NL1004926C2 - Inrichting voor het beluchten van een bodemlaag. - Google Patents
Inrichting voor het beluchten van een bodemlaag. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1004926C2 NL1004926C2 NL1004926A NL1004926A NL1004926C2 NL 1004926 C2 NL1004926 C2 NL 1004926C2 NL 1004926 A NL1004926 A NL 1004926A NL 1004926 A NL1004926 A NL 1004926A NL 1004926 C2 NL1004926 C2 NL 1004926C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- aeration
- pin
- frame
- arm
- aerating
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01B—SOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
- A01B45/00—Machines for treating meadows or lawns, e.g. for sports grounds
- A01B45/02—Machines for treating meadows or lawns, e.g. for sports grounds for aerating
- A01B45/023—Perforators comprising spiking tools actively driven in a reciprocating movement through a crankshaft or eccentric mechanism
Description
INRICHTING VOOR HET BELUCHTEN VAN EEN BODEMLAAG
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het beluchten van een bodemlaag waarmee beluchtingspennen in de bodem kunnen worden gestoken die vervolgens een zogeheten wikbeweging maken.
5 De bodem van gecultiveerde gronden zoals recreatieplaatsen en ook de bodem van niet gecultiveerde gronden zoals bosgronden zijn aan verdichting onderhevig. Deze verdichting ontstaat enerzijds op natuurlijke wijze en anderzijds door gebruik c.q. onderhoud van de 10 betreffende gronden.
Bij natuurlijke verdichting kan men denken aan het dichtslibben van de micro-grondstructuren door bijvoorbeeld water, terwijl niet natuurlijke verdichting ontstaat door het gebruik van deze gronden zoals 15 bijvoorbeeld door lopen of berijden en door onderhoud waarbij gebruik wordt gemaakt van onderhoudsmachines die door hun gewicht de kleine poriën in de grond dichtdrukken. Voor een gezonde begroeiing van de bodem kan het in bepaalde gevallen gewenst zijn de bodem te 20 beluchten.
Er bestaan verschillende soorten beluchtingstechnieken waarvan sommige het oppervlak van de te beluchten bodem beschadigen. Een voorbeeld hiervan is diepploegen. Diepbeluchten met beluchtingspennen geeft 25 nauwelijks oppervlaktebeschadigingen hetgeen in bepaalde situaties bijzonder is gewenst. Deze techniek maakt gebruik van een inrichting waarmee een beluchtingspen in een te beluchten bodemoppervlak wordt gestoken waarna in het bijzonder de onderzijde van de beluchtingspen wordt 30 bewogen. Het bodemoppervlak wordt hierdoor minimaal beschadigd terwijl onder het bodemoppervlak de bodem 1004926 2 aanzienlijk wordt belucht. Een dergelijke machine is onder andere bekend uit de Europese octrooiaanvrage nummer EU 0.037.595.
Voor een goede werking van de beluchtingsinrichting 5 is het van groot belang dat de hoekstand waaronder de beluchtingspennen in de bodem dringen nauwkeurig is beheerst. De in hoofdzaak parallellogramvormige constructie van de aangrijpmiddelen van de beluchtingspen garanderen een nagenoeg constante insteekhoek van de 10 beluchtingspen in de bodem ongeacht de insteekdiepte. Bij verplaatsing boven het bodemoppervlak zal de oriëntatie van de beluchtingspen in hoofdzaak niet wijzigen.
Een belangrijk nadeel van de bestaande inrichtingen is dat de insteekhoek, die om optimale resultaten te 15 bereiken ingesteld wordt afhankelijk van het soort gebruikte pen, de grondsoort alsook het te realiseren resultaat, afhankelijk is van de ingestelde insteekdiepte.
De onderhavige uitvinding heeft tot doel een 20 verbeterde beluchtingsinrichting te verschaffen waarvan de insteekhoek van de beluchtingspen onafhankelijk is van de insteekdiepte en welke insteekhoek eveneens instelbaar is.
