BE1029562B1 - Verbeterd enzymhoudend additief en detergentvloeistofformuleringen - Google Patents

Verbeterd enzymhoudend additief en detergentvloeistofformuleringen Download PDF

Info

Publication number
BE1029562B1
BE1029562B1 BE20225524A BE202205524A BE1029562B1 BE 1029562 B1 BE1029562 B1 BE 1029562B1 BE 20225524 A BE20225524 A BE 20225524A BE 202205524 A BE202205524 A BE 202205524A BE 1029562 B1 BE1029562 B1 BE 1029562B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
additive
weight
enzyme
liquid
washing
Prior art date
Application number
BE20225524A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1029562A1 (nl
Inventor
Brian Demuynck
Christian Vermote
Meulemeester Franck De
Simon Lambert
Olivier Mareau
Original Assignee
Christeyns Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Christeyns Nv filed Critical Christeyns Nv
Publication of BE1029562A1 publication Critical patent/BE1029562A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1029562B1 publication Critical patent/BE1029562B1/nl

Links

Classifications

    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C11ANIMAL OR VEGETABLE OILS, FATS, FATTY SUBSTANCES OR WAXES; FATTY ACIDS THEREFROM; DETERGENTS; CANDLES
    • C11DDETERGENT COMPOSITIONS; USE OF SINGLE SUBSTANCES AS DETERGENTS; SOAP OR SOAP-MAKING; RESIN SOAPS; RECOVERY OF GLYCEROL
    • C11D3/00Other compounding ingredients of detergent compositions covered in group C11D1/00
    • C11D3/16Organic compounds
    • C11D3/38Products with no well-defined composition, e.g. natural products
    • C11D3/386Preparations containing enzymes, e.g. protease or amylase
    • C11D3/38618Protease or amylase in liquid compositions only
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C11ANIMAL OR VEGETABLE OILS, FATS, FATTY SUBSTANCES OR WAXES; FATTY ACIDS THEREFROM; DETERGENTS; CANDLES
    • C11DDETERGENT COMPOSITIONS; USE OF SINGLE SUBSTANCES AS DETERGENTS; SOAP OR SOAP-MAKING; RESIN SOAPS; RECOVERY OF GLYCEROL
    • C11D1/00Detergent compositions based essentially on surface-active compounds; Use of these compounds as a detergent
    • C11D1/66Non-ionic compounds
    • C11D1/75Amino oxides
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C11ANIMAL OR VEGETABLE OILS, FATS, FATTY SUBSTANCES OR WAXES; FATTY ACIDS THEREFROM; DETERGENTS; CANDLES
    • C11DDETERGENT COMPOSITIONS; USE OF SINGLE SUBSTANCES AS DETERGENTS; SOAP OR SOAP-MAKING; RESIN SOAPS; RECOVERY OF GLYCEROL
    • C11D11/00Special methods for preparing compositions containing mixtures of detergents
    • C11D11/0094Process for making liquid detergent compositions, e.g. slurries, pastes or gels
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C11ANIMAL OR VEGETABLE OILS, FATS, FATTY SUBSTANCES OR WAXES; FATTY ACIDS THEREFROM; DETERGENTS; CANDLES
    • C11DDETERGENT COMPOSITIONS; USE OF SINGLE SUBSTANCES AS DETERGENTS; SOAP OR SOAP-MAKING; RESIN SOAPS; RECOVERY OF GLYCEROL
    • C11D3/00Other compounding ingredients of detergent compositions covered in group C11D1/00
    • C11D3/16Organic compounds
    • C11D3/38Products with no well-defined composition, e.g. natural products
    • C11D3/386Preparations containing enzymes, e.g. protease or amylase
    • C11D3/38627Preparations containing enzymes, e.g. protease or amylase containing lipase

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Oil, Petroleum & Natural Gas (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Organic Chemistry (AREA)
  • Detergent Compositions (AREA)

Abstract

Geopenbaard wordt een additief en een waterige vloeistof voor wassen of reinigen die ten minste één lipase-enzymconcentraat omvat in een gespecifieerd bereik, plus ten minste één protease-enzymconcentraat, en dat ook totale eiwitten bevat in een gespecifieerd bereik, en dat voorts ten minste één amineoxide bevat als een eerste oppervlakteactieve stof, waarbij het additief verder geen andere oppervlakte-actieve stof omvat, uitgezonderd oppervlakte-actieve stoffen die mogelijk aanwezig waren als bestanddeel in de niet-oppervlakte-actieve bestanddelen die zijn gebruikt voor het bereiden van het additief. Voorts wordt een werkwijze geopenbaard voor het produceren van die producten, waarbij in sommige gevallen een uiterst geschikt toestel wordt gebruikt dat tevens uitgerust kan zijn voor het toevoeren van het additief naar een was- en/of reinigingswerkzaamheid op locatie. Voorts wordt het gebruik van de producten geopenbaard in de context van de uitvoering van een stap van wassen of reinigen.

