NL1003114C2 - Inrichting ten behoeve van de verhitting van water, bestemd voor de bereiding van hete dranken. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting ten behoeve van de verhitting van water, bestemd voor de bereiding van hete dranken.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting ten behoeve van de verhitting van water bestemd voor de bereiding van hete dranken. Dergelijke inrichtingen zijn bekend in de vorm van een reservoir waarin een verhittings-5 element is opgenomen en waarop een aftapk^aan is aangesloten. De bekende inrichting wordt gevuld met een hoeveelheid koud water, welke hoeveelheid wordt opgewarmd tot de gewenste temperatuur waarna een signaleringslampje aangeeft dat het water de gewenste temperatuur heeft bereikt 10 en warm water kan worden afgetapt. Wanneer in de tank een bepaald minimum waterniveau is bereikt kan er niet meer worden afgetapt en dient de tank te worden bijgevuld waarna moet worden gewacht totdat het water in het reservoir weer de gewenste temperatuur heeft. De bekende inrichting 15 voorziet derhalve in een ladingsgewijze verhitting van een bepaalde hoeveelheid water. De nadelen hiervan zijn dat tijdens het opwarmen van de ladingsgewijs in het reservoir gebrachte hoeveelheid water geen water kan worden afgetapt dat de gewenste eindtemperatuur heeft en de relatief lange 20 wachttijd.

Teneinde dit bezwaar te ondervangen zijn tevens inrichtingen bekend welke zijn voorzien van een reservoir met een daarin opgenomen verhittingselement en een aftap-kraan, waarbij het reservoir is aangesloten op een water-25 toevoer en waarbij het waterniveau in het reservoir in hoofdzaak constant wordt gehouden. Bij een dergelijke inrichting wordt, zodra water wordt afgetapt, het reservoir aangevuld tot het gewenste waterniveau is bereikt. Bezwaren van deze bekende inrichting zijn de lange initiële wachttijd 30 en het feit dat, wanneer veel water achter elkaar wordt afgetapt, de temperatuur van het water in het reservoir daalt als gevolg van de toevoer van koud water. In het algemeen is het vermogen van het verhittingselement onvoldoende om het toegevoerde koude water snel genoeg op te 1 c f y 4 2 warmen, zodat de temperatuur van het water in het reservoir niet binnen een temperatuurbereik van plus of min 3 a 4°C constant kan worden gehouden.

De uitvinding beoogt een inrichting ten behoeve van 5 de verhitting van water bestemd voor de bereiding van hete dranken zonder de hierboven genoemde bezwaren van de bekende inrichtingen. Dat wil zeggen een inrichting met een zeer korte initiële wachttijd, waaruit water met een zeer constante temperatuur kan worden afgetapt en die kan worden 10 bijgevuld tijdens het aftappen zonder dat dit de temperatuur van het water in het warm-waterreservoir beïnvloedt.

De inrichting is hiertoe volgens de uitvinding voorzien van een koud-waterreservoir voor de opslag van onverhit water en een warm-waterreservoir voor de opslag van 15 verhit water, waarbij in het warm-waterreservoir een warmhoudelement is opgenomen, waarbij het warm-waterreservoir is voorzien van een tapkraan, en waarbij op het koud-waterreservoir een leiding is aangesloten die uitmondt in het warm-waterreservoir, waarbij in de genoemde leiding 20 een doorstroomverhittingselement is opgenomen.

Met een dergelijke inrichting wordt het warm-waterreservoir gevuld met, in het doorstroomverhittingselement verwarmd water, zodat het bijvullen van het warm-waterreservoir geen invloed heeft op de temperatuur van het water 25 dat zich reeds in het warm-waterreservoir bevindt. Het vullen van het koud-waterreservoir kan ladingsgewijs plaatsvinden zonder dat dit tot gevolg heeft dat tijdelijk geen warm water kan worden afgetapt omdat de toegevoerde lading water nog niet op de gewenste temperatuur is gebracht. Het 30 warmhoudelement dat zich in het warm-waterreservoir bevindt hoeft slechts een klein vermogen te hebben aangezien dit element slechts is bestemd voor het op temperatuur houden van het zich in het warm-waterreservoir bevindende water.

