NL1016035C2 - Inrichting voor het aanbrengen van een sleuf in de bodem van een watergebied. - Google Patents

Inrichting voor het aanbrengen van een sleuf in de bodem van een watergebied. Download PDF

Info

Publication number
NL1016035C2
NL1016035C2 NL1016035A NL1016035A NL1016035C2 NL 1016035 C2 NL1016035 C2 NL 1016035C2 NL 1016035 A NL1016035 A NL 1016035A NL 1016035 A NL1016035 A NL 1016035A NL 1016035 C2 NL1016035 C2 NL 1016035C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
spray
arms
arm
spray nozzles
nozzles
Prior art date
Application number
NL1016035A
Other languages
English (en)
Inventor
Nico Van Ginkel
Anna Baukje De Jong
Original Assignee
Hollandsche Betongroep Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Hollandsche Betongroep Nv filed Critical Hollandsche Betongroep Nv
Priority to NL1016035A priority Critical patent/NL1016035C2/nl
Priority to NL1016635A priority patent/NL1016635C2/nl
Priority to PCT/NL2001/000631 priority patent/WO2002018715A1/en
Priority to AU2001294370A priority patent/AU2001294370A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1016035C2 publication Critical patent/NL1016035C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F5/00Dredgers or soil-shifting machines for special purposes
    • E02F5/02Dredgers or soil-shifting machines for special purposes for digging trenches or ditches
    • E02F5/10Dredgers or soil-shifting machines for special purposes for digging trenches or ditches with arrangements for reinforcing trenches or ditches; with arrangements for making or assembling conduits or for laying conduits or cables
    • E02F5/104Dredgers or soil-shifting machines for special purposes for digging trenches or ditches with arrangements for reinforcing trenches or ditches; with arrangements for making or assembling conduits or for laying conduits or cables for burying conduits or cables in trenches under water
    • E02F5/107Dredgers or soil-shifting machines for special purposes for digging trenches or ditches with arrangements for reinforcing trenches or ditches; with arrangements for making or assembling conduits or for laying conduits or cables for burying conduits or cables in trenches under water using blowing-effect devices, e.g. jets
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F5/00Dredgers or soil-shifting machines for special purposes
    • E02F5/02Dredgers or soil-shifting machines for special purposes for digging trenches or ditches
    • E02F5/10Dredgers or soil-shifting machines for special purposes for digging trenches or ditches with arrangements for reinforcing trenches or ditches; with arrangements for making or assembling conduits or for laying conduits or cables
    • E02F5/104Dredgers or soil-shifting machines for special purposes for digging trenches or ditches with arrangements for reinforcing trenches or ditches; with arrangements for making or assembling conduits or for laying conduits or cables for burying conduits or cables in trenches under water

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Nozzles (AREA)
  • Catching Or Destruction (AREA)