Description

4; BE2022/5524
Verbeterd enzymhoudend additief en detergentvloeistofformuleringen
VAKGEBIED VAN DE UITVINDING
De onderhavige uitvinding betreft het vakgebied van wassen en reinigen en is gericht op een verbetering van een was- of reinigingsmiddel dat een enzym bevat. Meer in het bijzonder betreft de uitvinding een was- en reinigingsmiddel dat gebaseerd is op een enzymconcentraat dat een lipase-enzym en een protease-enzym bevat.
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Het gebruik van enzymen in was- en reinigingsmiddelen is ingeburgerd in de bestaande techniek. Ze dienen om het performantiespectrum van de betreffende middelen uit te breiden in overeenstemming met hun specifieke werking.
Enzymen zijn driedimensionale structuren van eiwitten die een werking vertonen als biokatalysatoren, d.w.z. stoffen van biochemische aard die chemische reacties versnellen. De enzymen worden dus niet verbruikt in de chemische reactie. Enzymen zijn in het algemeen beperkt wat betreft het aantal reacties waarvoor ze door evolutie een katalyserende werking hebben ontwikkeld. De moleculen waarop enzymen kunnen inwerken, worden substraten genoemd, en het enzym zet de substraten om in verschillende moleculen die producten worden genoemd.
Enzymen zijn doorgaans zeer specifiek wat betreft het type substraat waarop ze actief zijn, en worden vaak vernoemd naar dat type substraat. Een protease is een enzym dat in staat is om eiwitten af te breken tot kleinere polypeptiden en/of afzonderlijke aminozuren. Er bestaan vele commerciële vormen van protease in de vorm van enzymconcentraten, zoals Savinase®, Liquanase®, Coronase® (verkrijgbaar bij Novozymes),
Optimase®, Preferenz® (verkrijgbaar bij DuPont), en Lavergy® (verkrijgbaar bij
BASF). Lipase bevordert als katalysator de afbraak van triglyceriden, die ook “lipiden” worden genoemd. a-Amylase bevordert als katalysator de hydrolyse van zetmeel tot di- en trisachariden. Andere vormen van amylase, die ook mannase of mannanase worden genoemd, bevorderen als katalysator de afbraak van oligosachariden tot suikers. Pectinase, bijvoorbeeld pectinelyase of pectolyase, breekt residueel vruchtenzetmeel af dat ook bekend is als pectine. Cellulasen zijn in staat om cellulose af te breken, waaronder ook celwanden. Deze enzymen, met inbegrip van lipase, worden vaak gebruikt in was- en afwasdetergenten.
