NL1004219C2 - Werkwijze en inrichting voor het leggen van een bodembedekking. - Google Patents
Werkwijze en inrichting voor het leggen van een bodembedekking. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1004219C2 NL1004219C2 NL1004219A NL1004219A NL1004219C2 NL 1004219 C2 NL1004219 C2 NL 1004219C2 NL 1004219 A NL1004219 A NL 1004219A NL 1004219 A NL1004219 A NL 1004219A NL 1004219 C2 NL1004219 C2 NL 1004219C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- frame
- edge strip
- trench
- covering
- roller
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01G—HORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
- A01G13/00—Protecting plants
- A01G13/02—Protective coverings for plants; Coverings for the ground; Devices for laying-out or removing coverings
- A01G13/0256—Ground coverings
- A01G13/0287—Devices for laying-out or removing ground coverings
Landscapes
- Health & Medical Sciences (AREA)
- General Health & Medical Sciences (AREA)
- Toxicology (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Soil Working Implements (AREA)
Description
Werkwijze en inrichting voor het leggen van een bodembedekking
De onderhavige uitvinding betreft een werkwijze voor het in banen op een ondergrond aanbrengen van een bedekking, zoals netten, omvattende: - het in overlappende banen leggen van de bedekking; en 5 - het fixerend in de ondergrond insereren van ten minste één randstrook hiervan in een legrichting van de banen door: het graven van een geul; het in de geul plaatsen van de randstrook; en het ingraven van de randstrook door het vullen van de geul, en 10 - het tijdens het leggen van de banen gelijktijdig in de geul ingraven van ten minste één randstrook van de te leggen en een voordien aangebrachte baan.
Een dergelijke werkwijze is bekend uit het Britse octrooischrift 1.504.967, waarbij randstroken van 15 naburige en opeenvolgend gelegde banen van de bodembedekking, hier een folie, overlappend zijn gelegd en gelijktijdig worden ingegraven. Hierbij vindt het ingraven van beide randstroken plaats zonder het afzonderlijk graven van een geul, maar bij het ingraven wordt deze geul wel 20 gevormd. Een nadeel van de bekende werkwijze is, dat het ingraven van de randstroken van de banen plaatsvindt zonder het voorafgaand hieraan graven van de geul, waardoor messen of wielen noodzakelijk zijn, waarmee het materiaal van de randstroken direct in de grond wordt 25 ingebracht, dat wil zeggen onder invloed van een neerwaarts gerichte kracht, zoals die van de inrichting voor het ten uitvoer brengen van deze werkwijze, waarmee de kans op beschadiging van deze randstroken groot is. Dit resulteert in een situatie, waarbij weliswaar de bedek-30 king wordt uitgespreid, maar niet in de ondergrond wordt gefixeerd, doordat de randstroken worden afgesneden of afgescheurd.
1004219 2
Een ander nadeel van de bekende techniek Is, dat beide randstroken van één te leggen baan gelijktijdig worden ingegraven; de naar een voordien aangebrachte baan gerichte randstrook van de te leggen baan tezamen met de 5 hierdoor overlapte randstrook van de voordien aangebrachte baan tot een relatief grote diepte, en de van de voordien aangebrachte baan afgekeerde randstrook van de te leggen baan tot een relatief geringe diepte. Dit brengt met zich mee, dat een inrichting voor het ten 10 uitvoer brengen van de bekende wijze telkens slechts in één richting over het land mag rijden om de banen uit te spreiden. Verder kan beschadiging van de bedekking optreden doordat beide randstroken gelijktijdig worden ingegraven en de bedekking hierdoor onder spanning kan komen 15 te staan. Onder invloed van deze spanning kan weer beschadiging van de bedekking optreden. Om dit te voorkomen is in het bovengenoemde Britse octrooischrift voorgesteld een plooi in de banen te vouwen, die uitvouwt naar gelang de zij randstroken van de banen worden ingegraven. Hier-20 door is een additionele, zeer nauwkeurige bewerking vereist om deze vouw of plooi in de bekleding aan te brengen waarbij niet met zekerheid kan worden gesteld, dat beschadiging van de bekleding kan worden voorkomen, noch dat de bekleding strak over het land gespannen zal 25 worden. Wanneer de plooi te klein is, komen de banen in breedterichting hiervan onder spanning te staan, en wanneer de plooi te groot is, resulteert geen strakke bekleding van de ondergrond met de bedekking.
