BE1030123B1 - Sproei-inrichting voor het vangen van stof - Google Patents

Abstract

De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vangen van stof omvattende: een kraan, geschikt om met een beweegbare arm met grijper schroot op te heffen; een transportband, geschikt om het schroot opgeheven door de kraan te ontvangen; een eerste metalen plaat langsheen de zijkant van de transportband, geschikt om te verhinderen dat schroot van de transportband valt; een tweede metalen plaat langsheen de andere zijkant van de transportband, geschikt om te verhinderen dat schroot van de transportband valt; waarbij een eerste en een tweede waterleiding boven de transportband loopt, waaraan sproeikoppen verbonden zijn. De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het vangen van stof en gebruik hiervan.

Description

1 BE2021/6089

SPROEI-INRICHTING VOOR HET VANGEN VAN STOF

TECHNISCH DOMEIN

De uitvinding heeft in een eerste aspect betrekking op een inrichting voor het vangen van stof.

De uitvinding heeft in een tweede aspect eveneens betrekking op een werkwijze voor het vangen van stof.

In een ander aspect heeft de uitvinding eveneens betrekking op een gebruik voor het vangen van stof, volgens het tweede aspect uitgevoerd met een inrichting volgens het eerste aspect.

STAND DER TECHNIEK

Lucht rond afbraakwerken of recyclagebedrijven kan vervuild zijn met deeltjes die zijn vrijgekomen tijdens verkleinings-, transport- of verbrandingsprocessen.

Afhankelijk van de diameter van deze deeltjes, hebben ze andere effecten. Deeltjes met diameters kleiner dan 10 um zijn inhaleerbaar en schadelijk voor de gezondheid.

Stof is ook storend voor de omgeving en is te vermijden. Men kan heel voorzichtig werken of andere voorzieningen treffen om stofopwerping te reduceren.

Dergelijke voorziening is onder meer gekend uit CN204352705 (CN ‘705). CN ‘705 beschrijft een sproeisysteem van een torenkraan voor stofverlaging in de bouw. Het omvat een pompsysteem en een kraanmachine met douchesysteem. Deze douche stuurt op uniforme intervallen een groep vernevelende sproeikoppen aan. Een pompsysteem is verbonden met stroompijp dat water in de douche op de kraanmachine pompt. De stofvervuiling van de bouwplaats kan als dusdanig worden gecontroleerd; voldoen aan de eis van groene constructie en milieubescherming, het is eenvoudig te bedienen, stofbeheersing is effectief, gemakkelijk te promoten, om stadsnevel te minimaliseren.

Dergelijke voorziening is eveneens gekend uit JP2003251131 (JP ‘131). JP ‘131 beschrijft een systeem voor het verwijderen van fijn stof of fijne deeltjes. Dit systeem is voorzien van een middel om vloeistof met een chemisch agens, die ten minste een stof bevat voor vorming van bellen, naar het stof te blazen, waardoor het stof wordt

2 BE2021/6089 bedekt met de lagen bellen. Het systeem is verder voorzien van een middel voor het verstuiven van de vloeistof van het chemische middel die ten minste de oppervlakteactieve stof bevat naar de fijne deeltjes die in de lucht zijn gesuspendeerd, waardoor de gesuspendeerde deeltjes worden opgevangen en neergelaten met nevel.

Deze gekende inrichtingen zijn niet geschikt voor transporttoepassingen voor langere afstanden en besproeien nodeloos een te groot oppervlak of een te klein oppervlak.

Deze systemen hebben een lage efficiëntie en een hoge kostprijs, onder andere door het hoge waterverbruik. De huidige uitvinding beoogt minstens een oplossing te vinden voor enkele van bovenvermelde problemen of nadelen.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

In een eerste aspect betreft de huidige uitvinding een inrichting volgens conclusie 1.

Stof is in en om een recyclagebedrijf, bijvoorbeeld voor autowrakken, een groot probleem. Omdat deze materiaalstromen aanhangend stof bevatten, is de kans groot dat dit stof naar buiten treedt tijdens het beladen van de transportband.

Deze inrichting heeft onder meer als voordeel dat de verneveling aan beide zijden van de transportband, het opgeworpen stof voor minstens 70% vangt. De doeltreffendheid van deze stofreductie is vele malen groter dan bij verneveling op de kraan. Nog een bijkomend voordeel is dat het traject van de transportband overkoepeld wordt door waterdruppels, waardoor bijna alle stof gevangen kan worden.

