NL1005330C2

NL1005330C2 - Werkwijze voor het maken van een geul onder de waterlijn en inrichting hiervoor.

Info

Publication number: NL1005330C2
Application number: NL1005330A
Authority: NL
Inventors: Etienne Clymanns
Original assignee: Dredging Int
Priority date: 1997-02-20
Filing date: 1997-02-20
Publication date: 1998-08-24
Also published as: EP0860556A1

Description

Werkwijze voor het maken van een geul onder de waterlijn en inrichting hiervoor

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het maken van een geul onder de waterlijn, waarbij bodemmateriaal van de uit te graven geul wordt bewerkt middels uit ten minste één waterstraler tredend water 5 onder druk.

Een dergelijke werkwijze is bekend.

Deze bekende werkwijze vergt aanzienlijk veel tijd daar er op een moeilijk controleerbare manier water wordt verspoten op het bodemmateriaal, waarbij er een 10 bijkomende transportbewerking nodig is voor het wegbrengen van geërodeerd bodemmateriaal waardoor deze bekende werkwijze een slecht rendement heeft.

De uitvinding verbetert de bekende werkwijze, zoals aangeduid in het kenmerk van conclusie l.

15 Door toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding wordt er stuwkracht van het water gebruikt voor het uit de geul verplaatsen van bodemmateriaal zodat er later geen of minder transport nodig is.

De te prefereren werkwijze wordt verder geka-20 rakteriseerd door de volgconclusies 2-6.

De uitvinding verschaft tevens een inrichting die aangeduid is in conclusie 7.

Verder verschaft de uitvinding in de conclusies 8-12 voorkeursuitvoeringsvormen van de inrichting.

25 De uitvinding wordt beter begrepen aan de hand van de bij gevoegde tekeningen, waarin tonen: figuur 1 een zij-aanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding voor het maken van een geul,· 30 figuur 2 een vooraanzicht in doorsnede van het profiel van de uitgegraven geul en een vooraanzicht van een draagkop, 0 r3 ^ ü 2 figuur 3 de vorm van het talud van het bodemma-teriaal in bovenaanzicht en een draagkop in doorsnede, figuur 4 een vooraanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van een draagkop volgens de uitvinding, en 5 figuren 5 en 6 zij-aanzichten van de draagkop in verschillende standen.

De inrichting l volgens de uitvinding omvat een vaartuig 2 in de vorm van een baggerschip, met tenminste een pomp 3 voor het leveren van water onder druk via een 10 door ophangmiddelen 4 instelbare leiding 5 aan door een draagkop 6 gedragen waterstralers 7 en hulpwaterstralers 8.

Een dergelijke inrichting 1 laat toe een geul 9 te maken van bijvoorbeeld ongeveer 1 m diep en 10 m 15 breedte per waterstraal in een beweging.

De draagkop l wordt gedeeltelijk in de bodem 10 ingegraven. De pomp 3 en de draagkop 6 verbindende leiding 5 zijn in een horizontale rustpositie en in een positie steunend op de bodem 10. De leiding 5 omvat een 20 wateraanvoer 11 en een hulpwateraanvoer 12 voor het respectievelijk aanvoeren van water onder druk naar de waterstralers 7 en de hulpwaterstralers 8, welke aanvoeren 11, 12 afzonderlijk kunnen worden beheerst middels niet weergegeven kleppen. Het is tevens mogelijk de 25 hulpwaterstralers 8 via de hulpwateraanvoer 12 van water te voorzien veroorzaakt door een andere pomp.

De richtingspij1 13 toont de richting aan waarin de draagkop 6 door het vaartuig 2 wordt verder gesleept volgens de richting vanhet verplaatsingstraject 30 van de geul 9. Via met instelmiddelen 14 instelbaar steunorgaan 16 en met ophangmiddelen 4 worden respectievelijk de draagkop 6 en de leiding 5 in een geschikte positie gehouden.

De instelmiddelen 17 laten via een besturings-35 orgaan 15 toe de draagkop 6 te positioneren en aldus de waterstralers 7 en de hulpwaterstralers 8 te richten door zwenking van de draagkop 6 over aslijn 18.

1005330 3

Uit waterstralers 7 en hulpwaterstralers 5 stroomt water onder druk. De pijlen 18 duiden de stroomrichting van het water uit de twee waterstralers 7 aan welke bodemmateriaal van de bodem 10 eroderen en dit 5 geërodeerde bodemmateriaal uit de geul 9 verplaatsen. Hierdoor ontstaat een ophoping 19 van bodemmateriaal uit de te graven geul 9 langs de zijranden 20.

De hulpwaterstralers 8 zorgen voor het vrijmaken van bodemmateriaal voor de draagkop 6 in de richting 10 13 van het bewegingstraject van de waterstralers 7.