Met een aldus uitgevoerde inrichting volgens de 35 uitvinding kan circa 25 liter heet water worden geproduceerd waarvan de temperatuur minimaal 90°C en maximaal 97°C bedraagt, waarbij het vermogen van het doorstroom-

1005 1 U

3 verhittingselement en het warmhoudelement bij elkaar zodanig zijn dat de inrichting op een openbare, éénfase-electriciteitsaansluiting kan worden aangesloten. Aldus wordt een uurcapaciteit van circa 200 koppen heet water 5 bereikt.

Een ander belangrijk voordeel dat met de inrichting volgens de uitvinding wordt verkregen is dat altijd heet water van de gewenste temperatuur kan worden verkregen, zelfs wanneer het waterniveau in het warm-waterreservoir is 10 gedaald onder het niveau van het aftappunt. Immers, zolang er koud water in het koud-waterreservoir aanwezig is wordt het warm-waterreservoir met behulp van het doorstroom-verhittingselement gevuld met heet water van de gewenste temperatuur. Indien de aftapkraan gedurende lange tijd 15 volledig wordt opengezet, zal derhalve na verloop van tijd heet water uit de aftapkraan stromen met een debiet dat overeenkomt met het debiet dat het doorstroomverhittings-element levert.

Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding zijn 20 zowel het koud-waterreservoir als het warm-waterreservoir voorzien van een overstortpijp, waarbij de overstortpijp in het warm-waterreservoir losneembaar is opgenomen in een afvoeropening die zich in, in hoofdzaak het laagste punt van het warm-waterreservoir bevindt.

25 Met een dergelijke losneembare overstortpijp kan de afvoeropening worden vrijgegeven door het losnemen van de overstortpijp, zodat het warm-waterreservoir geheel kan leegstromen aangezien de afvoeropening zich in het laagste punt van het warm-waterreservoir bevindt. Dit is vein belang 30 wanneer het warm-waterreservoir wordt ontkalkt of langere tijd niet wordt gebruikt. Het ontkalkingsmiddel bevattende water kan dan geheel uit de inrichting worden verwijderd zonder dat de inrichting hiervoor behoeft te worden gekanteld of anderszins te worden gemanipuleerd.

35 Teneinde te verhinderen dat tijdens het normale gebruik water via de afvoeropening weglekt is volgens een nadere uitwerking van de uitvinding de overstortpijp van het 1 G 0 3 1 1 4 4 warm-waterreservoir voorzien van een afvoerstop waardoorheen zich een afvoerkanaal uitstrekt, welke afvoerstop passend opneembaar is in de afvoeropening waarop een uitstroompijp is aangesloten.

5 Eventueel kan de inrichting ten behoeve van de verhitting van water bestemd voor de bereiding van hete dranken worden gecombineerd met een koffiezetapparaat dat is voorzien van een tweede koud-waterreservoir met een tweede afvoerleiding waarin een tweede doorstroomverhitter is 10 opgenomen, waarbij de tweede afvoerleiding uitmondt boven een koffiefilterhouder, welke koffiefilterhouder is voorzien van een extract afvoer die uitmondt in een koffiekan, waarbij een besturing van de inrichting zodanig is uitgevoerd dat telkens slechts één doorstroomverhittingselement 15 wordt ingeschakeld, waarbij het tweede doorstroomverhittingselement, bestemd voor de vorming van heet water ten behoeve van koffie, voorrang krijgt boven het doorstroomverhittingselement bestemd voor het vullen van het warm-waterreservoir. Aldus wordt verhinderd dat bij het 20 tegelijkertijd inschakelen van het koffiezetgedeelte en het warm-watergedeelte te veel vermogen aan het electriciteits-net wordt onttrokken. Hierdoor is het mogelijk de inrichting op een openbare, éénfase-electriciteitsaansluiting aan te sluiten. Opgemerkt zij dat een gecombineerd koffiezet-25 apparaat en heetwaterinrichting dat aansluitbaar is op een openbare driefasenaansluiting, zodat beide toestellen tegelijkertijd kunnen worden ingeschakeld, tevens een mogelijke uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is.

Nadere uitwerkingen van de uitvinding zijn 30 beschreven in de volgconclusies en zullen aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, onder verwijzing naar de tekening, verder worden verduidelijkt.

De tekening toont schematisch een uitvoeringsvoorbeeld waarbij de behuizingen van de reservoirs ten 35 behoeve van de duidelijkheid zijn weggelaten.

