BE893573A - Werkwijze voor het vervaardigen van een koker in de grond - Google Patents

Werkwijze voor het vervaardigen van een koker in de grond Download PDF

Info

Publication number
BE893573A
BE893573A BE2/59747A BE2059747A BE893573A BE 893573 A BE893573 A BE 893573A BE 2/59747 A BE2/59747 A BE 2/59747A BE 2059747 A BE2059747 A BE 2059747A BE 893573 A BE893573 A BE 893573A
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
elements
floor
emi
wall
walls
Prior art date
Application number
BE2/59747A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Algemene Aannemingen Karel Van
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Algemene Aannemingen Karel Van filed Critical Algemene Aannemingen Karel Van
Priority to BE2/59747A priority Critical patent/BE893573A/nl
Publication of BE893573A publication Critical patent/BE893573A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D5/00Bulkheads, piles, or other structural elements specially adapted to foundation engineering
    • E02D5/18Bulkheads or similar walls made solely of concrete in situ
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D29/00Independent underground or underwater structures; Retaining walls
    • E02D29/045Underground structures, e.g. tunnels or galleries, built in the open air or by methods involving disturbance of the ground surface all along the location line; Methods of making them

Description


   <EMI ID=1.1> 

  
in de grond". 

  
De uitvindin g heeft betrekking op een werkwijze ter vervaardiging van een koker in de grond, volgens dewelke

  
 <EMI ID=2.1> 

  
slibwanden tot op de gewenste diepte uithaalt, men een betonnen open koker in de uitgraving tussen de slibwanden vormt

  
en men de ruimte tussen de wanden van de koker en de slibwanden met beton volstort.

  
Werkwijzen van deze soort worden toegepast wanneer het grondwaterpeil buiten de bouwzone van de koker niet mag worden verlaagd en er bijgevolg niet kan worden gewerkt in

  
een open bouwput.

  
Wanneer de kleilaag zich niet al te diep in de grond bevindt, brengt men de slibwanden tot in deze laag aan en bemaalt men tussen de twee slibwanden.

  
 <EMI ID=3.1> 

  
bevindt dan de bodem van de te vormen koker, is het aanbrengen van de slibwanden tot in deze kleilaag uiteraard niet economisch.

  
De uitvinding heeft nu tot doel een werkwijze voor het vervaardigen van een koker in de grond te verschaf-

  
fen waarlij, ongeacht de diepte van de kleilaag, de slibwanden

  
 <EMI ID=4.1> 

  
vormen koker dienen te worden aangebracht.

  
Tot dit doel vormt men de open koker ten minste gedeeltelijk onder water uit een vloer die men op de bodem van de uitgraving tussen de slibwanden aanbrengt, uit geprefabriceerde wandelementen die men met een waterdichte afdichting met elkaar verbindt en die men zo aanbrengt dat ze met hun onderste rand boven een gedeelte van de vloer komen te liggen, en uit elastische afdichtingsstroken die men tussen de onderste rand van de wandelementen en de vloer aanbrengt, en pompt men pas na het aldus vormen van de open koker deze koker leeg.

  
De betonnen open koker, die nadien eventueel kan worden afgedekt door een deksel voor het vormen van een gesloten tunnel, is volledig waterdicht. De hydraulische opwaartse druk die op de vloer werkt, bewerkstelligt zelf

  
 <EMI ID=5.1> 

  
en de vloer in stand.

  
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding vormt men de vloer ten minste gedeeltelijk door geprefabriceerde vloerelementen die men, v66r het plaatsen van de geprefabriceerde wandelementen, op de bodem van de uitgraving tussen de slibwanden aanbrengt.

  
 <EMI ID=6.1> 

  
ding vormt men de vloer uit geprefabriceerde dwarsliggers die men laat zakken op de bodem van de uitgraving en uit onderwaterstortbeton dat men , na het nlaatsen van de geprefabriceerde wandelementen op de einden van de liggers,onder

  
 <EMI ID=7.1> 

  
In een an&#65533;&#65533;re merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding vormt men de vloer door omgekeerde kuipvormige

  
 <EMI ID=8.1> 

  
ceerde wandelementen, met de ope ning naar onder op de bodem van de uitgraving te laten zinken, waarna men de ruimte onder deze elementen met beton vult.

  
In een nog andere merkwaardige uitvoeringsvorm

  
 <EMI ID=9.1> 

  
caissonvormige vloerelementen, voor het plaatsen van de geprefabriceerde wandelementen, op de bodem van de uitgra-

  
 <EMI ID=10.1> 

  
vult.

  
In een andere bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding brengt men eerst de geprefabriceerde wandelementen aan door ze op de gewenste plaats ten opzichte van de slib-

  
 <EMI ID=11.1> 

  
de bodem van de uitgraving te storten.

  
In een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding brengt men de elastische afdichtingsstroken 

  
 <EMI ID=12.1> 

  
ment, vooraleer het ter plaatse te brengen, een afdichtingsstrook aan te brengen.

  
In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding verbindt men twee naburige geprefabriceerde wandelementen met hun opstaande randen waterdicht met elkaar door een van deze elementen op de opstaande rand van een elastische ui t-

  
 <EMI ID=13.1> 

  
in de opstaande rand van een groef te voorzien die over het uitstekende gedeelte van de elastische stmok wordt geschoven.

