Pijpenklem.
De uitvinding heeft betrekking op een kettingvormige pijpenklem
<EMI ID=1.1>
lassen pijpeinden.
Bekende pijpenklemmen bestaan uit twee beugels, elk in de vorm van een halve cirkel, die aan een einde met behulp van een scharnier zijn verbonden en aan het andere einde zijn ingericht om met behulp van een werktuig, zoals een vijzel, naar elkaar toe te worden getrokken. Voor het aan elkaar lassen van pijplengten worden de betreffende einden tegenover elkaar geplaatst, afhankelijk van de aan te brengen las axiaal
<EMI ID=2.1>
en aangetrokken. De pijpeinden zijn nu gefixeerd en kunnen worden gelast.
Dergelijke bekende klemmen hebben in de eerste plaats het nadeel dat voor iedere pijpmaat een aantal klemmen in dezelfde maat in voorraad moet worden gehouden. In beginsel dus even veel klemmaten als er standaard pijpmaten zijn. Verder blijkt in de praktijk dat in veel gevallen de aan elkaar te lassen pijpeinden na transport, opslag en dergelijke niet meer
<EMI ID=3.1>
der gebruik ongeschikt gemaakt.
De uitvinding beoogt een pijpenklemketting van de in de aanhef beschreven soort, waarbij bovengenoemde nadelen zijn vermeden.
<EMI ID=4.1>
<EMI ID=5.1>
een aantal losneembare, onderling scharnierende schakelelementen.
De klem volgens de uitvinding heeft derhalve de vorm van een ketting, welke uit een aantal schakels is samengesteld. Het aantal schakels kan worden gekozen in overeenstemming met de pijpdiameter, zodat het niet nodig is een groot aantal verschillende klemmen in voorraad te houden, maar kan worden volstaan met het in voorraad houden van een aantal schakel-
<EMI ID=6.1>
veel beter aanpassen aan de omtrekscontouren van onronde pijpen dan een uit twee half-cirkelvormige beugels samengestelde klem.
In een eerste uitvoeringsvorm zijn bij de klem volgens de uitvinding de schakelelementen met elkaar verbonden door bouten.
Bij voorkeur zijn de schakelelementen echter aan beide einden voor-zien van koppelorganen, zodanig dat de koppelorganen aan een einde van
een schakelelement zijn ingericht voor samenwerking met koppelorganen
bij het aansluitende einde van het volgende schakelelement in de kettingvormige klem.
Zo kan een snelle koppeling en ontkoppeling van schakelelementen worden bereikt indien de koppelelementen aan het ene einde van elk element worden gevormd door dwars uitstekende pennen, terwijl de koppelelementen aan het andere einde worden gevormd door haken. Daar echter, hoewel dergelijke haak-penkoppelingen sneller werken dan bout-gatverbindingen, het manipuleren met de pijpenklem enige omzichtigheid vereist omdat de koppelingen tijdens transport van de klem ongewild kunnen lossen, kunnen bijvoorbeeld bij de haken grendelmiddelen zijn aangebracht. Deze grendelmiddelen kunnen bijvoorbeeld worden gevormd door onder veerspanning staande, de haakopening afsluitende elementen.
Teneinde de kettingvormige klem met elk schakelelement in gelijke mate op een pijp te laten aangrijpen en in het algemeen de door de klem
op de pijpeinden uitgeoefende kracht gelijkmatig in omtreksrichting ver- deeld te kunnen uitoefenen, kunnen in nadere uitwerking van de uitvinding, de klemelementen elk zijn voorzien van een zich dwars op de klemelementen uitstrekkende, aan de onderzijde daarvan uitstekende voetlijst.
In een constructief eenvoudige uitvoering kan elk schakelelement worden gevormd door twee wangen, in dwarsrichting verbonden door een
brug, waarbij de voetlijst zich aan de onderzijde van de brug uitstrekt. Bij voorkeur is centraal in het benedengedeelte van de brug bij de voetlijst een omlaag openende uitsparing aangebracht voor het doorlaten van een laselektrode.
De schakelelementen kunnen worden gevormd door wangen en brug aan elkaar te lassen dan wel elk schakelelement in zijn geheel te gieten.
In tweede instantie betreft de uitvinding zich aan beide einden van de schakelketting bevindende eirdschakels voor het op de klem monteren van een werktuig, veelal een hydraulische vijzel, met behulp waarvan de klemeinden, voor het vast omklemmen van aan elkaar te lassen pijpeinden,
naar elkaar toe kunnen worden getrokken.
In een eerste uitvoeringsvorm van de beugel bevindt zich aan een einde van de kettingklem een eindschakel, voorzien van een in de gemonteer- <EMI ID=7.1>
afgekeerde haak, terwijl de andere eindschakel is voorzien van een radiaal uitstekende voetplaat.