De uitvinding verschaft daartoe een inrichting 25 volgens conclusie 1. Bij voorkeur vormen de verbindingspunten van de zwenkarm met het gestel en de beluchtingspen en de verbindingspunten van de geleidingsarm met het gestel en de beluchtingspen in onbelaste toestand van de beluchtingspen in hoofdzaak een 30 parallellogram, en zijn in belaste toestand van de beluchtingspen, dat wil zeggen wanneer deze in de bodem is gestoken, de verbindingspunten van de zwenkarm met het gestel en de beluchtingspen en de verbindingspunten van de geleidingsarm met het gestel en de beluchtingspen zo 35 verplaatsbaar dat ze een zodanig van het parallellogram afwijkende vorm kunnen vertonen dat de onderzijde van de pen ten opzichte van de bovenzijde van de pen verplaatst 1004926 3 is in een richting tegengesteld aan de bewegingsrichting van het gestel; de afstand van de verbindingspunten van de zwenkarmen met het gestel en de beluchtingspen en/of de 5 verbindingspunten van de geleidingsarm met het gestel en de beluchtingspen is daartoe tegen een voorspanning in wijzigbaar. Meer bij voorkeur zijn meerdere beluchtingspennen in het gestel opgenomen, die door meerdere zwenkarmen en geleidingsarmen worden bewogen, 10 waarbij alle zwenkarmen en/of geleidingsarmen het gestel aangrijpen middels een centraal aangrijporgaan waarvan de positie ten opzichte van het gestel instelbaar is. Door wijziging van de aangrijpposities van de geleidingsarm en/of de zwenkarm op het gestel is de hoekstand van de 15 beluchtingspen, in een voorkeursuitvoering een zijde van de in hoofdzaak parallellogramvormige constructie wijzigbaar. Door wijziging van deze ene zijde van de in hoofdzaak parallellogramvormige constructie zal tevens de hoekstand van de zijde gevormd door de beluchtingspen 20 wijzigen. Voorwaarde hierbij is natuurlijk dat de onderlinge afstand tussen de verbindingspunten van de zwenkarm en de geleidingsarm op het gestel niet, of nagenoeg niet, wijzigt. Dit kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd door de onderlinge afstand tussen beide 25 verbindingspunten te fixeren, doordat zij beide star zijn bevestigd op een centraal aangrijporgaan. Een ander voordeel van een centraal aangrijporgaan is gelegen in het feit dat de bestaande beluchtingsinrichtingen doorgaans een groot aantal zwenkarmen en geleidingsarmen 30 bezitten die middels een centraal aangrijporgaan alle gelijktijdig kunnen worden versteld. Met behulp van de inrichting overeenkomstig de uitvinding kan de insteekhoek van de beluchtingspen worden gewijzigd zonder dat dit beperkingen oplegt ten aanzien van de 35 instelbaarheid van de insteekdiepte van de beluchtingspen. Een voorkeursuitvoering van het centraal aangrijporgaan wordt gevormd door een verplaatsbare, bijvoorbeeld zwenkbare, plaat die in meerdere posities 1004926 4 koppelbaar is aan het gestel. Voor een eenvoudige aflezing van de ingestelde positie van een dergelijk centraal aangrijporgaan is het bij voorkeur voorzien van afleesmiddelen.
5 Voor een eenvoudige bevestiging van de beluchtingspennen is het gewenst de beluchtingspen onder tussenkomst van een penhouder met de zwenkarm en/of de geleidingsarm te verbinden. Voor een eenvoudige insteekdiepte-instelling van de beluchtingspen is het 10 gestel aan de naar de bodem gekeerde zijde voorzien van een steunrol waarvan de afstand tot het gestel instelbaar is .
Een eenvoudige aandrijving van de zwenkarm kan worden gerealiseerd doordat de aandrijfmiddelen een 15 aangedreven krukas omvatten, welke krukas onder tussenkomst van een aandrijfarm gekoppeld is met de zwenkarm.
Voor een goede werking van de beluchtingsinrichting dient de beluchtingspen, wanneer deze in de bodem is 20 gestoken, zwenkbaar te zijn. De in onbelaste toestand in hoofdzaak parallellogramvormige aangrijpconstructie van de beluchtingspen dient daartoe in de belaste toestand van de beluchtingspen van vorm te kunnen wijzigen. Mogelijke oplossingen daartoe worden verkregen door de 25 zwenkarm of de geleidingsarm tegen een voorspanning in verkortbaar of verlengbaar uit te voeren. Een andere uitvoeringsmogelijkheid van de zwenkarm en/of de geleidingsarm wordt gevormd door een samengestelde knikarm die tegen een voorspanning in van lengte 30 veranderbaar is. Nog een andere uitvoeringsvorm van de zwenkarm of de geleidingsarm wordt gevormd door een in het gestel aangebrachte geleidingsbaan en een met de geleidingsbaan samenwerkende nok die star verbonden is met de beluchtingspen. In deze laatste uitvoeringsvorm 35 kan dus niet meer echt gesproken worden van een arm maar van een constructie die de arm vervangt, maar dit is technisch equivalent.
1004926 5
Bij weer een andere voorkeursuitvoering van de beluchtingsinrichting is de lengte van de zwenkarm en/of de geleidingsarm afzonderlijk calibreerbaar. Met behulp van ten minste één kalibreerbare arm kan de positie van 5 een afzonderlijke beluchtingspen worden gekalibreerd ten opzichte van een beluchtingspen die door andere armen wordt gedragen. Op deze wijze kunnen maattoleranties in de afzonderlijke onderdelen van de inrichting worden opgeheven. Een andere mogelijkheid is het zodanig 10 instellen van de beluchtingspennen van de beluchtingsinrichting dat de hoekstand van verschillende pennen anders is. Dit kan bijvoorbeeld gewenst zijn bij het beluchten van de bodem van een boomgaard of wijngaard waar de beluchting van de bodem nabij het gewas anders 15 dient te zijn dan de beluchting op grotere afstand van het gewas. Een nadeel hierbij is natuurlijk wel dat de parallellogramvormige bevestigingsconstructie van een deel van de beluchtingspennen daarbij verloren zal gaan.