De hulpwaterstralers 8 strekken zich ongeveer axiaal ten opzichte van de te graven geul uit, waardoor er door uit de hulpwaterstralers 8 water onder druk axiaal ten opzichte van de te graven geul 9 bodemmateri-15 aal wordt geërodeerd opdat de draagkop 6 in de verplaat-ingsrichting 13 van de te graven geul kan worden bewogen door het vaartuig 2 via ophangmiddelen 4.

De waterstralers 7 spuiten water onder druk in een dwars op de geulrichting staande spuitrichting 18 20 langs het bodemmateriaal van de uit te graven geul 9 evenals het door de hulpstralers 8 geërodeerde bodemmateriaal en verplaatsen dit bodemmateriaal uit de geul 9 aan de zijranden 20.

In de in figuur 6 getoonde stand is het moge-25 lijk om de draagkop 1 snel en eenvoudig voor waar nodig in de bodem in te graven. De hulpwaterstralers 5 worden dan neerwaarts 21 naar de bodem 10 gericht en eroderen zoveel bodemmateriaal als nodig voor het ingraven van de draagkop 6. Een geleidelijke ingraving van de draagkop 6 30 in de bodem 10 kan hierdoor achterwege worden gelaten.

Bij voorkeur is de draagkop 6 hydraulisch verstelbaar opdat: - de hoek a van de waterstraal ten opzichte van het horizontale vlak kan worden aangepast in functie van 3 5 de werkdiepte,· - de hoek b van de waterstraal ten opzichte van de aslijn aan de te graven geul kan worden aangepast in 1005330 4 functie van de hoek c tussen aslijn schip en aslijn geul; en - de draagkop 6 oscillaties kan maken rond een vertikale aslijn om de produktiviteit gunstig te be-5 invloeden.

1005330

Claims

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de waterstraler ten opzichte van zijn ver-plaatsingsrichting een hoek insluit van ten minste 45°, doch bij voorkeur een hoek van de ordegrootte van 60°.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het 20 kenmerk, dat water onder druk in twee dwars op de geulrichting staande spuitrichtingen langs aan weerszijden van het verplaatsingstraject van de draagkop gelegen bodemmateriaal van de uitgegraven geul wordt gespoten.
4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, met 25 het kenmerk, dat het verplaatsingstraject van elke waterstraler wordt vrijgemaakt middels een veelvoud van in diverse richtingen gerichte hulpwaterstralers.
5. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de waterstraler of 30 waterstralers in een tenminste gedeeltelijk ingegraven positie wordt respectievelijk worden gebracht door de hulpwaterstraler of hulpwaterstralers in een voornamelijk neerwaartse richting op het bodemateriaal te richten.
6. Werkwijze volgens één van de voorgaande 35 conclusies, met het kenmerk, dat de draagkop middels de hoogte van de draagkop instellende steunmiddelen ten 1005330 opzichte van de bodem van de uitgegraven geul wordt afgesteund .
7. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, omvatten- 5 de - een vaartuig, - een door het vaartuig gedragen pomp voor het leveren van water onder druk, - een ten opzichte van het vaartuig in diepte in-10 stelbare draagkop, - tenminste een door de draagkop gedragen, op de pomp aangesloten waterstraler, met het kenmerk, dat de waterstraler in een tenminste gedeeltelik ingegraven positie langs het traject van de geul kan worden ver- 15 plaatst, terwijl water onder druk vanuit de waterstraler in een dwars op de geulrichting staande spuitrichting langs het bodemmateriaal van de uit te graven geul wordt gespoten, en dat de draagkop tenminste een hulpwaterstra-ler draagt, die aangesloten is op een water onder druk 20 leverende pomp en die zodanig gepositioneerd en gericht is dat daarmee naar het bodemmateriaal wordt gespoten voor het vrijmaken van de het verplaatsingstraject van de waterstraler.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het 25 kenmerk, dat elke waterstraler ten opzichte van zijn verplaatsingsrichting een hoek insluit van ten minste 45°, doch bij voorkeur een hoek in de ordegrootte van 60° .
9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het 30 kenmerk, dat de inrichting een hulpwateraanvoer omvat voor het aanvoeren van water naar de hulpwaterstraler(s).
10. Inrichting volgens conclusie 7, 8 of 9, met het kenmerk, dat de inrichting een besturingsorgaan omvat voor het richten van de draagkop.
11. Inrichting volgens één van de conclusies 7- 10, met het kenmerk, dat de inrichting steunelementen omvat voor het instellen van de hoogte van de draagkop ten opzichte van de bodem van de uit te graven geul. 10 0 5° ^ 0
12. Inrichting volgens één van de conclusies 7-11, met het kenmerk, dat de parameters van het uit de draagkop stromende water van de druk, het debiet en de snelheid respectievelijk gelegen zijn tussen 5 en 20 bar, 5 1 en 10 m3/s en 30 en 60 m/s. 1005330