Voorkeursvormen van de inrichting worden weergegeven in de conclusies 2 tot en met 9.

Om te voorkomen dat stof tijdens het grijpen vrijkomt, staan sproeikoppen opgesteld op de grijper van de kraan. Verneveling in de nabijheid van de grijper zorgen voor een verminderende stofhinder voor de omgeving.

In een tweede aspect betreft de huidige uitvinding een werkwijze volgens conclusie 10. Deze werkwijze heeft onder meer als voordeel dat op het moment van de grote

3 BE2021/6089 stofopwerping er een overkoepeling van kleine waterdruppels boven het schroot hangt. Hierdoor kan het stof op een zeer efficiënte manier gevangen worden.

Voorkeursvormen van de werkwijze worden beschreven in de volgconclusies 11 tot enmet 14.

In een derde aspect betreft de huidige uitvinding een gebruik volgens conclusie 15.

Dit gebruik resulteert in een reductie in de verspreiding van stof.

BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN

Figuur 1 toont een bovenaanzicht van een inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding.

DEFINITIES

Tenzij anders gedefinieerd hebben alle termen die gebruikt worden in de beschrijving van de uitvinding, ook technische en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals ze algemeen begrepen worden door de vakman in het technisch veld van de uitvinding. Voor een betere beoordeling van de beschrijving van de uitvinding, worden de volgende termen expliciet uitgelegd. “Een”, ”de” en “het” refereren in dit document aan zowel het enkelvoud als het meervoud tenzij de context duidelijk anders veronderstelt. Bijvoorbeeld, “een segment” betekent een of meer dan een segment.

Wanneer “ongeveer” of “rond” in dit document gebruikt wordt bij een meetbare grootheid, een parameter, een tijdsduur of moment, en dergelijke, dan worden variaties bedoeld van +/-20% of minder, bij voorkeur +/-10% of minder, meer bij voorkeur +/-5% of minder, nog meer bij voorkeur +/-1% of minder, en zelfs nog meer bij voorkeur +/-0.1% of minder dan en van de geciteerde waarde, voor zoverre zulke variaties van toepassing zijn in de beschreven uitvinding. Hier moet echter wel onder verstaan worden dat de waarde van de grootheid waarbij de term “ongeveer” of “rond” gebruikt wordt, zelf specifiek wordt bekendgemaakt.

De termen “omvatten”, “omvattende”, “bestaan uit”, “bestaande uit”, “voorzien van”, “bevatten”, “bevattende”, “inhouden”, “inhoudende” zijn synoniemen en zijn

4 BE2021/6089 inclusieve of open termen die de aanwezigheid van wat volgt aanduiden, en die de aanwezigheid niet uitsluiten of beletten van andere componenten, kenmerken, elementen, leden, stappen, gekend uit of beschreven in de stand der techniek.

Het citeren van numerieke intervallen door de eindpunten omvat alle gehele getallen, breuken en/of reële getallen tussen de eindpunten, deze eindpunten inbegrepen.

In de context van dit document verwijst een transportband naar een inrichting geschikt voor het continue transporteren van schroot over een afstand van minstens 10 meter door middel van een roterende band of aaneenschakeling van platen. Deze band of platen kunnen vervaardigd zijn uit rubber, plastiek of metaal.

In de context van dit document verwijst schroot naar recuperatiematerialen materialen die bijvoorbeeld uit afgedankte goederen en apparaten, uit afval, uit metalen en uit puin worden gerecupereerd met het oog op het hergebruik van de recuperatiematerialen als grondstoffen voor het vervaardigen van nieuwe basismaterialen of producten.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING

In een eerste aspect betreft de uitvinding een inrichting voor het vangen van stof omvattende: een kraan, geschikt om met een beweegbare arm met grijper schroot op te heffen; een transportband, geschikt om het schroot opgeheven door de kraan te ontvangen; een eerste metalen plaat langsheen een zijkant van de transportband, geschikt om te verhinderen dat schroot van de transportband valt; een tweede metalen plaat langsheen een andere zijkant van de transportband, geschikt om te verhinderen dat schroot van de transportband valt; met het kenmerk, dat een eerste en een tweede waterleiding boven de transportband lopen, waaraan sproeikoppen verbonden zijn.

De kraan omvat een beweegbare arm met grijper, geschikt om schroot op te heffen.