De inrichting 1 ten behoeve van de verhitting van water bestemd voor de bereiding van hete dranken, is voor- 10 C ï i 1 4 5 zien van een koud-waterreservoir 2 voor de opslag van onverhit water en een warm-waterreservoir 3 voor de opslag van verhit water. In het warm-waterreservoir 3 is een warmhoudelement 4 opgenomen. Het warm-waterreservoir 3 is 5 voorzien van een aftapkraan 5. Op het koud-waterreservoir 2 is een leiding 6 aangesloten die uitmondt in het warm-waterreservoir 3. In het onderhavige geval mondt de leiding 6 via een overloop 6a uit in het warm-waterreservoir 3. In de leiding 6 is een doorstroomverhittingselement 7 opgenomen.

10 Een dergelijk doorstroomverhittingselement 7 is op zichzelf bekend voor het verhitten van water ten behoeve van het zetten van koffie. Het omvat een in het algemeen cilindrisch huis waaromheen een electrische geleidende spiraal is gewikkeld die heet wordt wanneer deze onder electrische 15 spanning wordt gezet. Het water in het doorstroomverhittingselement wordt als gevolg hiervan verhit en gaat koken waardoor luchtbellen ontstaan en de druk in het cilindrische huis toeneemt. Het zich in het doorstroomverhittingselement 7 bevindende water zoekt de uitweg met de 20 minste weerstand en kiest hiervoor het overlooppijpdeel 6 dat vanaf het doorstroomverhittingselement 7 leidt naar het warm-waterreservoir 3.

Het overlooppijpdeel 6 mondt via een overloop 6a uit in het warm-waterreservoir 3 op een hoogte die zich bevindt 25 boven het maximale waterniveau in het warm-waterreservoir 3. In het koud-waterreservoir 2 bevindt de ingang van de over-looppijp 6 zich op het laagste punt van het koud-waterreservoir 2. Hierdoor zal de waterdruk op de ingangszijde van de overlooppijp 6 altijd hoger zijn dan aan de uitgangs-30 zijde van de overlooppijp 6, zodat, wanneer het doorstroomverhittingselement 7 is ingeschakeld, al het zich in het koud-waterreservoir 2 bevindende water via het doorstroomverhittingselement 7 en de overlooppijp 6 in het warmwaterreservoir 3 wordt gebracht.

35 In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld zijn het koud-waterreservoir 2 en het warm-waterreservoir 3 elk voorzien van een overstortpijp 8, respectievelijk 9. De 1 0 0 J i i 4 6 overstortpijp 9 in het warxn-waterreservoir 3 is losneembaar opgenomen in een afvoeropening 10 die zich in in hoofdzaak het laagste punt van het warm-waterreservoir 3 bevindt. De overstortpijp 9 van het warm-waterreservoir 3 is hiertoe 5 voorzien van een afvoerstop 11 waardoorheen zich een afvoerkanaal uitstrekt, welke afvoerstop 11 passend opneembaar is in de afvoeropening 10. Op de afvoeropening 10 is een uitstroompijp 12 aangesloten ten behoeve van het volledig legen van het warmwaterreservoir 3. Dit volledig legen is 10 met name van belang wanneer het warm-waterreservoir 3 met behulp van chemicaliën is ontkalkt. Het ontkalkingsmiddel bevattende water kan uit het warm-waterreservoir worden verwijderd door het uitnemen van de losneembare overstortpijp 9, zodat het water via de uitstroompijp 12 uit het 15 warm-waterreservoir 3 wegstroomt.

Het warm-waterreservoir 3 is bij voorkeur voorzien van een afneembaar deksel 13 van een materiaal met een hoge warmtegeleidingscoëfficiënt voor het tegengaan van de vorming van condenswater. Een dergelijk afneembaar deksel 13 20 zou bij voorkeur uit roestvrij staal kunnen zijn vervaardigd en neemt door de goede warmtegeleiding vrij snel een hoge temperatuur aan zodat condensvorming op het deksel 13 minimaal is. In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld is bovendien een afdekkap 14 voorzien die zich in een gesloten 25 stand uitstrekt over de open bovenzijde van het warm- en het koud-waterreservoir 3, respectievelijk 2. De afdekkap 14 is althans ter plaatse van het warm-waterreservoir 3 voorzien van ventilatie-openingen 15. Dergelijke ventilatieopeningen 15 creëren een luchtcirculatie onder de afdekkap 30 waardoor condensatie onder de afdekkap wordt verhinderd. Het is duidelijk dat ook twee losse afdekkappen 14 mogelijk zijn waarbij de ene afdekkap het koud-waterreservoir 2 en de andere afdekkap het warm-waterreservoir 3 afdekt.