Bovendien wordt blijkbaar elke zijrandstrook 30 tweemaal ingegraven; één maal tot een relatief geringe diepte en één maal tezamen met de zijrandstrook van een voordien aangebrachte baan, tot een relatief grote diepte. Het tweemaal ingraven van elke randstrook leidt ertoe, dat ook de kans op beschadiging van deze rand-35 strook groter wordt, in het bijzonder in het geval, dat de bedekking bestaat uit een relatief kwetsbaar materiaal, zoals een net of een soort kunststof.
1004219 3
Met de onderhavige uitvinding is beoogd bovengenoemde bezwaren van de bekende techniek althans enigszins te verlichten, en hiertoe is een werkwijze verschaft, die zich onderscheidt door het voorafgaand aan 5 het ingraven optillen van een tegenover de geinsereerde gelegen randstrook van de voordien aangebrachte van de banen, en graven van een geul hieronder.
Met een werkwijze volgens de onderhavige uitvinding wordt onnodige spanning in de banen van de bedek-10 king voor de ondergrond vermeden, terwijl de bedekking tevens nauw aansluitend strak gespannen op de ondergrond wordt gefixeerd.
De onderhavige uitvinding betreft overigens tevens een inrichting voor het op een ondergrond aan-15 brengen van bedekking, zoals netten, omvattende: - een gestel met voortbewegingsmiddelen voor verplaatsing over de ondergrond in een bewegingsrichting; en - een houder voor opname van de bedekking, welke met het gestel is verbonden om in bedrijf de bedekking uit te 20 spreiden over de ondergrond, - insereermiddelen achter de houder om in bedrijf de bedekking langs ten minste één randstrook hiervan in de bewegingsrichting van het gestel in de ondergrond in te graven, zoals deze eveneens bekend is uit het voornoemde 25 Britse octrooischrift 1.504.967. Een inrichting volgens de onderhavige uitvinding onderscheidt zich, doordat de insereermiddelen aan één, met de in te graven randstrook overeenkomende zijde zijn aangebracht, teneinde reeds in samenhang met de werkwijze volgens de onderhavige uitvin-30 ding hierboven beschreven voordelen te verkrijgen.
Ter aanvulling of als alternatief vertoont een inrichting volgens de onderhavige uitvinding de eigenschap, dat aan beide met in te graven randstroken overeenkomende zijden insereermiddelen zijn aangebracht, 35 welke onder besturing staan van een ontkoppeling om selectief de insereermiddelen aan één van beide zijden afhankelijk van de rijrichting van het gestel ten opzichte van voordien aangebrachte banen en te leggen banen 1004219 4 buiten werking te stellen. Hierdoor is mogelijk, dat de inrichting volgens de onderhavige uitvinding op-en-neer kan blijven rijden om banen van de bekleding uit te spreiden en te fixeren, zonder voor dit uitspreiden en 5 fixeren telkens van dezelfde kant af te hoeven aanvangen en derhalve zonder telkens naar deze kant van het veld terug te hoeven rijden. Het aanbrengen van de bedekking gaat derhalve aan één stuk door, zonder oponthoud.
Overige eigenschappen van een inrichting vol-10 gens de onderhavige uitvinding, zoals deze in de afhankelijke conclusies 4-11 zijn beschreven, zullen blijken uit de hierna volgende figuurbeschrijving in samenhang met de bijgevoegde figuren.
De uitvinding zal derhalve hieronder nader 15 worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoor-beeld hiervan. In de tekening toont: fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding; fig. 2 een schematisch zijaanzicht van de in 20 fig. 1 getoonde inrichting; en fig. 3 een perspectivisch aanzicht van een gedeelte van de in fig. 1 getoonde inrichting in bedrijf; en fig. 4 een schematisch aanzicht van een alter-25 natieve uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding.
In de figuren wordt met een zelfde referentie-nummer gerefereerd aan een zelfde onderdeel.