Een laatste voorkeursuitvoering van de 20 belichtingsinrichting wordt gekenmerkt doordat het verbindingspunt van de zwenkarm en/of het verbindingspunt van de geleidingsarm op het centraal aangrijporgaan instelbaar is/zijn. Met behulp van het instelbaar maken van zo'n verbindingspunt is het mogelijk de 25 beluchtingsinrichting te kalibreren en kan de hoekstand van afzonderlijke pennen worden gevarieerd zonder dat daarmee de parallellogramvormige bevestigingsconstructie van de pennen verloren gaat. Met behulp van deze laatste voorkeursuitvoering kunnen de in voorgaande linea 30 beschreven voordelen worden gerealiseerd zonder bovengrondse variatie van de hoekstand van de beluchtingspennen.
De onderhavige uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de hand van het in navolgende figuren 35 weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeeld. Hierin toont:
Fig. 1 een perspectivisch aanzicht op een deel van een beluchtingsinrichting overeenkomstig de uitvinding, 1004926 6
Fig. 2 een zijaanzicht op de beluchtingsinrichting volgens de stand der techniek op het moment van insteken van de beluchtingspen,
Fig. 3 een zijaanzicht op de beluchtingsinrichting 5 getoond in fig. 2, waarbij de beluchtingspen in de bodem is gestoken,
Fig. 4 een zijaanzicht op de beluchtingsinrichting getoond in fig. 1 in een stand die overeenkomt met de stand van de beluchtingsinrichting weergegeven in fig. 2 10 en fig. 5 een zijaanzicht op de beluchtingsinrichting getoond in fig. 4 waarbij de insteekhoek van de beluchtingspen is gewijzigd ten opzichte van de stand zoals weergegeven in fig. 4.
Fig. 1 toont een beluchtingsinrichting 1 omvattende 15 een gestel 2 wat koppelbaar is aan een niet weergegeven voertuig middels een driepuntsaanspanning 3. In het gestel 2 is een krukas 4 opgenomen die via een tandwielkast 5 door het voertuig wordt aangedreven middels een aftakas 6. De tandwielkast 5 is schakelbaar 20 uit te voeren, waardoor deze een optimale afstemming met het trekkende voertuig mogelijk maakt.
De krukas 4 is onder tussenkomst van aandrijfarmen 7 gekoppeld met zwenkarmen 8. De zwenkarmen 8 zijn middels een scharnierpunt 9 zwenkbaar verbonden met het gestel 2. 25 Aan de van het gestel 2 afgekeerde zijde van de zwenkarmen 8 zijn deze zwenkbaar gekoppeld met penhouders 29 waarin verschillende soorten pennen 10 monteerbaar zijn. De pennen 10 worden door middel van bouten 11 in de penhouders 29 verankerd. Door rotatie van de krukas 4 30 zullen de aandrijfarmen 7 de pennen 10 naar boven en naar beneden bewegen waardoor deze in de bodem gestoken worden. Voor het langs de bodem geleiden van het gestel 2 is dit aan de onderzijde voorzien van een steunrol 12 waarmee de inrichting 1 afsteunt op de bodem. Voor het 35 instellen van de insteekdiepte van de pennen 10 is de positie van de steunrol 12 ten opzichte van het gestel 2 instelbaar. Daartoe is de steunrol 12 gelagerd bevestigd aan van een rolsteun 13 waarin een sleuf 14 is 1004926 7 aangebracht. Door de sleuf 14 is de rolsteun 13 onder tussenkomst van koppelmiddelen op een verstelbare positie koppelbaar met het gestel 2.
Onder de zwenkarmen 8 zijn geleidingsarmen 15 5 gelegen die aan de ene zijde zwenkbaar rond een as 16 onder tussenkomst van een centraal aangrijporgaan 19 zijn verbonden met het gestel 2. Op de van het gestel 2 afgekeerde zijde zijn de geleidingsarmen 15 zwenkbaar rond een as 17 verbonden met de penhouders 29. Deze 10 penhouders 11 zijn op afstand van de assen 17 zwenkbaar rond assen 18 gekoppeld met de zwenkarmen 8. De assen 9,16,17 en 18 waarmee de zwenkarm 8 en de geleidingsarm 15 verbonden zijn met het gestel 2 en de penhouder 11 vormen een in hoofdzaak parallellogramvormige 15 constructie. Hierdoor zal bij verplaatsing van de zwenkarm 8 en de gelijktijdige verplaatsing van de geleidingsarm 15 de oriëntatie van de penhouder 29 en de daarmee gekoppelde beluchtingspen 10 niet wijzigen zolang deze althans niet wordt belast. In belaste toestand van 20 een beluchtingspen 10, dat wil zeggen wanneer deze in bodem is gestoken, zal er een kracht op de pen 10 worden uitgeoefend waardoor de geleidingsarm 15 tegen een voorspanning in langer zal worden. Dit wil zeggen dat de hoekstand van de beluchtingspen 10 zal wijzigen. Een en 25 ander zal nader worden verduidelijkt aan de hand van de figuren 2-5.