  
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding&#65533;ullen blijken uit de hier volgende beschrijving van vier uitvoeringsvormen van een werkwijze ter vervaardiging van een koker in de grond volgens de uitvinding; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet; de verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen.

  
Figuur 1 stelt een schematisch gehouden dwarse doorsnede voor van de bouwplaats tijdens het toepassen van een eerste hoofdfase van een eerste uitvoeringsvorm van de werkwijze ter vervaardiging van een koker in de grond volgens de uitvinding. Figuur 2 stelt een schematisch gehouden dwarse doorsnede voor van een gedeelte van de bouwplaats uit figuur <EMI ID=14.1> 

  
de gedoelde werkwijze.

  
Figuur 3 stelt een schematisch gehouden dwarse doorsnede voor van een gedeelte van de bouwplaats uit de vorige figuren maar tijdens het toepassen van een derde hoofdfase van de werkwijze. Figuur 4 stelt een schematisch gehouden dwarse doorsnede voor van de bouwplaats uit de vorige figuren met de volledig afgewerkte koker verkregen na het volledig toepassen van de gedoelde werkwijze. Figuur 5 stelt een doorsnede voor volgens de lijn V-V uit figuur 4, op grotere schaal getekend. Figuur 6 stelt een doorsnede voor volgens de lijn VI-VI uit figuur 5. Figuur 7 stelt een gedeelte voor van de dwarse doorsnede uit figuur 4, maar op merkelijk grotere schaal getekend. Figuur 8 stelt een dwarse doorsnede voor van een gedeelte van een bouwplaats analoog aan deze uit figuur 2, eveneens tijdens het toepassen van een tweede hoofdfase van de werkwijze volgens de uitvinding, maar met betrekking op

  
een tweede uitvoeringsvorm van deze werkwijze.

  
Figuur 9 stelt een schematisch gehouden dwarse <EMI ID=15.1> 

  
8, tijdens het toepassen van een derde hoofdfase van de hiervoor gedoelde werkwijze.

  
Figuur 10 stelt een gedeelte voor van de dwarse doorsnede uit figuur 9, maar op merkelijk grotere schaal getekend. Figuur 11 stelt een schematisch gehouden dwarse doorsnede voor van een gedeelte van een bouwplaats analoog aan deze uit de figuren 2 en 8, tijdens het toepassen van een tweede hoofdfase van de werkwijze volgens de uitvi nding maar met betrekking op een derde uitvoeringsvorm van deze werkwijze. Figuur 12 stelt een schematisch gehouden dwarse doorsnede voor van een g edeelte van een bouwplaats,analoog aan deze uit de figuren 2,8 en 11, tijdens het toepassen van

  
 <EMI ID=16.1> 

  
maar met betrekking op een vierde uit voeringsvorm van deze werkwijze.

  
 <EMI ID=17.1>  doorsnede voor van de bouwplaats uit figuur. 12 , na het volledig vervaardigen van de koker volgens de werkwijze volgens de uitvinding. Figuur 14 stelt een gedeelte voor van de doorsnede uit figuur 13 maar op merkelijk grotere schaal getekend.

  
In de verschillende figuren hebben deze lfde ver-

  
 <EMI ID=18.1> 

  
Om een tunnel te vervaardigen in veengro nd die niet mag worden ontwaterd en tot op een merkelijk grotere diepte reikt dan d e bodem van de te vormen tunnel, gaat men als volgt te werk :

  
In een eerste hoofdfase vervaardigt men in de grond 1 twee slibwanden 2 welke men evenwel niet tot in de onder de veengrond gelegen kleilaag doet reiken maar doet ophouden op een vijftal meter onder de bodem van de te vormen tunnel of gesloten koker.

  
Hiertoe graaft men eerst op de gebruikelijke manier de bouwzone in talud af ter vorming van een ondiepe bouwput 3. In deze put 3 graaft men, aan weerszijden van de

  
 <EMI ID=19.1> 

  
tot op het gewenste funderingspeil dat meestal on een diepte van ongeveer 15 meter is gelegen. In elke sleuf 4 brengt

  
men een wapening aan waarna men de sleuf met beton volstort. Men vormt de slibwanden 2 van gewapend beton in lengtes van nagenoeg zes meter. Men draagt er zorg voor dat de wapeningen van de opeenvolgende lengtes van de slibwanden 2 met elkaar verbonden zijn.

  
Zoals vooral bli jkt uit figuur 1, plaatst men op

  
de twee evenwijdig aan elkaar lopende slibwanden 2 een aantal geprefabriceerde betonnen dwarsliggers 5. Men draagt er zorg voor dat ten minste een dergelijke dwarsligger 5 zich bevindt boven elke aansluiting tussen twee naburige lengtes van de slibwand 2. Tegenover elk einde van een dwarsligger 5 stort men op de bovenste rand van de overeenstemmende slibwand 2 een tand 6 van beton zo dat de dwarsliggers 5 de bovenste randen van de twee slibwanden 2 op een afstand van elkaar houden.