Description

rm y
Titel: Inrichting voor het aanbrengen van een sleuf in de bodem van een watergebied.
5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aanbrengen van een sleuf in de bodem van een watergebied, in het bijzonder om een pijpleiding of kabel in de bodem onder te brengen, omvattende een ten opzichte van genoemde bodem onder water te verplaatsen voertuig of dergelijke, waarop zijn aangebracht tenminste één of meer naast de pijpleiding of kabel zich benedenwaarts uitstrekkende spuitarmen 10 voorzien'van spuitmondstukken voor hoge-druk waterstralen.
Een dergelijke inrichting is bekend uit US-A-4112695. In deze inrichting zijn twee verticaal verstelbare spuitarmen aangebracht waarop rijen van spuitmondstukken zijn voorzien.
15
De grond in de bodem wordt bij gebruik van deze inrichting gefluïdiseerd door waterstralen die uit de spuitmondstukken treden. De spuitmondstukken hellen zodanig dat de waterstralen zowel voorwaarts als binnenwaarts in de benedenwaartse richting zijn gericht. Met een dergelijke uitvoering van spuitarmen en spuitmondstukken 20 kunnen zich bij het losmaken van grond met zekere cohesie, zoals klei, problemen voordoen. Dat wil zeggen dat de grond onvoldoende wordt versneden en onvoldoende kan worden afgevoerd.
Met de uitvinding wordt beoogd dit nadeel te vermijden en een inrichting te 25 verschaffen waarmede een sleuf kan worden aangebracht in grondsoorten van onderling verschillende cohesie, zoals klei, zand en dergelijke. Hiertoe heeft de inrichting het kenmerk dat middelen zijn voorzien om de spuitarmen tijdens bedrijf slagsgewijs heen en weer te bewegen.
30 Als gevolg van de heen-en-weer slag, die de uittredende waterstralen op de omringende grond uitoefenen, wordt deze grond ook bij sterke cohesie daarvan op efficiënte wijze versneden en kapotgespoten. Hierbij kunnen de spuitarmen onder invloed van de bewegingsmiddelen een heen-en-weer slag in langsrichting of een heen-en-weer rotatieslag in omtreksrichting uitvoeren.
1016035^ 2
Daarnaast is het mogelijk de spuitarmen een zijdelingse heen-en-weer slag of een zijdelingse heen-en-weer rotatieslag in het verticale vlak, dat wil zeggen dwars op de voortbewegingsrichting, te laten uitvoeren.
5 Bij een voordelige uitvoeringsvorm is er tenminste een paar van dergelijke spuitarmen naast elkaar voorzien om aan weerszijden van de pijpleiding of kabel werkzaam te zijn.
Bij een verdere uitvoeringsvorm zijn de spuitmondstukken op een spuitarm zodanig over langsrichting en omtreksrichting verdeeld in onderling gelijke groepen 10 aangebracht dat de waterstralen vanuit een dergelijke groep in verschillende richtingen uittreden. De grond in de directe omgeving wordt derhalve aan deze waterstralen onder verschillende richtingen tegelijkertijd blootgesteld en versneden. Door de afstand van de heen-en-weer slag in langsrichting bij voorkeur gelijk te maken in hoofdzaak aan de afstand telkens tussen twee groepen wordt een doelmatige versnijding van de grond 15 verkregen. Bij deze uitvoering met een dergelijke dimensionering kan men met minder waterstralen en derhalve spuitmondstukken te werk gaan.
Hierbij omvat elke groep tenminste één spuitmondstuk om een waterstraal in hoofdzaak voorwaarts in de voortbewegingsrichting van het voertuig te spuiten en/of kan elke 20 groep twee spuitmondstukken omvatten om in hoofdzaak in de voortbewegingsrichting van het voertuig twee waterstralen respectievelijk schuin binnenwaarts en schuin buitenwaarts onder een onderlinge hoek van bijvoorbeeld 30 graden te spuiten.
Verder kan elke groep twee spuitmondstukken omvatten om in hoofdzaak in de voortbewegingsrichting van het voertuig schuin naar beneden twee waterstralen 25 respectievelijk schuin binnenwaarts en schuin buitenwaarts te spuiten.
Om de grond die in dwarsrichting moet worden weggenomen nog beter te versnijden is het voordelig dat de groepen zijn voorzien van verdere spuitmondstukken om water te spuiten in een richting in hoofdzaak dwars op de voortbewegingsrichting van het 30 voertuig, zoals in de richting van een naastgelegen spuitarm, om bijvoorbeeld een resterende rug van grond onder de pijpleiding of kabel te versnijden en kapot te spuiten.
* 3
Het doel van bovenstaande uitvoeringsvormen is om uitgaande van de werking van de heen-en-weer slag van de spuitarmen met een groepsconfiguratie van spuitmondstukken, die van een eenvoudige tot meer complexe vorm kan variëren, voldoende dekking te verkrijgen en de grond nabij de spuitarm weg te spuiten.
5
Hierbij dient onder spuitmondstuk een wateruittree-opening te worden verstaan, waarvan er zo nodig twee of meer met dezelfde of verschillende uittreerichting in een gecombineerd spuitmondstuk kunnen zijn opgenomen.
