NL1002505C2 - Zak, alsmede afgifte-inrichting voor het afgeven van een vloeibare substantie uit een zak. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Zak, alsmede afgifte-inrichting voor het af geven van een vloeibare substantie uit een zak.

Een eerste aspect van de onderhavige uitvinding heeft betrekking op een zak die aan zijn bovenzijde in een afgifte-inrichting ophangbaar is om een vloeibare substantie uit de zak af te geven, welke zak een voorraadgedeelte voor het opslaan 5 van de vloeibare substantie, een afgifte-opening voor het afgeven van de substantie, alsmede met de afgifte-inrichting samenwerkende ophangvoorzieningen voor het in de afgifte-inrichting ophangen van de zak omvat.

De onderhavige uitvinding voorziet er in dat de zak een 10 nabij de bovenzijde daarvan op het voorraadgedeelte aansluitend afgiftekanaal heeft, dat een eerste kanaalgedeelte heeft, dat zich in hoofdzaak zijwaarts vanaf het voorraadgedeelte uitstrekt, en een tweede kanaalgedeelte, dat aansluit op het eerste kanaalgedeelte, in hoofdzaak naar beneden is gericht, en aan 15 het onderste einde daarvan is afgesloten, waarbij door het openen van het tweede kanaalgedeelte de afgifte-opening van de zak wordt gevormd.

De zak volgens de uitvinding, die bij voorkeur uit kunststoffolie is vervaardigd, kan met zeer uiteenlopende 20 substanties worden gevuld, zoals bijvoorbeeld eetbare (frites)-sauzen, margarine en andere vetachtige produkten, creme, zeep, lijm.

Door de opstelling volgens de uitvinding van het afgiftekanaal van de zak wordt het mogelijk de vertikale hoogte 25 van de afgifte-inrichting veel kleiner uit te voeren dan bij voor bekende ophangbare zakken bestemde afgifte-inrichtingen, waarbij de afgifte-opening zich aan de onderzijde van de opgehangen zak bevindt. Met name als de gevulde volle zak zwaar is, vergemakkelijkt een geringere hoogte van de afgifte-inrichting 30 het daarin ophangen van de zak. Tevens vormt een lager uitgevoerde afgifte-inrichting, bijvoorbeeld als deze op een toonbank moet worden opgesteld, in mindere mate een obstakel tussen de klanten en het personeel achter de toonbank.

De onderhavige uitvinding verschaft volgens een tweede 1002505 - 2 - aspect een afgifte-inrichting voor het afgeven van een vloeibare substantie, zoals (frites-)saus, creme, zeep en dergelijke, uit een zak waarvan een voorraadgedeelte is gevuld met de af te geven substantie, in het bijzonder een zak volgens het eerste aspect 5 van de uitvinding, welke zak in de afgifte-inrichting plaatsbaar is en een afgifte-opening voor de substantie heeft, waarbij de inrichting aanvoerbevorderende middelen heeft voor het bevorderen van de aanvoer van de substantie naar de afgifte-opening.

De uitvinding beoogt een afgifte-inrichting te verschaffen 10 die een constante opbrengst van de substantie waarborgt, met name als de zak steeds verder leeg raakt. Verder beoogt de uitvinding een inrichting te verschaffen, die de zak zo goed mogelijk leegmaakt, die niet met de af te geven substantie in aanraking komt en daarom niet of weinig gereinigd hoeft te worden, 15 die een goede kwaliteit van de afgegeven substantie waarborgt, eenvoudig is in het gebruik, eenvoudig is geconstrueerd en ongevoelig is voor storingen.

Voor het bereiken van bovengenoemde oogmerken verschaft de onderhavige uitvinding een inrichting volgens de aanhef van 20 conclusie 7, die is gekenmerkt doordat de aanvoerbevorderende middelen twee op een afstand naast elkaar opgestelde platen omvatten, tussen welke platen ten minste het voorraadgedeelte van de zak kan worden geplaatst, waarbij ten minste één van de platen in de richting van de andere plaat beweegbaar is voor 25 het samendrukken van de zak, en waarbij ten minste één actuator is voorzien voor het verplaatsen van een beweegbare plaat.

In een voordelige uitvoeringsvorm omvatten de aanvoerbevorderende middelen een door een drukmiddel bediende actuator. Dit is voordelig omdat de door een dergelijke actuator, 30 die bijvoorbeeld door perslucht of vloeistof onder druk wordt bediend, op de zak uitgeoefende perswerking eenvoudig en nauwkeurig regelbaar is. De actuator kan een zuiger-cilindersamenstel zijn, maar bijvoorbeeld ook een eenvoudig met perslucht opblaasbaar lichaam.

