NL1003692C2 - Inrichting voor het afscheiden van vleesmassa van van vleesresten voorziene botten. - Google Patents

Description

5

INRICHTING VOOR HET AFSCHEIDEN VAN VLEESMASSA VAN VAN VLEESRESTEN VOORZIENE BOTTEN

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het afscheiden van vleesmassa van van vleesresten voorziene botten, omvattende: een cilinder met een cilin-derwand; een tot in de cilinder beweegbare zuiger,· 10 - toevoermiddelen voor het tot in de cilinder voeren van van vleesresten voorziene botten; een aantal in de cilinderwand aangebrachte gaten voor het doorlaten van vleesmassa uit de onder druk staande cilinder; afvoermid-delen voor het uit de cilinder afvoeren van botten; en 15 een aandrijfinrichting voor het aandrijven van de zuiger.

Een dergeLijke inrichting is algemeen bekend.

Bij de toepassing van dergelijke, tot de stand van de techniek behorende inrichtingen wordt gestreefd naar het totaal verwijderen van botdeeltjes uit de vleesmassa. 20 Hiertoe worden kleine gaten en daardoor noodzakelijke hoge drukken toegepast.

De uitvinding verschaft een inrichting, waarbij de kleinste doortocht van de gaten tussen 3 mm en 12 mm ligt, en waarbij de aandrijfinrichting is ingericht voor 25 het in de cilinder uitoefenen van een druk met een grootte tussen 30 bar en 120 bar.

De uitvinding is gebaseerd op het inzicht dat de totale verwijdering van botdeeltjes uit de vleesmassa niet voor iedere toepassing optimaal is, mede doordat dit 30 ten koste van de struktuur van het vlees kan gaan.

Door grotere gatrestricties toe te passen kan de benodigde druk worden verlaagd.

Weliswaar neemt hierdoor de hoeveelheid botmateriaal in de vleesmassa toe, maar daar staat tegenover dat de 35 struktuur van de vleesmassa grotendeels gehandhaafd wordt, hetgeen in tegenstelling is met de stand van de techniek, waarbij door de hoge druk de struktuur grotendeels verloren gaat. Verder neemt de hoeveelheid merg in de vleesmassa aanzienlijk af. Door de ten opzichte van de 40 stand van de techniek verbeterde struktuur en de ver- 1003692.

2 kleinde hoeveelheid merg van de met de uitvinding verkregen vleesmassa is deze vleesmassa beter geschikt voor verdere verwerkingen, zoals een tweede filtratiestap die de struktuur van de vleesmassa niet verder aantast, maar 5 die wel de hoeveelheid bot doet afnemen, of een ander proces, waarbij de botdeeltjes tot een acceptabele grootte of hoeveelheid worden teruggebracht.

Een groot voordeel van de inrichting volgens de uitvinding is dat de vleesmassa geschikt is voor nieuwe 10 toepassingen, zoals verwerking tot gehakt of snijworst.

Door de lagere drukken kan de inrichting bovendien eenvoudiger gedimensioneerd worden, hetgeen de kostprijs ervan verlaagt.

Bovendien blijft de bottenstructuur door de relatief 15 lage druk nog voldoende open om ook vlees in het midden van de cilinder de ruimte te geven zich naar de buitenkant van de cilinder te verplaatsen, hetgeen bij tot de stand van de techniek behorende inrichtingen niet steeds het geval was; door de hoge drukken werd in het bijzonder 20 aan de aan de cilinderwand grenzende delen van de botmassa de struktuur zo dicht, dat deze voor de vleesmassa ondoordringbaar werd.

Een ander voordeel ligt in het feit dat als gevolg van de relatief lage druk de temperatuur tijdens het 25 proces nauwelijks hoger wordt, hetgeen uit hygiënische gronden van uiterst groot belang is.

Hierbij wordt er op gewezen dat de afvoermiddelen elke willekeurige vorm kunnen hebben zelfs die van een los gereedschap of die van de zuiger, welke de botresten 30 uit de cilinder stoot.

Bij voorkeur bedraagt de minimale doortocht van de afvoerkanalen tussen 6 mm en 10 mm, en volgens een bijzonder aantrekkelijke voorkeursuitvoeringsvorm ligt deze doortocht bij 8 mm.

