NL1005834C2 - Kunststof pallet. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Kunststof pallet.

De onderhavige uitvinding betreft een kunststof pallet bestaande uit een eendelig, volledig monolitisch, in een vormhandeling 5 vervaardigd vormdeel met een in hoofdzaak rechthoekige, twee smalle zijden en twee langszijden bezittende en een oplegvlak vormende draagbodem en tenminste in vier hoekgebieden van de draagbodem op diens tegenover het oplegvlak liggende onderzijde gevormde voeten, in het bijzonder voor de toepassing in zodanige transport- resp. opslagio systemen, bij welke de pallet slechts in het gebied van de twee tegenover elkaar liggende smalle zijden afgesteund wordt en voor het overige met zijn lengte-uitstrekking zonder afsteuning vrij brugvormig aangebracht is.

Een dergelijke kunststof pallet uit een stuk is bekend uit 15 het DE 23 06 869 C2, waarbij deze weliswaar niet voor de speciale toepassing in de genoemde transport- resp. opslagsystemen (zoals opslagsystemen met hoge rekken) beschreven is. Deze zal daarvoor ook niet of slechts beperkt geschikt zijn want de draagbodem van dit bekende pallet wordt door een aantal van met afstand evenwijdig naast 20 elkaar en in dwarsrichting, d.w.z. evenwijdig aan de smalle zijde verlopende, vierkante buisachtige holle profielen gevormd, die gedeeltelijk door ruggen met elkaar zijn verbonden. Hieruit ontstaat een zeer geringe buigstijfheid in het bijzonder in de lengterichting, indien de pallet slechts met zijn smalle zijden wordt afgesteund. 25 Verder ontstaat bij de bekende pallet een verhoudingsgewijs ge compliceerde ruimtevorm en dienovereenkomstig een moeilijke vervaardiging resp. een duur vormwerktuig. Bovendien wordt voor de vervaardiging kennelijk ook verhoudingsgewijs veel kunststof materiaal benodigd.

30 Een verdere pallet uit kunststof is bekend uit het CH-PS

593 827. Deze pallet kan echter niet als "eendelig" in de bovengenoemde zin resp. in de zin volgens de uitvinding aangeduid worden, daar bepaalde openingen in het gebied van voeten resp. langsdragers met afzonderlijke deksel voeten worden afgesloten, waarbij deze deksels 35 ook noodzakelijk zijn, aangezien zij kennelijk een dragende functie hebben. Ook wat de zogenaamd eendelige vervaardiging van het hoofd- 1005834 2 gedeelte van de pallet betreft, zo moet dit betwijfeld worden, aangezien de met de genoemde deksels af te sluiten holle ruimtes zich naar binnen verwijden (figuur 2), zodat bij eendelige vervaardiging een uit de vorm nemen in het geheel niet mogelijk zou zijn. Deze bekende 5 pallet bezit in het gebied boven de langsdragers een vakwerk, dat door holle, in doorsnede driehoekige dwarsdragers wordt gevormd. Daar zodoende ook deze dwarsdragers evenwijdig aan de smalle zijden van de pallet verlopen heeft ook deze bekende pallet in lengterichting slechts een geringe, voor de aangegeven de voorkeur gegeven toepassing 10 ontoereikende buigstijfheid.

De onderhavige uitvinding ligt de opgave ten gronde een kunststof pallet van de boven aangegeven soort te verschaffen, welke zich door bijzonder gering gewicht (lichte bouwwijze) bij toch zeer hoog draagvermogen en in het bijzonder hoge buigsti jfheid, in het 15 bijzonder in lengterichting, kenmerkt en die bovendien ook eenvoudig en goedkoop te vervaardigen is.

Volgens de uitvinding wordt dit daardoor bereikt, dat de draagbodem geheel of tenminste voor het grootste deel als dubbele bodem met een bovenste, in hoofdzaak gesloten dekplaat en een met 20 afstand onder de dekplaat aangebracht onderbodem is uitgevoerd, waarbij de dekplaat en de onderbodem via een draagconstructie met twee verschillende soorten van rugvakwerken zijn verbonden, waarbij in een eerste soort rugvakwerk verbindingsruggen evenwijdig aan de langs-zijden in lengte verlopend en in een tweede soort rugvakwerk ver-25 bindingsruggen evenwijdig aan de smalle zijden dwars verlopend aangebracht zijn.

