NL8005798A - Inrichting voor slachterij, in het bijzonder voor het verwijderen van teenvlies bij varkens. - Google Patents

Description

ΐ * Ν.0. 29.526 -1-

Inrichting voor slachterij, in het bijzonder voor het verwijderen van teenvlies bij varkens.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwijderen van teenvlies, in het bijzonder van de achterpoten van varkens, waarbij het geslachte varken met de pezen van elke achterpoot opgehangen is aan een kapstokvormige draagbeugel, welke om een verti-5 kale as draaibaar aan een horizontale transportbaan hangt en door deze eenparig wordt voortbewogen en daarbij een teenvlies-uitsnijsta-tion passeert.

In bestaande slachterijen worden de varkens, hangende aan hun achterpoten, over een transportbaan achtereenvolgens door verschil-10 lende inrichtingen getransporteerd voor het reinigen van de buitenkant en de ontharing. Daarbij blijkt evenwel, dat tussen de beide tenen van de achterpoten, het zich aldaar bevindende teenvlies niet goed schoon is geworden en daardoor een bron van bacteriën kan zijn, welke tot afkeuring van het vlees kan leiden. Tot nog toe wordt dit 15 teenvlies met de hand met bijvoorbeeld een mes verwijderd. Dit is niet alleen kostbaar, doch ook afhankelijk van de aandacht en het vakmanschap van de betrokken persoon. In de keten van-voorafgaande en volgende bewerkingen, welke alle sterk gemechaniseerd zijn, is deze verwijdering van het teenvlies een ontbrekende schakel in de me-20 chanisatie. Er zijn pogingen gedaan om met roterende borstels de ruimte tussen de tenen te reinigen en zo mogelijk het teenvlies te verwijderen. Daarbij bleken de borstels zeer snel te verstoppen, zodat het werk niet continu voortgezet kon worden, terwijl bovendien de kwaliteit van het geleverde werk niet reproduceerbaar bleek te 25 zijn. Het aan de draagbeugel hangende karkas werd daarbij in een zodanige stand gedraaid, dat de verbindingslijn tussen de beide achterpoten zich evenwijdig aan de transportrichting bevond. De poten passeerden zodoende achtereenvolgens de borstels, welke bijvoorbeeld ook schroeflijnvormig uitgevoerd waren met de rotatieas evenwijdig 30 aan de transportrichting.

De uitvinding beoogt nu een doeltreffende mechanisatie van het verwijderen van het teenvlies op reproduceerbare wijze te verschaffen.

De in de aanhef omschreven inrichting wordt nu volgens de uit-35 vinding daardoor gekenmerkt, dat er voor de verwijdering van het teenvlies per poot een roterend aangedreven frees k0 met aangepast snijprofiel aanwezig is, dat aan de draagconstructie van de trans- 8 0 0 5 7 9 8 1 . i -2- portbaan een oriënteerinrichting is bevestigd, welke over een beperkt trajekt van de transportbaan ter plaatse van het teenvlies-uitsnijstation, het vertikaal hangende karkas aan de draagbeugel zodanig oriënteert ten opzichte van de transportinrichting door ver-5 draaien om de vertikale rotatieas van de beugel, dat de verbindingslijn tussen de beide achterpoten in dit trajekt loodrecht gericht wordt ten opzichte van de transportbaan en in deze stand gehandhaafd blijft gedurende de freesbewerking, dat elke frees op een ondersteu-ningsinrichting is gelagerd, waarbij de rotatieas van de frees steeds 10 gelegen is in een vertikaal vlak, loodrecht op de transportbaan, en welke ondersteuningsinrichting scharnierbaar is om ten minste één as evenwijdig aan de transportrichting, en dat de ondersteuningsinrichting van zoekermiddelen is voorzien voor het zelfstandig richten van de frees ten opzichte van de betrokken poot van het varken.