35 Bij voorkeur zijn detectiemiddelen voorzien voor het detecteren van de uit de werking van de aanvoerbevorderende middelen resulterende druk van de substantie in de zak, in het 1002505 - 3 - bijzonder in de nabijheid van de afgifte-opening van de zak.

Bij voorkeur zijn verder regelmiddelen voorzien die de werking van de aanvoerbevorderende middelen van de afgifte-inrichting regelen in afhankelijkheid van de door de 5 detectiemiddelen gedetecteerde druk van de substantie. Door de druk nabij de afgifte-opening van de zak te detecteren en door een geschikte uitvoering van de regelmiddelen te voorzien, kan worden bereikt dat de druk van de substantie op een min of meer constante waarde wordt gehandhaafd, ook wanneer de zak steeds 10 verder leegraakt. Door deze regeling wordt, totdat de zak volledig leeg is, een vrijwel constante opbrengst van de substantie bij het afgeven daarvan bereikt.

Verdere voordelige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zijn beschreven in de conclusies en in de navolgende 15 beschrijving aan de hand van de tekening. In de tekening toont: fig. 1 in perspectief een voorkeursuitvoeringsvorm van de zak volgens de uitvinding, fig. 2 schematisch in perspectief, gedeeltelijk opengesneden, een voorkeursuitvoeringsvorm van de afgifte-inrichting volgens 20 de uitvinding, waarin de zak volgens fig. 1 is opgehangen, fig. 3 in vooraanzicht de afgifte-inrichting van fig. 2 als de zak vrijwel leeg is, fig. 4 een schematische weergave van de detectie- en regelmiddelen van de afgifte-inrichting van fig. 2, en 25 fig. 5 een schematische weergave van een uitvoeringsvoorbeeld van het afsluitmiddel van de afgifte-inrichting volgens de uitvinding.

De in figuur 1 getoonde zak 1 is bestemd om te worden 30 gevuld met een substantie, bijvoorbeeld 5 liter fritessaus, en vervolgens hermetisch te worden gesloten, zodat de zak 1 probleemloos kan worden getransporteerd en opgeslagen. Voor het afgeven van de substantie uit de zak 1, dient de zak 1 aan zijn bovenzijde te worden opgehangen in een geschikt uitgevoerde 35 afgifte-inrichting.

De zak 1 heeft een voorraadgedeelte 2, dat vrijwel volledig het nuttige volume van de zak 1 vormt. Het 1002505 - 4 - voorraadgedeelte 2 is in de getoonde uitvoeringsvorm in hoofdzaak rechthoekig, met een aan elkaar evenwijdige boven- en onderrand, alsmede twee evenwijdige zijranden. In een andere, niet getoonde, uitvoeringsvorm zouden de zijranden naar onderen toe taps naar 5 elkaar kunnen lopen, zodat het voorraadgedeelte enigzins driehoekig is.

Aan één van de zijranden van het voorraadgedeelte 2, nabij de bovenrand van het voorraadgedeelte 2, sluit een deel van de zak 1 aan, dat een afgiftekanaal 3 van de zak vormt. Het 10 afgiftekanaal 3 heeft een eerste kanaalgedeelte 4, dat met een einde aansluit op het voorraadgedeelte 2 en vanaf die zijrand van het voorraadgedeelte 2 zijwaarts uitsteekt. Op het andere einde van het eerste kanaalgedeelte 4 sluit een tweede kanaalgedeelte 5 aan, dat in hoofdzaak naar beneden is gericht. 15 Het tweede kanaalgedeelte 5 is aan het onderste einde, bij 6, hermetisch afgesloten.

De zak 1 is aan de bovenzijde van het voorraadgedeelte 2 en bij voorkeur ook boven het deel dat het afgiftekanaal 3 vormt, voorzien van ophangvoorzleningen 8, waarmee de zak 1 in 20 een afgifte-inrichting kan worden opgehangen. De ophangvoorzieningen 8 bestaan, zoals in figuur l te herkennen is, bij voorkeur uit een aan beide einden open huls, die zich over de bovenzijde van de zak 1 uitstrekt. Deze huls 8 kan worden benut voor het daarin steken van een ophangstaaf, die aan de 25 afgifte-inrichting kan worden bevestigd of daar als vast onderdeel deel van uit maakt.