  
De dwarsliggers 5 worden met hun onderkant een weinig boven het grondwaterpeil geplaatst en de hogergenoemde afgraving in talud van de bouwput 3 voert men uit tot ter plaatse van de onderkant van de nadien geplaatste dwarsliggers

  
5. Deze plaats hangt dus af van de grondwaterstand.

  
 <EMI ID=20.1> 

  
grond tot op de gewenste diepte uit. De uitgegraven grond is in de figuur 1 gearceerd en met het verwijzingscijfer 7 aangeduid. Men verkrijgt aldus een bouwput 8 op de bodem 9 waarvan men in de volgende hoofdfasen de eigenlijke betonnen koker 10 vormt. Terwijl de hiervoor beschreven eerste hoofdfase in hoofdzaak ongewijzigd blijft, kan het vormen van de eigenlijke koker 10 op verschillende manieren plaatsvinden.

  
In een eerste uitvoeringsvorm, waarop de figuren 1 tot en met 7 betrekking hebben, vormt men een vloer uit geprefabriceerde betonnen liggers 11 en uit onderwaterbeton

  
12 dat men tussen deze liggers 11 op de bodem 9 stort.

  
. In een tweede hoofdfase van deze eerste uitvoeringsvorm plaatst men vooralsnog uitsluitend de liggers 11. Het beton 12 stort men in een latere fase.

  
Zoals blijkt uit figuur 2, plaatst men de liggers
11 in de dwarsrichting tussen de slibwanden 2. Men hangt deze liggers door middel van, eenvoudigheidshalve niet in de figuren voorgestelde profiellijsten en wapeningsstaven, aan de slibwanden 2 op en op een bekende manier worden deze liggers in het water in de bouwput 8 gezonken tot op het gewenste niveau. 

  
De liggers 11 kunnen in hun uiteindelijke stand al dan niet

  
op de bodem 9 van de bouwput 8 rusten. De twee einden van elke  ligger 11 zijn, aan de bovenkant,van een uitsparing 13 voor-  zien die in figuur 7 in detail zichtbaar is. Ter plaatse van de uitsparing is de ligger aan de bovenkant begrensd enerzijds door een horizontaal vlak 14 op het uiterste einde en anderzijds door een zich schuin naar boven en van het uiterste einde weg uitstrekkend vlak 15 dat zich in de dwarsrichting van de ligger
11 uitstrekt en op de van het vrije einde ervan afgekeerde zijde van het vlak 14 aansluit.

  
Men plaatst de liggers 11 zo dat ze verschoven zijn  ten opzichte van de hogergenoemde dwarsliggers 5 die de. slibwanden 2 schoren.

  
Bij deze uitvoeringsvorm plaatst men in de eerste hoofdfase evenwel slechts de helft van de dwarsliggers 5, namelijk een om de zes meter. Voor het vormen van de vloer 11,
12 plaatst men evenwel dubbel zoveel liggers 11, namelijk één om de drie meter.

  
In figuur 2 is de bouwplaats voorgesteld na het uitvoeren van de hiervoor beschreven tweede hoofdfase.

  
In een derde hoofdfase vormt men verder de koker

  
10 door het plaatsen van geprefabriceerde betonnen wandelementen 16 die men op een waterdichte manier met elkaar verbindt.

  
Hiertoe plaatst men achtereenvolgens naast elkaar

  
 <EMI ID=21.1> 

  
lijke wandelementen 16' die in hun twee opstaande randen van een uitstekende afdichtingsstrook 17 zijn voorzien en zogenoemde vrouwelijke wandelementen 16'' die in hun beide opstaande randen van een groef 18 voor een strook 17 zijn

  
 <EMI ID=22.1> 

  
na in detail zal worden beschreven en zoals in detail in figuur 6 is voorgesteld, zo geplaatst dat de stroken 17

  
 <EMI ID=23.1>   <EMI ID=24.1> 

  
De twee einden van deze strook 19 bezitten, tegenover het onderste einde van de twee groeven 18, een dikte die de helft is van de dikte van de rest van de strook 19.

  
Elk van de afdichtingsstroken 17 op een opstaande rand van een mannelijk wandelement 16' strekt zich over gans

  
 <EMI ID=25.1> 

  
staaf steekt om aan de strook 17 voldoende stijfheid te geven. Nadien verwijdert men deze staaf en vult men de

  
 <EMI ID=26.1> 

  
dus een smal gedelte dat op de verticale rand van het element uitgeeft en een breder rond gedeelte waarin de koker 17' 

  
van een strook 17 past. 

  
Op de afdichtingsstroken 17 en 19 en de groeven 18 

  
 <EMI ID=27.1> 

  
identiek. Hun betonnen lichamen bezitten dezelfde breedte,weke  breedte gelijk is aan de afstand tussen de hartlijnen van  twee naburige liggers 11 en dus drie meter is. 

  
i  j Men plaatst elk van de wandelementen 16 zo dat  het tegelijker tijd op twee liggers 11 rust en dat dus de afdichting tussen twee naburige geprefabriceerde wandelementen zich boven een ligger 11 bevindt. Doordat de afstand tussen de hartlijnen van de schoren vormende dwarsliggers 5 het dubbele bedraagt van de afstand tussen de hartlijnen van de

  
 <EMI ID=28.1> 

  
dat deze liggers 5 daarenboven in de langs richting van de koker 10 verschoven zijngeplaatst ten opzichte van de liggers 11,zullen de wandelementen 16 zich achtereenvolgens onder een ligger 5

  
en onder de ruimte tussen twee naburige liggers 5 bevinden.

