<Desc/Clms Page number 1>
BESCHRIJVING behorende bij een
UITVINDINGSOCTROOIAANVRAGE ten name van :
Illinois Tool Works Inc., gevestigd te : Chicago, Illinois, Verenigde Staten van Amerika, voor :
Kleminrichting. Onder inroeping van het recht van voorrang op grond van octrooiaanvragen No's 399.024, 399.025, 399.026 en 399.069, ingediend in de Verenigde Staten van Amerika, d. d. 16 juli 1982. Op naam van William E. Ruehl.
<Desc/Clms Page number 2>
De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een inrichting voor het door klemmen vastzetten van een draad of kabel aan een werkoppervlak.
Kleminrichtingen van deze algemene soort zijn bekend en worden met verschillende maten om doelmatigheid gebruikt. De verschillende verbeteringen, waaruit de uitvinding bestaat, zijn het gevolg van pogingen om moeilijkheden op te heffen, ondervonden door de bekende inrichting volgens het Amerikaanse octrooischrift 4.127. 250. Ook omvat de stand van de techniek het leiden van kabels door krammen, voorzien van een samendrukbaar brugmateriaal.
Behalve de in het genoemde Amerikaanse octrooischrift geopenbaarde inrichting, zijn er geen bekende draadlei-inrichtingen, die met vele verschillende draagoppervlakken met inbegrip van beton kunnen worden gebruikt. De bijzondere moeilijkheden bij het bevestigen van een lei-inrichting aan beton zijn verschillend van die, welke worden ondervonden bij het bevestigen aan oppervlakken, die minder constructieve eenheid hebben. De inrichting volgens het meergenoemde Amerikaanse octrooischrift voldoet aan de algemene moeilijkheid van een algemene inrichting door het verschaffen van een blok van een zeer duurzaam kunststofmateriaal met een uitsparing, die over een oppervlak loopt voor het opnemen en vastklemmen van een draad, en een paar geharde stalen pennen, waarop met een hamer kan worden geslagen en die in het draagoppervlak, bijvoorbeeld beton, kunnen worden gedreven.
Het stel moeilijkheden, dat is toe te schrijven aan de bekende inrichtingen bevat : (1) het blok van kunststof wordt dikwijls gebroken als gevolg van het uitoefenen van te veel energie daarop door het gereedschap, ge- bruikt voor het drijven van de pennen, (2) het blok kan slechts een draad met een enkele afmeting leiden, (3) het blok breekt wanneer een pen in beton is gedreven, en de tweede pen bij het indrijven aan in hoofdzaak ondoordringbaar aggregaatstuk ontmoet en dit tracht te vermijden, (4) het blok is niet in een vlak liggend met het draagoppervlak gezet als gevolg van afsplinteren van het beton wanneer de pen begint door te dringen, welke moeilijkheid wordt verergerd door het naar beneden uitpersen van het blok van kunststof door de pen,
<Desc/Clms Page number 3>
(5) het blok beschadigt het draagoppervlak,
wanneer het oppervlak een minder constructieve eenheid heeft als gevolg van de grote slagkracht, nodig voor het door het blok drijven van de pennen.
De uitvinding voldoet aan alle voornoemde moeilijkheden, zoals hierna wordt besproken.
De onderhavige lei-inrichting verschaft met voordeel : (1) een slag-absorberende ring, die bij een slag wordt verbrijzeld voor het absorberen van de overmaat energie van het gereedschap, gebruikt voor het indrijven van de pen, (2) een aantal uitsparingen voor het leiden van draden en kabels met verschillende afmetingen en gedaanten, (3) een voorziening om het de punt van de pen mogelijk te maken een in hoofdzaak ondoordringbaar voorwerp, bijvoorbeeld een aggregaat- stuk in beton, te vermijden, (4) een cilindrisch-kegelvormige boring, die in het afgeknot kegel- vormige gedeelte een andere ingesloten hoek heeft dan die van het afgeknot kegelvormige gedeelte van de pen om het de kunststof, die zich direct in lijn bevindt met het einde van de cilindrisch- kegelvormige boring mogelijk maakt naar boven te worden uitgeperst om de pen heen,
wanneer deze wordt ingedreven voor het zodoende verschaffen van een verdichting van het gebied van het. draagopper- vlak, waar de pen doordringt, (5) het voordrijven van de pennen in het blok, waarbij de pennen in de voorgedreven toestand worden vastgehouden voor het zodoende kunnen bevestigen van dezelfde lei-inrichting aan draagoppervlakken, die een minder constructieve eenheid hebben, bijvoorbeeld pleister- werk of gips, door een slag met minder kracht dan nodig voor het drijven van de pennen door het blok en in het draagoppervlak.