10 Om vooral de grond onder een te leggen pijpleiding of kabel effectief te kunnen versnijden en te kunnen wegnemen is het mogelijk dat één of meer van de spuitarmen L-vormig zijn en worden gevormd door een in hoofdzaak verticale lange spuitarm die aan het uiteinde is voorzien van een in hoofdzaak horizontale korte spuitarm, voorzien van spuitmondstukken. Het is ook mogelijk dat één of meer van de spuitarmen h-15 vormig zijn en worden gevormd door een in hoofdzaak verticale lange arm en een door middel van een verbindingsspuitarm daaraan verbonden kortere arm. Bij deze uitvoeringen kan elk van de korte spuitarmen bovendien van een buiten de pijpleiding of kabel gelegen, inactieve stand naar een actieve stand onder het lichaam van de in te graven pijpleiding of kabel worden gedraaid.
20
Het voertuig kan bestaan uit een door een schip geleide slede, een rupsvoertuig of een voertuig met eigen voortstuwing, en kan zowel boven als over de bodem of op de pijpleiding zelf verplaatsbaar zijn. 1 30
Door drijfvermogen aan het voertuig toe te voegen en aldus de wrijving te verlagen, kan de vereiste trekkracht worden verminderd. Uiteraard kan de inrichting met voordeel ook voor het losmaken van zand en dergelijk materiaal worden toegepast.
De uitvinding zal nu aan de hand van de figuren nader worden toegelicht.
Figuur 1 toont een aanzicht van een door een schip over de zeebodem geleide inrichting volgens de uitvinding tijdens het in de bodem brengen van een pijpleiding of kabel.
4
Figuur 2 toont een schematisch beeld van de inrichting in zijaanzicht.
Figuur 3 toont een schematisch beeld van de inrichting in vooraanzicht.
5 Figuur 4 toont een schematisch beeld van de inrichting in bovenaanzicht.
Figuur 5 toont een doorsnede volgens de lijn V-V in figuur 4.
Figuur 6 toont een doorsnede volgens de lijn VI-VI in figuur 4.
10
Figuur 7a en 7b tonen respectievelijk een boven- en zijaanzicht van een spuitarm met mogelijke spuitrichtingen.
Figuur 8 is een aanzicht van twee spuitarmen die zijn voorzien van verdere 15 spuitmondstukken voor het spuiten van water in in hoofdzaak horizontale richting.
Figuren 9a, 9b en 9c tonen verschillende vormen van compensatie van reactiekrachten.
Figuur 10a toont het vooraanzicht van een uitvoering van L-vormige spuitarmen in de 20 actieve stand met aangegeven zijdelingse heen-en-weer slag.
Figuur 10b toont het vooraanzicht van een uitvoering van L-vormige spuitarmen in de actieve stand met aangegeven zijdelingse heen-en-weer rotatieslag.
25 Figuur 11 toont het vooraanzicht van een uitvoeringsvorm van h-vormige spuitarmen in de actieve stand, met aangegeven heen-en-weer slag in langsrichting van de spuitarm.
De schematische tekening van figuur 1 laat een slede zien die door een schip 2 middels een kabel 3 over de zeebodem wordt getrokken of geleid, waarbij een sleuf 4 in de 30 bijvoorbeeld uit klei bestaande zeebodem wordt aangebracht waarin een pijpleiding of kabel 5 wordt ingegraven.
101 5
De slede 1 draagt een frame 6. Gezien in de normale voortbewegingsrichting van de slede, draagt het frame twee spuitarmen 7, 8 en twee achter de spuitarmen aangebrachte en op zich bekende zuigarmen 9, 10. Er zijn niet weergegeven middelen aanwezig (bijvoorbeeld hydraulische cilinders) om zowel de spuitarmen als de zuigarmen vanaf 5 de in de figuren 2 en 3 met getrokken lijnen weergegeven stand, waarbij het ondereinde van de armen zich op of net boven de zeebodem bevindt, te verplaatsen naar een in de figuren 2 en 3 met stippellijnen aangegeven werkstand en terug te kunnen bewegen. Bovendien zijn er middelen 11 aangebracht om de spuitarmen 7 en 8 in een werkstand een heen en weer gaande slagbeweging te doen uitvoeren. Deze heen-en-weerbeweging 10 van de spuitarm kan een slag in langsrichting, dat wil zeggen volgens de langsas, of een rotatieslag in omtreksrichting, dat wil zeggen rond de langsas, zijn. Daarnaast kan de heen-en-weerbeweging een zijdelingse horizontale slag of een rotatieslag in het verticale vlak vanuit een punt of rotatiepunt bij de middelen 11 zijn. Combinaties van heen-en-weerbewegingen, zoals een heen-en-weerbeweging in langsrichting met een 15 rotatieslag in omtreksrichting, zijn ook mogelijk.
De spuitarmen 7 en 8 zijn aangesloten op een niet weergegeven hoge-drukwaterpomp om water met een druk van bijvoorbeeld 10 tot 100 bar te produceren. De spuitmondstukken 12 hebben een diameter van bijvoorbeeld 1 tot 15 mm.
20