  
 <EMI ID=29.1> 

  
Men plaatst eerst een aantal mannelijke wandelementen 16' door elk van deze wandelementen 16' tussen twee liggers 5 op een ligger 11 te plaatsen,het vervolgens schuin te wentelen met zijn onderste einde nabij een slibwand 2 zoals voorgesteld is in streeplijn in figuur 3, het vervolgens onder een dwarsligger 5 door te schuiven tot het met zijn onderste rand op twee naburige liggers 11 rust en ten slotte het verticaal te wentelen tot in de in figuur 3 in volle lijn voorgestelde stand. Om dit wentelen van de wandelementen

  
 <EMI ID=30.1> 

  
nere helling dan de afschuining aan de onderkant en aan de binnenzijde van een wandelement 16'. Bij het terug verticaal kantelen van het wandelement 16' bevindt de onderste rand ervan zich in de uitsparing 13 van twee naburige liggers

  
11. In zijn uiteindelijke stand rust dit wandelement 16' met zijn onderste rand onder tussenkomst van de afdichtingsstrook 19 op het vlak 14 van deze twee naburige liggers 11.

  
Tussen elke twee, op een afstand van elkaar geplaatste mannelijke wandelementen 16' schuift men nu verticaal een vrouwelijk wandelement 16'', met de groeven 18 in zijn twee6pstaande randen over de stroken 17 van de twee mannelijke wandelementen 16', nadat men in de kokers 17'

  
van deze afdichtingsstroken 17 een metalen staaf heeft gestoken. Zoals onder meer duidelijk blijkt uit figuur 5 rusten ook deze vrouwelijke wandelementen 16 " na hun plaatsing met de einden van hun onderste rand onder tussenkomst van de rub-

  
 <EMI ID=31.1> 

  
de dunnere einden van deze afdichtingsstrook boven deze liggers 5 de uitstekende dunnere einden van de afdichtingsstrook
19 van de naburige mannelijke wandelementen 16' overlappen. Door het eigen gewicht van de wandelementen 16 worden boven elke ligger 5 de afdichtingsstroken 19 en hun overlappende einden samengedrukt zodat daar een waterdichte afdichting

  
 <EMI ID=32.1> 

  
aansluiten op de afdichtingsstroken 19 kan er ook tussen deze afdichtingsstroken 19 en de verticale afdichtingsstroken 17 geen water door.

  
Op het einde van deze derde hoofdfase van de werkwijze, verwijdert men de staven uit de kokers 17'

  
van de verticale afdichtingsstroken 17 van de wandelementen

  
 <EMI ID=33.1> 

  
de wanden van de groeven 18. Daarna maakt men de verschillende wandelementen 16 solidair met elkaar en met de dwarsliggers 5 door middel van een verbindingsbalk 20 die men op de bovenkant van elk van de slibwanden 2 en op de bovenkant van de ernaast gelegen door wandelementen 16 gevormde wand stort. Uiteraard heeft men vdór dit storten de ontbrekende dwarsliggers 5 geplaatst. Zo heeft men een bijkomende dwarsligger 5 geplaatst halverwege tussen elk paar reeds geplaatste dwarsliggers 5.

  
Na het storten van de verbindingsbalk 20

  
stort men ook het onderwaterbeton 12 tussen de liggers 11 tot ongeveer een 20 cm lager dan de uiteindelijke bovenkant van de vloer na volledige afwerking. Men verkrijgt de toestand voorgesteld in figuur 3.

  
In een laatste hoofdfase van de werkwijze werkt

  
men de koker 10 verder af.

  
Hierbij stort men in de eerste plaats doorheen stortopeningen die men in de verbindingsbalk 20 heeft opengelaten, beton 21 in de spelingsruimte die tussen elke slibwand 2 en de erbij horende, door de wandelementen 16 gevormde wand is open gebleven.

  
Vervolgens vervaardigt men nog met stortbeton

  
de dakplaat 22 boven de dwarsliggers 5.

  
Nu pas pompt men de koker 10 leeg.

  
Op het einde van deze laatste fase van de werkwijze brengt men op het onderwaterbeton 12 tussen de liggers 11 een afwerklaag 23 aan om de oneffenheden en eventuele krinpscheuren in dit beton weg te werken. Het beton gebruikt voor deze afwerklaag 23 vult terzelfder tijd de nog vrij

  
 <EMI ID=34.1> 

  
In zoverre nodig kan de definitieve afwerking zoals het eventueel bekleden van de wanden van de koker 10 worden uitgevoerd. Het boven de dakplaat 22 gelegen nog vrijblijvende gedeelte van de bouwput maakt men dich&#65533;et grond. Men verkrijgt de toestand voorgesteld in figuur 4.

  
In plaats van de dakplaat 22 volledig ter plaatse te storten, kan men ze ook vervaardigen uit geprefabriceerde betonplaten die men op de liggers 5 plaatst waarna men dan boven deze platen een continue druklaag in beton aanbrengt zo dat de totale dikte van de dakplaat ongeveer 20 cm bedraagt.