Het is een doel van de uitvinding de bovengenoemde voordelen te verschaffen in een bijzondere gedaante van het blok.
Het is een verder doel, dat de inrichting doelmatig en economisch kan worden vervaardigd en toch een produkt is, dat doeltreffend werkt.
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin :
<Desc/Clms Page number 4>
fig. l een ruimtelijk aanzicht is van de leikleminrichting met een bijbehorende, uit twee gelijke delen samengestelde kabel, fig. 2 een ruimtelijk aanzicht is, gedeeltelijk in doorsnede, waarbij een naar beneden zich uitstrekkend orgaan is weergegeven voor het vermijden van aggregaat, en een bijbehorende, enkelvoudige, grotere kabel, fig. 3 een ruimtelijk aanzicht is van een rechthoekige uitvoeringsvorm van de kleminrichting, fig. 4 een doorsnede is, waarbij het verband is weergegeven van de punt van de pen met betrekking tot de bodem van de cilindrischkegelvormige boring, fig. 5 een doorsnede is van naar beneden zich uitstrekkende organen voor het vermijden van aggregaat ten opzichte van een uitsparing voor het opnemen van een kabel, fig.
6 een eindaanzicht is van de inrichting, waarbij de onderlinge standen zijn weergegeven van de boringen, de organen voor het vermijden van aggregaat, breekbare ringen en uitsparingen, fig. 7 een zij-aanzicht is van de uitvoeringsvorm volgens fig.
3, waarbij de pennen ten opzichte van het blok zijn voorgedreven, en fig. 8 een bovenaanzicht is van een gedeelte van de inrichting, waarbij een uit segmenten bestaand, ringvormig aangebracht, slagabsorberend orgaan is weergegeven.
Onder verwijzing naar de tekening en meer in het bijzonder naar de fig. 1 en 3 is te zien, dat de draadleikleminrichting 10 in beginsel bestaat uit een blokdeel 12, voorzien van een paar daarin gevormde boringen 14. Het blok 12 heeft een bovenste oppervlak 22 en een onderste oppervlak 24. Een pen 16, voorzien van een cilindrisch gedeelte 17, dat in afmeting complementair is ten opzichte van het cilindrische gedeelte 15 van elke bijbehorende boring 14, is in lijn geplaatst met en gedeeltelijk opgenomen in elke boring 14. De pennen 16 kunnen vooraf zodanig worden geplaatst, dat de puntige einden 18 zijn opgenomen in elke bijbehorende boring 14, en de eindgedeelten 20, waarop met een gebruikelijk gereedschap kan worden geslagen, zich boven het bovenste oppervlak van het blok uitstrekken.
Als een andere mogelijkheid voor de rechte pennen (zoals het duidelijkst te zien in fig. 5), kunnen de pennen zijn uitgevoerd als een deel van een U-vormige kram (zoals
<Desc/Clms Page number 5>
weergegeven in fig. 3). Het blok bevat in dwarsrichting zich uitstrekkende uitsparingen 26,28 voor het daarin opnemen van een kabel of draad. De uitsparingen zijn bij voorkeur geplaatst tussen de boringen om redenen, die uit de volgende gedetailleerde beschrijving duidelijk worden. Het blok, zoals weergegeven in fig. 1 en 2, is bijzonder goed geschikt voor het leiden van kabels met verschillende afmetingen of gedaanten, waarbij de in fig. 3 afgebeelde lei-inrichting geschikt is voor het leiden van een enkele kabel met een bepaalde afmeting. Hierbij is het duidelijk, dat het rechthoekige blok een soortgelijke uitvoering van uitsparingen 26,28 daarin kan hebben, en omgekeerd.