De geleidingsarmen 15 grijpen middels de rotatieassen 16 aan op het centraal aangrijporgaan 19 dat middels bouten 20 en moeren 21 bevestigd is aan het 30 gestel 2. Daarbij is een bout 20 opgenomen in een gat 22 en de andere bout 20 in sleufgat 23. Met een hendel 26 kan de hoekstand van het centrale aangrijporgaan 19 in een andere positie worden gezet nadat de moeren 21 zijn losgedraaid. Na het bereiken van de gewenste hoekstand 35 van het centrale aangrijporgaan 19 dienen de moeren 21 weer aangedraaid te worden. Door wijziging van de hoekstand van het aangrijporgaan 19 wijzigt tevens de hoekstand van de penhouders 29 en dus ook die van de 1004926 8 pennen 10. Aldus kan de insteekhoek van de pennen 10 worden gewijzigd. Als variant van de getoonde constructie is het natuurlijk ook mogelijk dat naast de geleidingsarmen 15 ook de zwenkarmen 8 middels 5 rotatieassen 16 aangrijpen op het centraal aangrijporgaan 19.
Fig. 2 toont een dwarsdoorsnede door een beluchtingsinrichting 24 waarbij de zwenkarm 8 en de geleidingsarm 15 direct zijn gekoppeld met het gestel 2.
10 Tijdens beweging boven de bodem 25 zal de oriëntatie van de beluchtingspen, dat wil zeggen de insteekhoek a niet wijzigen vanwege de in hoofdzaak parallellogramvormige opstelling van de assen 9,16,17,18 zoals die is weergegeven in de figuur 2. De inrichting 24 wordt 15 overeenkomstig de pijl PI over de bodem 25 bewogen en de insteekbeweging vindt plaats in de richting overeenkomstig de pijl P2 wanneer de krukas overeenkomstig de pijl P3 verder wordt doorgezet. Deze situatie is weergegeven in fig. 3.
20 Fig. 3 geeft de stand van de inrichting 24 aan waarin de pen 10 in de bodem is gedrukt. Tijdens het in de bodem drijven van de pen 10 is het gestel 2 verder in voorwaartse richting bewogen overeenkomstig de pijl PI.
De hoek die de pen maakt met de bodem is overeenkomstig 25 de hoek a2 gewijzigd ten opzichte van de stand van de beluchtingspen 10 zoals weergegeven in fig. 2. Deze hoekverandering a2 in de bodem veroorzaakt een brekende werking van de bodem 25 waardoor de bewerkte bodem 25 aan de achterzijde met een waarde b omhoog komt. De grootte 3 0 van de hoekverandering ot2 en de bodemverhoging b wordt onder meer bepaald door de insteekhoek α1 (fig. 2), de voorwaartse snelheid bl en de geometrie van de afzonderlijke onderdelen. Om de hoekverplaatsing a2 van de beluchtingspen 10 mogelijk te maken dient de lengte van 35 de geleidingsarm 25 toe te nemen. Deze verlenging A is mogelijk doordat de geleidingsarm tegen een veerspanning in verlengbaar is. Dit wil zeggen dat nadat de pen 10 uit de bodem 25 is genomen de geleidingsarm 15 zijn 1004926 9 S' oorspronkelijke lengte weer zal krijgen waardoor de oriëntatie van de pen 10 weer gelijk wordt aan die zoals weergegeven in fig. 2. In plaats van een verlengbare geleidingsarm 16 is het ook mogelijk de zwenkarm 18 5 indrukbaar, dat wil zeggen verkortbaar, uit te voeren. Hiermee kan hetzelfde effect worden gerealiseerd.
Nadeel van de inrichting zoals weergegeven in de figuren 2 en 3 is dat bij wijziging van de insteekhoek a, tot op heden de lengte van de geleidingsarm 15 wordt 10 gewijzigd. Hierdoor raakt men verder verwijderd van de parallellogramvormige verhouding van de assen 9,16,17,18 waardoor een instelling van de insteekdiepte, dat wil zeggen de positie van de steunrol 12, direct resulteert in een andere insteekhoek. Dit is ongewenst.
15 Figuren 4 en 5 tonen een zij-aanzicht op de beluch- tingsinrichting 1 overeenkomstig de uitvinding waarin een centraal aangrijporgaan 19 verstelbaar in het gestel 2 is opgenomen. Op het centraal aangrijporgaan 19 grijpt de geleidingsarm 15 aan. Door wijziging van de oriëntatie 2 0 van het centraal aangrijporgaan zal tevens de hoekstand a, van de pen zoals weergegeven in figuur 4 wijzigen naar bijvoorbeeld een hoekstand β zoals weergegeven in figuur 5. Voor het eenvoudig wijzigen van de oriëntatie van het centraal aangrijporgaan 19 is voorzien in een hendel 26 25 waarmee het centraal aangrijporgaan 19 wordt aangegrepen. Het moge duidelijk zijn dat het centraal aangrijporgaan 19 slechts verplaatsbaar is wanneer het niet star is bevestigd in het gestel 2, dat wil zeggen pas nadat de bouten 21 zijn losgedraaid. Na het bereiken van de 30 gewenste hoekstand van de beluchtingspen 10 dienen de bouten 21 weer te worden vastgezet. Het wijzigen van de hoekstand van de beluchtingspen 10 zoals dat gebeurt in deze inrichting 1 heeft als voordeel dat de insteekhoek (a, β) instelbaar is op zodanige wijze dat de oriëntatie 35 van de beluchtingspen 10 boven de bodem 25 overal gelijk blijft. Hiermee wordt het belangrijke voordeel verkregen dat de insteekhoek gelijk blijft ongeacht de insteekdiepte, dat wil zeggen ongeacht de positie van de steunrol 12 1004926 10 ten opzichte van het gestel 2. Een ander belangrijk verkregen voordeel is dat de insteekhoek van meerdere beluchtingspennen 10 gelijktijdig kan worden gewijzigd op exact dezelfde wijze zelfs wanneer de inrichting 1 5 meerdere zwenkarmen 8 en geleidingsarmen 15 omvat. Deze hoeven dus niet meer afzonderlijk te worden ingesteld om de hoekstand van de beluchtingspennen 10 te wijzigen.