  
Bij deze uitvoeringsvorm bevindt een gedeelte van het onderwaterbeton 12 zich onder de onderste randen en dus onder de daaraan bevestigde afdichtingsstrook 19 van de opstaande wandelementen 16. De afdichtingsstroken var. elk van de wandelementen afzonderlijk vormen samen op de reeds hiervoor beschreven manier over gans de lengte van de zijwand een rubberen afdichtingsstrook. Na het leegpompen van de koker 10 ontstaat er een hydraulische opwaartse druk op

  
de vloer 11.12 waardoor deze afdichtingsstrook wordt samengedrukt en het lekken van water tussen de door de wandelementen
16 gevormde wanden en deze vloer 11,12 onmogelijk wordt ge-

  
 <EMI ID=35.1> 

  
dringen door de aanwezigheid van de afdichtingsstroken 17 welke overigens aansluiten op afdichtingsstroken 19 zodat

  
ook ter plaatse van de aansluiting tussen twee naburige wandelementen 16 geen water tussen de uit de stroken 19 samengestelde langse afdichtingsstrook en de verticale afdichtingsstroken 17 kan doorsijpelen.

  
De uitvoeringsvorm van de werkwijze waarop de <EMI ID=36.1>  beschreven uitvoeringsvorm doordat men de vloer van de koker
10 niet vormt uit liggers en onderwaterbeton maar wel uit geprefabriceerde caissonvormige vloerelenenten 24 die men door middel van een dekplaat 25 met elkaar verbindt.

  
De eerste fase van deze tweede uitvoeringsvorm van de werkwijze is identiek aan de eerste fase van de hiervoor beschreven eerste uitvoeringsvorm.

  
In de tweede fase stort men eerst op de bodem 9 van de bouwput 8,tegen de twee slibwanden 2,grindvoeten 26.

  
Men hangt een aantal caisson vormende holle vloerelementen 24 tegen'elkaar aan de slibwanden 2 door middel van niet in de figuren voorgestelde profiellijden en wapeningsstaven. Dit ophangen gebeurt excentrisch ten opzichte van de liggers 5 en zo dat de vloerelementen 24 zich onder de liggers 5 bevinden, met een bovenzijde boven het waterniveau in de bouwput 8. Op deze bovenzijde stort men de deklaag 25 die de reeks vloerelementen 24 met elkaar verbindt. Op de langse randen van de deklaag 24, evenwijdig aan de slibwanden 2, kleeft men een rubberen afdichtingsstrook 27. Men kleeft ook een dergelijke rubberen afdichtingsstrook 28 op de naar de slibwanden 2 gekeerde zijrand van deze deklaag 25.

   Het geheel gevormd door de vloerelementen
24 en de deklaag 25 is aan wee&#65533;ijden en over gans de lengte van een rechthoekige uitsparing 29 voorzien en een afdichtingsstrook 28 bevindt zich dan op de verticale wand van deze uitsparing 29.

  
Door een weinig water aan de bouwput 8 toe te voegen, doet men het laatstgenoemde geheel vlotten waarbij men de meeste ophangelementen waarmee de vloerelementen 24 aan

  
 <EMI ID=37.1> 

  
in de holle vloerelementen 24 tot het gewicht van het geheel iets zwaarder is dan de opwaartse kracht van het water en een kleine constante zinkkracht ontstaat die nog door e nkele behouden ophangelementen die aan de vloerelementen 24 zijn bevestigd, kan worden geregeld. Men zinkt het geheel langzaam af tot het op het juiste niveau op de grindvoeten 26

  
 <EMI ID=38.1> 

  
de vloerelementen 24 worden gezonken.

  
In de derde fase van deze tweede uitvoeringsvorm van de werkwijze, plaatst men de wandelementen 16 op dezelfde manier als bij de derde fase van de eerste uitvoeringsvorm. Wel zijn de wandelementen 16 een weinig verschillend in vorm. Niet alleen zijn ze op hun onderste randen niet afgeschuind maar aan de binnenkant van een rechthoekige uitsnijding voorzien in overeenstemming met de uitsparing 29 zoals duidelijk

  
 <EMI ID=39.1> 

  
dichtingsstrook 19 op hun onderste rand voorzien. Bij de wandelementen 16' zijn de verticale afdichtingsstroken 17 aan de onderkant van een zijwaarts omgeplooid einde voorzien. De wandelementen 16 worden zo geplaatst dat ze

  
met hun onderste rand enerzijds op de afdichtingsstrook 27 en anderzijds tegen de afdichtingsstrook 28 rusten zoals in detail voorgesteld is in figuur 10. De omgeplooide einden van de verticale afdichtingsstroken 17 van de wandelementen 16' worden daarbij door het eigen gewicht van

  
 <EMI ID=40.1> 

  
Op dezelfde manier als bij de eerste uitvoeringsvorm plaatst men vervolgens de ontbrekende dwarsliggers 5 en vormt men boven elke zijwand van de koker 10 een verbindingsbalk 20. De kokers 17' van de verticale afdichtingsstroken 17 vult men met beton onder druk na er de eerder ingebrachte staven uit verwijderd te hebben.

  
Op het einde van de derde fase vult men de holle vloerelementen 24 volledig met beton. 

  
De vierde fase van de werkwijze verschilt slechts van de vierde fase van de werkwijze bij de hoger beschreven eerste uitvoeringsvorm doordat men geen afwerklaag 23 op de

  
 <EMI ID=41.1> 

  
Ook bij deze uitvoeringsvorm worden door de hydraulische opwaartse druk op de vloer 24, 25, de twee rubberen afdichtingsstroken 27 die zich,over gans de lengte van de

  
 <EMI ID=42.1> 

  
elementen 16 gevormde zijwanden be&#65533;den, samengedrukt waardoor een waterdichte afdichting tussen deze vloer en deze wanden wordt verkregen.

