NL1003808C2

NL1003808C2 - Inrichting voor het aanbrengen van een snede in de nek van geslacht pluimvee.

Info

Publication number: NL1003808C2
Application number: NL1003808A
Authority: NL
Inventors: Antoine Jean Herma Winkelmolen
Original assignee: Tieleman Food Equipment B V
Priority date: 1996-08-14
Filing date: 1996-08-14
Publication date: 1998-02-20
Also published as: WO1998006272A1; US6033296A

Description

Titel: Inrichting voor het aanbrengen van een snede in de nek van geslacht pluimvee.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aanbrengen 5 van een snede in de nek van geslacht pluimvee, welke snede toegang geeft voor een werktuig ter verwijdering van de krop, omvattende: een carrousel voor verplaatsing van het pluimvee, cirkelboogvormige loopbanen met horizontale, oplopende en aflopende delen, en die loopbanen verrijdbare loopwielen bestemd om ten minste één 10 bewerkingseenheid en ten minste één positioneringseenheid een verplaatsing te doen ondergaan.

Van belang is dat het karkas van gevogelte, tijdens bewerkingen die op dat karkas worden uitgevoerd, in een goed gepositioneerde stand wordt 15 gehouden. Eén van die bewerkingen is het verwijderen van de krop, waartoe in de hals van het karkas eerst een snede zou kunnen worden gemaakt alvorens een werktuig toe te laten dat de krop uitneemt. De positionering van de hals moet zodanig nauwkeurig zijn dat de kans dat bij het aanbrengen van de snede de krop wordt geraakt, tot een minimum 20 is beperkt.

De uitvinding levert de oplossing voor dit probleem.

Volgens de uitvinding is de in de aanhef genoemde inrichting hiertoe 25 gekenmerkt doordat de bewerkingseenheid bestaat uit een mesje dat is aangebracht aan het boveneinde van een kantelarm die aan zijn ondereinde is voorzien van een op een loopbaan verrijdbare loopwiel, waarbij middelen aanwezig zijn om tijdens de verplaatsing van het loopwiel op zijn loopbaan eerst de kantelarm vanuit een schuine niet 30 werkzame stand te kantelen naar een minder schuine of verticale snijstand en vervolgens de arm een neerwaartse beweging te laten ondergaan.

Bij voorkeur is de kantelarm middels een scharnier gemonteerd aan een 35 eerste glijblok dat middels een op een loopbaan verrijdbaar loopwiel bij rotatie van de carrousel langs geleidingsstangen opwaarts en neerwaarts kan worden verplaatst waarbij de kantelarm tussen de genoemde onwerkzame stand en de snijstand wordt gekanteld.

1003808 2

Het karkas van het gevogelte kan ten opzichte van het mesje uiterst nauwkeurig gepositioneerd worden doordat zowel het loopwiel van de kantelarm als het loopwiel van het eerste glijblok tussen twee loopbanen is geplaatst.

5

Voorts kan aan het boveneinde van de kantelarm een centreervork zijn aangebracht die de nek van het pluimvee in een juiste stand ten opzichte van het mesje kan brengen.

10 Bij een nauwkeurige positionering vein de nek van het gevogelte hoort ook een nauwkeurige positionering vein het hele karkas. Hiertoe kunnen boven de keintelarm met mesje twee positioneerlepels scharnierbaar zijn aangebracht aan een tweede glijblok dat middels een op een loopbaan verrijdbaar loopwiel bij rotatie van de carrousel langs 15 geleidingsstangen op- en neerwaarts kan worden verplaatst en daarbij de lepels kan scharnieren tussen een onwerkzame stand en een stand waarin de borst van het pluimvee naar achteren wordt gedrukt.

Ter bediening van de lepels is aan elk stel lepels een uitstekende 20 hefboom met geleidingsrail bevestigd welke geleidingsrail bij opwaartse verplaatsing van het tweede glijblok in aanraking kan komen met een aanslag en aldus de scharniering van de lepels naar de werkzame stand teweeg kan brengen.

25 De positie van de nek van het karkas kan nog nauwkeuriger worden uitgevoerd indien aan het tweede glijblok tevens een van een langwerpige uitsparing voorzien niet kantel- of scharnierbaar positioneringsorgaan, in het bijzonder een vaste vork, is bevestigd die ter verbetering van de positionering van de nek door de 30 centreervork met die centreervork kan samenwerken.