***** 1004926
Claims (14)
1. Inrichting voor het beluchten van een bodemlaag omvattende: - een langs een bodemoppervlak beweegbaar gestel, - ten minste één in en uit de bodemlaag beweegbare, in 5 hoofdzaak verticaal geplaatste, beluchtingspen, - een zwenkarm aan één zijde zwenkbaar in het gestel bevestigd en aan de andere zijde aangrijpend op de beluchtingspen, - aandrijfmiddelen voor het tijdens het langs de 10 bodemlaag bewegen van de inrichting heen en weer doen zwenken van de zwenkarm, - een geleidingsarm aan de ene zijde verbonden met het gestel en aan een andere zijde verbonden met de beluchtingspen op afstand van de positie waar de zwenkarm 15 de beluchtingspen aangrijpt, waarbij de beluchtingspen in onbelaste toestand, dat wil zeggen wanneer deze zich boven het bodemoppervlak bevindt, zodanig eenparig transleerbaar is dat de oriëntatie van de beluchtingspen ten opzichte van het 20 gestel in hoofdzaak gehandhaafd blijft, en in belaste toestand van de beluchtingspen, dat wil zeggen wanneer deze in de bodem is gestoken, de oriëntatie van de beluchtingspen ten opzichte van het gestel zodanig wijzigbaar is dat de onderzijde van de beluchtingspen ten 25 opzichte van de bovenzijde van de beluchtingspen verplaatsbaar is in een richting tegengesteld aan de bewegingsrichting van het gestel, en waarbij het verbindingspunt van de zwenkarm en/of het verbindingspunt van de geleidingsarm op het gestel 30 instelbaar is/zijn. 1 0 0 4 9 2 6
2. Beluchtingsinrichting volgens conclusie 1, waarbij de verbindingspunten van de zwenkarm met het gestel en de beluchtingspen en de verbindingspunten van de geleidingsarm met het gestel en de beluchtingspen in 5 onbelaste toestand van de beluchtingspen in hoofdzaak een parallellogram vormen, en in belaste toestand van de beluchtingspen, dat wil zeggen wanneer deze in de bodem is gestoken, de verbindingspunten van de zwenkarm met het gestel en de beluchtingspen en de verbindingspunten van 10 de geleidingsarm met het gestel en de beluchtingspen zo verplaatsbaar zijn dat ze een zodanig van het parallellogram afwijkende vorm kunnen vertonen dat de onderzijde van de pen ten opzichte van de bovenzijde van de pen verplaatst is in een richting tegengesteld aan de 15 bewegingsrichting van het gestel; de afstand van de verbindingspunten van de zwenkarmen met het gestel en de beluchtingspen en/of de verbindingspunten van de geleidingsarm met het gestel en de beluchtingspen is daartoe tegen een voorspanning in 20 wijzigbaar.
3. Beluchtingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij meerdere beluchtingspennen in het gestel zijn opgenomen, die door meerdere zwenkarmen en geleidingsarmen worden bewogen, waarbij alle zwenkarmen 25 en/of geleidingsarmen het gestel aangrijpen middels een centraal aangrijporgaan waarvan de positie ten opzichte van het gestel instelbaar is.
4. Beluchtingsinrichting volgens conclusie 3, waarbij het centrale aangrijporgaan door een 30 verplaatsbare, bijvoorbeeld zwenkbare, plaat die in meerdere posities koppelbaar is aan het gestel.
5. Beluchtingsinrichting volgens conclusie 3 of 4, waarbij het centrale aangrijporgaan is voorzien van afleesmiddelen voor het eenvoudig aflezen van een 35 ingestelde positie ervan.
6. Beluchtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de beluchtingspen onder tussenkomst 1004926 van een penhouder met de zwenkarm en/of de geleidingsarm is verbonden.
7. Beluchtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het gestel aan de naar de bodem 5 gekeerde zijde is voorzien van een steunrol waarvan de afstand tot het gestel instelbaar is.
8. Beluchtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de aandrijfmiddelen een aangedreven krukas omvatten, welke krukas onder tussenkomst van een 10 aandrijfarm is gekoppeld met de zwenkarm.
9. Beluchtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de zwenkarm of de geleidingsarm tegen een voorspanning in verkortbaar is.