De Z-vormige zuigarmen 9, 10 zijn om de hartlijn van het verticale lijf draaibaar over een hoek van circa 45° (zie figuur 4). Er zijn niet weergegeven middelen aanwezig om deze draaiing teweeg te brengen. Deze zuigarmen worden in hoofdzaak gebruikt bij het ingraven van pijpleidingen in zand.
25
De zuigarmen 9, 10 zijn aangesloten op een centrifugaal, venturi of airliftpomp. De aandrijving van de venturi pomp kan eventueel plaatsvinden door middel van het door de hoge drukpomp opgewekte water van hoge druk. De afvoermond van de zuigarmen (zie figuur 5) bevindt zich bijvoorbeeld ongeveer 3 meter boven de zeebodem. Het is 30 ook mogelijk het afvoerpunt verder weg te brengen door verlenging van de afvoerbuis naar boven of opzij. Bij het opstarten (zie figuren 3 en 4) bevinden de zuigarmen 9 en 10 zich in een in figuur 4 met stippellijnen aangegeven stand, waarbij het inlaatstuk en — ,·.
101 & ΰ° ' 6 het uitlaatstuk zich evenwijdig aan de met pijlen aangegeven voortbewegingsrichting van de slede 1 uitstrekken.
Wanneer onder hoge druk staand water door de spuitmondstukken 12 van de 5 spuitarmen 7, 8 treedt en de spuitarmen, bijvoorbeeld door hydraulische middelen, neerwaarts worden belast, zullen de spuitarmen in de grond zakken en een gat vormen. De zuigarmen 9, 10 worden eveneens neerwaarts bewogen en in de stand volgens de getrokken lijnen in figuur 4 en 5 gedraaid.
Bij het voortbewegen van de slede 1 en het door middelen 11 heen-en-weer bewegen 10 van de spuitarmen zal de kleigrond worden versneden en kapotgespoten en gemakkelijk door de zuigarmen kunnen worden opgezogen. Zoals in de figuren 4 en 5 met een pijltje is aangegeven, wordt de grond zijdelings van de slede op de zeebodem gedeponeerd.
15 Elk van de spuitarmen 7 en 8 is voorzien van groepen van spuitmondstukken 12. In elke groep is er tenminste één spuitmondstuk met een uittreerichting recht vooruit, en/of twee spuitmondstukken met uittreerichtingen vooruit en zijwaarts. Verder kunnen per groep zijn aangebracht twee spuitmondstukken met uittreerichtingen schuin naar beneden vooruit en zijwaarts. Het patroon van hoge-druk waterstralen blijkt uit de 20 figuren 7a en 7b, waarin respectievelijk een boven- en zijaanzicht van een spuitarm wordt gegeven.
In de figuren is per positie een spuitmondstuk getekend. Het zal duidelijk zijn dat daarmee bovenbeschreven spuitmondstukken worden bedoeld, die hetzij in een in de 25 spuitarm geschroefde spuitmondstuk zijn geïntegreerd hetzij afzonderlijk vlak naast en/of vlak boven elkaar in de spuitarm zijn geschroefd.
In figuur 8 zijn twee naast elkaar geplaatste spuitarmen 7, 8 afgebeeld die zijn voorzien van spuitmondstukken 12. De spuitarmen omvatten bovendien verdere 30 spuitmondstukken 13 voor het in hoofdzaak in zijwaartse richting spuiten van water. De spuitmondstukken 13 zijn zodanig aangebracht dat het water uit de spuitmondstukken 13 op een naastgelegen spuitarm gericht is en bij voorkeur op onderling verspringende wijze van de naar elkaar gerichte waterstralen. Dat betekent 1 ' - - 7 dat twee naast elkaar gerichte spuitarmen gezamenlijk de grond tussen de spuitarmen effectief kunnen kapotspuiten.
Als gevolg van de door de spuitmondstukken afgegeven waterstralen onder 5 verschillende uittreerichtingen, zowel horizontaal als onder hoeken daarmede, zullen op het voertuig reactiekrachten worden uitgeoefend in richtingen tegengesteld aan de genoemde uittreerichtingen. Om te voorkomen dat het voertuig in bedrijf zijdelings of omhoog gaat bewegen, zijn in de stand van de techniek doorgaans thrusters op de bovenzijde en/of de zijkanten van het voertuig aangebracht om deze reactiekrachten in 10 hoofdzaak te compenseren. Om deze toepassing van de thrusters te vermijden kunnen nu in de onderhavige uitvoeringsvormen verdere spuitmondstukken in de spuitarmen zijn voorzien waarvan de uittreerichtingen in hoofdzaak tegengesteld zijn aan die van de genoemde spuitmondstukken.
15 Zo kunnen bijvoorbeeld aanvullende spuitmondstukken 14 op een spuitarm zijn aangebracht, waarvan de uittreerichtingen ten opzichte van het horizontale vlak gespiegeld zijn aan die van de spuitmondstukken die schuin vooruit zijwaarts en/of respectievelijk benedenwaarts zijn gericht, zoals weergegeven in figuur 9a. Zo kunnen ook als compensatie voor de voorwaarts gerichte spuitmondstukken één of meer 20 achterwaarts gerichte spuitmondstukken 15 zijn aangebracht, zoals weergegeven in figuur 9b. Als gevolg van deze compensatie worden niet alleen de benodigde krachten voor de thrusters kleiner of overbodig, maar worden de krachten en vermogens waarmee de spuitarmen worden gedraaid en slagsgewijs worden bewogen sterk verminderd of tot nul gereduceerd.