Het meest gangbaar zijn hydrolytische enzymen zoals proteasen, amylasen, lipasen, en cellulasen. De eerste drie van die enzymen hydrolyseren respectievelijk eiwitten, zetmeel en vetten, en dragen dus rechtstreeks bij tot de verwijdering van vlekken. Cellulasen worden in het bijzonder gebruikt vanwege hun effect op weefsels. Nog een andere groep enzymen als was- en reinigingsmiddel omvat de oxidatieve enzymen, in het bijzonder oxidasen die, alleen of door wisselwerking met andere bestanddelen een blekend effect hebben op oppervlakkige vlekken of in situ bleekmiddelen doen ontstaan. Naast de opgesomde enzymen, die nog steeds worden geoptimaliseerd, worden voortdurend andere enzymen beschikbaar gemaakt voor gebruik in was- en reinigingsmiddelen om specifieke vlekken aan te pakken. Tot die bijkomende enzymen behoren pectinasen, B-glucanasen, mannanasen, of bijkomende hemicellulasen voor de hydrolyse van specifieke plantaardige polymeren.
In het Amerikaanse octrooischrift
US 7,608,573B1 worden een aantal op zwaar werk berekende reinigingssamenstellingen geopenbaard die diverse cocktails van oppervlakteactieve stoffen bevatten, die alle een C6-C8-alkylpolyglucoside bevatten als belangrijkste bestanddeel voor het verlagen van de grensvlakspanning (Engels: interfacial tension, IFT), waarbij verscheidene van de cocktails een amineoxide omvatten als niet-ionische oppervlakteactieve stof, vaak samen met een ander alkylpolyglucoside met langere keten. Monsters A tot F bevatten voorts een proteaseconcentraat, A en B omvatten daarnaast ook een amylaseconcentraat. Lipase wordt als geschikt enzym vermeld maar daarvan wordt geen voorbeeld gegeven.
Lipase-enzymen zijn bijzonder interessant in een waswerkwijze omdat ze als katalysator fungeren voor de hydrolyse van vetten (lipiden), gewoonlijk door twee van de esterbindingen te hydrolyseren en het triglyceride om te zetten naar een monoglyceride plus twee vetzuren.
De lipase-enzymen kampen echter met een bijzonder hardnekkig probleem met compatibiliteit en/of interferentie met vele van de oppervlakteactieve stoffen die kunnen worden gebruikt in detergentformuleringen. Ze zijn veel gevoeliger dan de andere enzymen die vaak worden gebruikt bij wassen en afwassen.
De uitvinders hebben vastgesteld dat veel oppervlakteactieve stoffen een sterk onderdrukkend effect hebben op de katalytische werking van een lipase-enzym voor de hydrolyse van lipiden. Dat werd door de uitvinders aangetoond bij raapzaadolie voor lineair alkylbenzeensulfonaat (LABS), een anionische oppervlakteactieve stof, en voor ethoxylaten met 3, 5, 7, 9 en 10 EO-monomeren als deel van ethoxylaten van het isoC13-type en met 3, 5 en 7 EO-monomeren op een lineair C13/15- ethoxylaat, niet-ionische oppervlakteactieve stoffen, in een concentratie van 100 ppm in de wasvloeistof.
De uitvinders hebben voorts vastgesteld dat de combinatie van lipase-enzymen met andere enzymen, bijvoorbeeld met protease, en/of met veel oppervlakteactieve stoffen in een waterige omgeving vrij snel leidt tot de vorming van een neerslag, in het bijzonder bij gebruik in een concentraat dat bestemd is om te worden toegevoegd aan de wasvloeistof. De formulering is daardoor gewoonlijk niet stabiel.
Protease is een enzym dat als katalysator de afbraak bevordert van eiwitten, en enzymen zijn eiwitstructuren. Bijgevolg kan de protease, in een combinatie van een protease-enzym met andere enzymen in dezelfde samenstelling, een mogelijk effect hebben op andere enzymen. In het octrooischrift WO 2017/211698 A1 wordt beschreven dat protease en lipase doorgaans niet kunnen worden gecombineerd in één enkele vloeibare samenstelling omdat de protease tijdens bewaring de lipase kan digereren, en dat protease op soortgelijke wijze cellulase kan digereren bij bewaring in een vloeistof. Het document stelt voor om, teneinde de diverse voordelen van deze enzymen in één enkele lading te verkrijgen, meer dan één reservoir met een enzymsamenstelling te gebruiken.