10. Beluchtingsinrichting volgens één der voorgaande 15 conclusies, waarbij de zwenkarm of de geleidingsarm tegen een voorspanning in verlengbaar is.
11. Beluchtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de zwenkarm en/of de geleidingsarm een samengestelde knikarm is.
12. Beluchtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de zwenkarm of de geleidingsarm wordt gevormd door een in het gestel aangebrachte geleidingsbaan en een met de geleidingsbaan samenwerkende nok die star verbonden is met de beluchtingspen.
13. Beluchtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de lengte van de zwenkarm en/of geleidingsarm afzonderlijk calibreerbaar is.
14. Beluchtingsinrichting volgens één der conclusies 3-13, waarbij het verbindingspunt van de zwenkarm en/of 30 het verbindingspunt van de geleidingsarm op het centraal aangrijporgaan instelbaar is/zijn. ***** 1004926
Priority Applications (8)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1004926A NL1004926C2 (nl) | 1997-01-03 | 1997-01-03 | Inrichting voor het beluchten van een bodemlaag. |
AU49226/97A AU738167B2 (en) | 1997-01-03 | 1997-12-23 | Apparatus for aerating a ground layer |
JP9360616A JPH10191708A (ja) | 1997-01-03 | 1997-12-26 | 土壌層に空気を混入するための装置 |
CA002226151A CA2226151C (en) | 1997-01-03 | 1997-12-30 | Apparatus for aerating a ground layer |
EP97204155A EP0853869B1 (en) | 1997-01-03 | 1997-12-31 | Apparatus for aerating a ground layer |
ES97204155T ES2171249T3 (es) | 1997-01-03 | 1997-12-31 | Aparato para airear una capa de terreno. |
DE69711357T DE69711357T2 (de) | 1997-01-03 | 1997-12-31 | Bodenbelüfter |
US09/002,777 US6003613A (en) | 1997-01-03 | 1998-01-05 | Apparatus for aerating a ground layer |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1004926 | 1997-01-03 | ||
NL1004926A NL1004926C2 (nl) | 1997-01-03 | 1997-01-03 | Inrichting voor het beluchten van een bodemlaag. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1004926C2 true NL1004926C2 (nl) | 1998-07-06 |
Family
ID=19764160
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1004926A NL1004926C2 (nl) | 1997-01-03 | 1997-01-03 | Inrichting voor het beluchten van een bodemlaag. |
Country Status (8)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US6003613A (nl) |
EP (1) | EP0853869B1 (nl) |
JP (1) | JPH10191708A (nl) |
AU (1) | AU738167B2 (nl) |
CA (1) | CA2226151C (nl) |
DE (1) | DE69711357T2 (nl) |
ES (1) | ES2171249T3 (nl) |
NL (1) | NL1004926C2 (nl) |
Families Citing this family (33)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB2333219B (en) * | 1998-01-14 | 2002-10-16 | Turfmech Machinery Ltd | Aeration machine |
US7152691B2 (en) | 2001-03-29 | 2006-12-26 | Planetair Turf Products, Llc | Arcuate aeration tine |
US7290619B2 (en) * | 2001-03-29 | 2007-11-06 | Planetair Turf Products, Llc | Soil aeration device |
US7669666B2 (en) | 2001-03-29 | 2010-03-02 | Planetair Turf Products, Llc | Aeration device |
US7055617B2 (en) | 2003-08-11 | 2006-06-06 | Planetair Turf Products, Llc | Soil aerator |
US6513603B2 (en) * | 2001-03-29 | 2003-02-04 | Planet Air Turf Products, Llc | Soil aeration tine |
US7096968B2 (en) * | 2002-03-12 | 2006-08-29 | Planetair Turf Products, Llc | Aeration device |
AUPR426401A0 (en) * | 2001-04-06 | 2001-05-17 | Deere & Company | A cultivating device for aerating a ground surface |
EP1505862B1 (de) * | 2002-05-15 | 2009-10-14 | Wiedenmann GmbH | Bodenbearbeitungsgerät |
WO2004043132A2 (en) * | 2002-11-12 | 2004-05-27 | The Toro Company | Walk aerator with ground following coring head, inboard wheels, assembled multi-part crankshaft, integral core deflectors, and shortened coring head depth |
US7784557B2 (en) | 2003-08-11 | 2010-08-31 | Planetair Turf Products, Llc | Soil aeration device |
US7204317B2 (en) | 2004-02-10 | 2007-04-17 | Planetair Turf Products, Llc | Aerating a ground surface |
US7070005B2 (en) | 2004-02-10 | 2006-07-04 | Planetair Turf Products, Llc | Soil aerator assembly |
DE102004018591B4 (de) * | 2004-04-16 | 2007-12-06 | Wiedenmann Gmbh | Bodenbearbeitungsgerät mit Winkelverstellung |