Het vullen van het koud-waterreservoir kan handmatig 35 ladingsgewijs worden uitgevoerd maar in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld is voor een andere oplossing gekozen. Het koud-waterreservoir 2 is aangesloten op een vul- 1003114 7 leiding 16 die aansluitbaar is op het openbare waterleidingnet. In het koud-waterreservoir 2 zijn een eerste sensor 17 voor het minimum waterniveau en een tweede sensor 18 voor het maximum waterniveau aangebracht. De sensoren 17 en 18 5 zijn aangesloten op een besturing 19. In de vulleiding 16 is een bestuurbare afsluitklep 20 opgenomen die is aangesloten op de besturing 19 en die wordt geopend en gesloten afhankelijk van het door de sensoren 17, 18 waargenomen waterniveau. Wanneer met de eerste sensor 17 wordt 10 geconstateerd dat het waterniveau in het koud-waterreservoir 2 beneden het minimum waterniveau daalt wordt de afsluitklep 20 door de besturing 19 geopend totdat de tweede sensor 18 aangeeft dat het waterniveau in het koud-waterreservoir 2 het maximum heeft bereikt.

15 In het koud-waterreservoir 2 is op het laagste punt daarvan een vlotter 21 opgesteld die is aangesloten op een besturing 19, welke besturing 19 tevens is aangesloten op het doorstroomverhittingselement 7. De vlotter 21 is ingericht voor het afgeven van een signaal aan de 20 besturing 19 wanneer het waterniveau in het koud-waterreservoir 2 onder een bepaald minimum niveau komt. De besturing 19 is ingericht voor het uitschakelen van het doorstroomverhittingselement 7 bij ontvangst van dit genoemde signaal. Aldus wordt verhinderd dat oververhitting 25 van het doorstroomverhittingselement 7 optreedt als gevolg van het feit dat het verhittingselement 7 onder electrische spanning blijft staan terwijl geen te verhitten water meer voorhanden is, hetgeen een situatie is die anders bij een handmatig te vullen uitvoeringsvorm zou kunnen optreden.

30 Opgemerkt zij dat een dergelijke beveiliging met de tweede sensor 17 zou kunnen worden gerealiseerd waarbij de vlotter 21 achterwege zou kunnen worden gelaten. De vlotter 21 is dus met name nodig wanneer het koud-waterreservoir 2 handmatig wordt gevuld. Het weergegeven 35 uitvoeringsvoorbeeld is derhalve geschikt voor zowel handmatige als automatische vulling van het koud-waterreservoir 2.

1 0 0 3 1 1 4 8

Het warm-waterreservoir 3 is voorzien van een derde sensor 22 voor het minimum waterniveau, een vierde sensor 23 voor het maximum waterniveau en een vijfde sensor 24 waarmee een waterniveau wordt gesignaleerd boven welk waterniveau 5 aftap van warm water mogelijk is. Tevens is in het warmwaterreservoir 3 een temperatuursensor 25 aangebracht, welke temperatuursensor 25 zich bevindt onder het niveau waarop de vijfde sensor 24 is aangebracht. De sensoren 22, 23, 24, 25 zijn alle aangesloten op een besturing 26 die het warmhoud-10 element 4 in- en uitschakelt afhankelijk van onder andere het door de temperatuursensor 25 afgegeven temperatuur-signaal. De besturing 26 schakelt het doorstroom-verhittingselement 7 in wanneer het waterniveau in het warmwaterreservoir 3 zich onder het niveau van de vierde 15 sensor 23 bevindt en zet een signaallampje aan, respectievelijk uit wanneer het waterniveau zich boven respectievelijk onder het niveau of vice versa van de vijfde sensor 24 bevindt. Het is duidelijk dat ook twee signaal-lampjes mogelijk zijn waarbij het ene signaallampje brandt 20 en het andere uit is wanneer het waterniveau zich onder het niveau van de vijfde sensor 24 bevindt en omgekeerd wanneer het waterniveau zich boven het niveau van de vijfde sensor 24 bevindt. Het is eveneens duidelijk dat de besturing 26 die het doorstroomverhittingselement 25 inschakelt, respectievelijk uitschakelt, kan zijn gecombineerd met de besturing 19 die het waterniveau in het koud-waterreservoir 2 regelt.