Voor het verschaffen van een afgifte-opening voor de substantie is voorzien in het verwijderen van het afgesloten einddeel van het deel van de zak 1 dat het tweede kanaalgedeelte 30 5 vormt, bijvoorbeeld ter plaatse van de streeplijn in figuur 1. Dit kan bijvoorbeeld geschieden door knippen of snijden. Derhalve is de zak voor éénmalig gebruik bestemd. Door de zak 1 op een geschikte wijze met de substantie te vullen, kan worden bewerkstelligd dat zich in het onderste gedeelte van het tweede 35 kanaalgedeelte 5 van de gevulde zak 1 lucht bevindt, zodat knoeien bij het aldaar openen van de zak 1 wordt vermeden en niet direct substantie naar buiten komt.

1002505 - 5 -

In de opgehangen toestand van de zak 1 bevindt de afgifte-opening 9 van de zak l zich dus boven het niveau van het grootste deel van het voorraadgedeelte 2 van de zak 1. De afgifte-inrichting dient dus de substantie omhoog te kunnen stuwen naar 5 de afgifte-opening 9 van de zak 1. Het tweede kanaalgedeelte 5 bewerkstelligt dat de stroom van de substantie in hoofdzaak naar beneden is gericht, zodat het voorwerp waarop of waarin de substantie moet worden afgegeven, bijvoorbeeld een bakje gebakken frites, onder de afgifte-opening 9 van de zak 1 kan 10 worden gehouden.

Door de hier beschreven opstelling van het afgifte-kanaal 3 en de afgifte-opening 9 wordt bereikt dat een geschikte afgifte-inrichting aanzienlijk minder hoog behoeft te zijn dan afgifte-inrichtingen die een bekende ophangbare zak met een afgifte-15 opening aan de onderzijde opnemen.

Bij voorkeur is de zak 1 in zijn geheel vervaardigd uit kunststoffolie van een geschikte kwaliteit. In het bijzonder is de zak 1 vervaardigd uit een kunststof folie die niet waarneembaar rekt onder invloed van de door een afgifte-inrichting 20 in de substantie opgewekte druk. De naden van de zak 1 kunnen met gebruikelijke lasmethoden worden vervaardigd.

Bij voorkeur is, zoals in figuur 1 te herkennen is, ook de huls 8 van het zelfde foliemateriaal vervaardigd als de rest van de zak 1.

25 Bij voorkeur is de doorlaat van het tweede kanaalgedeelte 5 afgestemd op het gewenste formaat van de uit de afgifte-opening 9 komende stroom van de substantie. Verder is het voordelig indien het eerste kanaalgedeelte 4 een grotere doorlaat heeft dan het tweede kanaalgedeelte 5 om de stromingsweerstand van de substantie 30 door het afgiftekanaal 3 laag te houden.

Gebleken is dat de zak 1 volgens de uitvinding voor zeer uiteenlopende, als "vloeibaar" te kenmerken substanties geschikt is, dus zowel voor makkelijk stromende vloeibare substanties als voor meer viscueze of pasteuze substanties. De substanties 35 kunnen voedingsmiddelen zijn, bijvoorbeeld sauzen, margarines, maar ook substanties als bijvoorbeeld lijm, verf, etc.

Door de doorlaat van het tweede kanaalgedeelte 5 van 1002505 - 6 - de zak 1 af te stemmen op de viscositeit van de substantie, dat wil zeggen kleiner naar mate de substantie vloeibaarder is, kan in beginsel met een en dezelfde afgifte-inrichting worden volstaan voor het afgeven van verschillende substanties.

5 Het zal duidelijk zijn dat de hier weergegeven haaks geknikte vorm van het afgiftekanaal 3 niet perse noodzakelijk is voor het bereiken van de uitvindingsgedachte. Zo zou het afgiftekanaal bijvoorbeeld gekromd kunnen zijn of zou het eerste kanaalgedeelte vanaf het voorraadgedeelte schuin naar beneden 10 kunnen zijn gericht.

In figuur 2 is een afgifte-inrichting 10 te herkennen met de daarin opgehangen zak 1, die aan de hand van figuur 1 in detail is beschreven.

De zak 1 heeft, zoals mede in figuur 2 te herkennen is, 15 een ophanglus 8 over zijn hele bovenrand. Voor het ophangen van de zak 1 in de behuizing van de afgifte-inrichting 10 wordt een eerst een losse ophangstaaf 14 in de ophanglus 8 van de zak 1 gestoken. Vervolgens wordt de zak 1 voor de dan geopende voorzijde van de afgifte-inrichting 10 gehouden en wordt de ophangstaaf 20 14 met de daaraan hangende zak 1 in een van een langssleuf 15 voorziene draagrail 16 (zie fig. 3) van de afgifte-inrichting 10 geschoven, totdat de zak 1 op de juiste plaats hangt.