25 Figuur 9c toont de spuitmondstukken 13, zoals beschreven in figuur 8, waarbij deze spuitmondstukken achterwaarts gedraaid op de spuitarmen 7, 8 kunnen zijn bevestigd, zodat een reactiecomponent in voortbewegingsrichting ontstaat.
De spuitarmen 7 en 8 kunnen zijn uitgevoerd als een L-vormig lichaam, zoals 30 weergegeven in figuur 10. Een dergelijke L-vormige spuitarm is opgebouwd uit een in hoofdzaak verticaal, lang spuitgedeelte en een tussen inactieve en actieve stand draaibaar, in hoofdzaak horizontaal spuitgedeelte. De verticale, lange spuitarm 16 is verbonden met de horizontale spuitarm 18, en de verticale, lange spuitarm 17 is 8 verbonden met de spuitarm 19. Elk van de horizontale en, wanneer nodig, van de verticale armen is voorzien van spuitmondstukken 12 en mogelijk ook spuitmonden 13.
Bij een variant zijn de verticale, lange spuitarmen 16,17 om hun hartlijn over een hoek 5 van maximaal 90° in de actieve stand draaibaar opgesteld, zoals in figuur 10 in vooraanzicht wordt getoond.
De heen-en-weer slag bij de L-vormige spuitarmen kan een zijdelingse horizontale beweging in een verticaal vlak vanuit een punt bij de middelen 11 zijn, zodanig dat de 10 horizontale arm een korte horizontale slag volgens zijn langsas uitvoert. Dit is weergegeven in figuur 10a. Daarnaast kan de heen-en-weer slag een. zijdelingse rotatieslag zijn, in een de L-vorm omvattend verticaal vlak, vanuit een rotatiepunt bij de middelen 11, zodanig dat de horizontale arm een korte slag in zijdelingse richting uitvoert. Deze heen-en-weer slag is aangegeven in figuur 10b.
15
Het is ook mogelijk dat de spuitarmen zijn uitgevoerd als een in figuur 11 weergegeven h-vormig lichaam. Een dergelijke h-vormige spuitarm bestaat uit een verticale, lange arm en een op afstand daarvan zich uitstrekkende, kortere verticale arm, welke gedraaid kan worden tussen een inactieve en actieve stand.
20 De verticale, lange spuitarm 20 is verbonden met de zich op afstand uitstrekkende kortere verticale spuitarm 22 door middel van de hoofdzakelijk horizontale verbindingsspuitarm 24. Op deze wijze is ook de verticale, lange arm 21 verbonden met de kortere verticale spuitarm 23 door middel van verbindingsspuitarm 25. Elk van de kortere spuitarmen, verbindingsspuittarmen en, wanneer nodig, lange verticale armen is 25 voorzien van spuitmondstukken 12 en mogelijk ook spuitmonden 13.
Bij een variant zijn de verticale, lange spuitarmen 20, 21 óm him hartlijn over een hoek van maximaal 90° in de actieve stand draaibaar opgesteld, zoals in figuur 11 in vooraanzicht wordt getoond.
30
Zoals in figuur 11 wordt getoond, kan de heen-en-weer slag bij de h-vormige spuitarmen de verticale beweging in de langsrichting van de spuitarmen zijn.
ή f» 'i .
i kj to u 9
In de mogelijke L-vormige en h-vormige uitvoeringen zijn de spuitmondstukken zodanig op de spuitarmen aangebracht, dat zij in de genoemde actieve stand in hoofdzaak naar voren zijn gericht.
5 Bij de L- of h-vormige spuitarm volgens figuur 10 of 11 is de korte arm star bevestigd aan een lange arm die rond zijn langsas draaibaar is of is de korte arm bevestigd aan een niet-draaibare lange arm en is hij afzonderlijk draaibaar. De korte arm kan dan in beide varianten vanuit een niet-actieve stand buiten de pijpleiding of kabel gedraaid worden naar een actieve werkstand onder de pijpleiding of kabel. In de 10 uitvoeringsvormen met deze L- of h-vormige spuitarmen worden zij in voorwaartse richting veelal voorafgegaan door een enkelvoudige, verticale spuitarm die de weg vrijmaakt.
De inrichting volgens de uitvinding is in het bijzonder bedoeld voor grondsoorten met 15 cohesie, zoals klei, maar kan ook in grond met minder samenhang worden gebruikt, bijvoorbeeld zand, silt en dergelijke.
Het spreekt vanzelf dat binnen het kader van de uitvinding verdere varianten mogelijk zijn. Zo zijn vele opstellingen van h-vormige en/of L-vofmige spuitarmen mogelijk en 20 kunnen de h-vormige spuitarmen aanvullend zijn voorzien van tenminste één extra, kortere, verticale spuitarm. Ook kunnen de L-vormige spuitarmen aanvullend zijn voorzien van tenminste één extra horizontale spuitarm.
Met behulp van de inrichting volgens de uitvinding kan bijvoorbeeld dagelijks 500 tot 25 2000 meter pijpleiding met een diameter van circa 1 meter in kleigrond met een cohesie resp. van 100 tot 20 kN/m2 worden ingegraven. De inrichting kan worden gebruikt bij waterdieptes tussen 5 en 3000 meter en voor een pijpdiameter van 200-1300 mm. In zandgrond kunnen overeenkomstige of grotere snelheden worden bereikt. Ook bij het leggen van kabels, die in het algemeen kleinere diameter hebben, kunnen dergelijke 30 snelheden worden bereikt.
ï.