DE102005021025B4 (de) | 2005-04-01 | 2012-02-16 | Wiedenmann Gmbh | Bodenbearbeitungsgerät |
DE102005055289B3 (de) * | 2005-11-21 | 2007-03-22 | Wiedenmann Gmbh | Bodenbearbeitungsgerät mit Kurbelschutz |
NL1031566C2 (nl) * | 2006-04-11 | 2007-10-12 | Redexim Handel En Expl Mij Bv | Beluchtingsinrichting. |
EP1967055A1 (de) | 2007-03-06 | 2008-09-10 | Redexim Handel-en Exploitatie Maatschappij B.V. | Bodenbearbeitungsvorrichtung |
US20080257571A1 (en) * | 2007-03-13 | 2008-10-23 | William Anthony Keane | Frame Orientation Control Device for an Aeration Apparatus |
EP2014146B2 (de) * | 2007-07-12 | 2016-03-02 | Redexim Handel-en Exploitatie Maatschappij B.V. | Bodenbearbeitungsvorrichtung |
EP2100492A1 (de) | 2008-03-10 | 2009-09-16 | Wiedenmann GmbH | Bodenbearbeitungsgerät |
DE102008017242B4 (de) | 2008-03-10 | 2011-12-22 | Wiedenmann Gmbh | Bodenbearbeitungsgerät |
DK2106679T3 (en) * | 2008-04-01 | 2015-11-23 | Redexim Handel En Expl Mij Bv | Device for aeration of soil |
ES2439952T3 (es) * | 2008-05-23 | 2014-01-27 | Redexim Handel-En Exploitatie Maatschappij B.V. | Dispositivo de aireación del suelo y método para empujar herramientas de penetración dentro del suelo |
KR20140083918A (ko) | 2010-07-26 | 2014-07-04 | 플래닛에어 터프 프로덕트 엘엘씨 | 지표면 처리 시스템 및 방법 |
US8479836B2 (en) * | 2011-06-05 | 2013-07-09 | Jerry White Jones | Machine for aerating soil |
JP5399447B2 (ja) * | 2011-06-28 | 2014-01-29 | 順一 濱田 | 芝生用穴あけ深耕機 |
DE202012010495U1 (de) | 2012-11-05 | 2014-02-14 | Redexim Handel- En Exploitatie Maatschappij B.V. | Bodenbearbeitungsvorrichtung zum Erzeugen von Hohlräumen in einem Boden |
DK2754343T3 (da) * | 2013-01-15 | 2018-01-29 | Redexim Handel-En Exploitatie Mij B V | Mobil jordbearbejdningsindretning med beskyttelsesindretning |
EP2966958A4 (en) | 2013-03-15 | 2016-12-14 | Textron Inc | ZINC HOLDING DEVICE AND METHOD FOR FLOOR VENTILATION |
US8955610B1 (en) | 2013-03-15 | 2015-02-17 | Billy Goat Industries, Inc. | Turf aerators and tine assemblies for same |
HUE041767T2 (hu) * | 2014-05-16 | 2019-05-28 | Redexim Handel En Exploitatie Mij B V | Talajmegmunkáló eszköz |
US9516800B2 (en) | 2015-01-30 | 2016-12-13 | Planetair Turf Products, Llc | Aeration apparatus and methods |
Citations (10)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB661287A (en) * | 1948-12-10 | 1951-11-21 | Rose Brothers Ltd | Improvements in turf piercing machines |
US4236582A (en) * | 1979-02-12 | 1980-12-02 | Hastings Paul F | Powered ground aerator |
EP0037595A1 (en) * | 1980-03-10 | 1981-10-14 | Redexim Holding S.A. | Apparatus for the provision of vertical drain channels in grass, fields, meadows etc. |
DE8605222U1 (de) * | 1986-02-27 | 1986-04-10 | Kraemer, Hans-Peter, 5000 Koeln | Maschine zur Bearbeitung von Sportplätzen und dgl |
US4602687A (en) * | 1985-01-16 | 1986-07-29 | Outboard Marine Corporation | Drive mechanism for turf aerating apparatus |
FR2625405A1 (fr) * | 1987-12-30 | 1989-07-07 | Gol Sp Kon | Organe destine a faire des poquets d'une planteuse-repiqueuse |
WO1989012381A2 (en) * | 1988-06-22 | 1989-12-28 | Warke William L | Grass treatment apparatus |
DE4323315A1 (de) * | 1993-07-12 | 1995-01-26 | Wiedenmann Gmbh | Bearbeitungsgerät für die Tiefenlockerung von Böden |
DE4333310A1 (de) * | 1993-09-30 | 1995-04-06 | Thomas Ostheimer | Bodenbearbeitungsmaschine in gelenkiger Ausführung zur Betätigung von Mehrzweckwerkzeugen und mehreren Werkzeugen |
US5570746A (en) * | 1993-03-15 | 1996-11-05 | Southern Green, Inc. | Turf aeration device |
-
1997
- 1997-01-03 NL NL1004926A patent/NL1004926C2/nl not_active IP Right Cessation
- 1997-12-23 AU AU49226/97A patent/AU738167B2/en not_active Ceased
- 1997-12-26 JP JP9360616A patent/JPH10191708A/ja active Pending
- 1997-12-30 CA CA002226151A patent/CA2226151C/en not_active Expired - Fee Related
- 1997-12-31 EP EP97204155A patent/EP0853869B1/en not_active Expired - Lifetime
- 1997-12-31 ES ES97204155T patent/ES2171249T3/es not_active Expired - Lifetime
- 1997-12-31 DE DE69711357T patent/DE69711357T2/de not_active Expired - Lifetime