15 Uit proeven is gebleken, dat het teenvlies op uiterst eenvou dige wijze verwijderd kan worden door frezen. Het energieverbruik dient daarbij zo laag mogelijk gehouden te worden, hetgeen betekent dat er zo min mogelijk materiaal tussen de tenen weggefreesd moet worden. Daartoe moet de plaatsbepaling van de frees ten opzichte 20 van de tenen van elke voet op reproduceerbare wijze nauwkeurig plaatsvinden. Praktisch onafhankelijk van de grootte van het varken wordt de onderlinge positie van de beide poten reeds gegeven door de kapstokvormige draagbeugels van de transportbaan. De freesinrich-ting volgens de uitvinding maakt dan ook gebruik van deze bij goede 25 benadering constante afstand. Om overbodige en kwetsbare besturingen voor het verdere positioneren van de frees ten opzichte van iedere volgende poot te vermijden, is de inrichting zodanig uitgevoerd, dat alle positioneerbewegingen afgeleid zijn van het toch reeds aanwezige eenparige transport over de transportbaan. Met een reeds aanwezige 50 bestaande inrichting wordt er voor gezorgd, dat de kapstokvormige draagbeugel dusdanig verdraaid wordt, zodat deze draagbeugel een loodrechte positie ten opzichte van de transportrichting heeft. Deze bestaande inrichting kan echter niet nauwkeuriger positioneren dan + 10°, Bij .het naderen van het station ontmoet de draagbeugel een 55 nauwkeuriger oriënteerinrichting, welke de reeds voorgepositioneerde draagbeugel nauwkeurig loodrecht op de transportrichting stelt en houdt. Dit is mogelijk, doordat de benen van de oriënteerbeugel de draagbeugel dwingen te draaien in een loodrechte positie op de transportrichting, waarna over het trajekt waarin de freesbewerking kO plaats vindt de orienteerinrichting de draagbeugel evenwijdig aan 8005798 -3- ’ ' zichzelf doet voortbewegen en tevens het schokkende effekt van de transportbeweging tijdens het frezen en van het frezen zelf tracht te voorkomen.

Doordat met behulp van de orienteerinrichting beide poten van 5 elk opvolgend varken bij benadering dezelfde baan afleggen, behoeft de frees slechts geringe verplaatsingen te ondergaan om steeds de optimale positie te vinden. Door de dubbelscharnierende ophanging om scharnierassen evenwijdig aan de transportrichting, zorgt de transportinrichting zelf voor de aanzet bij het frezen, doch ook 10 voor het oriënteren van de frees. De ondersteuningsinrichting van de frees is daartoe voorzien van zoekermiddelen welke deze zowel in het horizontale vlak alsook in vertikale richting uitlijnen en positioneren ten opzichte van de beide tenen van iedere poot. Bij het voortbewegen van iedere poot komt deze tussen de zoekermiddelen van 15 de ondersteuningsinrichting van de frees, waardoor het de te frezen poot zelf is, welke de frees uitlijnt in het horizontale en vertikale vlak.

De benodigde druk op de frees gedurende de bewerking wordt enerzijds geleverd door het eigen gewicht van de frees met zijn aandrijf-20 inrichting op de ondersteuningsinrichting, anderzijds door een dub-belwerkende veerkrachtige inrichting welke de frees in het vertikale vlak in een centrale middenstand tracht te houden.

Volgens een voorkeurs-uitvoeringsvorm van de uitvinding is de frees voorzien van geprofileerde snijtanden van een type zoals dit 25 algemeen gebruikelijk is in de metaalbewerking.

Andere kenmerken van de uitvinding zullen duidelijk worden aan de hand van de navolgende figuurbeschrijving van een voorkeurs-uit-voeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont een dwarsdoorsnede over de transportinrichting met 30 een draagbeugel en de orienteerinrichting, ter plaatse van het frees-station.

Fig. 2 toont een overeenkomstige doorsnede als fig. 1, waarop de naast de transportbaan en de orienteerinrichting gelegen freesin-richting met haar ondersteuningsinrichting is weergegeven.

35 Fig. 3 toont een zijaanzicht van de orienteerinrichting volgens fig. 1.

Fig. toont een zijaanzicht van de ondersteuningsinrichting van de frees als fig. 2.

Fig. 5 toont een bovenaanzicht van een deel van de freesinrich- kO ting.

