NL1002308C2

NL1002308C2 - Inrichting om voorwerpen haaks ten opzichte van hun aanvoerrichting verder te transporteren.

Info

Publication number: NL1002308C2
Application number: NL1002308A
Authority: NL
Inventors: Bouwe Prakken
Original assignee: Bouwe Prakken
Priority date: 1996-02-12
Filing date: 1996-02-12
Publication date: 1997-08-13
Also published as: DE29701568U1

Description

Titel: Inrichting om voorwerpen haaks ten opzichte van hun aanvoerrichting verder te transporteren.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting om op een eerste 5 transporteur aangevoerde voorwerpen, in het bijzonder met een eetbaar produkt gevulde zakjes, gecontroleerd en met hoge snelheid over te brengen naar een tweede transporteur die haaks op de eerste transporteur staat.

10 Dergelijke inrichtingen worden onder andere toegepast in machines om lichte gevulde zakjes in dozen te verpakken. Teneinde de door de eerste transporteur aangevoerde zakjes haaks op de transportrichting daarvan naar de tweede transporteur te verplaatsen is het bekend om gebruik te maken van aan een transportband bevestigd meenemers die de 15 zakjes meenemen naar de tweede transporteur. Dit mechanisme toont de bezwaren dat zakjes met relatief weinig massa en relatief veel lucht bij transport door de meenemers een verkeerde oriëntatie krijgen en voorts dat de afstand tussen de meenemers tenminste gelijk moet zijn aan de lengte vein de langste zak, waardoor veel ruimte wordt 20 ingenomen.

De uitvinding beoogt deze bezwaren te vermijden en hiertoe is de in de aanhef genoemde inrichting gekenmerkt doordat de inrichting omvat: aan het afvoereinde van de eerste transporteur aangebrachte of aan te 25 brengen opneemmiddelen voor het ontvangen van door de eerste transporteur aangevoerde voorwerpen, één of meer bovenste snaar- of bandvormige transporttrajecten met een bewegingsrichting in hoofdzaak loodrecht op de genoemde eerste transporteur, 30 één of meer onderste snaar- of bandvormige transporttrajecten met bewegingsrichting in hoofdzaak loodrecht op de genoemde eerste transporteur, middelen om het genoemde onderste transporttraject verticaal te kunnen verplaatsen tussen een lage stand onder en een hoge stand boven het 35 steunvlak van de genoemde opneemmiddelen, één en ander zodanig dat in de hoge stand van het transporttraject een aangevoerd voorwerp van het steunvlak van de opneemmiddelen is opgetild en tussen genoemde onderste en bovenste transporttrajecten 1002308 2 wordt ingeklemd en gecontroleerd naar de tweede transporteur wordt gevoerd.

Door de voorwerpen in te klemmen kunnen zij niet ongecontroleerd raken 5 en gedesoriënteerd worden.

Een praktische, storingsongevoelige, weinig ruimte innemende uitvoering is gekenmerkt doordat de inrichting is voorzien van een op en neer verplaatsbare steun waaraan omleidrollen zijn bevestigd, 10 waartussen de onderste van genoemde transporttrajecten zich uitstrekt, een vaste steun waaraan omleidrollen zijn bevestigd waartussen de bovenste van genoemde transporttrajecten zich uitstrekt, en lineaire verplaatsingsmiddelen om genoemde op en neer verplaatsbare steun opwaarts te bewegen en sensormiddelen die een signaal kunnen geven om 15 de lineaire verplaatsingsmiddelen te bekrachtigen en de genoemde steun opwaarts te bewegen zodra een voorwerp het opneemorgaan nadert of heeft bereikt.

Een soepele opvang van de door de eerste transporteur aangevoerde 20 voorwerpen wordt bereikt indien genoemde opneemmiddelen voor het ontvangen van door de eerste transporteur aangevoerde voorwerpen bestaan uit draaibaar gelagerde rollen.