Er blijft bijgevolg een nood bestaan aan verbeteringen in de formulering van was- en reinigingsmiddelen die enzymen bevatten, in het bijzonder wanneer ze meerdere verschillende enzymen bevatten, en met name die middelen die een protease-enzym bevatten.
De octrooischriften WO 2017/027944 A1 en
MX 2018001840 A hebben betrekking op enzymatische stabiliteit en de performantie van enzymen voor het wassen van weefsels en oppervlakken, en suggereren om ten minste één enzym te combineren met ten minste één anionische, amfotere en niet-ionische oppervlakteactieve stof, waarbij de anionische oppervlakteactieve stof natriumlaurylethersulfaat (SLES) en/of lineair alkylbenzeensulfonaat (LAS of LABS) is en waarbij de amfotere oppervlakteactieve stof amineoxide (AO) en/of cocamidopropylbetaïne (CAPB) is. In Voorbeeld 1 werd de enzymactiviteit van protease, amylase, mannanase, lipase en pectinelyase individueel getest bij 30°C en 37°C, na 0, 4 en 8 weken, in aanwezigheid van één van de oppervlakteactieve stoffen SLES, CAPB,
LAS/7EO 30/70%, AO/10EO 30/70% en SLES/7EO 30/70%. Bijna alle enzymen vertoonden een daling van hun activiteit in de loop van de test, met uitzondering van amylase gecombineerd met het SLES bij beide temperaturen of met het mengsel LAS/7EO bij 30°C, waar een bescheiden toename te zien was. In Voorbeeld 2 werden twee mengsels van oppervlakteactieve stoffen (SLES/AO 90/10% en SLES/CAPB/AO 80/10/10%) getest samen met een ongeïdentificeerd enzym of ongeïdentificeerde enzymen op diverse van de bij consumenten het meest voorkomende te reinigen vlekken, en die formuleringen presteerden beter dan de niet nader gedefinieerde mengsels van oppervlakteactieve stoffen LAS/alkylethersulfaat (AES)/gepolyoxyleerd alkyl en
LAS/AES/polyalkylethoxylaat ter vergelijking. De concentraties van de individuele bestanddelen in de geteste samenstellingen zijn echter niet op te maken uit de publicatie.
Het Amerikaanse octrooischrift
US 2011/0201536 A1 heeft betrekking op het verbeteren van de reinigingsperformantie van een was- of reinigingsmiddel dat een hydrolytisch enzym bevat, en suggereert om aan het middel een bestanddeel toe te voegen dat in staat is om een synergistsche wisselwerking inzake reinigingsperformantie teweeg te brengen met het hydrolytische enzym, gekozen uit (i) een aminozuur of polyaminozuur, of derivaten daarvan; (ii) een biologische oppervlakteactieve stof; of (iii) een microbiële metaboliet, of mengsels daarvan, of (iv) een bereiding van een bovendrijvend deel van een microbiële kweek die ten minste 2,5 gew.-% van één van de stoffen (i), (ii) of (ii) bevat. De in de voorbeelden gebruikte testformuleringen waren 5 textielwasmiddelen, gecombineerd met enkel protease als het enzym.
Er blijft bijgevolg een nood bestaan aan verbeteringen in de formulering van was- en reinigingsmiddelen die ten minste één lipase-enzym en ten minste één protease-enzym bevatten.
De onderhavige uitvinding heeft tot doel het hierboven beschreven probleem op te lossen of ten minste te verlichten en/of om in het algemeen verbeteringen aan te dragen.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Volgens de uitvinding wordt voorzien in een additief, een vloeistof, toepassingen daarvan en werkwijzen voor de productie en het gebruik ervan, zoals gedefinieerd in om het even welke van de bijgaande conclusies.