De afgifte-opening 9 van de opgehangen zak 1 ligt aan de voorzijde van de afgifte-inrichting 10 en nabij de bovenzijde 25 van de zak l.

Teneinde de afgifte-opening 9 af te sluiten wanneer geen substantie uit de zak 1 moet worden afgegeven, is de afgifte-inrichting 10 voorzien een bedienbare afsluitvoorziening 17, die het tweede kanaalgedeelte 5 van de zak 1 op een afstand boven 30 de afgifte-opening 9 van de zak 1 dicht kan knijpen. In het getoonde voorbeeld bestaat de afsluitvoorziening 17 uit een stationaire, eventueel verend opgestelde, plaat 18 aan de ene zijde van het tweede kanaalgedeelte 5 van de zak 1 en een om een as 19 zwenkbaar afsluitorgaan 20 aan de andere zijde van 35 de zak 1. Door het met niet nader aangeduide, bijvoorbeeld elektrisch bediende, middelen zwenken van het afsluitorgaan 20 kan de stroming van de substantie uit de afgifte-opening 9 van 100250b - 7 - de zak 1 worden vrijgegeven resp. onderbroken.

Het is duidelijk dat de substantie direct uit de zak 1 wordt afgegeven en niet met de afgifte-inrichting 10 in aanraking komt. Dit heeft als zeer belangrijk voordeel dat de 5 substantie niet besmet kan worden door vuil op de afgifte-inrichting 10 en dat de inrichting 10 niet of zelden gereinigd hoeft te worden.

Voor het bewerkstelligen van de aanvoer van de substantie vanuit het voorraadgedeelte 2 van de zak 1, in wezen tegen de 10 zwaartekracht in, naar het afgiftekanaal 3 van de zak 1 omvat de getoonde afgifte-inrichting 10 twee paren opblaasbare kunststof balgen 20, 21 en 22, 23. Elk paar balgen 20, 21 en 22,23 ligt tegen een bijbehorende vertikale zijwand van de behuizing van de inrichting 10. Aan de andere zijde van elk balgenpaar is een 15 in hoofdzaak vertikaal opgestelde plaat aanwezig, resp. 25 en 26. De beide platen 25 en 26 zijn ten opzichte van de behuizing van de afgifte-inrichting 10 beweegbaar opgesteld, zodat zij ten minste naar elkaar toe en van elkaar vandaan kunnen worden verplaatst.

20 Om de zak 1 zo veel mogelijk leeg te kunnen maken, hebben de platen 25 en 26 zodanige afmetingen dat ten minste het voorraadgedeelte 2 van de zak 1 volledig tussen de beide platen 25 en 26 ligt. Voor het legen van het afgiftekanaal 3 van de zak 1 kunnen desgewenst additionele middelen zijn voorzien. 25 Voor het naar elkaar toe bewegen van de platen 25, 26, teneinde de substantie uit de zak 1 te verdringen, wordt lucht onder druk aan de balgen 20-23 toegevoerd. Hiertoe is een, in dit voorbeeld elektrisch aangedreven, luchtcompressor 30 voorzien, die via een slang 31 is verbonden met de balgen 20-23. De 30 luchtcompressor 30 is in dit voorbeeld van een type dat slechts een geringe overdruk kan bewerkstelligen, bijvoorbeeld 0.2 bar, zodat geen overdrukventiel nodig is ter beveiliging. De luchtcompressor 30 kan ook een handpomp zijn. Voor het uit de balgen 20-23 laten wegstromen van de lucht, teneinde een volle 35 zak in de inrichting 10 te kunnen plaatsen of een lege zak uit te kunnen nemen, is een handbedienbaar ontluchtingsventiel 32 voorzien.

1002505 - 8 -

Het veilige gebruik van een geringe overdruk van de aan de balgen 20-23 toegevoerde lucht is onder andere mogelijk doordat de balgen 20-23 nagenoeg over het hele oppervlak tegen de bijbehorende plaat 25 resp. 26 aanliggen, zodat ondanks de geringe 5 druk in de balgen 20-23 in totaal toch een aanzienlijke drukkracht op de zak 1 kan worden uitgeoefend.

De platen 25 en 26 zijn niet aan de balgen 20-23 bevestigd, maar via trekveren 27, 28, die respectievelijk op het onderste en het bovenste deel van de platen aangrijpen, 10 bevestigd aan de vertikale zijwanden van de behuizing van de afgifte-inrichting 10. Voor de duidelijkheid zijn de veren 27, 28 weggelaten in figuur 2. In figuur 3 zijn de veren 27, 28 slechts schematisch aangeduid, in een praktische uitvoeringsvorm zijn de veren 27, 28 bladveren, die aan een einde daarvan vast 15 zijn bevestigd aan de zijwanden van de behuizing en met hun andere einde door sleuven in de platen steken.