De grijper zal het schroot loslaten boven de transportband. Deze zal het schroot transporteren naar de flotatietanks. Bij het verplaatsen van dit afval met de kraan, komt stof vrij, maar nog meer tijdens het transport op de transportband. Er zijn ook twee metalen platen aanwezig aan beide zijden van de transportband, geschikt om te verhinderen dat schroot van de transportband valt. Deze platen lopen substantieel parallel met de transportband. Boven de transportband, in de nabijheid van de eerste metalen plaat loopt de eerste waterleiding en in de nabijheid van de tweede metalen plaat loopt de tweede waterleiding. Volgens een uitvoeringsvorm, beschermen de metalen platen de waterleidingen tegen beschadiging door uitstekend schroot. De metalen platen bevatten uitstekels waartegen het schroot op de transportband stoot in plaats van tegen de waterleidingen. De metalen platen vormen ook een fysische 5 barrière waar het stof niet door kan. Volgens een uitvoeringsvorm, zijn de metalen platen bovenaan naar binnen gebogen om verdere stofverspreiding te vermijden en dit stof te condenseren tussen de twee waterleidingen. Doordat de inrichting sproeikoppen omvat, verbonden met de eerste of tweede waterleiding, kan de stofontwikkeling boven de transportband beperkt worden. Deze sproeikoppen zorgen voor een scherm van kleine waterdruppels boven het schroot. Hierdoor kan het stof dat vrijkomt tijdens het transporteren van het schroot, gevangen worden.

Volgens een uitvoeringsvorm, zijn de sproeikoppen geschikt om waterdruppels met een diameter van 0,1 tot 900 um, substantieel evenwijdig met het horizontale vlak, te sproeien.

Doordat de sproeikoppen geschikt zijn om waterdruppels met een diameter van 0,1 tot 900 um, substantieel evenwijdig met het horizontale vlak, te sproeien, wordt er een overkoepeling van waterdruppeltjes over de transportband gespannen. Deze overkoepeling is optimaal geplaatst om stof dat vrijkomt tijdens transport op de transportband te vangen. Volgens een uitvoeringsvorm zijn de sproeikoppen geschikt om waterdruppels met een diameter van 0,1 tot 900 um te sproeien, bij voorkeur van 1-500 um, meer bij voorkeur van 10-250 um en nog meer bij voorkeur van ongeveer 100 um. Doordat de sproeikoppen geschikt zijn om kleine waterdruppels te sproeien, vergroot het oppervlak per liter water. Kleinere druppels hebben een hogere oppervlak/volume ratio. Grote druppels zijn dus minder goed per liter water in het vangen van de stofdeeltjes in vergelijking met kleinere druppels. Door de kleine druppels daalt het waterverbruik en verbetert de stofreductie. Volgens een uitvoeringsvorm zijn de sproeikoppen substantieel horizontaal georiënteerd, gericht naar de andere waterleiding. Deze oriëntatie is optimaal voor het creëren van een overkoepeling boven de transportband.

Volgens een uitvoeringsvorm, bevindt de eerste waterleiding zich maximaal 0,10 m van de eerste metalen plaat en de tweede waterleiding zich maximaal 0,10 m van de tweede metalen plaat.

Doordat de eerste waterleiding zich maximaal 0,10 m van de eerste metalen plaat bevindt en de tweede waterleiding zich maximaal 0,10 m van de tweede metalen plaat bevindt, kunnen de waterleidingen beschermd worden door de metalen platen.

Schroot dat op de transportband valt kan een berg vormen en tegen de waterleiding stoten. Doordat de waterleiding dicht tegen de metalen plaat staat, kan deze

6 BE2021/6089 georiënteerd worden naar de andere zijde en toch het grootste gedeelte van het oppervlak boven de transportband besproeien.

Volgens een uitvoeringsvorm, omvat de beweegbare arm een derde waterleiding.

Doordat de beweegbare arm een derde waterleiding omvat, kan de derde waterleiding de bewegingen van de beweegbare arm volgen en niet verstrengeld raken. De derde waterleiding is vastgemaakt aan metalen onderdelen van de beweegbare arm en kan daardoor water aanleveren aan sproeikoppen.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm, omvat de grijper sproeikoppen, waarbij de sproeikoppen verbonden zijn met de derde waterleiding.

Doordat de beweegbare arm een derde waterleiding omvat en doordat dat de grijper sproeikoppen omvat, waarbij de sproeikoppen verbonden zijn met de derde waterleiding, kan ook daar opstijgend stof gevangen worden. Bij het opscheppen van het schroot zal minder stof vrijkomen dan op de transportband. De hoeveelheid stof die vrijkomt bij het opscheppen van schroot met de kraan is ook significant en kan afgevangen worden met sproeikoppen die geïnstalleerd staan in de nabijheid van de grijper.

