NL1004102C2

NL1004102C2 - Katheter.

Info

Publication number: NL1004102C2
Application number: NL1004102A
Authority: NL
Inventors: Frans Mous; Cornelis Philipus Nap; Wenzel Franz Hurtak
Original assignee: Cordis Europ
Priority date: 1996-09-24
Filing date: 1996-09-24
Publication date: 1998-03-26
Also published as: US5897536A; EP0830870A1

Description

5

Katheter

De onderhavige uitvinding betreft een katheter, omvattende een slangvormig basislichaam met een distaai einde en een proximaal einde en ten minste één zich door het basislichaam uitstrekkend lumen, dat aan het proxima-10 le einde is verbonden met een aansluitorgaan.

De katheter volgens de bekende techniek heeft als nadeel, dat zowel de fysieke, als de mechanische eigenschappen hiervan constant zijn langs de lengte van het katheter. Veelal is echter het variëren van dergelij-15 ke eigenschappen gewenst, bijvoorbeeld wanneer weergave van de katheter bij beeldvorming door middel van bijv.

MRI of beeldvorming met behulp van röntgenstraling gewenst is.

De uitvinding beoogt althans het bovengenoemde 20 bezwaar weg te nemen, en verschaft hiertoe een katheter, die zich onderscheidt, door ten minste één, met het lumen verbonden holte althans nabij het distale einde.

Met een katheter volgens de onderhavige uitvinding kunnen zowel de fysieke als de mechanische eigen-25 schappen van de katheter worden beïnvloed. Door bijvoorbeeld de holte te vullen roet een contrastvloeistof, kan deze katheter worden afgebeeld bij bijvoorbeeld beeldvorming met röntgenstraling of een MRI-techniek. In het geval van een aantal holtes met vooraf bekende afstanden 30 hiertussen, doen de met contrastvloeistof gevulde holtes dienst als markeringen in de zichtbaar te maken afbeelding. Door de holte onder druk te vullen met een fluïdum, zoals lucht of druk-vloeistof, kunnen bijvoorbeeld de stijfheid en de vorm worden aangepast aan de met de 35 toepassing van de katheter samenhangende eisen. Tevens kan door de vorm en de omvang, evenals de oriëntatie van de holte, welke onder druk met een fluïdum wordt gevuld, de vorm van de katheter worden beïnvloed. Hierbij veroor- 1004102 2 zaakt bijvoorbeeld een holte aan één zijde van de katheter in flexibel materiaal van de wand van het basislichaam buiging van de katheter in de tegenover de holte gelegen richting, ten opzichte van het basislichaam· 5 In een eerste uitvoeringsvorm is een katheter volgens de uitvinding is zodanig, dat de holte ringvormig is. Bij ierbij de holte om het lumen heen aangebracht.

In een tweede uitvoeringsvorm omvat een katheter volgens de onderhavige uitvinding een aanvullend 10 lumen, dat aan het proximale einde met een bijbehorend aansluitorgaan is verbonden. Het aanvullende lumen dient hierbij voor andere doeleinden, zoals transport door de katheter heen van fluïdum of opname hierin van een inrichting, zoals een glasvezelkabel. Bij voorkeur is het 15 lumen in een wand van de katheter naast het aanvullende lumen aangebracht.

In een derde uitvoeringsvorm is een katheter volgens de onderhavige uitvinding zodanig, dat een re-tourlumen is aangebracht, welke met de holte in verbin-20 ding staat. Wanneer de holte met een fluïdum, zoals contrastvloeistof, wordt gevuld, kan uit de holte te verwijderen lucht of andere vloeistof aan het proximale einde van de katheter weer worden onttrokken, en behoeft derhalve niet in het lichaam, waarin de katheter is 25 aangebracht, te worden geloosd.

In een vierde uitvoeringsvorm is een katheter volgens de onderhavige uitvinding zodanig, dat de holte in verbinding staat met een uitgang, althans nabij het distale einde. Hierbij kan de holte dienst doen als 30 tijdelijke opslag van bijvoorbeeld een fluïdum, dat in het lichaam, waarin de katheter is geplaatst, dient te worden uitgestoten, en wel op een zeer nauwkeurig bepaalde plaats.