De gewenste verticale stand van het karkas in de carrousel kan gemakkelijk en nauwkeurig worden ingesteld indien aan het tweede glijblok boven de genoemde positioneerlepels twee heupliftarmen zijn 35 aangebracht bestemd om onder de poten van het pluimvee te rusten en het pluimvee, bij opwaartse verplaatsing van het tweede glijblok, in verticale richting de gewenste positie te kunnen geven.

1003808 3

Om te verhinderen dat de poten van de kip naar elkaar bewegen kan boven het tweede glijblok een in hoofdzaak radiaal uitstekende vork met vaste positie zijn aangebracht bestemd om zich tussen de poten van aangevoerd pluimvee uit te strekken, 5

De uitvinding zal nu aan de hand van de figuren nader worden toegelicht.

Figuur 1 toont een aanzicht van een carrousel met voorzieningen om in 10 de nek van een gevogeltekarkas nauwkeurig een snede aan te brengen.

Figuur 2 toont een perspectivisch aanzicht van een deel van de carrousel op grotere schaal op het moment dat de snede wordt aangebracht.

15

Figuur 3 toont een zij-aanzicht van een mechanisme om een snede in de nek van een karkas aan te brengen.

Figuur 4 toont een aanzicht van rolbanen van de carrousel in 20 uitgeslagen toestand.

Figuren 5· 6 en 7 tonen opeenvolgende stadia bij het aanbrengen van de snede.

25 Figuur 8 toont een vooraanzicht van de vaste positioneervork en een doorsnede van de centreervork.

Figuur 9 toont een zij-aanzicht van de eenheid volgens figuur 8.

30 In figuur 1 is een carrousel 1 weergegeven die door niet weergegeven aandrijfmiddelen tot draaien kan worden gebracht. Rondom de verticale draai-as van de carrousel is een aantal cirkelboogvormige loopbanen aangebracht die niet met de carrousel meedraaien. In de figuren zijn vier van die loopbanen 2, 3. ^ en 5 getoond. Voor andere bewerkingen 35 dan die welke in deze beschrijving ter sprake komen kunnen er meer loopbanen zijn aangebracht. Weergegeven zijn slechts de middelen om aangevoerde karkassen van kippen of andere vogels te positioneren en in de hals ervan een snede aan te brengen, via welke daarna een niet 1003808 4 weergegeven werktuig in de hals van de kip kan dringen om de krop te verwijderen.

De kippen worden door een afzonderlijk transportmechanisme 7 met 5 behulp van beugels 8 aangevoerd waarbij de poten van de kippen omhoog zijn gericht. Aan de draaibare carrousel zijn paren opstaande geleidingsstangen 9. 10 aangebracht en aan deze stangen zijn, gezien van beneden naar boven een verschuifbaar glijblok 11, een vaste aanslag 12, een verschuifbaar tweede glijblok 13 en een vast 10 bevestigingsorgaan 14 aangebracht.

De loopbanen 2 t/m 6 zijn in uitgeslagen toestand in figuur 4 te zien. Zij hebben opgaande, horizontale en neergaande delen. Van loopbaan 3 splitst zich een loopbaan 4 af die zich een eind verder (gezien naar 15 rechts in figuur 4) weer met loopbaan 3 verenigt.

Het eerste glijblok 11 heeft een loopwiel 15 dat in het eerste deel van het bewegingstraject tussen de loopbanen 3 en 5 en in het tweede deel van het bewegingstraject tussen de loopbanen 4 en 5 kan rollen.

20

Aan het eerste glijblok 11 is middels een scharnier 16 een in hoofdzaak L-vormige kantelarm 17 bevestigd die aan zijn onderste uiteinde is voorzien van een loopwiel 18 dat tussen de loopbanen 2 en 3 kan rollen. Aan het boveneinde van de kantelarm 17 is een meshouder 25 19 met messen 20 bevestigd en rond deze combinatie is een centreervork 21 aangebracht.

Aan het tweede glijblok 13 is een vaste arm 22 bevestigd, waaraan twee positioneerlepels 23 middels een scharnier 24 zijn gemonteerd. Aan de 30 lepels is een hefboom 25 bevestigd die aan het ondereinde een rol 26 heeft.

Twee heupliftarmen 27 zijn vast met het tweede glijblok 13 verbonden en worden geleid door het achterste deel van de vaste aanslag 12.