Fig. 6 toont een zijaanzicht volgens pijl 6 uit fig. 2 van de freesinrichting.

Met 1 is in fig. 1 schematisch een draagconstructie ten behoeve van de transportketting weergegeven welke zich over een groot deel 5 van het slachthuis uitstrekt en zich op enige meters boven de werkvloer bevindt. Aan deze draagconstructie 1 is met behulp van schematisch weergegeven schetsplaten 2 en profielbalken 3 de transportbaan 5 opgehangen. De eigenlijke baan 5» in het weergegeven voorbeeld bestaande uit een stijve cilindrische staaf, is op regelmatige afstan-10 den ondersteund door L-vormige beugels k. Over de transportrail 5 zijn draagbeugels 6 via draaibaar gelagerde profielrollen 7 verrijdbaar opgehangen. Aan de onderkant van iedere draagbeugel 6 is via een scharnier 9 een kapstokvormige draagbeugel 8 bevestigd, welke symmetrisch geplaatste haakvormige einden 10 heeft. Elk haakvormig 15 einde 10 wordt door de pezen in een achterpoot 11 van een niet nader weergegeven varken gestoken, zodat het karkas rechtstandig en symmetrisch omlaag hangend recht onder de transportbaan 5 transporteer-baar is. Tussen de tenen van elke achterpoot 11, 12 bevindt zich bij 13 het teenvlies dat door de inrichting verwijderd moet worden in 20 het freesstation.

Tussen de profielbalken 3» beweegt zich een niet weergegeven transportketting met meenemers welke bij 1^f elke individuele draagbeugel 6 in een eenparige voortbeweging met vaste onderlinge tussenruimten kan meenemen. Er zij op gewezen, dat de beugel 6 steeds één 25 vaste positie inneemt ten opzichte van de transportbaan 5 en dus ten opzichte van de transportrichting. De kapstokvormige draagbeugel 8 daarentegen is vrij draaibaar om een vertikale as met behulp van een lagering 9 aan de beugel 6 opgehangen. Zonder beïnvloeding van buitenaf wordt elk opeenvolgend karkas aldus in een willekeurige verti-30 kaal omlaag hangende rotatiestand eenparig verder getransporteerd.