In een vijfde uitvoeringsvorm is een katheter 35 volgens de onderhavige uitvinding zodanig, dat de holte is gevormd tussen het slangvormige basislichaam en een in het lumen hiervan aangebracht huisorgaan. Een op deze wijze vormgegeven katheter heeft als voordeel, dat deze 1004102 3 een eenvoudig en derhalve tegen geringe kosten te vervaardigen configuratie vertoont.

In een zesde uitvoeringsvorm is een katheter volgens de onderhavige uitvinding zodanig, dat het bij 5 het lumen behorende aansluitorgaan in gebruik in verbinding staat met pompmiddelen voor toe- of afvoer van een fluïdum. Dit is in het bijzonder van voordeel, wanneer het toevoeren van een fluïdum met een zeer nauwkeurig op voorhand bepaalde druk gewenst is.

10 De in de holte aan te brengen fluïda kunnert bijvoorbeeld zijn gevormd door contrastvloeistof voor beeldvorming, zoals MRI, of met behulp van röntgenstralen, lucht of een onder invloed van zichtbaar of UV-licht verhardende hars.

15 De uitvinding zal hieronder nader worden toege licht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld hiervan.

In de tekening toont: fig. 1 een perspektivisch aanzicht van een katheter volgens de onderhavige uitvinding; 20 fig. 2 een opengewerkt perspektivisch aanzicht van een deel van de in fig. 1 getoonde katheter.

De in fig. 1 getoonde katheter omvat in hoofdzaak: een als holle slang 2 vormgegeven buisvormig basislichaam, een aansluitorgaan 3 en een als vullichaam 7 25 vormgegeven huisorgaan.

Door de handgreep heen is een leiddraad 4 gestoken, welke verder over de gehele lengte van de katheter 1 in het binnenste van de slang 2 is aangebracht. De glasvezelkabel 4 loopt hierbij tevens door het 30 binnenste van het vullichaam 7, dat in fig. 2 in detail is getoond. Hier wordt opgemerkt, dat het vullichaam 7 een variërende dikte heeft, zodat tussen het vullichaam en de binnenzijde van de slang 2 holtes 8 zijn gevormd. Verder omvat het vullichaam een als kanaal vormgegeven 35 aanvullend lumen, waarbij de glasvezelkabel 4 hierdoor-heen is gestoken.

De holtes, zoals deze het duidelijkst zijn weergegeven in fig. 2, staan in verbinding met een als 1004102 4 vorkstuk 5 vormgegeven aansluitorgaan, dat met behulp van de bediening 6 afsluitbaar is, waarbij in de geopende toestand hiervan in de richting van de met A aangeduide pijl fluïdum naar de holtes 8 kan worden getransporteerd.

5 Een naar de holte 8 te transporteren fluïdum is bijvoorbeeld contrastvloeistof, waarbij de onderlinge afstand tussen afzonderlijke holtes 8 op voorhand bekend is, zodat wanneer een afbeelding wordt vervaardigd van de omgeving van de katheter 1 met behulp van röntgenstralen 10 of een MRI-techniek, deze hiertoe geschikte contrastvloeistof duidelijk zal worden afgebeeld, hetgeen behulpzaam is bij interpretatie van de afbeelding, door de op voorhand bekende afstanden tussen de holtes 8. Tevens kan naar de holtes 8 een fluïdum onder druk worden getrans-15 porteerd om de stijfheid van het gedeelte van de katheter, waar de holtes 8 zijn aangebracht, te verhogen. In het geval van een andere dan de hier getoonde ringvorm van de holtes 8 kan tevens buiging van dit gedeelte van de katheter 1 worden bewerkstelligd op een willekeurig 20 moment in gebruik, hetgeen ook kan worden opgeheven, wanneer dit niet langer noodzakelijk is, door de druk uit de holtes 8 weg te nemen. Overigens geldt dit zelfde voor het geval, dat contrastvloeistof in de holtes 8 is aangebracht, te weten, dat deze langs dezelfde weg weer uit de 25 holtes kan worden verwijderd. Bij voorkeur is voor dit transport van en naar de holtes 8 een (niet getoonde) retourlumen aangebracht, zodat lucht of een andere vloeistof de plaats van de contrastvloeistof of het fluïdum onder druk kan innemen of vice versa, zonder dat hiertoe 30 een verbinding behoeft te worden geopend met de directe omgeving van de katheter.