Het tweede glijblok 13 is middels een loopwiel 30 verrijdbaar op de loopbaan 6. Aan het vaste bevestigingsorgaan 14 zijn twee uitstekende positioneerstangen 28 bevestigd.

35 1003808 5

Aan de vaste arm 22 van het glijblok 13 is voorts een benedenwaarts gekeerde vork 29 bevestigd (zie ook de figuren 8 en 9).

De beschreven inrichting werkt als volgt: een door een beugel 8 5 aangevoerd karkas van een kip wordt met de poten tussen een stel positioneerstangen 28 toegevoerd. Bij verder draaien van de carrousel zullen de loopwielen 30 > 15 en 18 schuin omhoog op de loopbanen 6 resp. 3 resp. 2 rollen. De opwaarts bewegende rol 30 doet het tweede glijblok 13 omhoog schuiven langs een stel geleidingsstangen 9, 10. 10 Daarbij komen de heupliftarmen 27 ter plaatse van de heupen onder de bovenpoten van de kip terecht en duwen de kip omhoog tot de positioneerstangen 28 op de dijen van de kip rusten. De kip is nu in een gewenste hoogtepositie gebracht. Deze toestand correspondeert in figuur *1 met V. Tegelijkertijd is de rol 26 met de aanslag 12 in 15 aanraking gekomen waardoor de hefboom 25 vanuit de in figuur 3 weergegeven stand om de scharnieras 2k in de in figuur 5 weergegeven stand is geraakt en de lepels 23 omhoog zijn gedraaid daarbij de borst van de kip naar achteren duwend, zoals met stippellijnen in figuur 5 is te zien. Ook deze situatie is in figuur A met V aangeduid.

20

De kip heeft nu de gewenste positie zowel in verticale als in radiale richting.

Intussen zijn de loopwielen 18 en 15 over hun loopbanen 2 en 3 omhoog 25 gerold in de positie volgens figuur 5· Bij verder draaien van de carrousel zullen de loopwielen 18 en 15 eerst verder omhoog rollen en de meest linkse stand van het positiebereik VI in figuur 4 bereiken. De looprollen 18 beginnen dan hun schuin neerwaartse beweging, terwijl de looprollen 15 en dus het glijblok 11 nog verder schuin omhoog gaan 30 tot de meest rechtse stand van het positiebereik VI is bereikt. In figuur 6 is de kantelarm 17 in de meest linkse stand van het bereik VI met streepstippellijnen en de meest rechtse stand van het bereik VI met getrokken lijnen getekend.

35 Nadat het glijblok 11 een klein horizontaal traject heeft doorlopen (tussen VI en VII in figuur 4) en de rol 18 van de kantelarm 17 verder schuin neerwaarts is verplaatst, verplaatst ook het glijblok 11 met de kantelarm 17 zich neerwaarts corresponderend met een traject vanaf de 1003808 6 linkerzijde van bereik VII tot de rechterzijde van dat bereik. Het resultaat is in figuur 7 te zien: eerst naderen het mesje 20 en de centreervork 21 de vaste vork 29 waarbij de nek van de kip door de centreervork 21 in de spleet tussen de tanden van de vaste vork 29 5 wordt geduwd en aldus de gewenste nauwkeurige positie krijgt en dringt het mes in de nek van de kip (figuur 2) en vervolgens wordt het mes naar beneden verplaatst (zie de pijl in figuur 7) voor het verlengen van de gemaakte insnijding in de nek van de kip (getrokken stand in figuur 7).

10

Het verdere verloop van de beweging blijkt uit figuur 4: de kantelarm 17 kantelt geleidelijk terug naar de uitgangsstand volgens figuur 5·

Door achtereenvolgens de kip met behulp van de heupliftarmen 27 en de 15 positioneerstangen 28 de gewenste stand voor bewerking te geven, vervolgens met de centreervork 21 en de vaste vork 29 de nek van de kip de gewenste nauwkeurige positie te geven, kan het mes 20 een nauwkeurige snede maken en deze benedenwaarts verlengen tot de gewenste afmeting.

20

De kans dat het mes de krop raakt is tot een minimum gedaald.

Na het maken van de halssnede worden de kippen naar een volgende carrousel vervoerd met behulp vein de beugels 8 en wordt aldaar via de 25 snede in de nekken van de kippen met behulp van speciale werktuigen de krop verwijderd.