In fig. 1, 2 en 3 is een oriënteerinrichting 16 weergegeven welke ervoor dient om het karkas altijd in één vaste stand door het freesstation heen te transporteren en tevens er voor te zorgen dat het schokkende effekt van het transport tijdens de freesbewerking af-35 gedempt wordt. De omgekeerd-U-vormige oriënteerbeugel, bestaande uit de beide evenwijdige omlaag stekende benen 17 en 18 en de hen dragende en torsievast verbindende scharnieras 19» ligt met zijn beide einden 23 en 2k tegen de armen van de kapstokvormige draagbeugel 8 aan gedurende het doorlopen door de draagbeugel 8 van het trajekt in kO het freesstation. De verbindingsas 19 is met behulp van lagers 21 en 8005798 V J, -5- bevestigingsbouten 22 star doch draaibaar op profielbalken 2a bevestigd, welke deel uitmaken van de draagconstructie 1. De rotatieas 19 staat daarbij loodrecht ten opzichte van de transportrichting en strekt zich in het horizontale vlak uit. Zoals fig. 3 duidelijk 5 toont, is één van de benen bij 26 omhoog verlengd en draagt aan zijn einde via een scharnieras 27 een veerbus 2b, welke met zijn andere einde via een scharnieras 30 aan de console 29 bevestigd is, welke console op zijn beurt met bouten of dergelijke vast aan een deel 2a van de draagconstructie 1 is opgesteld. Vanaf het verlengde U-vormige 10 been 26 en de scharnierpen 27 loopt een stang 31 door de veerbus en draagt aan zijn einde een veerschotel 33. Deze is met behulp van in-stelmoeren instelbaar op de stang 31 bevestigd. Het linkereinde van de veerbus 3^ is afgesloten door een deksel 35 met een centrale opening waardoorheen de stang 31 kan glijden. Tussen de veerschotel 33 15 en het deksel 35 is concentrisch om de stang 31 een drukveer 32 opgesloten. De door de veer uitgeoefende kracht op de oriënteerbeugel tracht deze steeds met zijn uiteinden 23 en 2k te drukken tegen de transportrichting van de karkassen in. Zoals fig. 3 aangeeft, is de ruststand van de oriënteerbeugel 17» 18 ongeveer vertikaal omlaag 20 gericht, waarbij de veerkracht de beugel tegen aanslagen 38 aandrukt. Deze aanslagen zijn met stoelen 39 aan delen van de draagconstructie 2a bevestigd. Op dezelfde hoogte zijn aan beide benen 17 en 1b van de oriënteerbeugel aanslagstoelen 37 bevestigd waarop zich veerkrachtige buffers 36 bevinden. De afgebeelde ruststand begrenst 25 tevens de ingangspositie van het freestrajekt. De beugels 17 en 18 zijn aan hun ondereinden 23 en 2k verbreed en met schematisch weergegeven slijtvaste en enigszins elastische buffers 25 voorzien. Zodra bij in bedrijf zijnde transportinrichting een draagbeugel 8 nadert in een voorgepositioneerde rotatiestand van + 10°, zal een der 30 beide armen het eerst een van de einden 23 of 2k van de oriënteerbeugel 16 raken. De door de veerbus 28 uitgeoefende kracht is zo groot, dat de oriënteerbeugel daarbij nog in zijn ruststand blijft, zodat bij verder bewegen van de transportinrichting, de kapstokvormige draagbeugel 8 gedwongen wordt, zich te gaan oriënteren door ver-35 draaiing om het lager 9. Zodra de andere arm van de beugel 8 het andere einde 23, 2k van de oriënteerbeugel 16 raakt, zal de voortgaande transportbeweging de beugel mee doen scharnieren om zijn as 19, waarbij de veer 32 verkort wordt. Doordat de beide armen 17 en 18 van de oriënteerbeugel vast met elkaar gekoppeld zijn via de schar-40 nieras 19, dwingt de oriënteerbeugel 16 elke passerende kapstokvor- 8005788 ί -ο- mige draagbeugel δ om in een en dezelfde positie evenwijdig aan zichzelf door het freesstation getransporteerd te worden. In deze positie loopt de verbindingslijn tussen de beide poten 11 en 12 dus steeds loodrecht ten opzichte van de transportrichting. De oriën-5 teerbeugel 16 is op een zodanige plaats via zijn scharnieras 19 gelagerd en van zodanige lengte, dat even voorbij het freestrajekt de onderkant de positie 23a (fig. 3) bereikt heeft, op welk moment de draagbeugel 8 onder de oriënteerbeugel 16 door beweegt. Op dit moment houdt de oriënteringsbeïnvloeding van de draagbeugel 8 op en 10 keert de oriënteerbeugel terug naar de in fig. 3 met getrokken lijnen afgebeelde rusttoestand en is dan gereed de eerstvolgende aangetransporteerde draagbeugel 8 te oriënteren. Hierbij kan opgemerkt worden dat alle benodigde krachten voor het oriënteren afgeleid worden van de beweging van de transportinrichting 14, In fig. 3 is de 15 baan en de transportinrichting T van een arm van de draagbeugel 8 schematisch weergegeven. Mocht het gewenst zijn om, na het verlaten van het freesstation aan het karkas een andere oriëntatie te geven, dan kan de oriënteerinrichting 16 daarvoor gebruikt worden doordat één van de benen 23 of 24 iets langer is uitgevoerd, zodat dit been 20 de draagbeugel 8 om de scharnieras 9 doet draaien voordat de draagbeugel 8 onder het betrokken einde van het been 23 of 24 doorbeweegt en de oriënteerbeugel dan geheel verlaat.