Door de combinatie volgens de uitvinding van in lengterichting en dwars verlopende rugvakwerken wordt bereikt, dat ook grotere pallets, in het bijzonder zogenaamde EURO-pallets volgens 30 DIN 15 146 deel 2 op relatief eenvoudige en technisch nog beheersbare wijze in slechts een vormhandeling ("in een schot") vervaardigd kunnen worden, echter desondanks een voldoend goede langs-buigstijfheid bezitten. Hiertoe is het bijzonder voordelig, indien de eerste soort rugvakwerk telkens in twee aan de beide smalle zijden aangrenzende 35 oppervlakzones van de draagbodem en het tweede soort rugvakwerk in het overblijvende tussengebied zijn aangebracht. Daarbij strekken zich de in lengterichting verlopende verbindingsruggen van de eerste soort 1005834 3 rugvakwerk -uitgaande van de desbetreffende smalle zijde- zich over een lengte van tot aan ongeveer eenderde van de totale lengte van de draagbodem uit. De dwars verlopende verbindingsruggen in het overblijvende tussengebied kunnen zich dan met voordeel doorgaand van 5 langszijde naar langszijde dwars over de breedte van de draagbodem uitstrekken. Deze de voorkeur gegeven uitvoering leidt bij een EURO-pallet, die volgens de genoemde norm een lengte van 1200 mm en een breedte van 800 mm bezit, daartoe, dat de in lengterichting verlopende verbindingsruggen -en daarmede ook de door schuiven in te vormen holle 10 ruimtes- een lengte in het gebied van tot aan ongeveer 400 mm be zitten. Dit is vormtechnisch beslist beheersbaar. De dwarsrichting is zonder meer minder problematisch, aangezien voor de schuiven de palletbreedte slechts gehalveerd behoeft te worden. Hieruit resulteert bij een EURO-pallet eveneens een schuiflengte van ongeveer 400 mm.

15 Door de uitvinding wordt zodoende bereikt, dat een pallet met verhoogde buigstijfheid juist speciaal in de bijvoorbeeld in hoge opslagrekken van belang zijnde langsrichting in slechts een enkele vormhandeling kan worden vervaardigd. Daaruit resulteert de zeer economische en ook wat milieupolitiek betreft gunstige mogelijkheid 20 voor de vervaardiging tenminste voor een groot deel een gerecycled kunststof-granulaat toe te passen. Daar een dergelijk gerecycled granulaat niet "soortrein" is, maar uit een nagenoeg onberekenbaar mengsel van verschillende kunststoffen bestaat is daarbij slechts een verwerking "in een schot" mogelijk. Afzonderlijk vervaardigde delen 25 zouden namelijk niet naderhand homogeen stofsluitend verbonden (samengelast) kunnen worden in verband met de verschillende smeltpunten van de erin opgenomen materiaal componenten.

De pallet volgens de uitvinding vormt in verband met zijn hoge rendabiliteitsgraad een echt alternatief voor de tot nu toe 30 overwegend slechts in hoge opslagrekken toegepaste houten pallets, waarbij kunststof ten opzichte van hout natuurlijk aanzienlijke voordelen biedt; slechts bij wijze van voorbeeld worden hier genoemd: ongevoeligheid ten opzichte van weersinvloeden, gering gewicht (in het bijzonder indien nat, daar kunststof in tegenstelling met hout geen 35 water opneemt), goede vormstabiliteit, gering verwondingsgevaar door vermijding van splintervorming enz.

1005834 4

Bij voorkeur zijn de verbindingsruggen tenminste van het eerst soort rugvakwerk tenminste gedeeltelijk als trek-/drukruggen zodanig uitgevoerd, dat hun lijnvormige bovenste en onderste ver-bindingsplaatsen (overgangsplaatsen naar de dekplaat en naar de 5 onderbodem) telkens zijdelings evenwijdig aan het vlak van de draag-bodem ten opzichte van elkaar versprongen zijn. Het gaat zodoende om een schuine opstelling bij tenminste een deel hoeveel heid van de verbindingsruggen die in vlakken liggen, die telkens onder een hoek a * 90° tot het vlak van de draagbodem verlopen. In het eenvoudigste 10 geval komt het rugvakwerk overeen met de vormgeving van een zogenaamd "enkelvoudig rugvakwerk" bij welke telkens twee naburige trek-/druk-ruggen gemeenschappelijk een V resp. een omgekeerde V vormen. Volgens de uitvinding kan echter ook de vormgeving overeenkomstig een "kolom-vakwerk" resp. "tussenvakwerk" met aanvullend op het vlak van de 15 draagbodem loodrechte ruggen zijn uitgevoerd. Bovendien kunnen de trek- en drukruggen kruisingsvrij en/of elkaar kruisend zijn aangebracht. Ook een vormgeving overeenkomstig een zogenaamd "K-vakwerk" is binnen het raam van de onderhavige uitvinding in principe mogelijk.