De besturing 26 is bovendien ingericht voor het zodanig in- en uitschakelen van het warmhoudelement 4 dat 30 het water in het warm-waterreservoir 3 een temperatuur heeft die ligt tussen de circa 90°C en circa 97°C.

In een niet weergegeven uitvoeringsvorm kan de inrichting worden gecombineerd met een koffiezetapparaat van op zichzelf bekende constructie. Een dergelijk koffiezet-35 apparaat is in het algemeen voorzien van een koud-waterreservoir met een afvoerleiding waarin een doorstroom-verhitter is opgenomen, welke afvoerleiding uitmondt boven lp 0 3 4 1 4 9 een koffiefilterhouder, welke koffiefilterhouder is voorzien van een extractafvoer die uitmondt in een koffiekan. Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding kan bij een dergelijke combinatie-inrichting de besturing zodanig zijn 5 uitgevoerd dat telkens slechts één doorstroomverhitter wordt ingeschakeld, waarbij de tweede doorstroomverhitter, bestemd voor de vorming van heet water ten behoeve van koffie, voorrang krijgt boven de doorstroomverhitter 7 bestemd voor het vullen van het warm-waterreservoir 3. Aldus kan tijdens 10 de bereiding van heet water toch koffie worden gezet en behoeft niet te worden gewacht totdat het warm-waterreservoir 3 geheel is gevuld met warm water. Een dergelijke regeling is noodzakelijk om de combinatie-inrichting op een openbare, éénfase-electriciteitsaansluiting te kunnen 15 aansluiten. De doorstroomverhittingselementen hebben bijvoorbeeld een vermogen van 2200 W en het warmhoud-element 4 heeft bijvoorbeeld een vermogen van 450 W. Eventueel kan de inrichting nog zijn voorzien van één of twee warmhoudplaten waarop koffiekannen kunnen worden 20 opgesteld. Het vermogen vereist voor dergelijke warmhoudplaten bedraagt bijvoorbeeld 80 W. Het maximaal aan het electriciteitsnet te onttrekken vermogen is bij een dergelijke uitvoering 2810 W, hetgeen bij een spanning van 220 V leidt tot een stroom van 12,7 Ampère. Met een aldus 25 uitgevoerde inrichting kan circa 25 liter heet water per uur worden afgetapt.

Opgemerkt zij dat in het weergegeven uitvoerings-voorbeeld de aftapkraan 5 aan de kopse zijde van de inrichting is aangebracht. De bedieningsmiddelen, zoals 30 bijvoorbeeld een aan-/uit-schakelaar zullen ook aan deze zijde zijn aangebracht. Het is duidelijk dat de aftapkraan en de bedieningsmiddelen ook op een langszijde van de inrichting kunnen zijn aangebracht. De toekomstige gebruiker kan bij de aanschaf van de inrichting voor die uitvoering 35 kiezen die het beste past bij de hem/haar ter beschikking staande ruimte en de optimale stelling van de inrichting in de ruimte.

'003114 10

Het is duidelijk dat de uitvinding niet is beperkt tot de beschreven uitvoeringsvoorbeelden maar dat diverse wijzigingen binnen het raam van de uitvinding mogelijk zijn.

1 o o1 14

Claims (10)

1. Inrichting ten behoeve van de verhitting van water bestemd voor de bereiding van hete dranken, voorzien van een koud-waterreservoir (2) voor de opslag van onverhit water en van een warm-waterreservoir (3) voor de opslag van verhit 5 water, waarbij in het warm-waterreservoir (3) een warmhoud-element (4) is opgenomen, waarbij het warm-waterreservoir (3) is voorzien van een tapkraan (5), en waarbij op het koud-waterreservoir (2) een leiding (6) is aangesloten die uitmondt in het warm-waterreservoir (3), waarbij in de 10 genoemde leiding (6) een doorstroomverhittingselement (7) is opgenomen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het koud-waterreservoir (2) en het warm-waterreservoir (3) elk zijn voorzien van een overstortpijp (8, 9), waarbij de 15 overstortpijp (9) in het warm-waterreservoir (3) losneembaar is opgenomen in een afvoeropening (10) die zich in in hoofdzaak het laagste punt van het warm-waterreservoir (3) bevindt.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat 20 de overstortpijp (9) van het warm-waterreservoir (3) is voorzien van een afvoerstop (11) waardoorheen zich een afvoerkanaal uitstrekt, welke afvoerstop (11) passend opneembaar is in de afvoeropening (10) waarop een uitstroom-pijp (12) is aangesloten.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het warm-waterreservoir (3) is voorzien van een afneembaar deksel (13) van een materiaal met een hoge warmtegeleidingscoëfficiënt voor het tegenhouden van condenswater.