De uitsparingen 26,28 strekken zich dwars over de gehele breedte van het blok 12 uit, en hebben bij voorkeur vernauwde openingen, zoals het duidelijkst te zien aan de hand van de uitsteeksels 30 in fig. 5, om te helpen bij het vooraf aanbrengen van de kleminrichting aan een kabel voorafgaande aan het monteren van de lei-inrichting aan een draagoppervlak. Elke uitsparing bevat in het ideale geval een orgaan 32 voor spanningsontlasting om te helpen bij het plaatsen van de kabel ten opzichte van het draagoppervlak 34 door het tegengaan van een beweging van de kabel volgens de lengtehartlijn daarvan.
Zoals het duidelijkst te zien in de fig. l, 2 en 3, bevat de lei-inrichting een ringvormige, te breken, slagabsorberende ring 36, aangebracht op het bovenste oppervlak 22 van het blok 12 en naar boven vandaar uitstekende. De slagabsorberende uitsteeksels 36 zijn geplaatst rond het open einde van elke boring 14 en zijn in een vorm uit één stuk gevormd met het blokdeel 12. Elk slagabsorberend orgaan 36 kan bij een zware slag worden gebroken en de overmaat kracht, die een gebruikelijk gereedschap kan hebben wanneer het wordt gebruikt voor het indrijven van de pennen, in hoofdzaak kan absorberen.
Voorzien is, dat de slagabsorberende uitsteeksels 36 vele verschillende vormen kunnen hebben met inbegrip van een doorlopende ring (zoals weergegeven bij 36 in de fig. 1-3) een uit segmenten bestaande ring 37 (weergegeven in fig. 8), alsmede uitsteeksels in de vorm van doordrukkingen, etc.
Thans verwijzende naar de fig. 1, 2 en 6 is een aantal gedaanten en afmetingen weergegeven van in dwarsrichting zich uitstrekkende uitsparingen 26,28 in het blokdeel 12, waardoor de keuze mogelijk is
<Desc/Clms Page number 6>
van draden met verschillende afmetingen voor het leiden ten opzichte van een draagoppervlak 34. In fig. l is te zien, dat er evenwijdige dwarsuitsparingen 26 zijn, die in het bijzonder zijn ingericht voor het leiden van een uit twee gelijke delen samengestelde kabel 38 of als andere mogelijkheid een paar naast elkaar liggende enkelvoudige kabels, waarbij, zoals te zien in fig. 2, er een enkele uitsparing 28 is voor het leiden van een enkele coaxiale kabel 40. De weergegeven uitsparing 28 is in hoofdzaak loodrecht op het evenwijdige paar in dwarsrichting geplaatste uitsparingen 26.
Hoewel de snijhoek van de uitsparingen 26,28 veranderlijk kan zijn, is het kritisch dat de uitsparingen 26,28 zijn geplaatst tussen het paar boringen 14. Aan de hand van fig. 6 is te zien, dat de evenwijdige dwarsuitsparingen 26 met elkaar in verbinding zijn voor het opnemen van de uit twee gelijke delen samengestelde kabel 38. Evenwijdig met, maar op afstand van de uitsparingen 28 is een kleinere dwarsuitsparing 42 aanwezig voor een veel kleinere kabel of draad. Hieruit moet het zonder meer duidelijk zijn, dat de uitsparingen naar behoefte voor het opnemen van een bepaalde draad of kabel een willekeurige afmeting of gedaante kunnen hebben. Verwijzende naar fig. 5, kunnen de uitsparingen naar keuze naar binnengerichte verlengingen 30 bevatten voor aangrijping en vasthouding van de draad ten opzichte van het blokdeel.
Thans verwijzende naar fig. 4 is te zien, dat elk der pennen 16 een cilindrisch-kegelvormige gedaante heeft, waarbij het puntige einde 18 afgeknot kegelvormig is, en elk afgeknot kegelvormig gedeelte 18 van elke cilindrisch-kegelvormige pen 16 een ingesloten hoek I heeft, die ongeveer 450 is en bij voorkeur in het bereik van 40-500.