Bij alle uitvoeringen is het van belang, dat door de 20 schuine opstelling van tenminste een deel van de verbindingsruggen voor de verstijving een "driehoek-systeem" ontstaat. Dit zal eveneens tot een zeer hoge stijfheid van de draagbodem bijdragen, aangezien het rugvakwerk zijdelingse schuifkrachten kan opnemen. Vandaar is het in de meeste toepassingsgevallen reeds voldoende deze de voorkeur gegeven 25 vormgeving van de draagbodem slechts in twee tegenover elkaar liggende strookvormige randzones aan te brengen. In het overige oppervlakgebied van de draagbodem kunnen de dekplaat en de onderbodem via evenwijdig verlopende verbindingruggen met elkaar zijn verbonden. Deze verbindingsruggen kunnen in hoofdzaak loodrecht op het vlak van de 30 draagbodem zijn uitgericht. Bij deze verstijving gaat het zodoende om een "rechthoek-systeem" resp. "rechthoek-vakwerk". Bij voorkeur zijn overigens ook de verbindingsruggen van de tweede soort rugvakwerk overeenkomend met de de voorkeur gegeven uitvoering van de eerste soort rugvakwerk uitgevoerd als "driehoek-systeem".

1005834 5

Verdere gunstige uitvoeringskenmerken van de uitvinding zijn te ontnemen uit de onderconclusies evenals uit de hieronder volgende beschrijving.

Aan de hand van de voorkeur gegeven in de tekening veraan-5 schouwelijkte uitvoeringsvoorbeelden van een kunststof pallet volgens de uitvinding zal in het onderstaande de uitvinding nader uiteengezet worden.

Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht op de bovenzijde van een pallet volgens de uitvinding in een eerste uitvoeringsvorm.

10 Figuur 2 toont een perspectivisch aanzicht op de onderzijde van het pallet volgens figuur 1.

Figuur 3 toont een vergroting van een uitsnijding van het gebied III in figuur 1.

Figuur 4 toont een aanzicht in pijlrichting IV volgens 15 figuur 2 op de onderzijde van de pallet, waarbij slechts een deelgebied en wel eenvierde van de pallet is weergegeven.

Figuur 5 toont een zijaanzicht in pijlrichting V volgens figuur 4.

Figuur 6 toont een doorsnede langs de snijlijn VI-VI in 20 figuur 4.

Figuur 7 toont een aanzicht in pijlrichting VII volgens figuur 4.

Figuur 8 toont een perspectivisch aanzicht overeenkomend met figuur 1 van een tweede de voorkeur gegeven uitvoeringsvorm van de 25 pallet volgens de uitvinding.

Figuur 9 toont een perspectivisch aanzicht overeenkomend met figuur 2 op de onderzijde van de pallet volgens figuur 8.

Figuur 10 toont een vergroting van een uitsnijding van het

Qebied X in figuur 8 (overeenkomend met figuur 3).

30

Figuur 11 toont een weergave overeenkomend met figuur 4 in Pijlrichting XI in figuur 9, waarbij weer slechts eenvierde van de Pallet weergegeven is.

Figuur 12 toont een zijaanzicht in pijlrichting XII volgens 35 figuur 11.

Figuur 13 toont een doorsnede langs de snijlijn XIII-XIII in figuur 11.

’005834 6

Figuur 14 toont een aanzicht in pijlrichting XIV volgens figuur 11.

Figuur 15 toont een doorsnede langs de snijlijn XV-XV in figuur 11.

5 In de verschillende figuren van de tekening zijn dezelfde delen steeds voorzien van dezelfde verwijzingscijfers en worden dan ook in het algemeen telkens slechts eenmaal beschreven.

Zoals allereerst uit figuren 1 en 2 blijkt bestaat een kunststof pallet volgens de uitvinding uit een eendelig "monolitisch" 10 in een vormhandeling (spuit- resp. pershandeling) vervaardigd vormdeel 1. De pallet resp. het vormdeel 1 bezit een in hoofdzaak rechthoekige draagbodem 2 evenals tenminste in vier hoekgebieden van de draagbodem 2 op diens onderzijde 4 gevormde voeten 6. Aan zijn van de voeten 6 afgekeerde bovenzijde vormt de draagbodem 2 een in hoofdzaak vlak 15 oplegvlak 8 voor een niet weergegeven willekeurig opslag- resp.

transportmateriaal.

j Volgens de uitvinding bestaat de draagbodem 2 tenminste j gedeeltelijk uit een bovenste, bij voorkeur over het gehele oplegvlak 8 heen in hoofdzaak gesloten dekplaat 10 en een met afstand onder de 20 dekplaat 10 aangebrachte onderbodem 12. Daarbij is de onderbodem 12 volgens de uitvinding met de dekplaat 10 allereerst via een eerste rugvakwerk 14 verbonden, dat uit verbindingsruggen 16 bestaat. Deze verbindingsruggen 16 zijn bij voorkeur als trek-/drukruggen uitgevoerd en hiertoe tenminste gedeeltelijk zodanig onder een hoek oi * 90° 25 schuin op het vlak van het oplegvlak 8 uitgericht (zie in het bij zonder figuren 1 en 5), dat ieder van de trek-/drukruggen 16 in zijn bovenste en onderste uit een stuk in de dekplaat 10 resp. de onderbodem 12 overgaand gedeelte een lijnvormige aansluitingsplaats vormt, die zijdelings evenwijdig aan het vlak van de draagbodem 2 resp. het 30 oplegvlak 8 ten opzichte van elkaar versprongen zijn.

