NL8802733A

NL8802733A - Kinderzitje.

Info

Publication number: NL8802733A
Application number: NL8802733A
Authority: NL
Original assignee: Maxi Miliaan Bv
Priority date: 1988-11-08
Filing date: 1988-11-08
Publication date: 1990-06-01
Also published as: US5052749A; JPH02182547A; EP0371524A1; DE8911875U1

Description

Maxi Miliaan B.V. te Helmond

KINDERZITJE

De uitvinding heeft betrekking op een kinderzitje met een zit- en een rugdeel, dat is voorzien van een steunorgaan dat in verscheidene standen kan worden gebracht, ten minste ter steuning van het kinderzitje op/tegen een steunvlak.

Een dergelijk kinderzitje is bekend uit de Europese octrooiaanvrage met het publicatienummer 0 218 444. Dit bekende kinderzitje, dat als bijvoorbeeld schommelkinderzitje of autokinderzitje kan worden gebruikt, bevat een steunorgaan in de vorm van een scharnierbaar "tuimel"-mechanisme. Dit scharnierbaar "tuimel"-mechanisme steunt het bekende kinderzitje, wanneer dit op een onderliggend steunvlak -bijvoorbeeld de grond - respectievelijk tegen een zijdelings steunvlak - bijvoorbeeld de rugleuning van een autostoel -rust.

Een bezwaar van het bekende kinderzitje is dat het scharnierbaar "tuimel"-mechanisme in de praktijk niet voldoende steun biedt, zodat dit kinderzitje meestal instabiel (wankel) op een steunvlak rust. Verder geldt als bezwaar dat het bekende kinderzitje geen zogenaamde slaapstand, dat wil zeggen een nagenoeg horizontale stand van het rugdeel, kent. Bovendien is een bezwaar van het als autokinderzitje gebruikte, bekende kinderzitje dat dit kinderzitje bij een bijvoorbeeld achterwaartse botsing in de rugleuning van een autostoel wordt geworpen; immers, in steeds meer landen wordt als veiligheidsmaatregel verplicht gesteld om een kinderzitje zodanig op een autostoel te plaatsen dat het rugdeel hiervan zich tegenover de rugleuning van de autostoel bevindt. Tenslotte is een bezwaar van het bekende kinderzitje dat is voorzien in een afzonderlijke handgreep voor het dragen hiervan, hetgeen extra produktiekosten met zich meebrengt.

Het is het doel van de uitvinding een stabiel kinderzitje zonder een afzonderlijke handgreep te verschaffen, welk kinderzitje in een slaapstand kan worden gebracht en bij een bijvoorbeeld achterwaartse autobotsing niet in de rugleuning van een autostoel kan worden geworpen.

Hiertoe heeft een kinderzitje van de in de aanhef vermelde soort volgens de uitvinding het kenmerk dat het steunorgaan in ten minste vier standen kan worden gebracht met een eerste onderliggende stand, waarin het kinderzitje in slaapstand met het steunorgaan op een onderliggend steunvlak kan rusten, met een tweede onderliggende stand, waarin het kinderzitje in zitstand met het steunorgaan op een onderliggend steunvlak kan rusten, met een derde zijdelingse stand, waarin het kinderzitje tijdens vervoer met het steunorgaan tegen een zich tegenover het rugdeel bevindend, zijdelings steunvlak kan rusten, en met een vierde zijdelingse stand, waarin het kinderzitje met behulp van het steunorgaan met de hand kan worden gedragen.

Een uitvoeringsvorm van een kinderzitje volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat het steunorgaan in ten minste één stand van de ten minste vier standen kan worden vergrendeld.

Een verdere uitvoeringsvorm van een kinderzitje volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat het steunorgaan ten minste twee, onderling verbonden armen bevat die ieder aan een langszijde zodanig met het kinderzitje zijn verbonden dat het steunorgaan en het kinderzitje ten minste tussen de ten minste vier standen ten opzichte van elkaar kunnen worden gedraaid. De ten minste twee armen zijn bij voorkeur door een in hoofdzaak U-vormig lichaam met elkaar verbonden.