In fig. 2 is links schematisch een gedeelte afgebeeld van de transportinrichting en het been 18 van de oriënteerbeugel, zoals bo-25 ven beschreven en afgebeeld in de fig. 1 en 3. Volgens de afbeelding rechts ervan is de freesinrichting voor de ene varkenspoot 12 afgebeeld. Het zal duidelijk zijn dat een overeenkomstige inrichting, in spiegelbeeld gemonteerd, aan de linkerzijde voor de poot 11 geplaatst kan zijn. Ter vereenvoudiging wordt in fig. 2 slechts één van deze 30 inrichtingen afgebeeld. De freesinrichting volgens fig. 2 is in zijaanzicht volgens de pijl 4 afgebeeld in fig. 4. De inrichting omvat allereerst een profielfbees 4ü met een geschikt profiel om de teen-vliezen 13 volledig te verwijderen tussen de beide tenen van de poot 12 vandaan. De poot 12 wordt door de transportinrichting, zoals bo-33 venbeschreven, loodrecht op het vlak van tekening voortbewogen en nadert daarbij in een rechtlijnige baan loodrecht op het vlak van tekening de freesinrichting. De frees 40 is gemonteerd op een as 41 van een elektromotor 42. De motor 42 is met bekende fundatievoeten bevestigd op de ondersteuningsinrichting 43, welke rust op een scharnieras 40 44 welke zich uitstrekt evenwijdig aan de transportrichting. Omdat 8 0 0 5 ? S 8 -7- het zwaartepunt van de motor met de frees zich boven en links van de scharnieras 44 kan bevinden, is de mogelijkheid aanwezig om met ba-lanceergewichten 45 de gewenste toestand van labiel evenwicht in te stellen. De ondersteuningsinrichting 43 is draaivast op de scharnier-5 as 44 bevestigd, welke scharnieras 44 draaibaar in lagers 45 wordt ondersteund. Deze lagers zijn bevestigd aan de benedeneinden van de beide armen 46 en 48 van een schommelvormig ophangdeel. Aan hun bovenzijde zijn de armen 46 en 48 aan een bovenste scharnieras 47 draaivast bevestigd, zodat de armen 46 en 48 tezamen met de bovenste 10 scharnieras 47 een stijve beugel vormen. Met zijn uiteinden is de bovenste scharnieras 47 op zijn beurt draaibaar in lagers 49 ondersteund. De lagers 49 zijn met schematisch weergegeven stoelen 50 vast bevestigd aan een deel 1a van de vaste draagconstructie 1. Met nadruk zij erop gewezen dat de bovenste scharnieras 47 en de onderste 15 scharnieras 44 beide evenwijdig aan elkaar en evenwijdig aan de transportrichting zich uitstrekken ter plaatse van het freesstation. Via de beugels 46 en 48 en de bijbehorende bovenste scharnieras 47 kunnen de aan de onderste scharnieras 44 bevestigde delen een schommelbeweging uitvoeren om de bovenste scharnieras 47. Op zijn beurt 20 kan de motor 42 met de frees 40 een wippende beweging uitvoeren ten opzichte van de onderste scharnieras 44, zodat de frees 40 tezamen met de motor 42 een beweging in een vertikaal vlak loodrecht op de transportrichting kan maken om de beide scharnierassen 44 en 47 afzonderlijk of in combinatie. De wipbeweging om de onderste scharnier-25 as 44 wordt bestuurd door een reactiearm 52 welke draaivast via de naaf 51 op de onderste scharnieras 44 is bevestigd. Met behulp van instelsleuven en klembouten welke schematisch met 53 zijn aangegeven, kan de hoekinstelling van de reactiearm 52 ten opzichte van de scharnieras 44 en dus ten opzichte van de frees 40 ingesteld worden. Aan 30 het boveneinde van de reactiearm 52 bevindt zich een korte tap 54, welke gericht is naar de schommelarm 46. Tegenover de tap 54 is loodrecht op de schommelarm 46 een dwarsbalk 55 bevestigd, welke op gelijke afstanden korte tappen 56 en 57 nabij zijn einden draagt. Deze zijn tegengesteld gericht aan de tap 54. Tussen de tap 54 en elk van 35 de tappen 56 en 57 is telkens één voorgespannen trekveer aangebracht. Door de uitgeoefende tegengesteld gerichte veerkrachten vindt de reactiearm 52 een middenevenwichtsstand ten opzichte van de schommel 46, 47, 48. De scharnierbeweging om de onderste scharnieras 44 wordt aldus beïnvloed door de beide veren 58 en 59 en heeft een dempende 40 werking bij het frezen. De schommelbeweging om de bovenste scharnier- 3005798 < 1 -8- as 47 is echter geheel vrij en wordt alleen door zwaartekracht beïnvloed.