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een afdekkap (14) die zich in een gesloten stand uitstrekt over de open bovenzijde van het warm- en/of het koud-waterreservoir, waarbij de afdekkap (14), althans 1 f' i' 3 1 1 4 ter plaatse van het warm-waterreservoir (3) is voorzien van ventilatie-openingen (15).

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het koud-waterreservoir (2) is aangesloten 5 op een vulleiding (16) die aansluitbaar is op het openbare waterleidingnet, waarbij in het koud-waterreservoir (2) een eerste sensor (17) voor het minimum waterniveau en een tweede sensor (18) voor het maximum waterniveau zijn aangebracht, welke sensoren (17, 18) zijn aangesloten op een 10 besturing (19), waarbij de vulleiding (16) is voorzien van een bestuurbare afsluitklep (20) die is aangesloten op de besturing (19) en die wordt geopend en gesloten afhankelijk van het door de sensoren (17, 18) waargenomen waterniveau.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met 15 het kenmerk, dat in het koud-waterreservoir (2) op het laagste punt daarvan een vlotter (21) is opgesteld die is aangesloten op een besturing (19), waarbij de besturing (19) tevens is aangesloten op het doorstroomverhittingselement (7), waarbij de vlotter (21) is ingericht voor het afgeven 20 van een signaal aan de besturing (19) wanneer het waterniveau in het koud-waterreservoir (2) onder een bepaald minimumniveau komt, waarbij de besturing (19) is ingericht voor het uitschakelen van het doorstroomverhittingselement (7) bij ontvangst van het genoemde signaal.

8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het warm-waterreservoir (3) is voorzien van een derde sensor (22) voor het minimum-waterniveau, een vierde sensor (23) voor het maximum-waterniveau en een vijfde sensor (24) waarmee een waterniveau wordt 30 gesignaleerd boven welk waterniveau aftap van warm water is toegestaan, waarbij tevens een temperatuursensor (25) in het warm-waterreservoir is aangebracht, welke temperatuursensor (25) zich bevindt onder het niveau waarop de vijfde sensor (24) is aangebracht, waarbij de sensoren (22, 23, 24, 25) 35 alle zijn aangesloten op een besturing (26), die het warmhoudelement (4) in- en uitschakelt afhankelijk van onder andere het door de temperatuursensor (25) afgegeven 10^3114 temperatuursignaal, welke besturing (26) het doorstroom-verhittingselement (7) inschakelt wanneer het waterniveau in het warm-waterreservoir (3) zich onder het niveau van de vierde sensor (23) bevindt en die een signaallampje aanzet, 5 respectievelijk uitzet wanneer het waterniveau zich boven respectievelijk onder het niveau of vice versa van de vijfde sensor (24) bevindt.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de besturing (26) is ingericht voor het zodanig in- en 10 uitschakelen van het warmhoudelement (4) dat in het water in het warm-waterreservoir (3) een temperatuur heeft die ligt tussen de ca. 90°C en ca. 97°C.

10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een tweede koud-waterreservoir dat is 15 voorzien met een tweede afvoerleiding waarin een tweede doorstroomverhittingselement is opgenomen, waarbij de tweede afvoerleiding uitmondt boven een koffiefilterhouder, welke koffiefilterhouder is voorzien van een extractafvoer die uitmondt in een koffiekan, waarbij een besturing van de 20 inrichting zodanig is uitgevoerd dat telkens slechts één doorstroomverhittingselement wordt ingeschakeld, waarbij het tweede doorstroomverhittingselement, bestemd voor de vorming van heet water ten behoeve van koffie, voorrang krijgt boven het doorstroomverhittingselement (7) bestemd voor het vullen 25 van het warm-waterreservoir (3) om aldus aansluiting op een éénfase-electriciteitsaansluiting mogelijk te maken. 1003114