Op de voetplaat kan een hydraulische vijzel worden geplaatst en
wel zodanig dat de uit de vijzelcilinder reikende zuigerstang van de andere eindschakel met de haak, is afgekeerd. Het einde van de vijzelzuigerstang kan daarbij worden opgenomen in een sok, bevestigd aan een van de dwarsstangen van een uit twee dwarsstangen en twee langsstaven samengestel de beugel. De andere dwarsstang van de beugel kan dan in de bek van de haak van de andere eindschakel worden opgenomen. Bij het uitzetten van de vijzel worden via het trekraam de twee eindschakels naar elkaar toe getrokken.
Hoewel op deze wijze een bedrijfszekere functionering van de pijpenklem kan worden gegarandeerd kan de eindschakelconstructie nog worden ver-
<EMI ID=8.1>
kelelementen ligt wordt op de eindschakels een binnenwaarts gerichte krachtcomponent uitgeoefend, zodat het in de praktijk, in het bijzonder bij pijpen of buizen met ten opzichte van de diameter geringe wanddikte, voorkomt, dat ter plaatse van de eindschakels een afplatting optreedt. Verder verandert bij het uitzetten van de vijzel en daardoor onder verkleining
van de steekcirkel, samentrekken van de beugel, de hoekstand van de werklijn van de vijzel, hetgeen tot wringing tussen cilinder en zuiger van de vijzel aanleiding kan geven.
Bij voorkeur wordt derhalve in plaats van twee eindschakels, een verbindingsschakel toegepast.
De verbindingsschakel kan zijn samengesteld uit twee kniehefbomen, die ter plaatse van de knik scharnierend met elkaar zijn verbonden, elk aan het einde van de ene .hefboomarm zijn voorzien van verbindingsmiddelen
<EMI ID=9.1>
delen met de vijzel. Bij het uitzetten van de vijzel worden de betreffende hefboomeinden uit elkaar gedrukt en daardoor de andere, met de klemeinden verbonden hefboomarmen, in de steekcirkel, naar elkaar toe bewogen.
Teneinde wringing tussen de vijzelcilinder en de zuiger te vermijden kunnen de kniehefbomen elk zijn uitgevoerd als twee platen, die
<EMI ID=10.1> zijn verbonden, waarbij om elke dwarsstang een bus is aangebracht, op de ene bus een voetplaat voor de vijzelcilinder en op de andere bus een sok voor het opnemen van het zuigerstangeinde is bevestigd.
Ter verduidelijking van de uitvinding zullen, onder verwijzing naar de tekening, enige uitvoeringsvoorbeelden van de pijpenklem worden beschreven.
Fig. 1 is een detailaanzicht in perspectief van een eerste uitvoeringsvorm van de klem en fig. 2 is een soortgelijk aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm.
Volgens de tekening, in het bijzonder fig. 1, is de klem samengesteld uit schakelelementen 1 en twee eindschakels 2 en 3. Elk schakel-
<EMI ID=11.1>
<EMI ID=12.1>
die in de afgebeelde uitvoeringsvorm integraal met de brug 5 is uitgevoerd, echter ook op andere wijze ten opzichte van de wangen 4 van elk schakelelement 1 kan zijn gefixeerd, bijvoorbeeld door lassen. De brug 5 is in
de afgebeelde vorm eveneens aan de wangen 4 gelast. Het is natuurlijk
<EMI ID=13.1>
<EMI ID=14.1>
schakelelementen met elkaar en met de eindschakels 2 en 3 worden verbonden onder vorming van een flexibele pijpenklem, welke voor het aan elkaar lassen van twee pijplengten 9 en 10, over de naar elkaar toe gekeerde pijpeinden kan worden geplaatst en deze einden voor het uitvoeren van een lasbewerking ten opzichte van elkaar kan fixeren. Bij voorkeur zijn de verbindingsbouten 8 van het type met een glad steelgedeelte en een schroefdraadeinde voor een moer. De wangeinden van opeenvolgende schakels kunnen dan om het gladde steelgedeelte van de bouten ten opzichte van elkaar scharnieren. Door de voetlij'st 6 en in het benedengedeelte van de brug 5 is een uitsparing 11 gevormd zodat ook het zich onder een voetlijst 6 bevindende gedeelte van de stootvoeg voor een laselektrode bereikbaar is.
De eindschakels 2 en 3 hebben een van de schakelelementen 1 afwijkende vorm. De eindschakel 2 heeft twee wangen 12, die in dwarsrichting
<EMI ID=15.1> <EMI ID=16.1>
is een brug 5 verbonden, voorzien van een voetlijst 6. De andere eindschakel 3 is uitgerust met wangen 14, die door een brug 5 met een voetlijst 6
<EMI ID=17.1>
last.