Een verdere uitvoeringsvorm van een kinderzitje volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat het zitdeel aan de onderzijde is voorzien van een schommeldeel. Dit biedt het voordeel dat het kinderzitje met behulp van het zich in de derde of vierde zijdelingse stand bevindende steunorgaan met de hand heen en weer kan worden geschommeld.

Een verdere uitvoeringsvorm van een kinderzitje volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat het rugdeel aan de achterzijde is voorzien van een middel ter geleiding van een gordel. Dit middel bevat bij voorkeur een verend haakdeel, waarbij in veer-gespannen toestand een autoschoudergordel tussen het verend haakdeel en het rugdeel van het kinderzitje kan worden gebracht en waarbij in veer-ontspannen toestand een tussen het verend haakdeel en het rugdeel van het kinderzitje gebrachte autoschoudergordel kan worden vastgehouden.

In dit verband wordt opgemerkt dat het uit de Europese octrooiaanvrage met het publicatienummer 0 218 444 bekende kinderzitje het bezwaar heeft dat een autogordel voorlangs een in dit kinderzitje zittend kind wordt geleid, hetgeen in de praktijk blijkt te kunnen resulteren in ernstige verwondingen van het kind en het zitcomfort van het kind nadelig beïnvloedt. Bovendien geldt hierbij nog als bezwaar dat het kind slechts op zeer omslachtige wijze uit dit kinderzitje kan worden verwijderd.

Een verdere uitvoeringsvorm van een kinderzitje volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat in de derde stand een tussen het steunorgaan en het zitdeel aanwezige ruimte geschikt is voor het geleiden van een gordel.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van in een tekening weergegeven figuren, waarbij figuur 1 een kinderzitje volgens de uitvinding toont, welk kinderzitje in zitstand met het steunorgaan op de grond rust, figuur 2 een kinderzitje volgens de uitvinding weergeeft, welk kinderzitje in een auto met het steunorgaan tegen een rugleuning van een autostoel rust, figuur 3 een kinderzitje volgens de uitvinding toont, welk kinderzitje met behulp van het steunorgaan met de hand wordt gedragen, en figuur 4 een aan de achterzijde van het rugdeel van een kinderzitje volgens de uitvinding aangebracht middel ter geleiding van een autogordel weergeeft.

In figuur 1 onderscheidt men een kinderzitje 1 volgens de uitvinding met een zitdeel 2 en een rugdeel 3, welk kinderzitje 1 is voorzien van een steunorgaan 4 in de vorm van een beugel. Dit steunorgaan 4 bevat twee, door een in hoofdzaak U-vormig lichaam 5 verbonden armen 6 die ieder aan een langszijde zodanig met het kinderzitje 1 zijn verbonden dat het steunorgaan 4 en het kinderzitje 1 ten opzichte van een draaipunt 7 in de richting van de pijlen 8 ten opzichte van elkaar kunnen worden gedraaid. Het steunorgaan 4 bevindt zich hier in een tweede onderliggende stand, waarin het kinderzitje 1 in zitstand met het steunorgaan 4 op de grond rust. Eenvoudigheidshalve is het steunorgaan 4. hier niet in een eerste onderliggende stand getoond, waarin het kinderzitje 1 in slaapstand, dat wil zeggen in een nagenoeg horizontale stand van het rugdeel 3, met het steunorgaan 4 op de grond rust. In het kinderzitje 1 bevindt zich een met een gordel 9 vast gegespt kind 10.