De veren 27, 28 zijn ingericht om de platen 25,26 van elkaar vandaan te houden, zij werken dus de expansie van de balgen 20-23 tegen. Hierdoor dienen de veren 27, 28 enerzijds als 20 terugstelmiddelen, die, wanneer de balgen 20-23 worden ontlucht, de platen 25, 26 van elkaar vandaan willen bewegen zodat een lege zak kan worden uitgenomen en een nieuwe volle zak in de afgifte-inrichting 10 kan worden geplaatst.

De veren 27, die op de onderzijde van de platen 25, 26 2 5 aangrijpen, hebben bij voorkeur een duidelijk kleinere weerstand tegen uitrekking dan de veren 28, die op de bovenzijde van de platen 25,26 aangrijpen. Door het verschil in terugstelkracht van de veren 27, 28 wordt bereikt dat de platen 25, 26 onder een naar boven openende wighoek ten opzichte van elkaar willen 30 gaan staan. In combinatie met een geschikte buigzaamheid van de platen 25, 26, dat wil zeggen wanneer de platen 25, 26 niet zo stijf te zijn dat een buiging daarvan niet optreedt, wordt bereikt dat in een onderste gedeelte daarvan de zak 1 helemaal leeg wordt gedrukt en dan platgedrukt wordt gehouden en daarboven 35 de in figuur 3 weergegeven wighoek insluiten. Bij het verder leegraken van de zak 1 verplaatst de naar beneden wijzende "top" van de wig tussen de platen 25, 26 zich geleidelijk naar boven, 1002505 - 9 - waardoor beneden die "top" alle substantie uit de zak 1 is verdrongen hetgeen te beschrijven is als een soort "uitwalswerking" die de platen 25, 26 op de zak 1 uitoefenen. Deze van onderen naar boven voortschrijdende verplaatsing van 5 het punt waarop de platen 25, 26 voor het eerst maximaal naar elkaar toe zijn gedrukt, waarborgt een extreem goed legen van de zak 1. Proeven hebben getoond dat het met de getoonde inrichting 10 mogelijk is het voorraadgedeelte 2 van de zak 1 tot op een rest van slechts 1 procent van het oorspronkelijke 10 volume te legen. Verder ontziet deze wijze van "uitwalsen" het kunststofmateriaal van de zak 1 door het ontbreken van een beweging van de platen 25, 26 ten opzichte van de zak 1 en doordat de belasting gelijkmatig over de zak is verdeeld.

De onderhavige uitvinding voorziet er verder in dat er 15 middelen zijn voorzien die de platen 25, 26 tijdens het naar elkaar toe bewegen, ook geleidelijk naar beneden bewegen. Dit kan door een geschikte uitvoering en opstelling van de veren 27, 28 worden bewerkstelligd. Zonder deze additionle beweging van de platen 25, 26 zou bij het onder druk brengen van de zak 20 1 door de platen 25, 26 het bovenste deel van de zak 1, zoals ook al enigzins te herkennen is in figuur 3, omhoog worden gedrukt. Dientengevolge zou dan ook het afgiftekanaal van de zak 1 omhoog moeten bewegen, waardoor deze mogelijk uit het afsluitmiddel 17 beweegt en de zak 1 ongewenst leegloopt.

25 Verder kan er in zijn voorzien, ter bevordering van de beschreven "uitwalswerking", de platen 25, 26 enigzins gewelfd uit te voeren.

Om te bereiken dat de afgifte-inrichting 10 altijd direct gereed is voor het afgeven van de substantie, wordt de druk in 30 de balgen 20-23 gehandhaafd zolang de zak 1 niet volledig leeg is gedrukt. De substantie in de zak 1 blijft hierdoor voortdurend onder een geringe druk.

Volgens een verder aspect van de uitvinding is voorzien in het aanbrengen van detectiemiddelen 40 voor het detecteren 35 van de uit de werking van de balgen 20-23 en de veren 27,28 resulterende druk van de substantie in de zak 1. De detectiemiddelen 40 zijn hier, zoals de voorkeur heeft, ingericht 1002505 - 10 - voor het detecteren van de druk van de substantie in de nabijheid van de afgifte-opening 9 van de zak 1, in het bijzonder de druk van de substantie in het eerste kanaalgedeelte 4 van de zak 1.