In een uitvoeringsvorm verschaft de uitvinding een enzymhoudend additief voor wassen of reinigen dat ten minste één protease- enzymconcentraat en ten minste één lipase-enzymconcentraat omvat, met het kenmerk dat ° het additief het ten minste ene lipase-enzymconcentraat omvat in een concentratie van ten minste 0,2 gew.-%, bij voorkeur ten minste 5 gew.-%, en eventueel ten hoogste 50 gew.-% van het ten minste ene lipase-enzymconcentraat, berekend op het totale enzymconcentraat in zijn vloeibare vorm (natte basis), ° het additief ten minste 0,7 gew.-% aan totale eiwitten omvat, bij voorkeur ten minste 4 gew.-% en eventueel ten hoogste 10 gew.-% aan totale eiwitten, ° het additief voorts ten minste één amineoxide omvat als een eerste oppervlakteactieve stof, bij voorkeur in een concentratie in het bereik van ten minste 1 gew.-%, eventueel ten hoogste 15 gew.-%, en in typische gevallen ongeveer 3 gew.-%, en
° het additief eventueel voorts ten minste één niet-ionische oppervlakteactieve stof omvat als een tweede oppervlakteactieve stof, waarbij de tweede oppervlakteactieve stof bij voorkeur een gealkoxyleerde oppervlakteactieve stof of een alkylpolyglycoside is, met meer voorkeur een alkylpolyglycoside, bij voorkeur in een concentratie van ten hoogste 5 gew.-%, ° het additief voorts eventueel een totaal omvat van andere oppervlakteactieve stoffen dan amineoxide en niet-ionische oppervlakteactieve stof, in een concentratie van ten hoogste 200% van de concentratie van het ten minste ene amineoxide.
In een uitvoeringsvorm verschaft de uitvinding een enzymhoudend additief in vloeibare vorm voor wassen of reinigen dat ten minste één protease-enzymconcentraat en ten minste één lipase- enzymconcentraat omvat, waarbij ° het additief het ten minste ene lipase-enzymconcentraat omvat in een concentratie van ten minste 0,2 gew.-%, bij voorkeur ten minste 5 gew.-%, en eventueel ten hoogste 50 gew.-% van het ten minste ene lipase-enzymconcentraat, berekend op het totale enzymconcentraat in zijn vloeibare vorm (natte basis), ° het additief ten minste 0,7 gew.-% aan totale eiwitten omvat, bij voorkeur ten minste 4 gew.-% en eventueel ten hoogste 10 gew.-% aan totale eiwitten, ° het additief voorts ten minste één amineoxide omvat als oppervlakteactieve stof, bij voorkeur in een concentratie in het bereik van ten minste 1 gew.-%, eventueel ten hoogste 15 gew.-%, en in typische gevallen ongeveer 3 gew.-%, met het kenmerk dat ° het additief geen andere oppervlakteactieve stof omvat dan het ten minste ene amineoxide, uitgezonderd oppervlakteactieve stoffen die mogelijk aanwezig waren als bestanddeel in de niet-oppervlakteactieve bestanddelen die zijn gebruikt voor het bereiden van het additief.
Het enzymhoudende additief kan in dit document ook een additiefformulering worden genoemd en kan ook een detergentformulering worden genoemd.
In een uitvoeringsvorm voorziet de uitvinding voorts in een waterige vloeistof voor wassen of reinigen die het additief volgens de onderhavige uitvinding omvat.
