NL1001910C2 - Voertuig. - Google Patents

Description

VOERTUIG

De uitvinding heeft betrekking op een voertuig, in het bijzonder - doch niet uitsluitend - van het type voorzien 5 van een laadruimte, welke ten minste een achterstoel bevat. De uitvinding heeft tevens betrekking op een achterstoel voor toepassing in het voertuig, alsmede op een werkwijze voor het vervaardigen van het voertuig.

10 Een dergelijk voertuig is algemeen bekend. Het bekende voertuig is een busje met een compartiment voor passagiers en een compartiment voor lading. Vanwege dit tweeledig karakter is het busje vooral in kringen van aannemers zeer populair. Het passagiercompartiment bevat twee passagier-15 banken, waarbij de voorste bank op bekende wijze is voorzien van een "normale" drie-punt veiligheidsgordelconstruc-tie voor iedere zitplaats. De achterbank echter heeft voor de middelste zitplaats een twee-punt veiligheidsgordel, terwijl de buitenste zitplaatsen elk een in de achterbank 20 geïntegreerde drie-punt veiligheidsgordelconstructie bezitten. De beide uiteinden van elke drie-punt veiligheidsgordel zijn derhalve in de achterbank opgenomen, evenals het opneemorgaan voor het aan iedere veiligheidsgordel verbonden metalen insteekorgaan.

25

Een bezwaar van het bekende voertuig is dat de bij de achterbank daarvan gebruikte drie-punt veiligheidsgordelconstructie - vanwege de integratie in de achterbank - de bij een botsing optredende, zeer hoge krachten dient op te 30 vangen. In het licht hiervan stellen wettelijke regelingen in allerlei landen het aanwezig zijn van een afzonderlijke voorziening achter de voorste bank, welke de achterpassa-giers in het geval van een botsing "opvangt", verplicht.

Het spreekt voor zich dat een dergelijke aparte voorziening 35 het bekende voertuig uit kostenoverwegingen onaantrekkelijk maakt.

Het is het doel van de uitvinding een goedkoop, efficiënt, 1001910 2 doch uiterst veilig voertuig te verschaffen, waarbij de genoemde nadelen van de stand van de techniek zijn ondervangen .

5 Hiertoe heeft een voertuig van de in de aanhef vermelde soort overeenkomstig de uitvinding als bijzonderheid dat is voorzien in middelen voor een achterwaartse bevestiging van de achterstoel aan een achterliggende stijl en/of een achterliggend vloerdeel van het voertuig. Hierdoor is de 10 ten minste ene achterstoel stevig aan de hierachter liggende, verticale stijl en/of de achterliggende voertuigvloer verankerd, zodat een afzonderlijke voorziening om de ach-terpassagiers in het geval van een botsing voorwaarts op te vangen, achterwege kan blijven. In een voorkeursuitvoe-15 ringsvariant is de ten minste ene achterstoel uitgerust met een daarin geïntegreerde veiligheidsgordelconstructie. Bovendien heeft deze constructie als voordeel dat de positie van de ten minste ene achterstoel in de lengterichting van het voertuig niet nauw luistert, ja zelfs aanzienlijk 20 mag variëren, in het bijzonder ter vergroting van de laadruimte. Hiertoe is de ten minste ene achterstoel in de lengterichting van het voertuig in diverse standen te positioneren, waarbij deze bij voorkeur langs een op de voertuigvloer aangebrachte rails kan worden verschoven, 25 en/of in het bijzonder middels pen-/gatverbindingen in diverse posities kan worden vastgezet. De hierboven genoemde vertikale stijl wordt bij voorkeur gevormd door de zogenaamde C-stijl van het voertuig.

30 In een uitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding zijn de middelen althans in hoofdzaak gevormd door ten minste een arm voor het bij voorkeur althans nagenoeg op schouderhoogte achterwaarts bevestigen van de achterstoel aan de achterliggende stijl en/of het achterliggende vloer-35 deel. In het bijzonder is sprake van twee (starre) armen, die elk met een uiteinde op schouderhoogte zijn bevestigd aan de ten minste ene achterstoel, en die met het andere 1001910 3 uiteinde eveneens op schouderhoogte zijn gemonteerd aan de C-stijl, respectievelijk op vloerhoogte zijn vastgemaakt aan de vloer.

5 In een verdere uitvoeringsvorm van een voertuig overeenkomstig de uitvinding is de ten minste ene achterstoel middels een onderstel aan de vloer van het voertuig bevestigd. In het bijzonder heeft het onderstel in dwarsdoorsnede althans in hoofdzaak de vorm van een N (of het spiegelbeeld daar-10 van). Deze specifieke constructie van het onderstel heeft als belangrijk voordeel dat de ten minste ene achterstoel extra stevig aan de vloer van het voertuig is verankerd.