  
Een derde uitvoeringsvorm van de werkwijze versch ilt slechts van de hiervoor beschreven tweede uitvoeringsvorm doordat de geprefabriceerde caisson vormende vloerelementen
24 verv angen zijn door geprefabriceerde betonnen kuip vormende vloerelementen 30.

  
Zoals blijkt uit figuur 11, plaatst men deze

  
kuip vormende vloerelementen 30 met hun opening naar onder.

  
 <EMI ID=43.1> 

  
eerst op aan de twee slibwanden 2 waarna men ze met elkaar verbindt door een deklaag 25. Op deze deklaag 25 brengt men op dezelfde manier als bij de tweede uitvoeringsvorm rubberen afdichtingsstroken 27 en 28 aan. Doordat de vloerelemen-ten 30 geen gesloten ruimte vormen gaat het geheel gevormd

  
 <EMI ID=44.1> 

  
Om dit geheel toch te kunnen zinken op dezelfde manier als bij de tweede uitvoeringsvorm, blaast men lucht onder druk

  
 <EMI ID=45.1> 

  
van de druk van de lucht kan men het geneel gevormd door de vloerelementen 30 en de deklaag 25 eerst laten drijven,na water tussen de slibwanden te hebben gepompt,en vervolgens recht laten zinken tot op het gewenste niveau,waarop men dit geheel ophangt aan de slibwanden 2.

  
Na het aanbrengen van de wandelementen 16 en van

  
 <EMI ID=46.1> 

  
balk 20 in elke zijwand van de koker 10, stort men de onderkant van de kuip vormende vloerelementen 30 vol met ballastbeton.

  
Naargelang men de inrichting voor het blazen van lucht onder de elementen 30 al dan niet in werking heeft gehouden, stort men het beton in het droge of onder water.

  
De vierde uitvoeringsvorm van de werkwijze, waarop de figuren 12 tot 14 betrekking hebben, verschilt van de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen doordat men voor de vloer van de koker 10 geen geprefabriceerde elementen gebruikt maar men deze vloer ter plaatse vormt van gewapend onderwaterbeton 31 en van een egalisatielaag 32 die men,

  
 <EMI ID=47.1> 

  
Bi j deze uitvoeringsvorm van de werkwijze stemt

  
de eerste hoofdfase overeen met de hoofdfase van de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen.

  
De tweede hoofdfase stemt overeen met de derde hoofdfase van de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen, waarbij men evenwel de wandelementen 16 niet op geprefabriceerde vloerelementen 11, 24 of 30 laat rusten aangezien geen dergelijke elementen aanwezig zijn. Men hangt de wandelemen ten 16 met behulp van profiellijsten of dergelijke op aan

  
de slibwanden 2 . Aangezien de wandelementen 16 ni et dienen samen te werken met geprefabriceerde vloerelementen,is hun onderste rand ook niet geprofileerd. Wel is op de onderste rand van elk wandelement 16 een rubberen afdichtingsstrook 33 gekleefd die, bij de mannelijke wandelementen 16' aansluit op de verticale afdichtingsstroken 17. De afdichtingsstrook 33 heeft de vorm van een holle buis.

  
In de derde hoofdfase stort men het onderwaterbeton
31 op de bodem 9, tot boven de onderkant van de wandelementen

  
16. Vooraleer dit beton 31 te storten heeft men wapeningskooien tussen de liggers 5 op de bodem 9 neergelaten. Het

  
 <EMI ID=48.1> 

  
16. Na het losmaken van deze wandelementen 16 van de slibwanden 2 rusten deze onder meer onder tussenkomst van hun rubberen afdichtingsstroken 33 op het beton 31.

  
 <EMI ID=49.1> 

  
de vierde fase bij de hiervoor beschreven eerste uitvoeringsvorm van de werkwijze waarbij de afwerk- of egalisatielaag
32 , welke bij deze vierde uitvoeringsvorm het onder water gestorte beton 31 bedekt, zich nu ononderbroken over gans

  
de lengte van de vloer van de koker 10 uitstrekt.

  
Bi j deze vierde uitvoeringsvorm heeft de opwaartse hydraulische druk die na het leegpompen van dekoker 10

  
op de vloer 31, 32 inwerkt voor gevolg dat de door de afdichtingsstroken 33 gevormde samengestelde langse afdichtingsstroken tussen de vloer 31,32 en de twee zijwanden van de koker 10 worden samengedrukt.

  
Bij al de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen wordt op een zeer snelle en eenvoudige manier een water-

  
 <EMI ID=50.1> 

  
kleilaag zich op grote diepte bevindt en buiten de bouwplaats niet mag worden ontwaterd. Doordat de slibwanden 2 slechts tot op geringe diepte dienen te worden vervaardigd, is de werkwijze vrij economisch. 

  
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen, en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvormen vele veranderingen worden aangebracht, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikkin g en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding worden gebruikt.

  
In het bijzonder moet dekoker niet noodzakelijk bovenaan worden gesloten. Met de werkwijze kan ook een open koker worden vervaardigd.