Teneinde de frees in de juiste positie te brengen ten opzichte van elke nieuwe aangetransporteerde poot moet de stand van de frees 5 in het genoemde vertikale vlak telkens opnieuw ingesteld worden. Daartoe is de ondersteuningsinrichting van de frees voorzien van zoeker- en geleidingsmiddelen, welke de stand van de frees aanpassen aan de geometrie van de naderende poot. De frees 40 is daartoe omgeven door een beschermkap 60, welke met behulp van schoren 61 op de 10 ondersteuningsplaat 43 is bevestigd. Aan de onderzijde van de beschermkap 60 zijn daartoe evenwijdig met de transportinrichting aangebrachte geleidingsstaven 62 en 64 aangebracht. Deze zijn aan hun inloopeinde van uitgebogen zoekers 63 en 65 voorzien. Hun onderlinge afstand is zodanig gekozen, dat de gemiddelde poot er tussen past.

15 Door kanteling om de beide scharnierassen 44 en 47 kunnen de geleiders 62 en 64 aldus de frees zodanig geleiden, dat hij in het horizontale vlak in de juiste positie tussen de tenen komt te staan, alvorens het eigenlijke frezen aanvangt. Is er een grote variatie te verwachten van de breedte van de opeenvolgende varkenspoten, dan kun-20 nen één of beide geleidingen 62 en 64 verend uitgevoerd worden. In fig. 2 is dit als voorbeeld afgebeeld voor de geleiding 62. Deze is aan twee scharnierarmen 66 bevestigd, welke via de scharnieren 67 bevestigd zijn aan de beschermkap 60, Met instelbare verende geleidingsmiddelen 68 worden de hefbomen 66 in de ruststand tegen de kap 25 60 aangedrukt. Komt een bredere poot tussen de geleiders, dan kan de geleider 62 zijdelings uitwijken en blijft zijn geleidings- en posi-tioneerfunktie voor de frees niettemin vervullen. Gestippeld is in fig. 2 met 66' en 63* een uitgeweken positie schematisch weergegeven.

De vertikale hoogte-instelling van de frees ten opzichte van de 30 beide tenen vindt plaats door middel van een liniaal 69 met zoeker-inloopkant 70. Deze is met bouten in sleuven in hoogte instelbaar bevestigd aan een uithouderplaat 71 van de beschermkast 60.

Deze liniaal neemt de voorpositionering van de geleidingsstan- gen 62 en 64 over en zoekt met zijn inloopkant 70 de V-vorm van de 35 teen op, waardoor een optimale positionering is verkregen. Tevens '4 drukt inloopkant 70 de frees zovqjr omhoog, dat deze bij het begin van de freesbewerking zich niet diep in kan happen in het te frezen materiaal. De onderkant van de liniaal 69 wordt derhalve een weinig hoger ingesteld dan het omtreksprofiel van de frees. Doordat geduren-40 de het frezen de liniaal de tenen niet meer raakt, zal de frees tot

7 Λ f\ ς 1 Λ Q

i j -j J * o

V I

-9- een zodanige diepte het materiaal tussen de tenen wegfrezen als overeenkomt met de door de veren 58 en 59 ingestelde gemiddelde stand.