In het in figuur 2 schematisch aangeduide en in figuur 5 4 nader in detail getoonde voorbeeld omvatten de detectiemiddelen 40 een lichaam 41, dat door een veer 42 onder voorspanning aan de buitenzijde tegen het eerste kanaalgedeelte 4 van de zak 1 ligt. De positie van het lichaam 41 wordt vastgesteld door een stationair ten opzichte van de behuizing van de afgifte-inrichting 10 10 opgestelde elektrische afstandmeetsensor 43.

Zoals eerder is genoemd blijven de balgen 20-23 voortdurend onder druk, zolang de zak 1 niet volledig leeg is.

Voor het afgeven van de substantie wordt nu met behulp van de afsluitvoorziening 17 de afgifte-opening 9 van de zak 15 1 vrijgegeven. Hierdoor stroomt substantie uit het afgiftekanaal 3 van de zak 1, waardoor de substantie minder weerstand levert tegen de indrukking van de zak 1 door het lichaam 41, dat vervolgens naar de met een streeplijn in figuur 4 aangeduide stand kan bewegen. Deze verplaatsing wordt gedetecteerd door 20 de sensor 43, die als gevolg daarvan een relais 44 bedient, waardoor de luchtcompressor 30 wordt ingeschakeld. Wanneer de druk van de substantie in het afgiftekanaal 3 weer is gestegen, en het lichaam 41 weer naar zijn uitgangspositie is teruggekeerd, schakelt de sensor 43 de luchtcompressor 30 weer uit.

25 Met de hierboven beschreven eenvoudige regeling wordt bereikt dat de druk van de substantie in het afgiftekanaal 3 van de zak 1 vrijwel op een constante waarde wordt gehandhaafd, of de zak 1 nu volledig gevuld is of nagenoeg leeg is. Door deze regeling wordt automatisch gecompenseerd voor een verandering 30 van de stromingsweerstand van de substantie bij het verder leegraken van de zak en als gevolg van een verandering van de viscositeit in afhankelijkheid van de temperatuur.

In een niet getoonde variant kan de zak volgens de uitvinding zijn voorzien van een naar buiten uitstulpende kamer, 35 die bij voorkeur rechtstreeks in verbinding staat met het afgiftekanaal van de zak. Door nu de detectiemiddelen te laten aangrijpen op deze uitstulpende kamer wordt wederom de druk van 1002505 - 11 - de substantie in het afgiftekanaal gedetecteerd. Voorkomen wordt echter dat het lichaam 41 door indrukking van het afgiftekanaal de stroming van de substantie hindert.

In een andere niet getoonde variant van de drukdetectie 5 kan de zak of ten minste een deel van de zak, uit onder invloed van de druk van de substantie elastisch rekbaar materiaal zijn vervaardigd, in het bijzonder een kunststoffolie, en kunnen middelen zijn voorzien voor het meten de rek van dat deel van de zak of een daarvan afhankelijk parameter. De rek van de zak 10 kan rechtstreeks worden bepaald door middelen te voorzien die de verandering in de afstand tussen twee punten van de zak bepalen. Het is echter ook mogelijk om middelen te voorzien die de expansie of het krimpen van de elastische zak bij het veranderen van de druk van de substantie in de zak detecteren, 15 welke expansie of krimp rechtstreeks gerelateerd is aan de rek van het materiaal van de zak.

In figuur 5 is een andere uitvoering van de afsluitvoorziening getoond. Bij deze afsluitvoorziening 50 bevindt zich aan de ene zijde van het tweede kanaalgedeelte 5 van de 20 zak 1 een staionair, eventueel verend, opgestelde plaat 51. Tegenover de plaat 51, aan de andere zijde van de zak 1, zijn twee onafhankelijk bedienbare sluitorganen 52 en 53 aanwezig. De sluitorganen 52 en 53 zijn zwenkbaar om een gemeenschappelijke zwenkas 54 van de afgifte-inrichting. Het onderste sluitorgaan 25 52 strekt zich, evenals het sluitorgaan 20 in figuur 2, over de hele breedte van het tweede kanaalgedeelte 5 van de zak l uit en kan daardoor de afgifte-opening 9 volledig vrijgeven of afsluiten. Het bovenste sluitorgaan 53 strekt zich daarentegen slechts over een deel van de breedte van het tweede kanaalgedeelte 30 5 van de zak 1 uit. Wanneer nu alleen het onderste sluitorgaan 52 van de plaat 51 vandaan wordt gezwenkt en de zak 1 blijft ingeklemd tussen het bovenste sluitorgaan 53 en de plaat 51 dan wordt slechts een deel, bijvoorbeeld de helft, van de afgifte-opening 9 vrijgegeven en komt een dunnere stroom uit de afgifte-35 opening 9. Door het bovenste sluitorgaan 53 een geschikte aanzienlijke breedte te geven, wordt vermeden dat de stroom na het passeren van het door dat sluitorgaan 53 gevormde vernauwing 1002505 - 12 - weer breder wordt.