Volgens een uitvoeringsvorm staan de sproeikoppen verbonden met de eerste waterleiding geschrankt opgesteld ten opzichte van de sproeikoppen verbonden met de tweede waterleiding.

Doordat de sproeikoppen verbonden met de eerste waterleiding geschrankt opgesteld staan ten opzichte van de sproeikoppen verbonden met de tweede waterleiding, kan een betere overkoepeling van de transportband bekomen worden, zonder te veel water te verbruiken. Bij voorkeur staan de sproeikoppen op de eerste waterleiding substantieel in het midden van de afstand tussen de sproeikoppen op de tweede waterleiding, indien loodrecht geprojecteerd op de as van de tweede waterleiding.

Volgens een uitvoeringsvorm is de afstand tussen de sproeikoppen op de eerste waterleiding gelijk aan de maximale breedte van de vernevelde waterdruppels bij gebruik, bekeken vanuit een bovenaanzicht.

Volgens een uitvoeringsvorm, omvat de inrichting verder een pomp, geschikt om het water in de eerste en tweede waterleiding te brengen onder een druk van 140-160 bar.

Doordat de inrichting verder een pomp omvat, geschikt om het water in de eerste en tweede waterleiding te brengen onder een druk van 140-160 bar, wordt de vloeistof verneveld in kleine waterdruppels. Hoe kleiner de waterdruppels, hoe meer oppervlakte per liter verbruikt water. Door te sproeien onder hoge druk, kan meer stof gevangen worden per liter verbruikt water. Het oppervlak waarover verneveld wordt, stijgt ook bij hogere druk. Een druk van 140-160 bar is optimaal voor deze

7 BE2021/6089 toepassing. Volgens een uitvoeringvorm, wordt de druk geleverd door een pomp die zich in een vloeistofreservoir bevindt, verbonden met de eerste en tweede waterleiding.

Volgens een uitvoeringsvorm heeft het water in de waterleiding een conductiviteit van 0.05 uS/cm-900 uS/cm, gemeten bij 25°C.

Doordat het water in de waterleiding een conductiviteit heeft van 0.05 uS/cm-900 uS/cm, gemeten bij 25°C, zijn relatief weinig zouten aanwezig in het water. Hierdoor is het water uitermate geschikt om verstoppingen te voorkomen in de openingen van de sproeikoppen. Omdat een kleine druppelgrootte gewenst is, zijn deze openingen klein en kan verstopping optreden. Door filters te voorzien die de conductiviteit laag houden, kan verstopping voorkomen worden.

Volgens een uitvoeringsvorm, bevat het water in de waterleiding minder dan 2 g/l zwevende stoffen.

Doordat het water in de waterleiding minder dan 2 g/l zwevende stoffen bevat, is het minder waarschijnlijk dat het water verstoppingen zou veroorzaken. Omdat een kleine druppelgrootte gewenst is, zijn deze openingen klein en kan verstopping optreden. Door filters te voorzien die de hoeveelheid zwevende stoffen laag houden, kan verstopping voorkomen worden.

Volgens een uitvoeringsvorm, omvat de inrichting een tank voor het opvangen van regenwater. Het regenwater wordt opgevangen, gepompt door de eerste en tweede waterleiding en gesproeid boven de transportband. Doordat regenwater gebruikt wordt, wordt minder leidingwater verbruikt.

In een tweede aspect betreft de uitvinding een werkwijze voor het vangen van stof omvattende: het opscheppen van schroot met een kraan, met een beweegbare arm met grijper; het transporteren van het opgeschepte schroot op een transportband; het verhinderen dat schroot van de transportband valt met behulp van een eerste metalen plaat langsheen een zijkant van de transportband; het verhinderen dat schroot van de transportband valt met behulp van een tweede metalen plaat langsheen een andere zijkant van de transportband; het transporteren van water boven de transportband in een eerste waterleiding; het transporteren van water boven de transportband in een tweede waterleiding, met het kenmerk, dat sproeikoppen, verbonden met de eerste of tweede waterleiding, waterdruppels vrijstellen boven de transportband.

Doordat de werkwijze waterdruppels vrijstelt boven de transportband kunnen deze waterdruppels het stof vangen waardoor het niet in de omgeving wordt verspreid. Bij

8 BE2021/6089 voorkeur bevinden de twee metalen platen zich langsheen de langste zijkanten van de transportband. Volgens een uitvoeringsvorm, omvat de transportband een derde en een vierde metalen plaat, langsheen andere zijkanten van de transportband.