Uit uitgebreide proefnemingen is gebleken dat in het geval van een botsing met name bij hoge snelheid bezwijking van 15 het onderstel (waardoor de ten minste ene achterstoel naar voren kantelt) in alle gevallen wordt voorkomen.

In een verdere uitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding bevat de ten minste ene achterstoel een horizon-20 tale balk, waarmee de stoelrugleuning, de stoelzitting en het onderstel zijn verbonden. Een zeer eenvoudige, elegante constructie is daarbij het resultaat, waarbij de rugleuning, de zitting en het onderstel op efficiënte wijze aan de balk kunnen worden verbonden, in het bijzonder door deze 25 daaraan te lassen. De balk is zeer stevig, zodat deze alle krachten bij een botsing kan opvangen.

Zoals gezegd, refereert de uitvinding tevens aan een achterstoel voor toepassing in een voertuig overeenkomstig de 30 uitvinding, alsmede aan een werkwijze voor het vervaardigen van een voertuig, in het bijzonder - doch niet uitsluitend - van het type voorzien van een laadruimte, welke ten minste een achterstoel bevat, waarbij gebruik wordt gemaakt van middelen voor een achterwaartse bevestiging van de 35 achterstoel aan een achterliggende stijl en/of een achterliggend vloerdeel van het voertuig.

1 00 1 9 1 o 4

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van in een tekening weergegeven figuren, waarbij - figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een voertuig met 5 een achterbank voorzien van een veiligheidsgordelconstru- ctie volgens de stand van de techniek schematisch toont; - figuur 2 correspondeert met figuur 1, met dien verstande dat de C-stijl qua positie duidelijk is aangegeven; 10 - figuur 3 met figuur 1 correspondeert, met dien verstande dat de veiligheidsconstructie volgens de uitvinding is toegepast; en 15 - figuur 4 een dwarsdoorsnede (a) respectievelijk een voor aanzicht (b) van de achterbank van figuur 3 schematisch weergeeft.

In figuur 1 onderscheidt men een perspectivisch schematisch 20 aanzicht (gedeeltelijk opengewerkt) van een voertuig met een constructie volgens de stand van de techniek. Het voertuig 1. bevat een achterbank 2 met drie zitplaatsen 3, 4 en 5. De middelste zitplaats 4 is uitgerust met een tweepunt veiligheidsgordel 6, terwijl de buitenste zitplaatsen 25 3 en 5 elk zijn voorzien van een standaard, in de achter bank 2 geïntegreerde drie-punt veiligheidsgordelconstructie 7, 8. In figuur 1 heeft een persoon 9 op de zitplaats 5 plaatsgenomen, waarbij de drie-punt veiligheidsgordel 8 is omgedaan. Met pijlen is aangegeven in welke richting de 30 metalen insteekorganen van de veiligheidsgordels 6, 7 in de desbetreffende opneemorganen moeten worden ingestoken. De achterbank 2 is overigens opgenomen in een opbouw 10, welke standaard in bijvoorbeeld een busje met een passagier- en een laadcompartiment kan worden ingebouwd. De in de achter-35 bank 2 opgenomen drie-punt veiligheidsgordelconstructie volgens de stand van de techniek heeft als nadeel dat de achterbank 2 de bij een botsing optredende krachten dient 1001910 5 te weerstaan, waardoor de levensgevaarlijke situatie kan ontstaan dat de achterbankconstructie bezwijkt, met als gevolg dat de achterpassagiers naar voren worden geslingerd. Daarom wordt in veel landen een afzonderlijke be-5 scherming tegen letsel van de achterpassagiers verplicht gesteld. Een dergelijke bescherming heeft de vorm van een tussen de achterbank 2 en de voorbank (niet getekend) aan te brengen "opvangkussen" dat de persoon 9 een extra bescherming biedt, wanneer de achterbank 2 in het geval van 10 een botsing mocht bezwijken.

Figuur 2 correspondeert met figuur 1, waarbij corresponderende onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers zijn aangegeven. In figuur 2 is de positie aangeduid van een in 15 elke voertuig aanwezige vertikale stijl 11, de zogenaamde C-stijl van het voertuig 1.