In figuur 2 is het kinderzitje 1 van figuur 1 weergegeven, waarbij het steunorgaan 4. zich in een derde zijdelingse stand bevindt. Het steunorgaan 4 rust hier tegen een rugleuning 11 van een autostoel. Zoals reeds eerder uiteengezet, is het thans onmogelijk dat bij een met name achterwaartse autobotsing het kinderzitje 1 in de rugleuning 11 wordt geworpen. Een tussen het steunorgaan 4 en het zitdeel 2 aanwezige ruimte wordt benut om een autoheupgordel 12 langs te leiden. Een autoschoudergordel 13 wordt achter het rugdeel 3 geleid, hetgeen in figuur 4 zal worden verduidelijkt.

Figuur 3 toont het kinderzitje 1 van figuur 1, waarbij het steunorgaan 4 zich in de vierde zijdelingse stand bevindt. Hierdoor is het mogelijk het kinderzitje 1 met behulp van het steunorgaan 4 met de hand 14 te dragen. Het zitdeel 2 is hier aan de onderzijde voorzien van een schommeldeel 15, zodat het tevens mogelijk is om, met behulp van het steunorgaan 4, het kinderzitje 1 met de hand 14 heen en weer te schommelen. Voorts is voorzien in een vergrendelknop 16 met behulp waarvan het steunorgaan 4 in de diverse standen kan worden vergrendeld en wederom ontgrendeld.

In figuur 4 is een aan de achterzijde van het rugdeel 3 aangebracht middel ter geleiding van een autoschoudergordel 13 getoond. Dit middel bevat een in de richting van de pijlen 17 verend haakdeel 18 en een geleidschaal 19, waarbij in veer-gespannen toestand (a) de autoschoudergordel 13 tussen het verend haakdeel 18 en het rugdeel 3 kan worden gebracht en waarbij in veer-ontspannen toestand (b) de tussen het verend haakdeel 18 en het rugdeel 3 gebrachte autoschoudergordel 13 kan worden vastgehouden.

Claims

1. Kinderzitje met een zit- en een rugdeel, dat is voorzien van een steunorgaan dat in verscheidene standen kan worden gebracht, ten minste ter steuning van het kinderzitje op/tegen een steunvlak, met het kenmerk dat het steunorgaan in ten minste vier standen kan worden gebracht met een eerste onderliggende stand, waarin het kinderzitje in slaapstand met het steunorgaan op een onderliggend steunvlak kan rusten, met een tweede onderliggende stand, waarin het kinderzitje in zitstand met het steunorgaan op een onderliggend steunvlak kan rusten, met een derde zijdelingse stand, waarin het kinderzitje tijdens vervoer met het steunorgaan tegen een zich tegenover het rugdeel bevindend, zijdelings steunvlak kan rusten, en met een vierde zijdelingse stand, waarin het kinderzitje met behulp van het steunorgaan met de hand kan worden gedragen.

2. Kinderzitje volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het steunorgaan in ten minste één stand van de ten minste vier standen kan worden vergrendeld.

3. Kinderzitje volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het steunorgaan ten minste twee, onderling verbonden armen bevat die ieder aan een langszijde zodanig met het kinderzitje zijn verbonden dat het steunorgaan en het kinderzitje ten minste tussen de ten minste vier standen ten opzichte van elkaar kunnen worden gedraaid.

4. Kinderzitje volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de ten minste twee armen door een in hoofdzaak U-vormig lichaam met elkaar zijn verbonden.

5. Kinderzitje volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het zitdeel aan de onderzijde is voorzien van een schommeldeel.

6. Kinderzitje volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het rugdeel aan de achterzijde is voorzien van een middel ter geleiding van een gordel.

7. Kinderzitje volgens conclusie 6, met het kenmerk dat het middel een verend haakdeel bevat, waarbij in veer-gespannen toestand een gordel tussen het verend haakdeel en het rugdeel kan worden gebracht en waarbij in veer-ontspannen toestand een tussen het verend haakdeel en het rugdeel gebrachte gordel kan worden vastgehouden.

8. Kinderzitje volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat in de derde stand een tussen het steunorgaan en het zitdeel aanwezige ruimte geschikt is voor het geleiden van een gordel.