In een uitvoeringsvorm van de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding voldoet de vloeistof aan ten minste één en bij voorkeur alle van de volgende voorwaarden: ° de vloeistof omvat het ten minste ene lipase-enzymconcentraat in een concentratie van ten minste 5 ppm en ten hoogste 500 ppm in gewicht, berekend op het totale enzymconcentraat in zijn vloeibare vorm (natte basis), ° de vloeistof omvat het ten minste ene protease-enzymconcentraat in een concentratie van ten minste 5 ppm en ten hoogste 500 ppm in gewicht, berekend op het totale enzymconcentraat in zijn vloeibare vorm (natte basis), ° de vloeistof omvat totale eiwitten in een concentratie van ten minste 10 ppm in gewicht en ten hoogste 600 ppm in gewicht, in typische gevallen ongeveer 50-60 ppm in gewicht, ° de vloeistof omvat voorts ten minste één amineoxide als een eerste oppervlakteactieve stof in een concentratie van ten minste 1 ppm in gewicht en ten hoogste 100 ppm in gewicht, in typische gevallen ongeveer 10-15 ppm in gewicht, ° de vloeistof omvat eventueel voorts ten minste één niet-ionische oppervlakteactieve stof als een tweede oppervlakteactieve stof, bij voorkeur een gealkoxyleerde oppervlakteactieve stof of een alkylpolyglycoside, met meer voorkeur een alkylpolyglycoside, bij voorkeur in een concentratie van ten hoogste 400 ppm in gewicht, en ° de vloeistof omvat voorts eventueel een totaal van andere oppervlakteactieve stoffen dan het amineoxide en de ten minste ene niet- ionische oppervlakteactieve stof in een concentratie van ten hoogste 200% van de concentratie van het amineoxide,
waarbij de vloeistof bij voorkeur geen andere oppervlakteactieve stof omvat dan het amineoxide, uitgezonderd oppervlakteactieve stoffen die mogelijk aanwezig waren als bestanddeel in de niet-oppervlakteactieve bestanddelen die zijn gebruikt voor het bereiden van de vloeistof.
In een uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een werkwijze voor het produceren van het additief volgens de onderhavige uitvinding, waarbij de werkwijze de stap omvat van het samenvoegen van het ten minste ene lipase-enzymconcentraat, het ten minste ene proteaseconcentraat en het ten minste ene amineoxide, eventueel ook met een geschikte vloeibare stof, waarbij die vloeibare stof bij voorkeur water is, en het mengen van de samengevoegde bestanddelen en componenten om het additief te vormen.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat de werkwijze voorts de stap van het produceren van de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding, wat bij voorkeur de stap omvat van het toevoegen van water aan het additief.
In een uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in het gebruik van het additief volgens de onderhavige uitvinding voor het bereiden van een waterige vloeistof voor wassen of reinigen, bij voorkeur een vloeistof voor een voorwasstap.
In een uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in het gebruik van de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding voor het uitvoeren van een stap van wassen of reinigen, bij voorkeur voor het uitvoeren van een voorwasstap.
We hebben verrassenderwijs vastgesteld dat de aanwezigheid van het ten minste ene amineoxide als de eerste oppervlakteactieve stof de stabiliteit van het ten minste ene lipase-enzym in de geconcentreerde additiefformulering verbetert, in het bijzonder gezien de aanwezigheid van ook ten minste één protease-enzym, waarbij fasescheiding wordt voorkomen en in de wasvloeistof die gemaakt is van het additief ook de katalytische werking van het lipase-enzym op de hydrolyse van lipiden versterkt bij gebruik in een wasstap, in verhouding tot dezelfde formulering zonder het amineoxide.
De uitvinders hebben nog verrassender vastgesteld dat het ten minste ene amineoxide in staat is om de werking van de lipaseactiviteit te verhogen, tot 280%, in verhouding tot de werking die het enzym vertoont in afwezigheid van het amineoxide. In plaats van te worden onderdrukt door de oppervlakteactieve stof kan de lipaseactiviteit nu net aanzienlijk worden verhoogd dankzij de aanwezigheid van het amineoxide.
De aanvragers hebben voorts vastgesteld dat het effect van de onderhavige uitvinding ook verkrijgbaar blijft als naast het amineoxide nog een extra oppervlakteactieve stof aanwezig is in de wasvloeistof. De aanvragers hebben vastgesteld dat een niet-ionische oppervlakteactieve stof, zoals geëthoxyleerde isoC13-alcohol met gemiddeld 5 ethyleenoxidemonomeren (EO-monomeren) en/of geëthoxyleerde lineaire C12-
C15-alcohol met een gemiddelde ethoxyleringsgraad van ten minste 5, uiterst geschikt is. De aanvragers hebben vastgesteld dat de concentratie van de niet- ionische oppervlakteactieve stof in de wasvloeistof tot wel 400 ppm in gewicht kan bedragen, wat wenselijk kan zijn voor het reinigen van sterk vervuild textiel.