Het eerste rugvakwerk 14 is bij voorkeur in ieder van twee aan tegenover elkaar liggende zijranden, en wel aan de smalle zijden 18 van de rechthoekige draagbodem 2, aangrenzende oppervlakzones 20 van de draagbodem 2 gevormd. Dit blijkt in het bijzonder uit figuren 2 35 en 4. Daarbij verlopen de verbindingsruggen 16 resp. hun lijnvormige aansluitingsplaatsen in hoofdzaak loodrecht op deze zijranden resp.

1005834 7 smalle zijden 18 en daarmede in hoofdzaak evenwijdig aan de langs-zijden 22 van de rechthoekige draagbodem 2. Dit betekent, dat volgens de uitvinding de verbindingsruggen 16 van het eerste rugvakwerk 14 praktisch "langsruggen" vormen, die in hun uitrichting overeenkomen 5 met de langszijden 22. De met de breedte van iedere oppervlaktezone 20 overeenkomende lengte van de verbindingsruggen 16 is bij deze uitvoering volgens figuren 1 tot 7 in hoofdzaak gelijk aan de in deze richting gemeten breedte resp. "dikte" van de voeten 6 (zie figuur 4).

In het overblijvende, tussen de beide oppervlakzones 20 10 liggende tussengebied 21 van de draagbodem 2 is een tweede soort van een de bovenste dekplaat 10 en de onderbodem 12 verbindend rugvakwerk 24 aangebracht, waarbij de dekplaat 10 en de onderbodem 12 via evenwijdig verlopende verbindingsruggen 26 met elkaar zijn verbonden. Deze verbindingsruggen 26 zijn bij deze uitvoering in hoofdzaak loodrecht 15 op het vlak van de draagbodem 2 resp. het oplegvlak 8 aangebracht, zodat volgens figuur 7 een "rechthoeksysteem" ter verstijving is gevormd. Daarbij strekken deze verbindingsruggen 26 zich doorgaand tussen de langszijden 22 van de draagbodem 2, d.w.z. in hoofdzaak loodrecht op de verlooprichting van de verbindingsruggen 16 van het 20 eerste rugvakwerk 14 uit. De verbindingsruggen 16 eindigen telkens bij een en wel bij telkens de buitenste verbindingsrug 26. Zodoende vormen de verbindingsruggen 26 praktisch "dwarsruggen" in verhouding tot de rechthoekvorm van de draagbodem 2.

In de in figuren 1 tot 7 weergegeven uitvoeringsvorm is er 25 in voorzien, dat de onderbodem 12 uit meerdere bodemgedeelten 12a, 12b bestaat, die in ten opzichte van elkaar verplaatste vlakken liggen. Volgens figuur 6 is bij voorkeur in het gebied van het eerste rugvakwerk 14 de afstand A tussen de bovenste dekplaat 10 en het gebied 12a van de onderbodem 12 groter dan de afstand B tussen de dekplaat 10 en 30 het gebied 12b in het bereik van het tweede rugvakwerk 24.

In de weergegeven de voorkeur gegeven uitvoeringsvormen van de uitvinding -zie hiertoe in het bijzonder figuren 2 en 9- bezit de draagbodem 2 aan zijn onderzijde negen voeten 6 in een symmetrische opstelling van drie rijen van ieder drie voeten 6. Daarbij zijn de 35 voeten 6 op doelmatige wijze telkens groeps- resp. rij-gewijs in hun van de draagbodem 2 afgekeerde onderste gedeelten verbonden via 1005834 8 sloffen 30. en wel zijn telkens drie voeten 6 via de sloffen 30 verbonden, zodat in totaal drie sloffen 30 zijn aangebracht, die zich telkens in twee tussen de voeten aangebrachte gedeelten opdelen. De sloffen 30 verlopen evenwijdig aan elkaar evenals bij voorkeur even-5 wijdig aan de langszijden 22 van de draagbodem 2. Tussen de draagbodem 2 en de slóffen 30 is een kleine afstand aanwezig, welke met de vereiste inschuifhoogte van een stapelaar resp. grijper aangepast is.

Op doelmatige wijze is voor de materiaal besparing erin voorzien de sloffen 30 telkens in het bijzonder aan hun onderzijde hol 10 en bij voorkeur met verstijvingsribben 32 uit te voeren. Het ligt echter binnen de omvang van de uitvinding sloffen uit massief materiaal aan te brengen.