Claims (1)

  1. CONCLUSIES
    1. Werkwijze ter vervaardiging van een koker in
    de grond, volgens dewelke men twee slibwanden in de grond vormt, men de grond tussen de slibwanden tot op de gewenste diepte uithaalt, men een betonnen open koker in de uitgraving tussen de slibwanden vormt en men de ruimte tussen de wanden van de koker en de slibwanden met beton volstort, met het kenmerk dat men de open koker ten minste gedeeltelijk onder water vormt uit een vloer die men op de bodem van de uitgraving tussen de slibwanden aanbrengt, uit geprefabriceerde wandelementen die men met een waterdichte afdichting met elkaar verbindt en die men zo aanbrengt dat ze met hun onderste rand boven een gedeelte van de vloer komen te liggen,en uit elastische afdichtingsstroken die men tussen de onderste
    rand van de wandelemenen en de vloer aanbrengt, en men pas
    na het aldus vormen van de open koker deze koker leegpompt.
    2. Werkwijze volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat men de vloer ten minste gedeeltelijk vormt door geprefabriceerde vloerelementen die men, vóór het plaatsen
    van de geprefabriceerde wandelementen, op de bodem van de uitgraving tussen de slibwanden aanbrengt.
    3. Werkwijze volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat men de vloer vormt uit geprefabriceerde dwarsliggers die men laat zakken op de bodem van de uitgraving
    en uit onderwaterstortbeton dat men, na het plaatsen van
    de geprefabriceerde wandelementen op de einden van de liggers, onder water tussen de liggers stort.
    4. Werkwijze volg ens conclusie 2, met het kenmerk <EMI ID=51.1>
    elementen, met de opening naar onder op de bodem van de uitgraving te laten zinken, waarna men de ruimte onder deze elementen met beton vult. <EMI ID=52.1>
    kenmerk dat men, vooraleer de vloerelementen te laten zinken ze eerst doet vlotten op het water in de uitgraving, door onder deze elementen lucht te persen, en men deze elementen laat zinken door de druk van deze lucht te verminderen.
    <EMI ID=53.1>
    wandelementen, op de bodem van de uitgraving te laten
    zinken waarna men de vloe relementen met beton vult.
    7. Werkwijze volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat men de caissonvormige vloerelementen laat zinken door er water in te laten.
    8. Werkwijze volgens een van de conclusies 4
    tot 7, met het kenmerk dat men, vooraleer de vloerelementen te laten zinken, meerdere elementen ervan met elkaar verbindt
    <EMI ID=54.1>
    bovenzijde men boven water houdt tijdens dit storten.
    9. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat men eerst de geprefabriceerde wandelementen aanbrengt door ze op de gewenste plaats ten opzichte van de slibwanden op te hangen, men vervolgens deze wandelementen met
    <EMI ID=55.1>
    op de bodem van de uitgraving te storten.
    10. Werkwijze volgens een van de conclusies 3 en
    <EMI ID=56.1>
    van de vloer bedekt met een afdeklaag.
    11. Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, met het kenmerk dat men de elastische afdichtingsstroken tussen de wandelementen en de vloer aanbrengt door op elk wandelement, vooraleer het ter plaatse te brengen,een afdichtingsstrook aan te brengen.
    12. Werkwijze volgens vorige conclusie,met het
    <EMI ID=57.1> <EMI ID=58.1>
    dat men de elastische afdichtingsstroken tussen de wandelementen en de vloer aanbrengt door langs elke slibwand een afdichtingsstrook aan te brengen bovenop de laag beton die men ter vefbinding van meerdere vloerelementen op deze vloerelementen stort,alvorens ze te laten zinken.
    14. Werkwijze volgens een van de vorige co nclusies, met het kenmerk dat men twee naburige geprefabriceerde wandelementen met hun opstaande randen waterdicht met elk aar verbindt door een van deze elementen op de opstaande rand van
    een elastische uitstekende strook te voorzien en een naburig wandelement in de opstaande rand van een groef te voorzien die over het uitstekende gedeelte van de elastische strook wordt
    <EMI ID=59.1>
    15. Werkwijze volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat men wandelementen gebruikt die op een opstaande rand van een elastisch uitstekende stmok zijn voorzien welke op haar uiterste einden een koker vormt, men in deze koker een staaf aanbrengt vooraleer een naburig element me t haar
    <EMI ID=60.1>
    elementen, de staaf verwijdert en de koker met beton onder druk vult.
    16. Werkwijze volgens een van de conclusies 14
    en 15, met het kenmerk dat men de zijwanden vormt van twee soorten geprefabriceerde wandelementen, namelijk mannelijke wandelementen die in beide opstaande randen van een uitstekende elastische strook zijn voorzien en vrouwelijke elementen die in beide opstaande randen van een groef zijn voorzien waarin het uitstekende gedeelte van een strook van een mannelijk wandelement past. 17. Werkwijze volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat men ter vorming van een zijwand van de koker
    <EMI ID=61.1>
    elkaar plaatst, en men daarna tussen elk paar naburige mannelijke wandelementen een vrouwelijk wandelement verticaal schuift, met de groeven in zijn opstaande randen over de uitstekende gedeelten van de elastisch&#65533;troken van de twee naburige mannelijke wandelementen.
    18. Werkwijze volgens conclusie 11 en een van de conclusies 16 en 17, met het kenmerk dat men mannelijke wandelementen gebruikt waarbij de buiten de opstaande randen uitstekende elastische stroken aansluiten op de elastische afdichtingsstrook welke men op de onderste rand van deze elementen heeft aangebracht en welk men ter plaatse van elke opstaande rand buiten het betonnen lichaam van het wandelement laat uitsteken.
    19. Werkwijze volgens een van de vorige c onclusies, met het kenmerk dat men na het plaatsen van geprefabriceerde wandelementen in een zijwand van de koker de bovenste einden van deze wandelementen met elkaar en met de naburige slibwand verbindt door middel van een verbindingsbalk van beton.
    <EMI ID=62.1>
    wandelementen gevormde zijwand van de koker en de slibwand met beton vult.
    21. Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, met het kenmerk dat men vooraleer tussen de slibwande n uit te
    <EMI ID=63.1>
    wanden plaatst.
    22. Werkwijze volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat men vooraleer tussen de slibwanden uit te graven slechts een gedeelte van de dwarsliggers tussen de bovenste einden van de slibwanden aanbrengt om het aanbrengen van de wandelementen niet te hinderen, en men slechts na het plaatsen van deze wandelementen de resterende dwarsliggers tussen de bovenste einden van de slibwanden aanbrengt.
    23. Werkwijze volgens een van de conclusies 19
    en 20 en een van de conclusies 21 en 22, met het kenmerk dat men al de dwarsliggers aanbrengt vooraleer de verbindingsbalk te storten en men met behulp van de verbindingsbalk ook de dwarsliggers met de wandelementen verbindt.
    24. Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, met het kenmerk dat men de open betonnen koker die men uit een vloer en geprefabriceerde wandelementen vormt aan de bovenkant dichtmaakt ter vorming van een gesloten koker.
    25. Werkwijze voor het vervaardigen van een koker in de grond zoals hiervoor beschreven of geïllustreerd aan de hand van de hieraan toegevoegde tekeningen.
BE2/59747A 1982-06-21 1982-06-21 Werkwijze voor het vervaardigen van een koker in de grond BE893573A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2/59747A BE893573A (nl) 1982-06-21 1982-06-21 Werkwijze voor het vervaardigen van een koker in de grond