De in fig. 1 getoonde inrichting 1 omvat: een 30 als frame 3 vormgegeven gestel; als snijschijf 5 vormgegeven graafmiddelen; een als rol 6 vormgegeven houder; als schijf 7 vormgegeven aangrijpingsmiddelen; als druk-rol 8 vormgegeven vulmiddelen; en als drukcilinder 9 vormgegeven arreteermiddelen.
35 De snijschijf 5 is tezamen met de rol 6, de schijf 7, de drukrol 8 en de drukcilinder 9 verbonden met het frame 3, waarbij het frame 3 over een veld 4 als ondergrond wordt getrokken met behulp van een tractor 2, 1004219 5 die dienst doet als voortbewegingsmiddelen. Bij verplaatsing van de inrichting 1 in de met pijl A aangeduide richting door de tractor 2 rolt een als net 10 vormgegeven bedekking af van de rol 6. Derhalve wordt een baan 5 van het net 10 over het veld 4 uitgespreid. Teneinde te voorkomen, dat de in het net 10 tijdens het van de rol 6 afrollen hiervan gegenereerde spanning resulteert in het voortslepen van het net 10 is de drukcilinder 9 aangebracht achter de rol 6. De drukcilinder 9 drukt met een 10 onder invloed van het gewicht van de inrichting 1 gegenereerde kracht het net 10 op het veld 4, zodat de bovengenoemde spanning slechts optreedt in het gedeelte van het net 10 tussen de rol 6 en de drukcilinder 9.
De voor de rol 6 in de voortbewegingsrichting A 15 aangebrachte snijschijf 5 vormt een geul 15 in het veld 4, eveneens onder invloed van het gewicht van de inrichting 1. De snijschijf 5 is draaibaar aan het gestel 3 gemonteerd, zodat deze met een met de voortbewegingsrichting A overeenkomende snelheid roteert om de geul in het 20 veld 4 te vormen.
De rol 6 is voorzien van een as 18, welke vanzelfsprekend draaibaar met het gestel 3 is verbonden om afrollen van het net 10 mogelijk te maken. Ter verhoging van de doeltreffendheid van de snij schijf 5 kan deze 25 in een (niet getoonde) alternatieve uitvoeringsvorm zijn verbonden met een hierbij behorende aandrijving. Hierbij wordt de snijschijf 5 aangedreven om met een hogere snelheid te roteren dan die, welke overeenkomt met de voortbewegingssnelheid van de inrichting 1. Een dergelij-30 ke aandrijving is dan bij voorkeur bijvoorbeeld via een overbrenging gekoppeld met de voortbewegingsmiddelen, in het hier getoonde geval de tractor 2.
De door de snijschijf 5 gevormde geul 15 is zodanig, dat deze wordt overlapt door een randstrook van 35 het net 10, na het van de rol 6 afrollen hiervan. Achter de rol bevindt zich de schijf 7 welke de de geul 15 overlappende randstrook van het net 10 aangrijpt en in de geul 15 insereert. Hiertoe is de schijf 7 tevens draai- 1004219 6 baar met het gestel verbonden om tijdens een door de voortbeweging van de inrichting 1 veroorzaakte rotatie hiervan het net 10 aan te grijpen en in de geul 15 te insereren.
5 In de voortbewegingsrichting A achter de schijf 7 is de drukrol 8 aangebracht, die tevens draaibaar met het gestel 3 is verbonden. Onder invloed van het gewicht van de inrichting 1 wordt door deze drukrol 8 een dusdanige kracht op de aarde in het veld 4 aan weerszijden van 10 de geul 15 uitgeoefend, dat de geul 15 hierdoor wordt dichtgeperst en de bovengenoemde randstrook van het net 10 in het veld 4 is geïnsereerd.
De inrichting 1 en de werking hiervan zijn in zijaanzicht schematisch weergegeven in fig. 2. Hierin 15 zijn ook duidelijker als hydraulische drukcilinder 11 en veer 12 vormgegeven veermiddelen getoond, waarmee wordt bewerkstelligd, dat de schijf 7 voor aangrijping van de randstrook van het net 10 tot een gewenste diepte in de door de snij schijf 5 gegraven geul 15 is gestoken in 20 bedrijf om te voorkomen, dat hierdoor beschadigingen aan het net 10 kunnen worden aangebracht.