35 Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm is de aandrijfinrichting ingericht voor het tijdens het opbouwen van de druk laten bewegen van de zuiger met een snelheid van ten minste 20 mm/s.

1003692.

3

Volgens weer een andere voorkeursuitvoeringsvorm is de aandrijfinrichting ingericht voor het opbouwen van de maximale druk binnen 4 s.

Volgens een bijzonder aantrekkelijke uitvoeringsvorm 5 is de aandrijfinrichting ingericht voor het na het opbouwen van de vereiste druk gedurende maximaal 1 s handhaven van deze druk, alvorens de druk af te bouwen, of is volgens een andere uitvoeringsvorm de aandrijfinrichting ingericht voor het na het opbouwen van de vereiste druk 10 direkt afbouwen van de druk.

Al deze maatregelen leiden tot een dusdanig, proces dat het merggehalte in de vleesmassa wordt verkleind. Dit leidt tot een kwaliteitsverbetering.

Volgens weer een andere voorkeursuitvoeringsvorm 15 zijn de afvoerkanalen in de stromingsrichting naar de minimale doortocht verbreed. Dit betekent dat slechts een enkele restrictie in het afvoerkanaal is opgenomen, zodat de vleesmassa slechts een enkele maal een dergelijke restrictie hoeft te passeren, en de door de restrictie 20 veroorzaakte problemen van overmatige vervorming van het vlees en versmering hiervan tot een minimum wordt beperkt. Bovendien is de kans op verstopping kleiner, en zijn dergelijke openingen gemakkelijker te reinigen.

Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm, waarbij 25 in de cilindermantel een groot aantal afvoerkanalen is aangebracht, is de cilindermantel slechts aan zijn einde ondersteund. Dit leidt tot een meer eenvoudige constructie, waarbij een dergelijke eenvoudige constructie niet mogelijk is bij dergelijke, met een hoge druk werkende 30 inrichtingen, omdat deze op meer plaatsen ondersteuning behoeft in verband met de hoge druk.

De onderhavige uitvinding betreft bovendien een inrichting voor het afscheiden van vleesmassa van van vleesresten voorziene botten, omvattende: een cilinder 35 met een cilinderwand; een tot in de cilinder beweegbare zuiger; toevoermiddelen voor het tot in de cilinder voeren van van vleesresten voorziene botten,· een aantal in de cilinderwand aangebrachte gaten voor het doorlaten 1003692.

4 van vleesmassa uit de onder druk staande cilinder; af-voermiddelen voor het uit de cilinder afvoeren van botten; en een aandrijfinrichting voor het aandrijven van de zuiger, waarbij de cilindermantel in de axiale richting 5 van de cilinder, onafhankelijk van de zuiger beweegbaar is.

Volgens de stand van de techniek is het noodzakelijk dat de bottenmassa door enkel een beweging van de zuiger, eventueel aangevuld met de werking van extra uitstootmid-10 delen uit de cilinder wordt gestoten. De inrichting volgens de uitvinding maakt deze uitstootslag, die gevormd wordt door een heen-en-weer-gaande beweging overbodig, doordat de noodzakelijke ruimte voor het verwijderen van de botmassa uit de cilinder gevormd wordt door de 15 cilinder zelf onafhankelijk van de beweging van de zuiger terug te trekken. Hierdoor kan het proces sneller worden uitgevoerd.

Verder heeft de ervaring geleerd dat na het opbouwen van de druk in de cilinder het aantrekkelijk is de maxi-20 male druk slechts gedurende een korte tijd, bijvoorbeeld slechts 1 s te handhaven. Dit leidt tot een opbrengst van vleesmassa met een hoge kwaliteit.

Ten slotte betreft de uitvinding een werkwijze voor het afscheiden van vleesmassa van van vleesresten voor-25 ziene botten, omvattende de volgende stappen: - het tot in een cilinder met een cilinderwand voeren van van vleesresten voorziene botten,· - het door middel van een tot in de cilinder beweegbare zuiger en daarmee verbonden aandrijfinrichting 30 opwekken van een druk in de cilinder, zodat de vleesmassa door in de cilinderwand aangebrachte openingen heen naar buiten wordt geperst; en - het uit de cilinder afvoeren van de botten, waarbij de vleesmassa door gaten met een kleinste 35 doortocht tussen 3 mm en 12 mm wordt geperst met een druk met een grootte tussen 30 bar en 120 bar.