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE893573 1982-06-21
BE2/59747A BE893573A (nl) 1982-06-21 1982-06-21 Werkwijze voor het vervaardigen van een koker in de grond

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE893573A true BE893573A (nl) 1982-10-18

Family

ID=25659996

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2/59747A BE893573A (nl) 1982-06-21 1982-06-21 Werkwijze voor het vervaardigen van een koker in de grond

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE893573A (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1997019230A1 (en) * 1995-11-17 1997-05-29 Carlo Chiaves Underground structural work, particularly for building tunnels, underpasses, carparks and the like, a process for its production and a prefabricated element for such structure
CN112921986A (zh) * 2021-03-26 2021-06-08 北京建筑大学 一种装配式地下结构及其与基坑一体化施工方法

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1997019230A1 (en) * 1995-11-17 1997-05-29 Carlo Chiaves Underground structural work, particularly for building tunnels, underpasses, carparks and the like, a process for its production and a prefabricated element for such structure
US6234716B1 (en) 1995-11-17 2001-05-22 Carlo Chiaves Underground structural work including prefabricated elements associated with piles and a process for its production
CN112921986A (zh) * 2021-03-26 2021-06-08 北京建筑大学 一种装配式地下结构及其与基坑一体化施工方法

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0102340B1 (fr) Procédé de réalisation d&#39;ouvrages en béton armé tels que galeries souterraines, tunnels routiers, etc.; éléments en béton préfabriqués pour la réalisation de tels ouvrages
US4453861A (en) Trench walls and method for constructing same
US3431736A (en) Method of constructing underground concrete walls
CH615236A5 (nl)
CN210395607U (zh) 边坡暗埋式排水结构
CN106759463A (zh) 一种地下建筑及其施工法
KR20210119861A (ko) 시공성이 향상된 지하 연속벽체, 지하 연속벽체 시공방법 및 이에 사용되는 선행철근망 조립체
NL8501279A (nl) Werkwijze en inrichting voor het vormen van een afdichting tegen het lekwater van een stortplaats.
US4459063A (en) Building construction
CN106759486A (zh) 一种由桩和墙组成的地下建筑物及其施工法
BE893573A (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een koker in de grond
US4056154A (en) Squaring off and reaming tool for deep elongated trench excavations
KR100418268B1 (ko) 교각의 기초 시공용 분할형 우물통과 그 시공방법
CN107217725A (zh) 一种人工开挖骑马井及其施工方法
NL2025176B1 (nl) Kademuur en werkwijze voor het aanleggen van een kademuur
KR102371284B1 (ko) 시공성이 향상된 지하 연속벽체, 지하 연속벽체 시공방법 및 이에 사용되는 선행철근망 조립체
CN210013081U (zh) 市政道路排水边沟
NL1013267C2 (nl) Werkwijze voor het vormen van een tunnel en zo gevormde tunnel.
EP1103663B1 (en) Pile wall capping
CN114837219B (zh) 河道重力式挡土墙结构及其施工方法
CN219671360U (zh) 一种港口基坑结构
NL1009683C2 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een verticaal in de grond reikend buislichaam.
BE895038A (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een funderingsvloer van een tunnel zonder grondwaterverlaging, derwijze dat deze waterdicht aansluit met de wanden
CN115977150A (zh) 一种地下构筑物的施工方法
BE890859A (fr) Werkwijze voor het bouwen van een kaaimuur en aldus gebouwde muur

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: N.V. ALGEMENE AANNEMINGEN KAREL VANHOUT EN ZONEN

Effective date: 19840621