Het onderste transporttraject bestaat uit een aantal snaren die zich 25 in de lage stand van de op en neer verplaatsbare steun elk tussen twee draaibaar gelagerde rollen uitstrekken.

Ter aandrijving van de rollen kan gebruik worden gemaakt van een aandrijfsnaar die in aangrijping is met de voorzijde van de eerste 30 transporteur en met de onderzijde van de rollen.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

35 Figuur 1 toont een doorsnee volgens de lijn I-I in figuur 2.

Figuur 2 toont een zijaanzicht in de niet transporterende toestand.

1002308 3

Figuur 3 toont een zijaanzicht in de wel transporterende toestand.

Figuur 4 toont een doorsnede volgens de lijn IV-IV in figuur 2.

5 In de figuren zijn een eerste transportband 1 voor de aanvoer van gevulde zakjes, een haaks op de eerste transportband opgestelde tweede transportband 2 en een inrichting 3 weergegeven om de door de transportband 1 aangevoerde zakjes gecontroleerd en met hoge snelheid op de transportband 2 te deponeren, die de zakjes verder 10 transporteert.

De inrichting 3 heeft een frame 4 met een voet 5. een staander 6, een vast aan de staander bevestigde ligger 7. een instelbaar met de staander verbonden steun 8 en een steun 9 die middels een 15 hefmechanisme 10 (bijvoorbeeld pneumatisch of hydraulisch) kan worden verplaatst tussen de in figuur 2 weergegeven lage stand en een in figuur 3 weergegeven hoge stand.

Op de vaste ligger 7 zijn vier rollen 11a, b, c, d draaibaar 20 ondersteund middels voetjes 12. De rollen 11 vormen opneemmiddelen om door de transporteur 1 toegevoerde en afgeworpen gevulde zakjes 13 te ondersteunen. Om de rollen aan te drijven wordt gebruik gemaakt van een snaar 14 zonder einde die over aan de ligger 7 bevestigde omleidrollen 15a, 15b lopen, met zijn bovenpart op de rollen 11a t/m d 25 aangrijpt en nabij de omleidrol 15b op de transportband 1 aangrijpt. In geval van een volgens de pijl in figuur 4 aangedreven transporteur 1 zullen de rollen 11a t/m d in de richting van de pijltjes worden geroteerd.

30 De inrichting heeft voorts twee snaren 16 en 17 die om pulleys 20 zijn geslagen, die via een riem 19 door een motor 18 worden aangedreven. Vanaf een pulley 20 loopt elk van de snaren 16 en 17 achtereenvolgens over de omleidwielen 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28 terug naar die pulley 20.

De snaardelen die zich tussen de wielen 21 en 22 uitstrekken vormen een onderste transporttraject 30 en de zich tussen de wielen 25 en 26 uitstrekkende snaardelen vormen een bovenste transporttraject 31.

35 1002308 4

In de lage stand van de steun 9 (figuur 2) loopt het onderste transporttraject 30 van de snaar 16 tussen de omleidwielen 11a en 11b terwijl het onderste traject van de snaar 17 tussen de omleidwielen 11c en lid loopt. In de hoge stand van de steun 9 (figuur 3) ligt het 5 onderste transporttraject van de snaren 16 en 17 boven de rollen 11a t/m d waarbij een op de rollen aangevoerd zakje omhoog is bewogen tot het zakje tussen de lage en hoge transporttrajecten 30 resp. 31 van de snaren 16 en 17 is ingeklemd. Beide transporttrajecten 30 en 31 van de snaren 16 en 17 bewegen in de richting van de pijl in figuur 3. zodat 10 het zakje 13 volkomen gecontroleerd zonder oriëntatiewijziging met grote snelheid op de transporteur 2 kan worden gedeponeerd.

De aandrijving van de transportbanden 1 en 2, de rotatie van de rollen 11a t/m d en de op en neer verplaatsing van de zuiger van de cilinder 15 10 wordt beheerst door signalen afkomstig van een sensor 29. Deze signalen gaan naar een niet weergegeven regelkastje, waarin de feitelijke regeling plaats vindt.