Met de beschreven afgifte-inrichting 10 kan de substantie in kleine porties worden af gegeven maar is het eveneens mogelijk langdurig een ononderbroken stroom van de substantie af te geven.

5 Voor het af geven van bepaalde substanties kan er in zijn voorzien de platen 25, 26 uit te voeren als verwarmingslichamen, die de substantie in de zak 1 kunnen verwarmen. Een uitvoering van de platen 25, 26 als koellichamen is uiteraard ook mogelijk.

Het zal duidelijk zijn dat de afgifte-inrichting volgens 10 de uitvinding ook kan worden geraliseerd in uitvoeringsvormen die geschikt zijn voor het opnemen van een zak in een andere dan de vertikaal naar beneden hangende positie, bijvoorbeeld met een horizontaal liggende zak of voor het opnemen van een zak met afgifte-opening nabij de onderzijde van de zak.

1002505

Claims (26)

1. Aan zijn bovenzijde in een afgifte-inrichting ophangbare zak (1) voor het uit de zak af geven van een vloeibare substantie, welke zak een voorraadgedeelte (2) voor het opslaan van de vloeibare substantie, een afgifte-opening (9) voor het afgeven 5 van de substantie, alsmede met de afgifte-inrichting samenwerkende ophangvoorzieningen (8) voor het in de afgifte-inrichting ophangen van de zak omvat, met het kenmerk, dat de zak (1) een nabij de bovenzijde daarvan op het voorraadgedeelte (2) aansluitend afgiftekanaal (3) heeft, dat een eerste kanaalgedeelte (4) heeft, 10 dat zich in hoofdzaak zijwaarts vanaf het voorraadgedeelte (2) uitstrekt, en een tweede kanaalgedeelte (5), dat aansluit op het eerste kanaalgedeelte (4), in hoofdzaak naar beneden is gericht, en aan het onderste einde daarvan (6) is afgesloten, waarbij door het openen van het tweede kanaalgedeelte de afgifte-15 opening (9) van de zak wordt gevormd.

2. Zak volgens conclusie 1, waarbij het tweede kanaalgedeelte (5) een nauwere doorlaat heeft dan het eerste kanaalgedeelte (4) van het afgiftekanaal (3). 20

3. Zak volgens conclusie 1 of 2, waarbij ophangvoorzieningen (8) ook aanwezig zijn boven het deel van de zak dat het afgiftekanaal (3) vormt.

4. Zak volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de ophangvoorzieningen (8) bestaan uit een zich langs de bovenzijde van de zak uitstrekkende huls.

5. Zak volgens conclusie 4, waarbij de huls (8) is gevormd 30 uit het materiaal van de zak.

6. Zak volgens conclusie 4, waarbij de huls uit meerdere op een lijn te brengen lussen bestaat.

7. Afgifte-inrichting (10) voor het afgeven van een vloeibare 1002505 - 14 - substantie, zoals (frites-)saus, creme, zeep en dergelijke, uit een zak waarvan een voorraadgedeelte is gevuld met de af te geven substantie, in het bijzonder een zak volgens een of meer van de conclusies 1-6, welke zak (l) in de afgifte-inrichting 5 plaatsbaar is en een afgifte-opening (9) voor de substantie heeft, waarbij de afgifte-inrichting aanvoerbevorderende middelen heeft voor het bevorderen van de aanvoer van de substantie naar de afgifte-opening, met het kenmerk, dat de aanvoerbevorderende middelen twee op een afstand naast elkaar opgestelde platen 10 (25,26) omvatten, tussen welke platen ten minste het voorraadgedeelte (2) van de zak (1) kan worden geplaatst, waarbij ten minste één van de platen in de richting van de andere plaat beweegbaar is om door samendrukken van de zak (1) de aanvoer van substantie naar de afgifte-opening (9) te bevorderen, en 15 dat ten minste één actuator (20-23) is voorzien voor het verplaatsen van een beweegbare plaat.

8. Afgifte-inrichting volgens conclusie 7, waarbij beide platen (25,26) beweegbaar zijn en voor elke plaat een bijbehorende 20 actuator (20-23) is voorzien.