Claims (19)

1. Inrichting voor het aanbrengen van een sleuf in de bodem van een watergebied, in het bijzonder om een pijpleiding of kabel in de bodem onder te brengen, omvattende 5 een ten opzichte van genoemde bodem onder water verplaatsbaar voertuig of dergelijke, waarop zijn aangebracht tenminste één of meer naast de pijpleiding of kabel zich benedenwaarts uitstrekkende spuitarmen voorzien van spuitmondstukken voor hoge druk waterstralen', met het kenmerk, dat middelen zijn voorzien om de spuitarmen tijdens bedrijf slagsgewijs heen-en-weer te bewegen.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tenminste een paar dergelijke spuitarmen naast elkaar is voorzien om respectievelijk aan weerszijden van de pijpleiding of kabel werkzaam te zijn.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de genoemde bewegingsmiddelen de spuitarmen een heen-en-weer slag in langsrichting laten uitvoeren.
4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de genoemde 20 bewegingsmiddelen de spuitarmen een zijdelingse heen-en-weer slag in een verticaal vlak laten uitvoeren.
5. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de genoemde bewegingsmiddelen de spuitarmen een zijdelingse heen-en-weer rotatieslag in een 25 verticaal vlak laten uitvoeren.
6. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de genoemde bewegingsmiddelen de spuitarmen een heen-en-weer rotatieslag in omtreksrichting laten uitvoeren. 30
7. Inrichting volgens conclusies 3 t/m 6, met het kenmerk, dat de genoemde bewegingsmiddelen de spuitarmen een combinatie van heen-en-weer bewegingen laten uitvoeren. 10160^:S
8. Inrichting volgens één der conclusies 1 t/m 7, met het kenmerk, dat de spuitmondstukken op een spuitarm over langsrichting en/of omtreksrichting verdeeld zijn aangebracht zodanig dat de hoge druk stralen onder verschillende richtingen 5 uittreden.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de spuitmondstukken op een spuitarm in onderling gelijke groepen over langsrichting verdeeld zijn aangebracht.
10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de heen-en-weer slag van de genoemde bewegingsmiddelen van de spuitarmen in hoofdzaak gelijk is aan de afstand telkens tussen de groepen spuitmondstukken.
11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat elke groep 15 spuitmondstukken tenminste een spuitmondstuk omvat om een waterstraal in hoofdzaak voorwaarts in de voortbewegingsrichting van het voertuig te spuiten.
12. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat elke groep spuitmondstukken twee spuitmondstukken omvat om in hoofdzaak in de 20 voortbewegingsrichting van het voertuig twee waterstralen respectievelijk schuin binnenwaarts en schuin buitenwaarts te spuiten.
13. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat elke groep spuitmondstukken twee spuitmondstukken omvat om in hoofdzaak in de 25 voortbewegingsrichting van het voertuig schuin naar beneden twee waterstralen respectievelijk schuin binnenwaarts en schuin buitenwaarts te spuiten.
14. Inrichting volgens conclusie 11, 12 of 11, met het kenmerk, dat elke groep spuitmondstukken tevens een spuitmondstuk omvat om een waterstraal in hoofdzaak 30 dwars op de voortbewegingsrichting van het voertuig te spuiten.
15. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, voorzien op de spuitarm(en) van de genoemde spuitmondstukken, met het kenmerk, dat op de spuitarmen verdere ' 1 ' spuitmondstukken zijn voorzien, waarvan de uittreerichtingen - ten behoeve van compensatie van reactiekrachten - in hoofdzaak zijn tegengesteld aan die van de genoemde spuitmondstukken.
16. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tenminste één spuitarm uit twee of meer onderling onder een hoek of op afstand zich uitstrekkende deelarmen bestaat.
17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de tenminste ene spuitarm in 10 hoofdzaak een L-vorm heeft met een verticale, lange arm en een horizontale, korte arm.
18. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de tenminste ene spuitarm in hoofdzaak een h-vorm heeft met een verticale, lange arm en een op afstand daarvan zich uitstrekkende, kortere arm. 15
19. Inrichting volgens één der conclusies 16, 17 en 18, met het kenmerk, dat de korte arm vanuit een buiten de pijpleiding of kabel gelegen, inactieve stand geroteerd kan worden naar een actieve werkstand onder de pijpleiding of kabel. r
NL1016035A 2000-08-28 2000-08-28 Inrichting voor het aanbrengen van een sleuf in de bodem van een watergebied. NL1016035C2 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1016035A NL1016035C2 (nl) 2000-08-28 2000-08-28 Inrichting voor het aanbrengen van een sleuf in de bodem van een watergebied.
NL1016635A NL1016635C2 (nl) 2000-08-28 2000-11-17 Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen van een sleuf in de bodem van een watergebied.
PCT/NL2001/000631 WO2002018715A1 (en) 2000-08-28 2001-08-28 Device for making a trench in the bottom of water area
AU2001294370A AU2001294370A1 (en) 2000-08-28 2001-08-28 Device for making a trench in the bottom of water area