Binnen het kader van de conclusies zijn verschillende wijzigingen 20 mogelijk. Wezenlijk voor de uitvinding is dat een door de transporteur 1 aangevoerd voorwerp tussen twee transportbanden of -snaren wordt ingeklemd en snel een gecontroleerd op de transporteur 2 wordt gedeponeerd.

1002308

Claims

1. Inrichting om op een eerste transporteur (1) aangevoerde voorwerpen, in het bijzonder met een eetbaar produkt gevulde zakjes, 5 gecontroleerd en met hoge snelheid over te brengen naar een tweede transporteur (2) die haaks op de eerste transporteur staat, met het kenmerk, dat de inrichting omvat: aan het afvoereinde vein de eerste transporteur aangebrachte of aan te brengen opneemmiddelen (la t/m d) voor het ontvangen van door de 10 eerste transporteur (1) aangevoerde voorwerpen (10), één of meer bovenste snaar- of bemdvormige transporttrajecten (31) met een bewegingsrichting in hoofdzaak loodrecht op de genoemde eerste transporteur, één of meer onderste snaar- of bandvormige transporttrajecten (30) met 15 bewegingsrichting in hoofdzaak loodrecht op de genoemde eerste transporteur, middelen om het genoemde onderste transporttraject (30) verticaal te kunnen verplaatsen tussen een lage stand onder en een hoge stand boven het steunvlak van de genoemde opneemmiddelen (11a t/m d), 20 één en ander zodanig dat in de hoge stand van het transporttraject (30) een aangevoerd voorwerp van het steunvlak van de opneemmiddelen is opgetild en tussen genoemde onderste en bovenste transporttrajecten (30 resp. 31) wordt ingeklemd en gecontroleerd naar de tweede transporteur (2) wordt gevoerd. 25

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een op en neer verplaatsbare steun (9) waaraan omleidrollen (21, 22) zijn bevestigd, waartussen de onderste (30) van genoemde transporttrajecten zich uitstrekt, een vaste steun (8) 30 waaraan omleidrollen (25, 26) zijn bevestigd waartussen de bovenste (31) van genoemde transporttrajecten zich uitstrekt, en lineaire verplaatsingsmiddelen (10) om genoemde op en neer verplaatsbare steun (9) opwaarts te bewegen en sensormiddelen (29) die een signaal kunnen geven om de lineaire verplaatsingsmiddelen (10) te bekrachtigen en de 35 genoemde steun opwaarts te bewegen zodra een voorwerp het opneemorgaan (11a t/m d) nadert of heeft bereikt.

3· Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de genoemde 1002308 opneemmiddelen voor het ontvangen van door de eerste transporteur aangevoerde voorwerpen bestaan uit draaibaar gelagerde rollen (11a t/m d).

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het genoemde onderste transporttraject (30) bestaat uit een aantal snaren die zich in de lage stand van de op en neer verplaatsbare steun (9) elk tussen twee draaibaar gelagerde rollen (11a t/m d) uitstrekken. 10

5· Inrichting volgens conclusie 3 of gekenmerkt door ten minste één aandrijfsnaar (14) voor de rollen (11a t/m d), welke snaar in aan-grijping is met de voorzijde van de eerste transporteur (1) en met de onderzijde van de rollen (11a t/m d).

6. Inrichting volgens één van de conclusies 2 t/m 5, met het kenmerk, dat elke snaar (16, 17) om een omleidpulley (20) is geleid en zich vanaf die pulley uitstrekt naar omleidrollen (21, 22) waartussen zich het onderste transporttraject (30) uitstrekt, en van daar naar twee onder dat traject eveneens op de verplaatsbare steun aangebrachte 20 omleidrollen (23, 24), vervolgens naar omleidrollen (25, 26) waartussen zich het bovenste transporttraject (31) uitstrekt en dan via omleidrollen (27, 28) terug naar de aandrijfpulley (20). 1002308