Hierbij is de hydraulische cilinder 11 vast bevestigd aan het frame 3 en scharnierend bevestigd aan een eveneens scharnierend aan het frame 3 gekoppelde 25 zwenkstang 13. De veer 12 is nabij het tegenover de scharnierende koppeling van de zwenkstang 13 met het gestel 3 gelegen einde aan deze zwenkstang 13 bevestigd, waarbij het andere einde van de veer 12 is bevestigd aan een verticale stang 20. De schijf 7 is aan het tegenover 30 de bevestiging met de veer gelegen einde van de verticale stang 20 aangebracht. Bij het verlengen van de hydraulische cilinder 11 wordt de zwenkstang 13 gedwongen neerwaarts te zwenken om het scharnierpunt hiervan. Hierdoor wordt de veer 12 onder spanning gebracht, waarbij deze 35 veer 12 derhalve aan de verticale stang 20 trekt om op deze wijze de schijf 7 neerwaarts te duwen om een grotere kracht in de geul 15 uit te oefenen. De veer 12 dient overigens ter bescherming van de hydraulische cilinder 10042 19 7 11, wanneer de schijf 7 over oneffenheden in het veld 4, zoals een steen of een zeer compacte aardkluit rolt, waardoor de hydraulische cilinder bij directe verbinding van de schijf 7 en de hydraulische cilinder beschadigd 5 zou kunnen raken.
De verticale stang 20 is verder tevens verbonden met een horizontale kantelstang 14 die over de as van de rol 6 is aangebracht en aan het tegenover de verticale stang 20 gelegen einde scharnierend is verbonden met een 10 parallellogram 16 van afzonderlijke stangen, die onderling scharnierend met elkaar zijn verbonden. Aan de in de tekening rechts weergegeven neerwaarts uitstrekkende stang van het parallellogram 16 is de snijschijf 5 aangebracht, zodat een verband bestaat tussen de standen van 15 de snijschijf 5 en van de schijf 7 om een optimale werking van beide ten opzichte van elkaar te bewerkstelligen.
In fig. 3 is een perspectivisch aanzicht getoond van deel van een inrichting in een andere uitvoe-20 ringsvorm van de onderhavige uitvinding. Hierbij is boven de snijschijf 5 als schraapstang 17 vormgegeven distan-tiëringsmiddelen aangebracht, welke een randstrook van een eerder gelegde baan van het net optillen en uit de weg van de snijschijf 5 houden om beschadiging hiervan 25 tijdens het aanbrengen van de geul 15 te voorkomen. Dit is in het bijzonder van belang in het geval van een situatie, waarbij het wenselijk is de banen naast elkaar uit te spreiden over de ondergrond.
De hier getoonde randstrook van de eerder 30 gelegde baan van het net 10 is derhalve bij het leggen van deze baan niet geïnsereerd. Hiertoe omvat deze inrichting slechts aan één zijde insereerniddelen in tegenstelling tot de in fig. 1 getoonde inrichting, of is een ontkoppeling aangebracht, via welke de insereermiddelen 35 aan één van de of aan beide zijden selectief ontkoppelbaar zijn om deze buiten werking te stellen. Derhalve worden aansluitende randstroken van opeenvolgend uitgespreide banen van het net 10 gelijktijdig geïnsereerd, 1004219 δ zodat geen ruimte tussen de banen resteert en beschadiging van het net 10 langs de randstroken hiervan doeltreffend is voorkomen.
In fig. 4 is een schematisch zijaanzicht ge-5 toond van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding in een alternatieve uitvoeringsvorm hiervan. Hierbij is het parallellogram 16 van afzonderlijke stangen scharnierend verbonden met de neerwaarts naar de snijschijf 5 uitstrekkende stang, waarbij een ligger 21 vast is ver-10 bonden aan zowel deze zich neerwaarts naar de snijschijf 5 uitstrekkende stang als met de verticale stang 20. De veer 12 is in de figuur aan het bovenste einde van de verticale stang 20 bevestigd, waarbij het onderste einde van de verticale stang 20 is bevestigd aan en een eenheid 15 vormt met verbindingsstang 22, die in hoofdzaak onder een hoek ten opzichte van de horizontaal is aangebracht, en waarbij de einden van de verbindingsstang 22 zijn verbonden met resp. de assen van de schijf 7 en de drukrol 8.