In fig. 2 is een opengewerkt perspektivisch aanzicht getoond van de in fig. 1 getoonde slang 2, waarin het vullichaam 7 is aangebracht. Hierbij is het 35 aanvullende lumen en/of het retourlumen gevormd door in hoofdzaak aan de lengterichting van de katheter parallel aangebrachte inkepingen 9 in de dikkere delen van het vullichaam 7, welke dikkere delen op zich qua omvang 1004102 5 overeenkomen met de doorsnede van slang 2, waarbinnen het vullichaam is aangebracht.

Ter aanvulling of als alternatief kan tevens gebruik worden gemaakt van andere vormen van de holte dan 5 de hierboven beschreven en in de tekeningen getoonde ringvormige holtes 8. Bijvoorbeeld kan gebruik worden gemaakt van spiralen, wikkelende holtes, cirkelvormige holtes of druppelvormige holtes. Deze opsomming is echter niet limitatief, vele andere vormen kunnen worden toege-10 past, in het bijzonder wordt nog gewezen op asymmetrische vormen, die dienen om bij aanvoer van fluïdum hiernaartoe buiging van het katheter 1 te veroorzaken.

Hoewel hierboven slechts lucht en vloeistof als fluïda zijn beschreven, geldt vanzelfsprekend, dat tevens 15 andere gassen dan lucht toegepast kunnen worden. Verder kunnen afzonderlijke holtes vergezeld gaan van bijbehorende aanvullende lumina en eventueel retourlumina. Hierdoor is het mogelijk groepen holtes, welke groepen verspreid zijn aangebracht om de omtrek van het lumen, 20 afzonderlijk te voorzien van bijvoorbeeld gas onder druk om dan één zijde op te buigen, later een hiertegenover gelegen zijde op te buigen, etc.

Het verschaffen van holtes in katheters verschaft overigens nog vele andere voordelen, en kunnen in 25 vele vormen en op vele wijzen in een katheter worden aangebracht.

1004102

Claims

1. Katheter, omvattende een slangvormig basislichaam met een distaai einde en een proximaal einde en ten minste één zich door het basislichaam uitstrekkend lumen, dat aan het proximale einde is verbonden met een 5 aansluitorgaan, gekenmerkt door ten minste één, met het lumen verbonden holte althans nabij het distale einde.

2. Katheter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de holte ringvormig is.

3. Katheter volgens conclusie 1 of 2, geken- 10 merkt, door een aanvullend lumen, welk aan het proximale einde met een bijbehorend aansluitorgaan is verbonden.

4. Katheter volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het lumen in een wand van de katheter naast het aanvullende lumen is aangebracht.

5. Katheter volgens één van de voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat een retourlumen is aangebracht, welke met de holte in verbinding staat.

6. Katheter volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de holte in verbinding staat 20 met een uitgang althans nabij het distale einde.

7. Katheter volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de holte is gevormd tussen het slangvormige basislichaam en een in het binnenste hiervan aangebracht huisorgaan.

8. Katheter volgens conclusie 3, met het ken merk, dat het bij het lumen behorende aansluitorgaan in gebruik in verbinding staat met pompmiddelen voor toe- of afvoer van een fluïdum.

9. Katheter volgens conclusie 8, met het ken- 30 merk, dat het fluïdum contrastvloeistof voor beeldvorming omvat.

10. Katheter volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het fluïdum ten minste één gas, een gasmengsel of damp omvat. 1 0 Π (λ 0 2. 4

11. Katheter volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het fluïdum onder invloed van zichtbaar of UV licht verhardende hars omvat. 1 o 0 A1 o 2