-
1998
- 1998-01-05 US US09/002,777 patent/US6003613A/en not_active Expired - Lifetime
Patent Citations (10)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB661287A (en) * | 1948-12-10 | 1951-11-21 | Rose Brothers Ltd | Improvements in turf piercing machines |
US4236582A (en) * | 1979-02-12 | 1980-12-02 | Hastings Paul F | Powered ground aerator |
EP0037595A1 (en) * | 1980-03-10 | 1981-10-14 | Redexim Holding S.A. | Apparatus for the provision of vertical drain channels in grass, fields, meadows etc. |
US4602687A (en) * | 1985-01-16 | 1986-07-29 | Outboard Marine Corporation | Drive mechanism for turf aerating apparatus |
DE8605222U1 (de) * | 1986-02-27 | 1986-04-10 | Kraemer, Hans-Peter, 5000 Koeln | Maschine zur Bearbeitung von Sportplätzen und dgl |
FR2625405A1 (fr) * | 1987-12-30 | 1989-07-07 | Gol Sp Kon | Organe destine a faire des poquets d'une planteuse-repiqueuse |
WO1989012381A2 (en) * | 1988-06-22 | 1989-12-28 | Warke William L | Grass treatment apparatus |
US5570746A (en) * | 1993-03-15 | 1996-11-05 | Southern Green, Inc. | Turf aeration device |
DE4323315A1 (de) * | 1993-07-12 | 1995-01-26 | Wiedenmann Gmbh | Bearbeitungsgerät für die Tiefenlockerung von Böden |
DE4333310A1 (de) * | 1993-09-30 | 1995-04-06 | Thomas Ostheimer | Bodenbearbeitungsmaschine in gelenkiger Ausführung zur Betätigung von Mehrzweckwerkzeugen und mehreren Werkzeugen |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DE69711357D1 (de) | 2002-05-02 |
AU4922697A (en) | 1998-07-09 |
CA2226151C (en) | 2006-08-29 |
US6003613A (en) | 1999-12-21 |
CA2226151A1 (en) | 1998-07-03 |
EP0853869A1 (en) | 1998-07-22 |
JPH10191708A (ja) | 1998-07-28 |
ES2171249T3 (es) | 2002-09-01 |
AU738167B2 (en) | 2001-09-13 |
EP0853869B1 (en) | 2002-03-27 |
DE69711357T2 (de) | 2002-11-07 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL1004926C2 (nl) | Inrichting voor het beluchten van een bodemlaag. | |
KR890003242B1 (ko) | 멀칭 및 파종장치 | |
EP0876748B1 (fr) | Appareil ou machine comportant une unité de travail articulée par rapport à une structure porteuse et procédé d'articulation | |
FR2738987A1 (fr) | Moissonneuse-batteuse pour terrain en pente | |
EP0898877A1 (fr) | Dispositif pour l'effeuillage des vignes | |
US8485272B2 (en) | Soil aerating device and method for pushing penetration tools into soil | |
FR2526263A1 (fr) | Ensemble articule de support d'outils pour machine agricole | |
EP2062472B1 (fr) | Support d'outil permettant l'evitement d'un obstacle dans un rang | |
US4936390A (en) | Tool apparatus with tool attached to end of outrigger arm | |
EP0153893A2 (fr) | Semoir mécanique rotatif permettant le paillage et l'ensemencement simulatanes du sol | |
AU633259B2 (en) | Grass treatment apparatus | |
FR2471739A1 (fr) | Dispositif d'effacement mecanique pouvant etre equipe d'un element epampreur ou ebourgeonneur, ou d'un element faucheur d'herbe sous souche de vigne | |
US4775014A (en) | Ground-working implement | |
FR2964006A1 (fr) | Dispositif de traitement agricole d'une culture sur sol de plants en rangees | |
FR2476978A1 (fr) | Machine agricole pour l'epamprage ou l'effeuillage de la vigne | |
JP4736212B2 (ja) | 畝立成形装置 | |
WO1997024025A1 (fr) | Dispositif d'ameublissement du sol | |
EP0611519B1 (fr) | Perfectionnement aux machines de plantation de mottes cubiques | |
US4277080A (en) | Quick hitch power frame | |
DE19601420C2 (de) | Vorrichtung zum Führen eines Gerätes, insbesondere eines Erntebergungsvorsatzes, relativ zu einer von dem Gerät überfahrenen Oberfläche | |
EP0498775A1 (en) | Ambiversatile multi-furrow plough with variable angle displacement incorporating tilling blade elements | |
JP4423709B2 (ja) | 苗移植機 | |
FR3069748B1 (fr) | Outil de travail du sol entraine et dispositif de travail de la terre equipe d'au moins un tel outil de travail du sol | |
EP0763318B1 (fr) | Machine d'arrachage de racines ou tubercules cultivés en ligne | |
FR2602631A1 (fr) | Charrue a corps symetriques |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20120801 |