Het tegenover het roet de verticale stang 20 20 verbonden einden van de veer 12 is bevestigd aan de zwenkstang 13, die door middel van een scharnier aan het frame 3 zwenkbaar is bevestigd. De hydraulische cilinder 11 is tevens aan het frame 3 bevestigd en grijpt de zwenkstang 13 aan om deze in een relatieve positie ten 25 opzichte van het frame 3 te brengen. Wanneer de lengte van de hydraulische cilinder wordt vergroot, wordt de snijschijf 5, de schijf 7 en de drukrol 8 onder uitoefening van een hogere kracht op het veld 4 geduwd. Omgekeerd geldt, dat wanneer de lengte van de hydraulische 30 cilinder 11 wordt verkort, de zwenkstang 13 aanslaat tegen de aanslag 23, waardoor de eenheid van snijschijf 5, ligger 21, verticale stang 20, verbindingsstang 22, schijf 7 en drukrol 8, die tezamen een eenheid vormen, zoals een subframe, vanaf de bodem in opwaartse richting 35 worden opgeheven om de werking van de inrichting althans tijdelijk te onderbreken.
Bij voorkeur vertonen de scharnieren in het parallellogram 16 en bij de verbinding van de zwenkstang 1004219 9 13 aan het frame 3 enige speling om te compenseren voor een afwijking ten opzichte van een nauwkeurig rechte lijn, waarlangs de inrichting volgens de onderhavige uitvinding dient te worden voortbewogen. Op deze wijze 5 kan het ontwrichten worden vermeden van de afzonderlijke onderdelen van de groep, die wordt gevormd door de snij-schijf 5, de schijf 7, de drukrol 8, en de ligger 21, de verticale stang 20 en de verbindingsstang 22.
In een niet getoonde eerste alternatieve uit-10 voeringsvorm omvat een inrichting volgens de onderhavige uitvinding eigen voortbewegingsmiddelen, en is derhalve voor verplaatsing hiervan niet afhankelijk van een tractor of een dergelijke. Bij voorkeur dienen de voortbewegingsmiddelen, de tractor of die, welke bij de inrichting 15 zelf behoren, tevens als aandrijving voor een reciproke of, zoals in het geval van een snijschijf, rondgaande beweging van de graafmiddelen. Eventueel kan tussen de voortbewegingsmiddelen en de graafmiddelen een overbrenging zijn aangebracht om de snelheid van de door de 20 graafmiddelen ten uitvoer te brengen beweging te besturen.
In een niet getoonde tweede alternatieve uitvoeringsvorm is een inrichting volgens de onderhavige uitvinding vormgegeven met een van die van fig. 1 afwij-25 kende volgorde in de bewegingsrichting van de componenten van de insereermiddelen. Bij voorbeeld kunnen de arre-teermiddelen zijn aangebracht vóór de aangrijpingsmidde-len en / of de vulmiddelen, in tegenstelling tot de in fig. 1 weergegeven inrichting.
30 In een niet getoonde derde alternatieve uitvoe ringsvorm is een inrichting volgens de onderhavige uitvinding zodanig vormgegeven, dat de vulmiddelen en de arreteermiddelen een eenheid vormen. In de in fig. 1 weergegeven inrichting brengt dit een combinatie van de 35 drukrol 8 en de drukcilinder 9 met zich mee. De resulterende vorm zou dan een drukcilinder omvatten, waarvan de met een te vullen geul overeenkomende delen dienst doen als de drukrol.
1004219
Claims (11)
1. Werkwijze voor het in banen op een ondergrond aanbrengen van een bedekking, zoals netten, omvattende : - het in overlappende banen leggen van de bedekking; en 5 - het fixerend in de ondergrond insereren van ten minste één randstrook hiervan in een legrichting van de banen door: het graven van een geul; het in de geul plaatsen van de randstrook; en het ingraven van de randstrook door het vullen van de geul, en 10. het tijdens het leggen van de banen gelijktijdig in de geul ingraven van ten minste één randstrook van de te leggen en een voordien aangebrachte baan, gekenmerkt door het voorafgaand aan het ingraven optillen van een tegenover de geïnsereerde gelegen randstrook van 15 de voordien aangebrachte van de banen, en graven van een geul hieronder.