Volgens een uitvoeringsvorm, zijn de eerste, tweede, derde en/of vierde metalen plaat hoofdzakelijk verticaal opgesteld.

Volgens een uitvoeringsvorm, stellen sproeikoppen, verbonden met een derde waterleiding aan de beweegbare arm, waterdruppels vrij in de nabijheid van de grijper. Bij voorkeur is de afstand tussen de sproeikoppen verbonden met de derde waterleiding en de grijper 0,1 tot 1 m, meer bij voorkeur 0,2 tot 0,3 m.

Doordat sproeikoppen, verbonden met een derde waterleiding aan de beweegbare arm, waterdruppels vrijstellen in de nabijheid van de grijper, kan ook in de nabijheid van de grijper een overkoepeling met waterdruppels, vrijkomend stof afvangen. Op het moment van stofopwerping, bij het grijpen en lossen van goederen met behulp van een op de kraan gemonteerde grijper, wordt water gesproeid. Hierdoor is de reductie van stofopwerping zeer doeltreffend omdat dit vanaf het begin van de stofopwerping en van zeer dichtbij gebeurt.

Volgens een uitvoeringsvorm, sproeien de sproeikoppen verbonden aan de eerste of tweede waterleiding, waterdruppels met een diameter van 0,1 tot 900 um, substantieel evenwijdig met het horizontale vlak.

Doordat de sproeikoppen verbonden aan de eerste of tweede waterleiding, waterdruppels met een diameter van 0,1 tot 900 um, substantieel evenwijdig met het horizontale vlak sproeien, wordt op een efficiënte manier het opstijgend stof afgevangen. Een diameter van 0,1 tot 900 um, bij voorkeur van 1 tot 500 um, meer bij voorkeur van 10 tot 100 um is uitermate geschikt voor het vangen van stof boven een transportband. Kleinere druppels hebben een hogere oppervlakte/volume ratio.

Door deze kleine druppels horizontaal te sproeien ontstaat een soort van vloeistofbarrière waar het opstijgend stof niet door kan.

Volgens een uitvoeringsvorm, loopt de eerste en tweede waterleiding parallel met de, respectievelijk, eerste en tweede plaat, op een afstand van maximaal 0,10 m, bij voorkeur 0-0,09 m, meer bij voorkeur 0-0,05 m.

Doordat de eerste en tweede waterleiding parallel met de, respectievelijk, eerste en tweede plaat loopt, op een afstand van maximaal 0,10 m, worden deze waterleidingen beschermd door de metalen platen tegen stoten door de kraan of het schroot. Uitsteeksels uit de metalen platen kunnen de waterleidingen verder beschermen en ondersteunen. Doordat de eerste en tweede metalen plaat de, respectievelijk, eerste en tweede waterleiding beschermen, kunnen de waterleidingen langer meegaan.

9 BE2021/6089

Volgens een uitvoeringsvorm, wordt regenwater getransporteerd in de eerste en tweede waterleiding.

Doordat regenwater wordt getransporteerd in de eerste en tweede waterleiding, wordt het verbruik van leidingwater verminderd. Door filters en eventueel een filterbed te voorzien kan regenwater gebruikt worden voor het besproeien van het schroot.

In een volgend aspect betreft de uitvinding een gebruik van de inrichting volgens het eerste aspect of de werkwijze volgens het tweede aspect voor het vangen van stof.

Het gebruik van deze inrichting heeft onder meer als voordeel dat op het moment van de grote stofopwerping er een beschermlaag van kleine waterdruppels boven het schroot hangt. Hierdoor kan het stof op een zeer efficiënte manier gevangen worden.

In wat volgt, wordt de uitvinding beschreven a.d.h.v. niet-limiterende voorbeelden of figuren die de uitvinding illustreren, en die niet bedoeld zijn of geïnterpreteerd mogen worden om de omvang van de uitvinding te limiteren.

FIGUURBESCHRIJVING

Figuur 1 toont een bovenaanzicht van een inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding.

Een eerste metalen plaat 1 langsheen de zijkant van de transportband 5 is geschikt om te verhinderen dat schroot van de transportband 5 valt. Deze metalen plaat 1 moet stevig genoeg zijn om de kracht ontwikkeld door het schroot tijdens het transporteren en lossen door de kraan, te weerstaan. Aan de andere zijde van de transportband 5, is de tweede metalen plaat 3, voorzien. Deze tweede plaat verhindert dat schroot van de transportband 5 valt.

