 11. Een dwarsarm 37 is verbonden met het pedaal 12 en grijpt aan op de lip 35 van de bedieningsstrip 20. Bij het intrappen van het pedaal 12 zal hierdoor de bedieningsstrip 20 door de dwarsarm 37 naar links worden bewogen en wordt de veerpal 31 vrijgegeven, zoals getoond in figuur 3. Hierbij wordt het pedaal 13 door de zwenkarm 25 in zijn met een stippellijn weergegeven stand ge-15 bracht en wordt de lip van de bedieningsstrip 19 naar een met een stippellijn weergegeven positie ten opzichte van de lip 35 naar rechts verplaatst.

Bij het bedienen van het pedaal 13, zoals getoond in figuur 4, beweegt de dwarsarm 21 van het pedaal 13 zich naar links en wordt de bedieningsstrip 20 in figuur 4 door de zwenkarm 25 naar rechts getrokken. Hierbij wordt de nok 34 20 boven de veerpal 31 gebracht die hierdoor wordt neergedrukt zodat de remschijf 32 tegen het loopvlak van het wiel 8 wordt gedrukt. Hierdoor wordt de rotatie van het wiel 8 geblokkeerd. Wanneer pedaal 12, zoals getoond in figuur 4 weer wordt bediend, verschuift de bedieningsstrip 20 weer naar links en wordt de veerpal 31 onder werking van de veerkracht van de veer 37 naar boven gedrukt zodat het wiel 25 8 weer is vrijgegeven, zoals getoond in figuur 3.

Hoewel de uitvinding is beschreven aan de hand van een uitvoeringsvorm van een onderstel dat is voorzien van een viertal pedalen, heeft de uitvinding echter eveneens betrekking op een onderstel waarbij slechts aan één dwarszijde een paar pedalen 12, 13 aanwezig is. Verdere varianten van het onderstel volgens de uitvin-30 ding zullen duidelijk zijn voor de deskundige en vallen binnen de reikwijdte van de bijgevoegde conclusies.

1 00668 ?

Claims (6)

1. Onderstel (2) voor een wagen (1) omvattende een bodemplaat (4) met twee langszijden (10,10’) en twee dwarszijden (ΙΙ,ΙΓ), vier wielen (5,6,7,8), die 5 via een bevestigingsorgaan (15,16,17,18) zijn bevestigd aan de bodemplaat (4), waarbij langs iedere langszijde (10,10’) ten minste één wiel is voorzien van een rem met een veerpal (31) voor het blokkeren van de wielrotatie, ten minste één paar pedalen (12,13;12’,13’) langs een van de dwarszijden (11,11’) en twee langs de langszijden verlopende bedieningsorganen (19,20) die ieder zijn verbonden met een 10 respectieve rem en een respectief pedaal (12,13;12’,13’), waarbij de bedieningsorganen (19,20) nabij ten minste een van de dwarszijden (11,11’) onderling zijn verbonden via een zwenkarm (25, 25’), die zwenkbaar is rond een dwars op de bodemplaat (4) gelegen as (26), met het kenmerk» dat de bedieningsorganen (19,20) boven de wielen (5,6,7,8) zijn gelegen, waarbij de bedieningsorganen (19,20) zijn voorzien 15 van een nok (34) die bij bediening van een eerste pedaal (13,13’) boven de veerpal (31) kan worden gebracht en die door bediening van het tweede pedaal (12,12’) de veerpal (31) vrijgeeft.

2. Onderstel (2) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bedieningsor-20 ganen (19,20) ieder zijn voorzien van een dwarsarm (21,22,23,24), waarbij de dwarsarmen (21,22,23,24) zich langs een dwarszijde (11,11’) uitstrekken naar de zwenkarm (25,25’) en met een uiteinde met de zwenkarm (25,25’) zijn verbonden.

3. Onderstel (2) volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de dwarsarmen 25 (21,22,23,24) aan hun uiteinde zijn voorzien van een sleuf, of een pen die samen werkt met een pen (27,28) of een sleuf van de zwenkarm (25, 25’).

4. Onderstel (2) volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat iedere dwarsarm (21,22,23,24) aan zijn uiteinde is voorzien van een zich dwars op de bodem- 30 plaat uitstrekkende lip (35), waarbij de pedalen (12,13;12’,13’) zwenkbaar zijn rond een in de richting van de dwarszijden (11,11’) gelegen as (36) en een arm (37) omvatten die aanligt tegen de lip (35) van de respectieve dwarsarm (21,22,23,24) voor het uitoefenen van een trekkracht op de lip (35). 1OORRfi?

5. Onderstel (2) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan iedere dwarszijde (11,11’) een zwenkarm (25,25’) en een paar pedalen (12,13,12’,13’) is aangebracht.

6. Wagen (1) voorzien van een onderstel (2) volgens een der voorgaande conclusies. 1 0 0 66 8 0