9. Afgifte-inrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij de afgifte-inrichting terugstelmiddelen (27,28) omvat, die de platen van elkaar vandaan willen houden. 25

10. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies 7-9, waarbij middelen (27,28) zijn voorzien die bewerkstelligen dat voor het naar elkaar toe bewegen van de platen aan de nabij de afgifte-opening van de zak gelegen zijde een 30 grotere kracht nodig is dan aan de van de afgifte-opening verwijderd gelegen zijde van de zak, zodat de platen een naar de afgifte-opening breder wordende wigvormige ruimte willen begrenzen.

11. Afgifte-inrichting volgens conclusie 10, waarbij terugstelmiddelen de ten minste ene plaat aan de zijde van de afgifte-opening van de zak met een grotere kracht van de andere 100250b - 15 - plaat vandaan houden dan aan de van de afgifte-opening verwijderd gelegen zijde.

12. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de conclusies 5 7-11, waarbij elke actuator (20-23) een drukmiddel bediende actuator is.

13. Afgifte-inrichting volgens conclusie 12, waarbij de actuator een opblaasbaar lichaam (20-23) is en pompmiddelen (30) 10 zijn voorzien voor het toevoeren van een drukmedium aan het opblaasbare lichaam.

14. Afgifte-inrichting volgens conclusie 13, waarbij het opblaasbare lichaam (20-23) over nagenoeg het gehele oppervlak 15 op de bijbehorende plaat (25,26) aangrijpt.

15. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies 7-14, waarbij bedienbare afsluitmiddelen (17;50) zijn voorzien ten einde de afgifte-opening van de zak selectief vrij 20 te geven of te sluiten.

16. Afgifte-inrichting volgens conclusie 15, waarbij de afsluitmiddelen (50) zijn ingericht voor het selectief vrijgeven van een deel of het geheel van de afgifte-opening (9). 25

17. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies 7-16, waarbij detectiemiddelen (40) zijn voorzien voor het detecteren van de druk van de substantie in de zak, die resulteert uit de werking van de aanvoerbevorderende middelen. 30

18. Afgifte-inrichting volgens conclusie 17, waarbij de detectiemiddelen (40) zijn ingericht voor het detecteren van de druk van de substantie in de nabijheid van de afgifte-opening (9) van de zak. 35

19. Afgifte-inrichting volgens conclusie 17 of 18, waarbij de detectiemiddelen (40) een met voorspanning tegen de zak 1 0 0 1 5 0 5 - 16 - aanliggend lichaam (41) omvatten, alsmede middelen (43) voor het detecteren van de positie van het lichaam (41).

20. Afgifte-inrichting volgens conclusie 17-19, waarbij 5 regelmiddelen (44) zijn voorzien die de werking van actuator (20-23) regelen in afhankelijkheid van de door de detectieiniddelen (40) gedetecteerde druk van de substantie.

21. Afgifte-inrichting volgens conclusie 20, waarbij de 10 regelmiddelen zijn ingericht voor het regelen van de actuator uitsluitend in afhankelijkheid van de door de detectiemiddelen gedetecteerde druk van de substantie.

22. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de voorgaande 15 conclusies 7-21, waarbij de platen (25,26) in hoofdzaak vertikaal zijn en ophangmiddelen (14,15,16) zijn voorzien voor het tussen de platen (25,26) ophangen van de zak (1).

23. Afgifte-inrichting volgens conclusie 22, waarbij de zak 20 (1) aan zijn bovenzijde een of meer ophangorganen (8) heeft, waar in de opgehangen toestand van de zak (1) een ophangstaaf (14) doorheen steekt, en waarbij de afgifte-inrichting is voorzien van draagmiddelen (15,16) voor het dragen van de ophangstaaf. 2 5

24 . Afgifte-inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies 7-23, ingericht voor het opnemen van een zak volgens conclusies 1-6.

25. Systeem omvattende een zak volgens conclusies 1-6 en 30 een afgifte-inrichting volgens een of meer van de conclusies 7-23.

26. Afgifte-inrichting (10) voor het afgeven van een vloeibare substantie, in het bijzonder een viscueze of pasteuze substantie, 35 zoals (frites-)saus, creme, zeep en dergelijke, uit een zak waarvan een voorraadgedeelte is gevuld met de af te geven substantie, welke zak in de afgifte-inrichting plaatsbaar is 1002505 - 17 - en een afgifte-opening voor de substantie heeft, waarbij de inrichting aanvoerbevorderende middelen heeft voor het bevorderen van de aanvoer van de substantie naar de afgifte-opening, net het kenmerk, dat detectiemiddelen (40) zijn voorzien 5 voor het detecteren van de uit de werking van de aanvoerbevorderende middelen resulterende druk van de substantie in de zak in de nabijheid van de afgifte-opening van de zak. 1002503