Andere voorkeursuitvoeringsvormen blijken uit de overige onderconclusies.

1003692.

5

Vervolgens zal de uitvinding worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen, waarin voorstellen: figuur l: een perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding; 5 figuur 2: een schematisch doorsnede-aanzicht van een deel van een inrichting volgens de uitvinding tijdens het persproces; figuur 3: een met figuur 2 overeenkomend doorsnede-aanzicht tijdens het uitwerpen van de botresten; 10 figuur 4: een met figuren 2 en 3 overeenkomend doorsnede-aanzicht tijdens het voorbereiden van de volgende slag; figuur 5: een doorsnede-aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een filteropening; en 15 figuur 6: een tweede uitvoeringsvorm van een filter opening .

In figuur 1 is een machine 1 volgens de onderhavige uitvinding getoond. Een dergelijke machine 1 wordt gevormd door een kast 2, waarin diverse aandrijfaggregaten 20 zijn aangebracht. Door middel van cilinders 3 is het machinehuis 1 verbonden met een hulpmachinehuis 4, waarin overige apparatuur is ondergebracht. Beide machinehuizen 2,4 zijn door middel van poten 5 op de grond verankerd.

Verder is ter plaatse van de cilinders 3 een mof 6 25 aangebracht, waarvan de constructie aan de hand van de figuren 2-4 zal worden besproken. Op de mof 6 is een vultrechter 7 aangebracht, terwijl de mof 6 in horizontale richting beweegbaar is door middel van aan de mof 6 bevestigde oren 8 die door middel van een lineaire aan-30 drijfinrichting 9, bijvoorbeeld een hydraulische cilinder aandrijfbaar zijn. Tot binnen de mof 6 is een perszuiger 10 beweegbaar, welke aandrijfbaar is door middel van een in het huis 2 aangebrachte aandrijfinrichting.

Vervolgens zal de constructie van de mof 6 meer in 35 detail worden toegelicht aan de hand van figuren 2, 3 en 4.

Zoals in figuur 2 zichtbaar is, wordt de mof 6 gevormd door een zich over een deel van de axiale lengte 1003692.

6 van de mof uitstrekkende buitenmof 11, en een daarbinnen en concentrisch aangebrachte filtermof 12. De buitendiameter van de filtermof 12 is zoveel kleiner dan de inwendige diameter van de buitenmof, dat hiertussen een ring-5 vormig kanaal 13 ontstaat. Aan de zijde van het hulpma-chinehuis 4 zijn de buitenmof 11 en de filtermof 12 onderling verbonden door een ring 14, en aan de andere zijde zijn zij onderling verbonden door een ring 15. Aan de ring 15 is de vultrechter 7 bevestigd die aan de zijde 10 van het machinehuis 2 voorzien is van een ringvormige opening. De diameter van deze ringvormige opening is precies gelijk aan de inwendige diameter van de filtermof 12.

Verder is, zoals reeds aan de hand van figuur l 15 vermeld is, een zuiger 10 met dezelfde diameter als de inwendige diameter van de filtermof 12 tot in de mof 6 beweegbaar. Hierbij is deze zuiger 10 aandrijfbaar door middel van een aandrijfcilinder 16 die in het huis 2 is opgenomen. Door middel van een aan deze zuiger 10 beves-20 tigde hulpaandrijfzuiger 17 met een groter oppervlak worden de drukken, benodigd voor het aandrijven van de zuiger 10 evenredig met de oppervlakteverandering verkleind. Aan de zijde van het hulphuis 4 is een drukplaat 18 vast aangebracht die aan zijn naar de mof 6 toegekeer-25 de zijde van een filterwand 19 is voorzien. Tussen de filterwand 19 en de drukwand 18 is een kanaal 20 uitgespaard. Het kanaal 20 mondt uit in een afvoerkanaal 21, evenals het kanaal 13.

Voor wat betreft de beweegbaarheid wordt opgemerkt 30 dat uiteraard de zuiger 10 in horizontale richting beweegbaar is, en dat de mof 6, dat wil zeggen de buitenmof 11, de vultrechter 7 en de daaraan bevestigde onderdelen eveneens in horizontale richting beweegbaar zijn.