Op doelmatige wijze zijn -eveneens om materiaal te besparen- ook de voeten 6 hol en naar onderen open uitgevoerd. Bij 15 voorkeur zijn hierbij binnen de voeten 6 langs en/of dwars verlopende verstijvingsribben 34 aangebracht, welke zich op doelmatige wijze naar boven tot aan de draagbodem 2, d.w.z. tot aan de onderbodem uitstrekken en daar uit een stuk aangesloten zijn. Met betrekking hiertoe ; is het bijzonder gunstig de verstijvingsribben 34 in het bijzonder van 20 de buitenste in hoekgebieden van de draagbodem 2 aangebrachte voeten 6 in langs- en/of dwarsrichting te onderbreken. Hierdoor bestaat binnen de voeten 6 geen rechtstreekse starre verbinding tussen de de desbetreffende voet 6 vormende, zich loodrecht op de draagbodem 2 uitstrekkende wanden vanwaar ondanks een goede stijfheid een elastische 25 meegevendheid wordt bereikt. Hierdoor worden bij optredende stoot-belastingen op gunstige wijze beschadigingen (materiaalbreuken) in vergaande mate vermeden.

Zoals nog uit figuren 2 en 4 blijkt kan de draagbodem 2 met voordeel aan zijn onderzijde tenminste in bepaalde gedeelten zijn 30 voorzien van verstijvingsribben 36. Deze verstijvingsribben 36 zijn in het bijzonder in het gebied van een middelste, zich evenwijdig tussen de het rugvakwerk 14 bezittende oppervlaktezones 20 uitstrekkende strook aangebracht, d.w.z. telkens tussen de "middelste" voeten 6. Om een goed uit de vorm verwijderen mogelijk te maken zijn de ver-35 stijvingsribben 36 loodrecht op het vlak van de draagbodem 2 uitge richt en bezitten zij vrije eindkanten, die op doelmatige wijze in een 1005834 9 gemeenschappelijk vlak met het onderste oppervlak van de gedeelten 12a van de onderbodem 2 liggen om een oplegvlak voor een stapel aar te vormen.

Het is verder van voordeel indien de draagbodem 2 aan zijn 5 bovenzijde, d.w.z. in het gebied van het oplegvlak 8, een oppervlakte-verruwing bezit en wel zodanig, dat hierdoor een goede krachtsluiting en daarmede een gering verschuifgevaar van een opslag- of transportmateriaal op het oplegvlak 8 wordt bereikt.

Bovendien bezit de draagbodem 2 bij voorkeur aan zijn 10 bovenzijde een in het bijzonder over het gehele oppervlak verlopende geribbelde structuur 38 uit afzonderlijke over het oplegvlak 8 verdeelde verheffingen 40. Dit is in het bijzonder in de vergrote afbeeldingen in figuren 3 en 10 te onderkennen. Daarbij zijn de verheffingen 40 uitgaand van het oplegvlak 8 bij voorkeur zo hoog, 15 bijvoorbeeld 1 mm, dat hierdoor een wegstromen van vloeistof, zoals bijvoorbeeld water, ook dan gewaarborgd is, indien zich op de pallet resp. de draagbodem 2 een bepaald materiaal bevindt. Op grond van de verheffingen 40 wordt namelijk steeds een spleet tussen het oplegvlak 8 en het materiaal gevormd.

20 In een verdere uitvoering van de uitvinding bezit de draagbodem 2 tenminste een doorgangsopening 42, bij voorkeur echter meerdere over het oppervlak verdeelde doorgangsopeningen 42. Deze doorgangsopeningen 42 dienen enerzijds voor de doortrede van media, bijvoorbeeld vloeistoffen en gassen. Anderzijds kan bij voorkeur 25 tenminste een doorgangsopening 42 in lengterichting als grijpopening zijn uitgevoerd, waardoor deze voor het met de hand hanteren van het pallet kan dienen.

In een gunstige uitvoeringsvorm zijn bovendien middelen voor het bevestigen van verpakkingsmateriaal aangebracht. Hiertoe zijn 30 bij voorkeur tenminste in de boekgebieden van de draagbodem 2 van diens bovenzijde afgekeerde vasthoudkanten 44 gevormd, waarachter resp. waaronder een niet weergegeven verpakkingsmateriaal, in het bijzonder folie (krimpfolie) kan grijpen. Dit is het beste in figuren 3 en 10 te onderkennen. De vasthoudkanten 44 worden -zoals 35 weergegeven- bij voorkeur daardoor gevormd, dat de voeten 6 ten opzichte van de hoeken van de draagbodem 2 een weinig naar binnen 1005834 10 terugspringen en wel door in de hoekgebieden gevormde uitsparingen resp. vrije ruimtes 46.

De pallet volgens de uitvinding resp. het vormdeel 1 volgens de uitvinding laat zich in willekeurige grootte vervaardigen.

5 Van bijzonder voordeel is het echter een uitvoeringsvorm van een pallet volgens DIN 15 146 deel 2 te kiezen, waarbij de totale lengte LG ongeveer 1200 mm en de totale breedte BG ongeveer 800 mm bedraagt.