In figuur 3 onderscheidt men een veiligheidsconstructie overeenkomstig de uitvinding. Om de figuur niet onnodig te 20 compliceren is een in de achterbank 2 geïntegreerde driepunt veiligheidsgordelconstructie alleen met betrekking tot de zitplaats 5 getekend. De achterbank 2 is op schouderhoogte voorzien van een starre arm 12, welke aan het bovendeel van de C-stijl 11 van het voertuig 1 is bevestigd. Een 25 zelfde arm is eveneens aan de andere zijde van de achterbank 2 aanwezig, doch deze is in de figuur niet zichtbaar. Beide armen 12 zijn via een schroef/moer-bevestiging 13 aan de achterbank 2 en de C-stijl 11 gemonteerd. Deze bevestiging is nog eens in detail omcirkeld aangegeven, waarbij de 30 C-stijl 11 in dwarsdoorsnede is getekend. Uiteraard kunnen de armen 12 - in plaats van met de C-stijl 11 - ook met de achterliggende vloer zijn verbonden. De constructie volgens de uitvinding heeft als belangrijk voordeel dat de positie van de achterbank 2 in de lengterichting van het voertuig 1 35 kan variëren, zodat desgewenst ook de achterliggende laadruimte kan worden vergroot. Hiertoe is de achterbank 2 bij voorkeur via twee geleidingsrails 14,15 langs de vloer van 1001910 6 het voertuig 1 verschuifbaar. Doordat de constructie stevig aan de C-stijl 11 is verankerd, is een afzonderlijke voorziening tussen de achterbank 2 en de voorbank (niet getekend) om de achterbankpassagiers te beschermen overbodig 5 geworden. Wederom zijn delen die met die van de figuren 1 en 2 corresponderen, met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid .

Figuur 4 toont een dwarsdoorsnede (a) respectievelijk een 10 vooraanzicht (b) van de achterbank 2 van figuur 3. De achterbank 2 is middels een onderstel 16 aan de vloer van het voertuig 1 bevestigd. Dit onderstel 16 heeft in dwarsdoorsnede de vorm van een N, zodat een zeer stevige verankering van de achterbank 2 met de onderliggende vloer wordt 15 verkregen. Een naar voren klappen van de achterbank 2 in het geval van een botsing is daardoor uitgesloten. De N-vormige constructie is in de punten 17, 18 aan de achterbank 2 gemonteerd, terwijl in de punten 19, 20 de bevestiging aan de vloer is gerealiseerd. De achterbank 2 bevat 20 een horizontale buis 21, waaraan de rugleuning 22 en de zitting 23 zijn verbonden en - zoals gezegd - waaraan het onderstel 16 eveneens is gemonteerd. Een en ander verschaft een eenvoudige, doch elegante constructie zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de vereiste sterkte van de construe-25 tie in verband met de overeenkomstig de uitvinding voorgestelde drie-punt veiligheidsgordelconstructie.

Opgemerkt wordt dat de uitvinding bij verschillende typen voertuigen kan worden toegepast, door variatie van de 30 lengte van de arm(en) 12, respectievelijk van de breedte van het onderstel 16.

1001910

Claims (8)

1. Voertuig, in het bijzonder - doch niet uitsluitend - van het type voorzien van een laadruimte, welke ten 5 minste een achterstoel bevat, met het kenmerk dat is voorzien in middelen voor een achterwaartse bevestiging van de achterstoel aan een achterliggende stijl en/of een achterliggend vloerdeel van het voertuig.

2. Voertuig volgens conclusie 1, waarbij de middelen althans in hoofdzaak zijn gevormd door ten minste een arm voor het bij voorkeur althans nagenoeg op schouderhoogte achterwaarts bevestigen van de achterstoel aan de achterliggende stijl en/of het ach- 15 terliggende vloerdeel.

3. Voertuig volgens conclusie 1 of 2, waarbij de achterliggende stijl is gevormd door de C-stijl van het voertuig. 20

4. Voertuig volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 3, waarbij de ten minste ene achterstoel middels een onderstel aan de vloer van het voertuig is bevestigd. 25

5. Voertuig volgens conclusie 4, waarbij het onderstel in dwarsdoorsnede althans in hoofdzaak de vorm van een N (of het spiegelbeeld daarvan) heeft.

6. Voertuig volgens conclusie 4 of 5, waarbij de ten minste ene achterstoel een horizontale balk bevat, waarmee de stoelrugleuning, de stoelzitting en het onderstel zijn verbonden.

7. Achterstoel voor toepassing in een voertuig volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 6. 1001910

8. Werkwijze voor het vervaardigen van een voertuig, in het bijzonder - doch niet uitsluitend - van het type voorzien van een laadruimte, welke ten minste een achterstoel bevat, waarbij gebruik wordt gemaakt van 5 middelen voor een achterwaartse bevestiging van de achterstoel aan een achterliggende stijl en/of een achterliggend vloerdeel van het voertuig. 1001910