2. Inrichting voor het op een ondergrond aanbrengen van bedekking, zoals netten, omvattende: - een gestel met voortbewegingsmiddelen voor verplaatsing 20 over de ondergrond in een bewegingsrichting; en - een houder voor opname van de bedekking, welke met het gestel is verbonden om in bedrijf de bedekking uit te spreiden over de ondergrond, - insereermiddelen achter de houder om in bedrijf de 25 bedekking langs ten minste één randstrook hiervan in de bewegingsrichting van het gestel in de ondergrond in te graven, met het kenmerk, dat de insereermiddelen aan één, met de in te graven randstrook overeenkomende zijde zijn aange-30 bracht.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat aan beide met in te graven randstroken overeenkomende zijden insereermiddelen zijn aangebracht, welke 1004219 onder besturing staan van een ontkoppeling om selectief de insereermiddelen aan één van beide zijden afhankelijk van de rijrichting van het gestel ten opzichte van voordien aangebrachte banen en te leggen banen buiten werking 5 te stellen.
4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, gekenmerkt door arreteermiddelen, welke in de bewegingsrichting achter de houder aangebracht met het gestel zijn verbonden om in bedrijf de uitgespreide bedekking statio- 10 nair ten opzichte van de ondergrond te houden.
5. Inrichting volgens conclusie 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat de insereermiddelen omvatten: - graafmiddelen, welke in de bewegingsrichting vóór de houder aangebracht met het gestel zijn verbonden om een 15 zodanige geul in de ondergrond langs ten minste één randstrook van de uit te spreiden bedekking aan te brengen, dat de randstrook van de bedekking hierin valt na het uitspreiden hiervan; - vulmiddelen, welke in de bewegingsrichting achter de 20 houder aangebracht met het gestel zijn verbonden om de geul te vullen.
6. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt door aangrijpingsmiddelen, welke tussen de houder en de vulmiddelen aangebracht met het gestel zijn verbonden en 25 zich onder aangrijping van de randstrook van de bedekking in de geul uitstrekken.
7. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de arreteermiddelen een op de ondergrond geplaatste, staafvormige rol met radiaal uitstekende 30 nokken omvatten, welke in hoofdzaak haaks op de bewegingsrichting draaibaar met het gestel is verbonden.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de rol een eenheid vormt met de vulmiddelen, welke in de vorm van een wiel of een dergelijke aan een 35 met de geul overeenkomend einde van de rol is aangebracht . 1004219
9. Inrichting volgens conclusie 5, met net kenmerk, dat de graafmiddelen één van een lemetvormig en een schijfvormig mes omvatten.
10. Inrichting volgens conclusie 5 of 9, met 5 het kenmerk, dat de graafmiddelen zijn verbonden met een aandrijving van het gestel voor het in bedrijf doorlopen van een beweging ten opzichte van de ondergrond.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de aandrijving is verbonden met de voortbewe- 10 gingsmiddelen. '1 00 4 2 19
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1004219A NL1004219C2 (nl) | 1996-10-08 | 1996-10-08 | Werkwijze en inrichting voor het leggen van een bodembedekking. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1004219A NL1004219C2 (nl) | 1996-10-08 | 1996-10-08 | Werkwijze en inrichting voor het leggen van een bodembedekking. |
NL1004219 | 1996-10-08 |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1004219A1 NL1004219A1 (nl) | 1997-10-02 |
NL1004219C2 true NL1004219C2 (nl) | 1997-10-02 |
Family
ID=19763637
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1004219A NL1004219C2 (nl) | 1996-10-08 | 1996-10-08 | Werkwijze en inrichting voor het leggen van een bodembedekking. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1004219C2 (nl) |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2798254A1 (fr) * | 1999-09-10 | 2001-03-16 | Yannick Mainguy | Dispositif pour la pose d'un film plastique ou similaire, notamment a usage agricole |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB1504967A (en) * | 1976-02-26 | 1978-03-22 | Pearson L | Laying flexible material |