Elke boring 40 in het blokdeel 12 heeft ook een cilindrisch-kegelvormige gedaante, maar heeft een afgeknot kegelvormig gedeelte 44 met een ingesloten hoek, die aanzienlijk groter is dan die van het afgeknot kegelvormige gedeelte 18 van de pen 16. In het algemeen is de ingesloten hoek van het afgeknot kegelvormige gedeelte van de
EMI6.1
boring in de orde van 60 .
Het voordeel van een dergelijke uitvoering is, dat wanneer het onderste oppervlak van het blokdeel 12 in één vlak is geplaatst met een draagoppervlak 34, bijvoorbeeld beton, en op de pen 16 wordt geslagen om deze door het einde van de cilindrischkegelvormige boring 14 te drijven tot in het draagoppervlak 34, het
<Desc/Clms Page number 7>
duidelijk is, dat het materiaal, waarvan het blokdeel 12 is gevormd, samenwerkt met de punt 18 voor het vormen van een positieve verdichting van het oppervlak 34 in het gebied 35, waarin de penpunt 18 doordringt. Wanneer de ingesloten hoek van de penpunt 18 kleiner is dan die van het afgeknot kegelvormige gedeelte 44 van de cilindrischkegelvormige boring 14, vindt het eerste verdichten van het draagoppervlak 34 plaats in het directe gebied van het uiteinde van de penpunt 18.
De verdichting neemt op een radiaal concentrische wijze ten opzichte van het punt van eerste verdichting toe voor het zodoende in bedwang houden van het afsplinteren van het draagoppervlak 34.
Indien de ingesloten hoeken gelijk zijn, wordt een minder gewenste werking bereikt, omdat het materiaal, dat direct in lijn is met het einde van de boring, met een te grote snelheid naar beneden wordt gedreven, waardoor de inrichting van het oppervlak wordt weggedrukt.
De beschreven inrichting verschaft een zeer nauwsluitende passing van het blokdeel 12 met betrekking tot het draagoppervlak 34.
Thans is aan de hand van de fig. 2 en 5 te zien, dat de cilindrisch-kegelvormige boring 14 zich bevindt in een naar beneden zich uitstrekkend hulsdeel 46. Het blokdeel heeft een bovenste wand 48, vanwaar het hulsdeel zich naar beneden uitstrekt, en waarmee het hulsdeel 46 uit één stuk is gevormd. Het hulsdeel 46 kan bij het bevestigingspunt aan de bovenste wand 48 buigen om het mogelijk te maken, dat de lengtehartlijn van de pen 16, opgenomen in de cilindrischkegelvormige boring 14 en het hulsdeel 46 verschuiven naar een punt, waarlangs de hartlijn kan bewegen. Het buigen wordt tot stand gebracht door de eigen buigzaamheid van het materiaal om de hulsdeelbevestiging aan de wand 48 van het lichaamsgedeelte 12 heen.
Het voordeel is, dat bij het monteren van de lei-inrichting 10 aan een draagoppervlak 34, zoals beton, waarbij één van de pennen 14 in het draagoppervlak 34 is gedreven en vervolgens de andere pen 14 wordt ingedreven en een in hoofdzaak ondoordringbaar voorwerp raakt, bijvoorbeeld een aggregaatstuk, de penpunt de mogelijkheid heeft te proberen het aggregaat te vermijden. Een dergelijke maatregel maakt het de pennen 16 mogelijk om niet langer evenwijdig te zijn na indrijving voor het zodoende voorkomen van het breken van het blok 12, hetgeen anders plaatsvindt als gevolg van daarop uitgeoefende spanningen indien het blok 12
<Desc/Clms Page number 8>
massief is. Het is voorzien, dat de huls 46 doorlopend van aard kan zijn of uit segmenten kan bestaan.