Voor wat betreft de constructie wordt opgemerkt dat 35 alle, met het te bewerken materiaal in aanraking komende delen van roestvast staal zijn vervaardigd. Verder wordt er op gewezen dat de drukzijde van de zuiger 10 van een filterwand 22 is voorzien, waarachter zich een kanaal 23 1 00 3 6 Si Z .

7 uitstrekt dat in de effectieve positie van de zuiger 10 in verbinding staat met het filter 12.

De aandrijfinrichting, in het bijzonder de cilinder 16, de zuiger 17, en de daarmee verbonden, doch in de 5 tekeningen niet weergegeven hydraulische pomp en de daarbij toegepaste besturingsmiddelen die evenmin in de tekening zijn weergegeven, zijn ingericht voor het zodanig regelen van de hydraulische druk binnen de cilinder 16, dat de zuiger 10 op de perskamer, die omsloten wordt 10 door de mof 7 en de drukwand 18, een druk van tussen 50 en 100 bar, in het bijzonder rond 70 bar, kan worden opgewekt. Het zal duidelijk zijn dat door middel van de daarin aangebrachte regelapparatuur deze druk kan worden ingesteld.

15 Vervolgens wordt er op gewezen dat de filtermof 12, de filterwanden 19 en 22 elk zijn voorzien van hoofdzakelijk cilindrische openingen, waarvan de diameter ongeveer 8 mm bedraagt. Het is uiteraard mogelijk openingen met andere diameters te gebruiken, bijvoorbeeld 3,0 mm, 4,0 20 mm, 5,0 mm, 6,0 mm, 10 mm, 12 mm enzovoorts.

Anderzijds wordt er op gewezen dat het mogelijk is gaten toe te passen, waarvan de vorm niet zuiver cilindrisch is, doch in tegenstelling daarmee diabolo-vormig, zoals dit met 27 in doorsnede in figuur 5 is weergegeven. 25 Dit levert een enkele restrictie op, hetgeen een goede invloed heeft op de kwaliteit van de uiteindelijk verkregen vleesmassa, omdat in een dergelijke situatie zo min mogelijk versmering optreedt en de temperatuursverhoging zo klein mogelijk is.

30 Bovendien is het, zoals in figuur 6 is weergegeven, mogelijk een enkele cilindrische restrictie toe te passen.

Bovendien is het mogelijk gebruik te maken van gaten met een niet-ronde, bijvoorbeeld ovale, rechthoekige of 35 polygone vorm.

Volgens weer een andere uitvoeringsvorm is slechts het deel van de mantel in de nabijheid van de kopwand van het vat van gaten voorzien. Aldus zijn de gaten slechts 1 on j 692 .

8 in dat deel van de mantel aangebracht, dat bij de nominale druk effectief is.

Vervolgens zal de werkwijze van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding worden toegelicht.

5 Aanvankelijk wordt, uitgaande van de situatie zoals in figuur 4 is weergegeven, vanuit de vultrechter materiaal toegevoerd. Dit materiaal wordt gevormd door ontvleesde botten, dat wil zeggen botten, waarvan het gemakkelijk te verwijderen vlees door middel van een mechani-10 sche ontbeeninrichting of met de hand is verwijderd. Deze botten kunnen afkomstig zijn van grote zoogdieren, doch zij kunnen evenzeer afkomstig zijn van kleine zoogdieren, zoals wild of gevogelte.

Aan deze botten is nog een kleine hoeveelheid vlees 15 gehecht, hetgeen de moeite waard is om met de inrichting volgens de onderhavige uitvinding te worden teruggewonnen, enerzijds door de hiermee verkregen vleesmassa, en anderzijds doordat de resterende botten aldus schoner zijn en beter in een volgend proces kunnen worden ver-20 werkt, bijvoorbeeld tot gelatine.