De pallet volgens de uitvinding resp. het vormdeel 1 laat zich in verband met zijn bijzondere ruimtevorm op eenvoudige wijze in 10 slechts een werkgang in een overeenkomstig gevormd vormwerktuig vervaardigen, waarbij de desbetreffende holle ruimtes tussen de verbindingsruggen 6 en tussen de verbindingsruggen 26 met behulp van in- en uitschuifbare vormkernen worden gevormd. Ook het uit de vorm verwijderen is zonder problemen doordat de aanwezige kernen uitge-15 schoven en de vormhelften gescheiden kunnen worden.

In het onderstaande zal nu speciaal worden ingegaan op de figuren 8 tot 15, waarin een bijzonder gunstige uitvoeringsvorm van de pallet volgens de uitvinding veraanschouwelijkt is. Daarbij zijn allereerst gelijke resp. met elkaar overeenkomende delen en 20 componenten met dezelfde verwijzingscijfers als in de figuren 1 tot 7 aangeduid, zodat wat dat betreft naar de bovenstaande beschrijving kan worden verwezen.

Een eerste belangrijk verschil bestaat nu daarin, dat de draagbodem 2 doorgaand is uitgevoerd als dubbele bodem, waartoe de 25 voeten 6 zich slechts tot aan de onderzijde van de onderbodem uitstrekken. Bovendien zijn beide soorten rugvakwerken 14 en 24 als "driehoeksystemen" met schuin verlopende verbindingsruggen 16, 26 , uitgevoerd. De onderbodem 12 strekt zich in hoofdzaak in een vlak l doorgaand over het gehele oppervlak van de draagbodem 2 uit. Daarmede 30 bezit de draagbodem 2 doorgaand dezelfde dikte. De oppervlakzones 20, waarin telkens het eerste rugvakwerk 14 is aangebracht strekken zich hierbij in lengterichting van de pallet over een bereik van telkens ongeveer 1/3 van de totale lengte LG uit. Vandaar komt de in lengterichting gemeten lengte van de tussengebieden 21 eveneens ongeveer 35 overeen met een derde van de totale lengte LG. Bij deze de voorkeur gegeven uitvoeringsvorm is in hoofdzaak alleen de draagbodem 2 voor de 1005834 11 stabiliteit en buigstijfheid maatgevend verantwoordelijk. De voeten 6 en de sloffen 30 spelen met betrekking tot de buigstijfheid slechts een ondergeschikte rol. Op grond van de zich verhoudingsgewijs ver in lengterichting uitstrekkende verbindingsruggen 16 van de rugvakwerken 5 14 is deze uitvoering bijzonder goed geschikt voor de genoemde toe passing in transport- resp. opslagsystemen, indien namelijk de pallet slechts in de gebieden van de beide smalle zijden 18 wordt afgesteund.

Volgens figuur 9 bezit de draagbodem 2 aan zijn onderzijde in de hoekgebieden tussen de onderbodem 12 en de voeten 6 ver-10 stijvingsaanzetstukken 50. Aan de naar elkaar toegekeerde zijvlakken van de telkens aan de smalle zijden 18 aangebrachte voeten 6 zijn deze verstijvingsaanzetstukken 50 met voordeel zodanig uitgevoerd, dat zij zich uitgaand van hun naar de smalle zijde 18 toegekeerde zijde met driehoekige doorsnede vergroten. Hierdoor worden op gunstige wijze 15 geleidingsvlakken voor stapelaararmen gevormd. Voor het overige kunnen de verstijvingsaanzetstukken 50 ook een concaaf gekromd overgangsvlak bezitten. Deze is in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld telkens op de in lengterichting naar elkaar toegekeerde vlakken van de voeten 6 aangebracht.

20 Zoals verder uit figuur 9 en ook uit figuur 11 blijkt is tenminste bij de aan de langszijden 22 telkens in het midden aangebrachte voeten 6 erin voorzien, dat binnen de naar onderen open holle ruimte twee aan elkaar evenwijdige, in lengterichting verlopende verstijvingsribben 34 zijn gevormd, waarbij tussen ieder van deze 25 beide verstijvingsribben 34 en de naburige buitenwand van de voet 6 een dwarsrug 52 is ingevormd. Door dit gunstige uitvoeringskenmerk wordt een verstijving van de desbetreffende voet 6 bereikt, zonder echter de principiële elasticiteit en daarmede de veiligheid tegen door stoot bepaalde beschadigingen (breuk) nadelig te beïnvloeden.

30 Het zij nog vermeld, dat de onderhavige uitvinding -behalve voor EURO-pallets volgens DIN 15 146 deel 2- ook in het bijzonder voor andere pallets geschikt is, die eveneens -tenminste onder andere- in dergelijke opslagsystemen worden ingezet waar zij slechts in het gebied van hun smalle zijden worden afgesteund. Voor een dergelijk 35 toepassingsgeval worden bijvoorbeeld ook pallets met de maten 1100 mm x 1100 mm en 1200 mm x 1100 mm toegepast.

1005834 ! 12 i I Met voordeel bestaat de pallet volgens de uitvinding resp.

het uit een stuk bestaande vormdeel 1 tenminste evenredig uit een gerecycled kunststof granulaat, in het bijzonder uit een materiaal met ongeveer 60% PE-HD.