Teneinde het weggefreesde teenvlies en de nabije omgeving ervan af te voeren en om te voorkomen dat de frees zou verstoppen is op de 5 kap een watertoevoerinrichting 73 aangebracht. Via een toevoeraan-sluiting 7k wordt deze op een bron met spoelwater aangesloten. Vanuit de verdeelpijp 73 zijn spuitopeningen in de kap aangebracht 1 waarvan er met 75 een tweetal schematisch zijn weergegeven. Met de stralen worden de afgefreesde delen weggespoeld en opgevangen in een 10 lager gelegen goot 76. Deze is via bout- en sleufconstructies instelbaar bevestigd aan de kap 60, In fig. 2 is voor de duidelijkheid de opvanggoot 78 verder naar rechts aangegeven dan de optimale positie zou zijn. Het spoelwater zal aan het einde van goot 76, vrij in een opvangbak uitstromen, dit om de balancering van unit niet te beïn-15 vloeden,

De kap 60 kan ten dele van doorzichtig materiaal, zoals perspex vervaardigd zijn, om visueel de freesbewerking te kunnen volgen en controleren.

Hoewel dit niet nader is aangegeven, zal het duidelijk zijn dat 20 een aantal bewegings- en positioneermiddelen volgens de uitvinding, bij voorkeur instelbaar uitgevoerd zijn, teneinde bij de montage de gehele inrichting te kunnen optimaliseren aan het betrokken slachthuis met zijn reeds aanwezige inrichtingen, zoals bijvoorbeeld de transportbaan en de kapstokvormige draagbeugels, 25 Uit proeven is gebleken dat verrassenderwijs een normaal in de handel verkrijgbare metaalbewerkingsfrees bijzonder bruikbaar is voor de beschreven bewerking. De ontwikkeling, fabricage en voorraad-houding van speciale frezen vervalt daarmee.

Afgezien van de aandrijving van de frees, wordt alle benodigde 50 arbeid voor het oriënteren van het karkas en van de frees ten opzichte van de te frezen poten, geleverd door het toch reeds aanwezige en benodigde transportsysteem van het slachthuis. Sxtra aandrijvingen, besturingen, enz. zijn niet noodzakelijk en vereenvoudigen daardoor de inrichting in hoge mate en voorkomen daardoor het 35 risico van uitval en stagnatie in het vochtig-warme milieu van de slachterij alwaar aan hygiëne de bekende hoge eisen worden gesteld.

8005798

Claims (7)

1. Inrichting voor het verwijderen van teenvlies, in het bijzonder van de achterpoten van varkens, waarbij het geslachte varken met de pezen van elke achterpoot opgehangen is aan een kapstokvormige 5 draagbeugel, welke om een vertikale as draaibaar aan een horizontale transportbaan hangt en door deze eenparig wordt voortbewogen en daarbij een teenvlies-uitsnijstation passeert, met het kenmerk, dat er voor de verwijdering van het teenvlies (13) per poot (11, 12) een roterend aangedreven frees (MD) met aangepast snijpro-10 fiel aanwezig is, dat aan de draagconstructie (1) van de transportbaan (5) een oriën-teerinrichting (16) is bevestigd, welke over een beperkt trajekt van de transportbaan ter plaatse van het teenvlies-uitsnijstation, het vertikaal hangende karkas aan de draagbeugel (8) zodanig oriënteert 15 ten opzichte van de transportrichting (T) door verdraaien om de vertikale rotatieas (9) van de beugel (8), dat de verbindingslijn tussen de beide achterpoten (11, 12) in dit trajekt loodrecht gericht wordt ten opzichte van de transportbaan (5) en in deze stand gehandhaafd blijft gedurende de freesbewerking, 20 dat elke frees (40) op een ondersteuningsinrichting (40a) is gelagerd, waarbij de rotatieas (41) van de frees (40) steeds gelegen is in een vertikaal vlak, loodrecht op de transportbaan (5), en welke ondersteuningsinrichting (40a) scharnierbaar is om ten minste één as (44, 47), evenwijdig aan de transportrichting (5), 25 en dat de ondersteuningsinrichting (40a) van zoekermiddelen (62, 64, 69) is voorzien voor het zelfstandig richten van de frees (40) ten opzichte van de betrokken poot (11, 12) van het varken.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de oriënteerinrichting (1b) uit een scharnierende omgekeerd-U- 30 vormige oriënteerbeugel (17, 1ö, 19) bestaat, welke met de basis (19) van de U om een horizontale scharnieras (19) loodrecht ten opzichte van de transportbaan (5) scharnierbaar gelagerd (21) is en met het vrije einde (23, 24) van elk van zijn benen (17, 18) de draagbeugel (8) tussen een van diens einden (10) en diens vertikale draaiingsas 35 (9) treft, waarbij een veerkrachtige inrichting (28) de oriënteerbeugel tegen de draagbeugel met kracht aangedrukt houdt, zodat deze laatste het freesstation in eenzelfde oriëntatie (loodrecht op de baan) doorloopt.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, 40 dat de scharnieras (19) van de oriënteerbeugel (17, 18, 19) boven de © Λ n £ 7 o J3 •J 1 '1 Q T J -11- transportbaan (5) is gelegen, zodat nabij het einde van het station de einden van zijn benen zo ver omhoog (23a) gebracht zijn, dat deze het contact met de bovenrand van de draagbeugel (8) verliezen en de oriënteerbeugel onder de erop werkende veerkracht (32) weer terug-5 keert in zijn uitgangsstand.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de scharnierbare ondersteuningsinrichting (40a) van de frees (ij*0) uit twee om evenwijdige assen ten opzichte van elkaar scharnierbare delen bestaat, waarvan het ene schommelvormige ophangdeel 10 (46, 47, 48) met een bovenste scharnieras (47) aanmerkelijk hoger dan de rotatieas (41) van de frees aan de draagconstructie (la) van de transportbaan bevestigd is en het andere wipvormige deel (43, 43) aan een onderste op geringe afstand onder de rotatieas (.41) van de frees gelegen evenwijdige scharnieras (44) is bevestigd, welke laat-13 ste as door het schommelvormige ophangdeel (46, 48) wordt gedragen, waarbij de scharnierbeweging om de bovenste as (47) vrij is om de zoekermiddelen (62, 64, 69) te volgen en daarbij slechts door de zwaartekracht beïnvloed wordt, en waarbij de scharnierbeweging om de onderste as (44) vanuit een 20 centrale middenstand tegen de veerkracht (58, 59) in zowel naar links als naar rechts (gezien ten opzichte van de transportrichting (5) uitzwenkbaar is, welke veerkracht werkzaam is tussen de beide delen (46, 52).

5. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, 25 met het kenmerk, dat de zoekermiddelen afzonderlijk of in combinatie bestaan uit twee onderling en aan de transportrichting evenwijdige geleidingsstangen (62, 64) met uitgebogen zoekereinden 63, 65, welke op een onderlinge afstand breder dan de dikste varkenspoot zich over de lengte van het station uitstrekken en aan het wip-30 vormige deel (43) van de ondersteuningsinrichting (40a) voor de frees zijn bevestigd, een en ander zodanig dat het snijprofiel van de frees in hoofdzaak in het hart van de geleidingsstangen (62, 64) is gelegen, en uit een vlakke liniaal (69) met zoeker (70) welke evenwijdig aan en tussen de geleidingsstangen (62, 64) is bevestigd in het vlak van 35 en in zodanige positie ten opzichte van de frees (40), dat - bij de voortgaande transportbeweging van elke poot - eerst de zoekereinden (63) van de geleidingsstangen (62, 64) de poot opvangen en (door scharnieren om de bovenste as van de schommel (47) zich in hoofdzaak in een horizontaal vlak verplaatsen) tussen zich door laten glijden, 40 waarna de liniaal (69) met zijn inloopzoeker (70) tussen de beide te- p 0 Λ λ 7 r q J v - / ·. I ' -12- nen in in hoofdzaak vertikale richting omhoog de frees (40) bestuurt, zodat deze even later in de juiste positie het vlies tussen de tenen uitfreest,

6. Inrichting volgens conclusie 5« met het kenmerk, 5 dat ten minste één van de geleidingsstangen (62, 64) onder veerkracht (68) tegen de wip (4-3) is bevestigd, zodat deze geleidingsstang door een poot van meer dan gemiddelde dikte uit elkaar drukbaar is,

7· Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de geprofileerde frees (40) voor-10 zien is van snijtanden (snijhoek, vrijloophoek, enz.) van een type zoals gebruikelijk voor metaalbewerking. ****** 80^5788