De massa wordt, op de wijze zoals door de pijl 24 is aangegeven, gevuld in de persruimte 25. Vervolgens wordt de zuiger 10 naar binnen gedrongen, waarna, zodra de zuigerrand de ring 15 gepasseerd heeft, binnen de aldus 25 gevormde persruimte 25 druk wordt opgebouwd. Een dergelijke situatie is in figuur 2 weergegeven. Hierbij vindt de regeling van de druk zodanig plaats, dat de druk binnen de persruimte 25 wordt opgebouwd tot ongeveer 70 bar, waarbij, zoals reeds gemeld is, deze waarde aan 30 instelling onderhevig is, en de aldus gevormde druk gedurende een korte periode van ongeveer 0,1 seconde wordt gehandhaafd.

Als gevolg van deze hoge druk ontstaat een zekere vloeiing van de botten en de daaraan gehechte vleesres-35 ten, waarbij door het wrijven van de botten onderling de vleesresten van de botten worden losgemaakt, en de aldus verkregen vleesmassa door de filterwanden heen naar buiten treedt. Het is weliswaar mogelijk dat botdeeltjes 1003692.

9 door de relatief grote openingen heen naar buiten kunnen treden. Door toepassing van secundaire filtermethoden kunnen deze botdeeltjes verwijderd worden.

De druk is verder zo laag, dat geen versplintering 5 van de botten op kan treden.

Vervolgens wordt de druk weer afgebouwd, waarbij, zodra de druk binnen de persruimte weer de omgevingsdruk bereikt heeft, de mof 6 verplaatst aanvankelijk tezamen met de zuiger verplaatst wordt, om lossing van de botmas-10 sa van filtermond 19 te bewerkstelligen en vervolgens met een hogere snelheid dan de zuiger wordt verplaatst, zodat de vrijkomende ruimte tussen de mof 6 en de drukplaat 18 voldoende is voor het vrij laten komen van de botmassa 26. Deze valt vervolgens als gevolg van de zwaartekracht 15 uit de desbetreffende persruimte. Voor lossing van de bottenkoek van filterwanden 22 kunnen extra middelen zijn voorzien.

Daarna beweegt de mof 6 terug naar zijn oorspronkelijke positie, evenals de zuiger 10, zodat de in figuur 4 20 weergegeven uitgangspositie wordt verkregen, en het proces zich kan herhalen.

Het zal duidelijk zijn dat diverse wijzigingen hierin kunnen worden aangebracht zonder van de uitvinding af te wijken.

25 «003692.

Claims (21)

1. Inrichting voor het afscheiden van vleesmassa van 5 van vleesresten voorziene botten, omvattende: - een cilinder met een cilinderwand; - een in de cilinder beweegbare zuiger; - toevoermiddelen voor het in de cilinder voeren van van vleesresten voorziene botten; 10. een aantal in de cilinderwand aangebrachte gaten voor het doorlaten van vleesmassa uit de onder druk staande cilinder; - afvoermiddelen voor het uit de cilinder afvoeren van botten; en 15. een aandrijfinrichting voor het aandrijven van de zuiger, met het kenmerk, - dat de kleinste doortocht van de gaten tussen 3 mm en 12 mm ligt; en 20. dat de aandrijfinrichting is ingericht voor het in de cilinder uitoefenen van een druk met een grootte tussen 30 bar en 120 bar.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de gaten een kleinste doortocht hebben van tussen 6 25 mm en 10 mm, en bij voorkeur 8 mm.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de aandrijfinrichting is ingericht voor het in de cilinder opwekken van een druk tussen 50 bar en 90 bar.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de aandrijfinrichting is ingericht voor het tijdens het opbouwen van de druk laten bewegen van de zuiger met een snelheid van ten minste 20 mm/s.

5. Inrichting volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, met 35 het kenmerk, dat de aandrijfinrichting is ingericht voor het opbouwen van de maximale druk binnen 4 s.

6. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de besturingsinrichting is 1003692. ingericht voor het na het opbouwen van de vereiste druk in de cilinder gedurende maximaal 1 s handhaven van de vereiste druk, alvorens de druk af te bouwen.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, 5 dat de aandrijfinrichting is ingericht voor het na het opbouwen van de maximale druk direkt af bouwen van de druk.

8. Inrichting volgens een van de voorafgaande con-10 clusies, met het kenmerk, dat de inwendige diameter van de cilindermantel tussen 150 mm en 350 mm ligt, en bij voorkeur 200 mm bedraagt.

9. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afvoerkanalen in de 15 stromingsrichting na de minimale doortocht zijn verbreed.

10. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de cilindermantel slechts aan zijn einden wordt ondersteund.

11. Inrichting volgens een van de voorafgaande 20 conclusies, met het kenmerk, dat de gaten voornamelijk in dat deel van de cilindermantel zijn aangebracht dat grenst aan het deel van de cilinder waarin de hoogste perskracht wordt uitgeoefend.

12. Inrichting voor het afscheiden van vleesmassa 25 van van vleesresten voorziene botten, omvattende: - een cilinder met een cilindermantel; - een kopwand; - een in de cilinder beweegbare zuiger; - toevoermiddelen voor het in de cilinder voeren van 30 van vleesresten voorziene botten; - een aantal in de cilindermantel aangebrachte gaten voor het doorlaten van vleesmassa uit de onder druk staande cilinder; - afvoermiddelen voor het uit de cilinder afvoeren 35 van botten,· en - een aandrijfinrichting voor het aandrijven van de zuiger, met het kenmerk, dat de cilindermantel in de

100 J 6 9 2 . axiale richting van de cilinder onafhankelijk van de zuiger beweegbaar is.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de cilindermantel, uitgaande van een gesloten 5 positie van de cilinder, zover beweegbaar is, dat de afstand tussen de cilinderkopwand en de dichtstbijzijnde wand van de cilindermantel groter is dan de maat in axiale richting van de samengeperste botmassa.

14. Inrichting volgens conclusie 12 of 13, met het 10 kenmerk, dat de toevoermiddelen een vultrechter met een doseerinrichting omvatten.

15. Inrichting volgens conclusie 12, 13 of 14, gekenmerkt door een besturingsinrichting voor het achtereenvolgens : 15. naar de kopwand doen bewegen van de cilinderman tel ; - het door de aandrijfinrichting aandrijven van de zuiger tot de vereiste druk; en - het doen terugbewegen van de cilindermantel en de 20 zuiger, zodat de samengeperste botmassa uit de cilinder- ruimte wordt verwijderd.

16. Inrichting volgens een van de conclusies 1-11, met het kenmerk, dat de cilindermantel in de axiale richting van de cilinder onafhankelijk van de zuiger 25 beweegbaar is.

17. Werkwijze voor het afscheiden van vleesmassa van van vleesresten voorziene botten, omvattende de volgende stappen: - het tot in een cilinder met een cilinderwand 30 voeren van van vleesresten voorziene botten; - het door middel van een tot in de cilinder beweegbare zuiger en daarmee verbonden aandrijfinrichting opwekken van een druk in de cilinder, zodat de vleesmassa door in de cilinderwand aangebrachte openingen heen naar 35 buiten wordt geperst; en - het uit de cilinder afvoeren van de botten, met het kenmerk, 1003692. - dat de vleesmassa door gaten met een kleinste doortocht tussen 3 mm en 12 mm wordt geperst met een druk met een grootte tussen 30 bar en 120 bar.

18. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk, 5 dat de vleesmassa door gaten wordt geperst met een kleinste doortocht van tussen 6 mm en 10 mm, en bij voorkeur 8 mm.

19. Werkwijze volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat de vleesmassa wordt geperst met een druk 10 tussen 50 bar en 90 bar.

20. Werkwijze voor het afscheiden van vleesmassa van van vleesresten voorziene botten, omvattende de volgende stappen: - het tot in een cilinder met een cilinderwand 15 voeren van van vleesresten voorziene botten; - het door middel van een tot in de cilinder beweegbare zuiger en daarmee verbonden aandrijfinrichting opwekken van een druk in de cilinder, zodat de vleesmassa door in de cilinderwand aangebrachte openingen heen naar 20 buiten wordt geperst; en - het uit de cilinder afvoeren van botten, met het kenmerk, dat de botten uit de cilinder worden gevoerd door het in sociale richting onafhankelijk van de zuiger vsui de kopwand af doen bewegen van de 25 cilinderwand.

21. Werkwijze volgens conclusie 20, gekenmerkt door het achtereenvolgens: - naar de kopwand bewegen van de cilindermantel; - aandrijven van de zuiger tot de vereiste druk; en 30. terugbewegen van de cilindermantel en de zuiger, zodat de samengeperste botmassa uit de cilinderruimte wordt verwijderd. 1003692.