5 De uitvinding is niet beperkt op de weergegeven en be schreven uitvoeringsvoorbeelden, maar omvat ook alle in de zin van de uitvinding op dezelfde wijze werkende uitvoeringen. Verder is de uitvinding ook niet op de in conclusie 1 gedefinieerde kenmerk-combinatie beperkt, maar kan ook door iedere willekeurige andere 10 combinatie van bepaalde kenmerken van alle in totaal geopenbaarde kenmerken gedefinieerd zijn. Dit betekent, dat in principe praktisch ieder afzonderlijk kenmerk van de conclusie 1 weggelaten resp. door tenminste een op een andere plaats van de aanvraag geopenbaard afzonderlijk kenmerk kan worden vervangen. In zoverre is de conclusie 15 1 slechts als een eerste formuleringspoging voor een uitvinding te verstaan.

1005834

Claims (24)

1. Kunststof pallet, bestaande uit een eendelig volledig monolitisch in een vormhandeling vervaardigd vormdeel (1) met een in 5 hoofdzaak rechthoekige, twee smalle zijden (18) en twee langszijden (22) bezittende en een oplegvlak (8) vormende draagbodem (2) en tenminste in vier hoekgebieden van de draagbodem (2) op diens tegenover het oplegvlak (8) liggende onderzijde (4) gevormde voeten (6), in het bijzonder voor de toepassing in dergelijke transport- resp. 10 opslagsystemen bij welke de pallet slechts in het gebied van de twee tegenover elkaar liggende smalle zijden wordt afgesteund en voor het overige met zijn lengte-uitstrekking zonder afsteuning vrij, brug-achtig aangebracht is, met het kenmerk, dat de draagbodem (2) geheel of tenminste voor het grootste deel als dubbele bodem met een 15 bovenste, in hoofdzaak gesloten dekplaat (10) en een met afstand onder de dekplaat (10) aangebrachte onderbodem (12) uitgevoerd is, waarbij de dekplaat (10) en de onderbodem (12) via een draagconstructie met twee verschillende soorten van rugvakwerken (14, 24) zijn verbonden, waarbij in een eerste soort rugvakwerk (14) verbindingsruggen (16) 20 evenwijdig aan de langszijden (22) in lengte verlopend en in een tweede soort rugvakwerk (24) verbindingsruggen (26) evenwijdig aan de smalle zijden (18) dwars verlopend zijn aangebracht.

2. Kunststof pallet volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste soort rugvakwerken (14) telkens in twee aan de beide smalle 25 zijden (18) aangrenzende oppervlakzones (20) van de draagbodem (2) en de tweede soort vakwerken (24) in het overblijvende tussengebied (21) zijn aangebracht.

3. Kunststof pallet volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de dwars verlopende verbindingsruggen (26) van de tweede soort 30 rugvakwerk (24) zich doorgaand van langszijde (22) naar langszijde (22) dwars over de breedte (BG) van de draagbodem (2) uitstrekken.

4. Kunststof pallet volgens een van de conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de in langsrichting verlopende verbindingsruggen (16) van de eerste soort rugvakwerk (14) zich telkens uitgaande van de 35 smalle zijde (18) over een lengte van tot aan ongeveer eenderde van de totale lengte (LG) van de draagbodem (2) uitstrekken. 1005834 Η

5. Kunststof pallet volgens een of meer van de conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat de verbindingsruggen (16, 26) van tenminste het eerste soort rugvakwerk (14) tenminste gedeeltelijk als trek-/drukruggen zodanig zijn uitgevoerd, dat hun lijnvormige bovenste 5 en onderste aansluitplaatsen telkens zijdelings evenwijdig aan het vlak van de draagbodem (2) ten opzichte van elkaar verplaatst zijn.

6. Kunststof pallet volgens een of meer van de conclusies 1 tot 5, met het kenmerk, dat de verbindingsruggen (26) van de tweede soort rugvakwerk (24) tenminste gedeeltelijk als trek-/drukruggen 10 zodanig zijn uitgevoerd, dat hun lijnvormige bovenste en onderste aansluitplaatsen telkens zijdelings evenwijdig aan het vlak van de draagbodem (2) ten opzichte van elkaar verplaatst zijn.

7. Kunststof pallet volgens een of meer van de conclusies 1 tot 5, met het kenmerk, dat de verbindingsruggen (26) van de tweede 15 soort rugvakwerk (24) in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar in loodrecht op het vlak van de draagbodem (2) verlopende vlakken liggend aangebracht zijn.

8. Kunststof pallet volgens een of meer van de conclusies 1 tot 7, met het kenmerk, dat de bovenste dekplaat (10) zich in hoofd- 20 zaak in een vlak doorgaand over het gehele oppervlak van de draagbodem (2) uitstrekt.