FR2427780A1 (fr) * | 1978-06-09 | 1980-01-04 | Limagrain Ste Coop Agric Semen | Machine de mise en place d'une pellicule souple pour terrain de culture |
US4513530A (en) * | 1983-06-22 | 1985-04-30 | Mechanical Transplanter Company | Machine for laying film material |
FR2577753A1 (fr) * | 1985-02-27 | 1986-08-29 | Huard Ucf | Dispositif de fixation de bandes de matiere plastique pour le paillage des sols |
-
1996
- 1996-10-08 NL NL1004219A patent/NL1004219C2/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB1504967A (en) * | 1976-02-26 | 1978-03-22 | Pearson L | Laying flexible material |
FR2427780A1 (fr) * | 1978-06-09 | 1980-01-04 | Limagrain Ste Coop Agric Semen | Machine de mise en place d'une pellicule souple pour terrain de culture |
US4513530A (en) * | 1983-06-22 | 1985-04-30 | Mechanical Transplanter Company | Machine for laying film material |
FR2577753A1 (fr) * | 1985-02-27 | 1986-08-29 | Huard Ucf | Dispositif de fixation de bandes de matiere plastique pour le paillage des sols |
Cited By (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2798254A1 (fr) * | 1999-09-10 | 2001-03-16 | Yannick Mainguy | Dispositif pour la pose d'un film plastique ou similaire, notamment a usage agricole |
WO2001019167A1 (fr) | 1999-09-10 | 2001-03-22 | Yannick Mainguy | Dispositif pour la pose d'un film plastique ou similaire, notamment a usage agricole |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
NL1004219A1 (nl) | 1997-10-02 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
EP0189449B1 (fr) | Machine agricole de pose de film sur des semis | |
US9010450B2 (en) | Apparatus and methods for facilitating the removal of existing turf and installing new turf | |
EP0515289B1 (fr) | Machine pour l'enlèvement de larges bandes étendues sur le sol | |
EP0267815B1 (fr) | Procédé et dispositif pour le drainage des rives de toutes aires stabilisées de génie civil, ou des rives d'une construction | |
CA2272132A1 (en) | Land smoother and packer system | |
WO1992003915A1 (fr) | Machine pour ramasser, nettoyer et emballer les baches plastiques agricoles | |
EP0386209A1 (fr) | Machine autopropulsee pour betonner des fosses. | |
NL1004219C2 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het leggen van een bodembedekking. | |
KR20000075695A (ko) | 잔디 입히는 장치 및 방법 | |
EP1209964B1 (fr) | Dispositif pour la pose d'un film plastique ou similaire, notamment a usage agricole | |
EP1249158B1 (fr) | Machine agricole pour la pose mécanique d'une nappe sur le sol apte à la récupérer mécaniquement et à l'enrouler sur une bobine | |
EP0133134A2 (fr) | Perfectionnements aux semoirs de graines sous paillage | |
FR2799220A1 (fr) | Perfectionnements relatifs aux surfaces d'activite mettant en jeu un plateau mobile | |
FR2676614A1 (fr) | Machine pour l'enlevement de larges bandes etendues sur le sol. | |
FR2695534A1 (fr) | Machine à déposer le gazon. | |
FR2771894A1 (fr) | Procede pour couper ou faucher des vegetaux, et dispositif de coupe associe | |
BE896006A (fr) | Procede en vue d'ameliorer de maniere permanente le drainage superficiel des terrains, de preference, des terrains couverts d'herbe, et appareil pour la mise en oeuvre de ce procede | |
WO1997003552A1 (fr) | Procede et machine pour enfouir l'un des bords d'un film plastique utilise pour l'assainissement des sols cultives | |
NL1001212C2 (nl) | Inrichting en werkwijze voor het uit grasland snijden van graszoden met constante dikte. | |
TWI650062B (zh) | 鋪膜覆土機 | |
NL1004872C2 (nl) | Inrichting geschikt voor het omspitten van een grondoppervlak alsmede een dergelijke werkwijze. | |
JP2678967B2 (ja) | 全面マルチにおける土掛け装置 | |
EP0726023A1 (fr) | Dispositif pour dérouler au sol au moins un rouleau de gazon | |
FR2614171A1 (fr) | Perfectionnements aux semoirs sous paillage avec roues semeuses a godets-picots. | |
US6092328A (en) | Device for laying foil-like or sheet-like type material, specially strip-like material on the ground |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
AD1B | A search report has been drawn up | ||
PD2B | A search report has been drawn up | ||
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20020501 |