In plaats van de vaste vork 29 kan ook een plaat met een langwerpige uitsparing worden gebruikt.

30

De uitvinding is gericht op het aanbrengen van de snede in de hals van de kippen. Ook andere mechanismen voor het positioneren van de kippen zijn mogelijk.

1003808

Claims

1. Inrichting voor het aanbrengen van een snede in de nek van geslacht pluimvee, welke snede toegang geeft voor een werktuig ter verwijdering 5 van de krop, omvattende: een carrousel (1) voor verplaatsing van het pluimvee, cirkelboogvormige loopbanen (2 t/m 4) met horizontale, oplopende en aflopende delen, en op die loopbanen verrijdbare loopwielen (18, 15, 30) bestemd om ten minste één bewerkingseenheid en ten minste één positioneringseenheid een verplaatsing te doen 10 ondergaan, met het kenmerk, dat de bewerkingseenheid bestaat uit een mesje (20) dat is aangebracht aan het boveneinde van een kantelarm (17) die aan zijn ondereinde is voorzien van een op een loopbaan (2) verrijdbare loopwiel (18), waarbij middelen aanwezig zijn om tijdens de verplaatsing van het loopwiel (18) op zijn loopbaan eerst de 15 kantelarm (17) vanuit een schuine niet werkzame stand te kantelen naar een minder schuine of verticale snijstand en vervolgens de arm (17) de neerwaartse beweging te laten ondergaan.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kantelarm 20 (17) middels een scharnier (16) is gemonteerd aan een eerste glijblok (11) dat middels een op een loopbaan (3. 4) verrijdbaar loopwiel (15) bij rotatie van de carrousel langs geleidingsstangen (9. 10) opwaarts en neerwaarts kan worden verplaatst waarbij de kantelarm tussen de genoemde onwerkzame stand en de snijstand wordt gekanteld. 25

3- Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat zowel het loopwiel (18) van de kantelarm (17) als het loopwiel (15) van het eerste glijblok (11) tussen twee loopbanen (2 en 3 resp. 3* ^ en 5) zijn geplaatst. 30

4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan het boveneinde van de genoemde kantelarm (17) tevens een centreervork (21) is aangebracht die de nek van het pluimvee in een juiste stand ten opzichte van het mesje (20) kan brengen. 35

5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ter positionering van het pluimvee boven de kantelarm (17) met mesje twee positioneerlepels (23) scharnierbaar zijn 1003808 * . aangebracht aan een tweede glijblok (13). dat middels een op een loopbaan verrijdbaar loopwiel (30) bij rotatie van de carrousel langs de geleidingsstangen (9. 10) op- en neerwaarts kan worden verplaatst en daarbij de lepels kan scharnieren tussen een onwerkzame stand en 5 een stand waarin de borst van het pluimvee naar achteren wordt gedrukt.

6. Inrichting volgens conclusie 5. met het kenmerk, dat aan de positioneerlepels (23) een hefboom (25) met geleiderol (26) is 10 bevestigd welke rol bij opwaartse verplaatsing van het tweede glijblok (13) in aanraking kan komen met een aanslag (12) en aldus de scharniering van de lepels (23) naar de werkzame stang teweeg kan brengen. 15

7· Inrichting volgens één van de conclusies 5 of 6, met het kenmerk, dat aan het tweede glijblok (13) tevens een van een langwerpige uitsparing voorzien niet kantel- of scharnierbaar positioneringsorgaan (29), in het bijzonder een vaste vork, is bevestigd dat ter verbetering van de positionering van de nek van het pluimvee door de 20 centreervork (21) met die centreervork (21) kan samenwerken.

8. Inrichting volgens één van de conclusies 5 t/m 7, met het kenmerk, dat aan het tweede glijblok (13) boven de genoemde positioneerlepels (23) twee heupliftarmen (27) zijn aangebracht bestemd om onder de 25 poten van het pluimvee te rusten en het pluimvee, bij opwaartse verplaatsing van het tweede glijblok (13). in verticale richting de gewenste positie te kunnen geven.

9- Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat boven het 30 tweede glijblok (13) een in hoofdzaak radiaal uitstekende vork (28) met vaste positie is aangebracht bestemd om zich tussen de poten van aangevoerd pluimvee uit te strekken. 1003808