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1016035A NL1016035C2 (nl) 2000-08-28 2000-08-28 Inrichting voor het aanbrengen van een sleuf in de bodem van een watergebied.
NL1016035 2000-08-28

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1016035C2 true NL1016035C2 (nl) 2002-03-01

Family

ID=19771966

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1016035A NL1016035C2 (nl) 2000-08-28 2000-08-28 Inrichting voor het aanbrengen van een sleuf in de bodem van een watergebied.

Country Status (3)

Country Link
AU (1) AU2001294370A1 (nl)
NL (1) NL1016035C2 (nl)
WO (1) WO2002018715A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2446142B (en) * 2007-01-30 2011-04-06 Engineering Business Ltd Trenching machines and methods
KR100758876B1 (ko) 2007-04-27 2007-09-14 유네코개발 주식회사 워터젯수단을 구비한 수질 정화 시스템

Citations (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3751927A (en) * 1972-02-22 1973-08-14 Brown & Root Apparatus for entrenching submerged elongate structures
US3786642A (en) * 1972-05-16 1974-01-22 Brown & Root Method and apparatus for entrenching submerged elongate structures
US3999312A (en) * 1975-05-05 1976-12-28 The Furukawa Electric Co., Ltd. Water jet type underwater ground excavator
US4037422A (en) * 1975-09-04 1977-07-26 J. Ray Mcdermott & Co. Inc. Articulated jet sled
US4330225A (en) * 1979-09-24 1982-05-18 Santa Fe International Corporation System for entrenching submerged elongated structures
US4389139A (en) * 1980-09-19 1983-06-21 Norman Robert M Oscillating jet head underwater trenching apparatus
US4586850A (en) * 1983-07-12 1986-05-06 Norman Robert M Underwater trenching system
US4714378A (en) * 1984-05-22 1987-12-22 Ocean Engineering Systems, Pty., Ltd. Apparatus and method for trenching subsea pipelines
WO1995028529A1 (en) * 1994-04-15 1995-10-26 Van Oord Acz B.V. Apparatus for burying an elongated article underwater
EP0816574A1 (en) * 1996-07-03 1998-01-07 Jan De Nul N.V. Apparatus for burying pipes or cables in the sea bed