9. Kunststof pallet volgens een of meer van de conclusies 1 tot 8, met het kenmerk, dat de onderbodem (12) zich in hoofdzaak in een vlak doorgaand over het gehele oppervlak van de draagbodem (2) 25 uitstrekt.

10. Kunststof pallet volgens een of meer van de conclusies 1 tot 8, met het kenmerk, dat de onderbodem (12) uit meerdere bodem-gedeelten (12a, 12b) bestaat, die in ten opzichte van elkaar verplaatste vlakken liggen, waardoor bij voorkeur de totale dikte (A) van 30 de draagbodem (2) in het gebied van de eerste soort rugvakwerk (14) groter dan de dikte (B) in het gebied van de tweede soort rugvakwerk (24) is.

11. Kunststof pallet volgens een of meer van de conclusies 1 tot 10, met het kenmerk, dat de voeten (6) aan de onderzijde van de 35 onderbodem (12) zijn aangevormd. 1005834

12. Kunststof pallet volgens een of meer van de conclusies 1 tot 11, met het kenmerk, dat de draagbodem (2) negen voeten (6) in een symmetrische opstelling van drie rijen van ieder drie voeten (6) bezit.

13. Kunststof pallet volgens een of meer van de conclusies 1 tot 12, met het kenmerk, dat de voeten (6) telkens groeps- resp. rij-gewijs in hun van de draagbodem (2) afgekeerde onderste gedeelte via sloffen (30) zijn verbonden, waarbij de sloffen (30) evenwijdig aan elkaar en bij voorkeur ook evenwijdig aan de langszijden (12) van de 10 draagbodem (2) verlopen.

14. Kunststof pallet volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de sloffen (30) telkens in het bijzonder aan hun onderzijde hol en bij voorkeur met verstijvingsribben (32) zijn uitgevoerd.

15. Kunststof pallet volgens een of meer van de conclusies 1 15 tot 14, met het kenmerk, dat de voeten (6) hol en naar onderen open uitgevoerd zijn, waarbij binnen de voeten (6) langs en/of dwars verlopende verstijvingsribben (34) zijn aangebracht.

16. Kunststof pallet volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de verstijvingsribben (34) in het bijzonder van de buitenste, in 20 hoekgebieden van de draagbodem (2) aangebrachte voeten (6) in langs- en/of dwarsrichting zijn onderbroken.

17. Kunststof pallet volgens een of meer van de conclusies 1 tot 16, met het kenmerk, dat de draagbodem (2) aan zijn onderzijde tenminste in bepaalde gebieden verstijvingsribben (36) en/of in de 25 hoekgebieden in de overgang naar de voeten (6) verstijvingsaanzet- stukken (50) bezit.

18. Kunststof pallet volgens een of meer van de conclusies 1 tot 17, met het kenmerk, dat de draagbodem (2) aan zijn bovenzijde een oppervlakte-verruwing bezit.

19. Kunststof pallet volgens een of meer van de conclusies 1 tot 18, met het kenmerk, dat de draagbodem (2) aan zijn bovenzijde een in het bijzonder over het gehele oppervlak aangebrachte ribbel- structuur (38) uit afzonderlijke over het oppervlak verdeelde verheffingen (40) bezit.

20. Kunststof pallet volgens een of meer van de conclusies 1 tot 19, met het kenmerk, dat de draagbodem (2) tenminste een door- 1005834 gangsopening (42), bij voorkeur meerdere over het oppervlak verdeelde doorgangsopeningen (42) bezit, waarbij bij voorkeur tenminste een I doorgangsopening (42) langgestrekt als grijpopening is uitgevoerd.

21. Kunststof pallet volgens een of meer van de conclusies 1 j 5 tot 20, met het kenmerk, dat de draagbodem (2) en/of de voeten (6) : middelen voor het bevestigen van verpakkingsmateriaal bezitten,

22. Kunststof pallet volgens een of meer van de conclusies 1 ! tot 21, met het kenmerk, dat tenminste in de hoekgebieden van de ’ bovenzijde van de draagbodem (2) van diens bovenzijde afgekeerde 10 vasthoudkanten (44) zijn gevormd waaronder het verpakkingsmateriaal in = het bijzonder folie kan grijpen.

23. Kunststof pallet volgens een of meer van de conclusies 1 tot 22, gekenmerkt door een uitvoering welke wat betreft maat overeen-^ komt met een pallet volgens DIN 15 146, deel 2, waarbij de draagbodem - 15 (2) een totale lengte (LG) van ongeveer 1200 mm en een totale breedte j. (B(;) van ongeveer 800 mm bezit.

„ 24. Kunststof pallet volgens een of meer van de conclusies 1 tot 23, met het kenmerk, dat het uit een stuk bestaande vormdeel (1) Γ tenminste voor een deel uit een gerecycled kunststof granulaat, in het tl 20 bijzonder uit een materiaal met ongeveer 60% PE-HD bestaat. i m t Λ üa if i ia Ü 1 m im 2 1005834 T"m ï ?at9<