De protrusie van de eerste metalen plaat 6 beschermt en ondersteunt de eerste waterleiding 7. De protrusie van de tweede metalen plaat (niet getekend), beschermt en ondersteunt de tweede waterleiding 8. Aan de eerste waterleiding, zijn sproeikoppen 2 bevestigd. Het water zal de sproeikoppen 2 verlaten langs de rechterzijde, zoals weergegeven op Figuur 1. Hierdoor wordt het water verneveld boven de transportband 5, waardoor een soort overkoepeling van nevel ontstaat. Op

10 BE2021/6089 de tweede waterleiding 8 staan, langs de andere zijde, sproeikoppen 4. De sproeikoppen op de tweede waterleiding 4, staan georiënteerd naar links, zoals afgebeeld op Figuur 1. De sproeikoppen op de eerste waterleiding 2 en de sproeikoppen op de tweede waterleiding 4, staan geschrankt opgesteld.

Hierdoor kan een optimale overkoepeling van de transportband met waterdruppels bekomen worden, geschikt voor het vangen van stof.

Claims (15)

11 BE2021/6089 CONCLUSIES

1. Inrichting voor het vangen van stof omvattende: een kraan, geschikt om met een beweegbare arm met grijper schroot op te heffen; een transportband, geschikt om het schroot opgeheven door de kraan te ontvangen; een eerste metalen plaat langsheen een zijkant van de transportband, geschikt om te verhinderen dat schroot van de transportband valt; een tweede metalen plaat langsheen een andere zijkant van de transportband, geschikt om te verhinderen dat schroot van de transportband valt; met het kenmerk, dat een eerste en een tweede waterleiding boven de transportband loopt, waaraan sproeikoppen verbonden zijn.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de sproeikoppen geschikt zijn om waterdruppels met een diameter van 0,1 tot 900 um, substantieel evenwijdig met het horizontale vlak, te sproeien.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de eerste waterleiding zich maximaal 0,10 m van de eerste metalen plaat bevindt en de tweede waterleiding zich maximaal 0,10 m van de tweede metalen plaat bevindt.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de beweegbare arm een derde waterleiding omvat.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de grijper sproeikoppen omvat, waarbij de sproeikoppen verbonden zijn met de derde waterleiding.

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de sproeikoppen verbonden met de eerste waterleiding geschrankt opgesteld staan ten opzichte van de sproeikoppen verbonden met de tweede waterleiding.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de inrichting verder een pomp omvat, geschikt om het water in de eerste en tweede waterleiding te brengen onder een druk van 140-160 bar.

12 BE2021/6089

8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-7, met het kenmerk, dat het water in de waterleiding een conductiviteit heeft van 0.05 uS/cm-900 uS/cm, gemeten bij 25°C.

9. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-8, met het kenmerk, dat het water in de waterleiding minder dan 2 g/l zwevende stoffen bevat.

10. Werkwijze voor het vangen van stof omvattende: het opscheppen van schroot met een kraan, met een beweegbare arm met grijper; het transporteren van het opgeschepte schroot op een transportband; het verhinderen dat schroot van de transportband valt met behulp van een eerste metalen plaat langsheen een zijkant van de transportband; het verhinderen dat schroot van de transportband valt met behulp van een tweede metalen plaat langsheen een andere zijkant van de transportband; het transporteren van water boven de transportband in een eerste waterleiding; het transporteren van water boven de transportband in een tweede waterleiding, met het kenmerk, dat sproeikoppen, verbonden met de eerste of tweede waterleiding, waterdruppels vrijstellen boven de transportband.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat sproeikoppen, verbonden met een derde waterleiding aan de beweegbare am, waterdruppels vrijstellen in de nabijheid van de grijper.

12. Werkwijze volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de sproeikoppen verbonden aan de eerste of tweede waterleiding, waterdruppels met een diameter van 0,1 tot 900 um, substantieel evenwijdig met het horizontale vlak sproeien.

13. Werkwijze volgens conclusie 10, 11 of 12, met het kenmerk, dat de eerste en tweede waterleiding parallel met de, respectievelijk, eerste en tweede plaat loopt, op een afstand van maximaal 0,10 m.

14.Werkwijze volgens één van de conclusie 10-13, met het kenmerk, dat regenwater wordt getransporteerd in de eerste en tweede waterleiding.

15. Gebruik van de inrichting volgens één van de conclusies 1-9 of de werkwijze volgens één van de conclusies 10-14 voor het vangen van stof.