Een uit segmenten bestaande huls maakt, indien nodig, een grotere afbuiging mogelijk van de lengtehartlijn bij het onderste einde daarvan als gevolg van het feit, dat slechts een segment van de huls behoeft te worden uitgebogen wanneer de hartlijn verschuift.
Een uit segmenten bestaande huls, die afzonderlijke naar beneden zich uitstrekkend hulssegmenten (niet weergegeven) heeft, kan in een voorafbepaald patroon worden gehouden door een breekring (niet weergegeven) aan het onderste einde. Wanneer een pen 16 door de ring wordt gedreven, breekt deze in het ideale geval voor het zodoende losmaken van de afzonderlijke segmenten, en het toelaten van een grotere mate van verschuiving van de hartlijn onder het in staat zijn een pen 16 in een gedeeltelijk voorgedreven stand positief vast te houden. Deze uit segmenten bestaande hulsuitvoering heeft een aanzienlijke vermindering tot gevolg van de spanning in het gebied, waar de huls is bevestigd aan de onderzijde van de bovenste wand 48 van het lichaamsgedeelte 12.
Thans kan aan de hand van fig. 7 worden gezien, dat de pennen 14 in dit geval zijn voorgedreven ten opzichte van het blokdeel 12, en dat een kabel 40 vooraf is aangebracht in de dwarsuitsparing 28.
De lei-inrichting 10, zoals hier te zien, kan worden gebruikt met draagoppervlakken 34, die een constructieve eenheid hebben, die aanzienlijk minder is dan die van beton. Een gebruikelijke moeilijkheid, die wordt ondervonden bij het monteren van dergelijke inrichtingen aan gips of pleisterwerk is, dat de energie, die noodzakelijkerwijze op het einde 20 van de pen 16 moet worden uitgeoefend voor het ten opzichte van het blok 12 indrijven daarvan, aanzienlijk is en meer dan voldoende voor het beschadigen van het draagoppervlak 34. Door het vooraf drijven van de pennen 16 is het duidelijk, dat een nominale slag nodig is voor het indrijven van de pennen ten opzichte van een draagoppervlak van een materiaal, zoals gips.
Wanneer de kleminrichting 10 in deze bepaalde gedaante wordt gebruikt, werken de slagabsorberende ringen 34 samen met de huls 46 voor het vermijden van aggregaat om het mogelijk te maken de pennen 16 in te drijven en, zoals nodig, in het draagoppervlak uit te spreiden onder voorkoming van beschadiging van het oppervlak van het blok 12 en het draagopper-
<Desc/Clms Page number 9>
vlak 34 De manier voor het gebruiken van deze inrichting omvat dus het vooraf drijven van de pennen 16 ten opzichte van het blok 12, het bevestigen van het blok 12 aan de kabel 40, het plaatsen van de inrichting ten opzichte van het draagoppervlak 34 en het in het draagoppervlak 34 drijven van de pennen 16 door het slaan op het blok in het algemene gebied van de slagabsorberende ringen 36 en de einden 20 van de voorgedreven pennen 16.
De uitvinding verschaft dienovereenkomstig een eenvoudige en doeltreffende draadvastklem-en lei-inrichting voor het aan een draagoppervlak vastzetten van een draad en een kabel. De voordelen zijn duidelijk, dat beschadiging van het blok in hoofdzaak wordt uitgesloten door de slagabsorberende ring, de mogelijkheid van het blok voor het leiden van kabel of draden met verschillende afmetingen en gedaanten, en de mogelijkheid van de inrichting om te worden gebruikt op een draagoppervlak, dat daarin in hoofdzaak ondoordringbare deeltjes of voorwerpen heeft. Het voordrijven van de pennen en het gebruik van het blok ten opzichte van een draagoppervlak met een minder constructieve eenheid is duidelijk een voordeel voor werklieden, doordat het herstel van beschadigde oppervlakken in hoofdzaak is opgeheven.
Hoewel bepaalde uitvoeringsvormen van verschillende aspecten van de uitvinding zijn beschreven, is het duidelijk, dat veranderingen en wijzigingen daarvan kunnen worden uitgevoerd zonder de strekking en de omvang van de hier beschreven en gevraagde ontwerpen te verlaten.