Patent Citations (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3751927A (en) * 1972-02-22 1973-08-14 Brown & Root Apparatus for entrenching submerged elongate structures
US3786642A (en) * 1972-05-16 1974-01-22 Brown & Root Method and apparatus for entrenching submerged elongate structures
US3999312A (en) * 1975-05-05 1976-12-28 The Furukawa Electric Co., Ltd. Water jet type underwater ground excavator
US4037422A (en) * 1975-09-04 1977-07-26 J. Ray Mcdermott & Co. Inc. Articulated jet sled
US4330225A (en) * 1979-09-24 1982-05-18 Santa Fe International Corporation System for entrenching submerged elongated structures
US4389139A (en) * 1980-09-19 1983-06-21 Norman Robert M Oscillating jet head underwater trenching apparatus
US4586850A (en) * 1983-07-12 1986-05-06 Norman Robert M Underwater trenching system
US4714378A (en) * 1984-05-22 1987-12-22 Ocean Engineering Systems, Pty., Ltd. Apparatus and method for trenching subsea pipelines
WO1995028529A1 (en) * 1994-04-15 1995-10-26 Van Oord Acz B.V. Apparatus for burying an elongated article underwater
EP0816574A1 (en) * 1996-07-03 1998-01-07 Jan De Nul N.V. Apparatus for burying pipes or cables in the sea bed

Also Published As

Publication number Publication date
AU2001294370A1 (en) 2002-03-13
WO2002018715A1 (en) 2002-03-07

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5970635A (en) Jet agitation dredging system
US3751927A (en) Apparatus for entrenching submerged elongate structures
US7395618B2 (en) Subsea excavation and suction device
US3952532A (en) Underwater trenching and cable laying apparatus
CA2850421C (en) Suction mouth for a subsea mining tool
KR20200027540A (ko) 말뚝 내부로부터 퇴적물을 제거하기 위한 장치
EP2787126A1 (en) Trench cutting apparatus
EA022951B1 (ru) Способ и система прокладки подводных трубопроводов по дну водоема
US4877355A (en) Underwater cable laying system
US5546682A (en) Sediment relocation machine
NL1016035C2 (nl) Inrichting voor het aanbrengen van een sleuf in de bodem van een watergebied.
BE1024130A1 (nl) Baggerkop en bijbehorende werkwijze voor het vormen van een geul in een onderwaterbodem
NL1016033C2 (nl) Inrichting voor het aanbrengen van een sleuf in de bodem van een watergebied, voorzien van gelede spuitarmen.
US1758047A (en) Mining or dredging plant
CA2187308C (en) Method and vessel for treating an underwater bed
NL1016036C2 (nl) Inrichting voor het aanbrengen van een sleuf in de bodem van een watergebied, in het bijzonder voor een pijpleiding of kabel.
US20040205987A1 (en) Fluid-assisted plow
RU2107776C1 (ru) Способ выполнения подводных земляных работ с использованием дноуглубительного земснаряда и гидромониторное устройство для разработки траншей под водой, гидромониторный трубозаглубитель-траншеекопатель (варианты), трубозаглубитель-траншеекопатель (варианты)
US4083132A (en) Draghead for suction dredger
NL1020521C2 (nl) Sleepzuiger en sleepkop daarvoor.
KR101499151B1 (ko) 쟁기를 이용한 준설 해저면 평탄화 시스템 및 공법
NL1016510C2 (nl) Inrichting voor het althans ten dele ingraven van een onder de waterlijn gelegen pijpleiding.
NL9201246A (nl) Werkwijze voor het door ploegen aanbrengen van bodem, ploeginrichting alsmede ploegsamenstel.
NL1016635C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen van een sleuf in de bodem van een watergebied.
EP0112877A1 (en) UNDERWATER Digger.

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20050301