Voor het aantrekken van de klem volgens fig. 1 om de aan elkaar te lassen einden van pijplengten 9 en 10 wordt op de voetplaat 13 van de eindschakel 2 een hydraulische vijzel 16 geplaatst welke kan zijn voorzien van
<EMI ID=18.1>
van de zuigerstang 18 wordt opgenomen in een sok 19, bevestigd aan een beugel 20, welke de vorm heeft van een rechthoekig raam. De sok 20 is bevestigd aan een korte zijde van de rechthoek en de tegenoverliggende, korte rechthoekzijde wordt geplaatst in de bek van de haken 15. Door nu bij bediening van de vijzel, de zuigerstang 18 uit de cilinder 17 te duwen, wor-
<EMI ID=19.1> fig. 1 is samengesteld uit afwisselend smallere en bredere schakelelementen. In de uitvoeringsvorm volgens fig. 2 zijn de schakelelementen 21 alle gelijk. Centraal is er een zich in dwarsrichting uitstrekkende brug 5 met een voetlijst 6 en een uitsparing 11 aan de onderzijde. De wangen van de <EMI ID=20.1>
vanaf de brug 5 naar het ene einde van de elementen 21 uitstrekken bevinden
<EMI ID=21.1>
opeenvolgende schakelelementen 21 telkens de wangen 4" tussen de einden van de wangen 4' van het andere schakelelement kunnen worden geschoven.
<EMI ID=22.1>
de einden van de wanghelften 4" zijn voorzien van zijdelings uitstekende pennen 23. Opeenvolgende schakelelementen 21 kunnen derhalve door het laten grijpen van de haken 22 over de pennen 23 worden gekoppeld. De pennen kunnen in in de wangeinden gevormde gaten zijn ingelaten en gelast. De wang-
<EMI ID=23.1>
kan een schakelelement 21 in een stuk zijn gegoten.
Zoals afgebeeld in fig. 2 zijn de einden van de pijpenklem met elkaar verbonden door een element 24. Het verbindingselement 24 is samengesteld uit vier, in hoofdzaak driehoekige platen 25, 25'. De platen 25 en de platen 25' zijn onderling verbonden door dwarsstangen 26, respectievelijk <EMI ID=24.1>
hoekpunt is telkens een plaat 25. door middel van een bout 27 of op andere wijze scharnierend verbonden met een plaat 25'. In het derde hoekpunt is elke plaat 25 voorzien van een haak 28, overeenkomstig de haak 22 van een schakelelement 21. Elke plaat 25' is op het derde hoekpunt voorzien van een dwars uitstekende pen 29, overeenkomstig de pennen 23 van de schakelelementen 21. Het verbindingselement 24 kan derhalve door aangrijping van de haken 28 op pennen 23 van een schakelelement en samenwerking van de pennen
<EMI ID=25.1>
de dwarsstangen 26 en 26' zijn draaibaar bussen 30, respectievelijk 31 aangebracht. Op de bus 30 is een voetplaat 32 en op de bus 31 is een sok
33 bevestigd. Een.vijzel 16 kan nu met het cilindereinde tegen de voetplaat 32 en met het vrije einde van zuigerstang 18 in de sok 33 worden geplaatst. Bij het uitzetten van de vijzel 16 worden de dwarsstangen 26
<EMI ID=26.1>
platen 25 met de wijzers van de klok mee en de platen 25' tegengesteld, zodat de hoekpunten van de platen 25 en 25', waar zich de haken 28, respectievelijk de pennen 29 bevinden, naar elkaar toe worden getrokken
en daardoor ook de klem om de pijpeinden wordt aangehaald. De trekkracht wordt precies volgens de "steekcirkel" van de door de schakelelementen gevormde' "ketting" uitgeoefend. Tijdens het uitzetten van de vijzel 16 kunnen de bussen 30 en 31 om de dwarsstangen 26, respectievelijk 26' draaien zodat wringing tussen zuigerdeel 18 en cilinderdeel 17 niet zal optreden.
Het is duidelijk dat de uitvinding niet tot de beschreven uitvoeringsvormen is beperkt, maar dat diverse wijzigingen binnen het raam van
<EMI ID=27.1>
2 worden gecombineerd met een pijpenklem volgens fig. 1. De schakelelemen-
<EMI ID=28.1>
telings zijn uitgerust met dwarspennen en haken. Verder kunnen bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 2, bij de haken 22, grendelelementen zijn aangebracht om te verhinderen dat tijdens het manipuleren met de klem de schakelelementen ongewenst onderling lossen. Ook is het duidelijk dat in plaats van een vijzel andere werktuigen zouden kunnen worden toegepast voor het uitoefenen van de nodig aantrekkracht op de schakelelementen van de pijpenklem.
<EMI ID=29.1>
met elkaar zijn verbonden door bouten.
3. Klem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schakelelementen
<EMI ID=30.1>
ganen aan een einde van elk schakelelement zijn ingericht voor samenwerking met koppelorganen bij het daarop aansluitende einde van het volgende schakelelement in de kettingvormige klem.
<EMI ID=31.1>
aan het ene einde van elk schakelelement worden gevormd door dwarsuitstekende pennen, terwijl de koppelelementen aan het andere einde worden gevormd door haken.
<EMI ID=32.1>