Bij voorkeur bedraagt de concentratie van de niet-ionische oppervlakteactieve stof echter minder dan 400 ppm, omdat de extra oppervlakteactieve stof concurreert met het amineoxide en met het enzym of de enzymen bij het benaderen van vuil en vlekken, en zo de gunstige effecten van het amineoxide en/of van het enzym of de enzymen kan verminderen. De aanvragers hebben verrassenderwijs vastgesteld dat het alkylpolyglycoside nauwelijks een effect heeft op het voordelige effect van de onderhavige uitvinding, en bijgevolg een niet-ionische oppervlakteactieve stof is die de voorkeur verdient als extra oppervlakteactieve stof in de samenstellingen volgens de onderhavige uitvinding, naast het ten minste ene amineoxide.
BONDIGE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
Figuur 1 toont de resultaten van de inwerking van wasvloeistoffen die alle dezelfde concentratie van hetzelfde lipase- enzymconcentraat bevatten voor de totale hydrolyse van raapzaadolie in afwezigheid en in aanwezigheid van één bepaalde oppervlakteactieve stof die werd gekozen uit een ruim gamma aan verschillende oppervlakteactieve stoffen.
Figuur 2 is een schematische weergave van een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding waarin een toevoersysteem te zien is waarbij een ter plaatse aanwezig toestel voorzien is voor het bereiden van ten minste één en bij voorkeur een veelheid aan additieven volgens de onderhavige uitvinding, en in staat is om de bereide additieven via hardwareverbindingen toe te voeren naar een reeks van ter plaatse aanwezige behandelingsinrichtingen.
Figuur 3 is een schematische weergave van hoe het toestel van Figuur 2 elektronisch, en bij voorkeur virtueel, kan worden verbonden met een server en hoe informatie heen en weer kan worden uitgewisseld tussen het toestel en de server.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING
De hiernavolgende gedetailleerde beschrijving is niet beperkend voor de uitvinding. De beschermingsomvang van de uitvinding wordt veeleer bepaald door de bijgevoegde conclusies.
Verscheidene documenten worden in de loop van de tekst van deze octrooibeschrijving aangehaald. Elk van de documenten in deze tekst (met inbegrip van specificaties van een fabrikant, instructies enz.) worden hierbij door verwijzing opgenomen; dat houdt echter geen erkenning in dat een aangehaald document tot de stand van de techniek behoort met betrekking tot de onderhavige uitvinding.
De gedetailleerde beschrijving heeft tot doel voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding te beschrijven en is niet bedoeld als een exhaustieve voorstelling van de enige uitvoeringsvormen waarin de onderhavige uitvinding kan voorkomen of kan worden toegepast. De beschrijving tracht duidelijkheid te verschaffen over de functionaliteiten en de stappen die nodig zijn om de uitvinding te creëren en in de praktijk te brengen.
Het dient duidelijk te zijn dat dezelfde of equivalente functionaliteiten en onderdelen kunnen worden verkregen in of met andere uitvoeringsvormen en dat ook die geacht worden opgenomen te zijn in de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding.
De onderhavige uitvinding zal hierna worden beschreven in specifieke uitvoeringsvormen, en eventueel aan de hand van specifieke tekeningen. De uitvinding is daartoe echter niet beperkt, maar wordt enkel beperkt door de conclusies. Eventuele beschreven tekeningen zijn slechts schematisch en zijn niet-inperkend. In de tekeningen kunnen de afmetingen van sommige van de elementen uitvergroot zijn en niet op schaal zijn getekend, voor illustratieve doeleinden. De afmetingen en de relatieve afmetingen in de tekeningen stemmen niet noodzakelijk overeen met feitelijke praktijkuitvoeringen van de uitvinding.
Voorts worden de termen eerste, tweede, derde en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt om te onderscheiden tussen soortgelijke elementen, en niet noodzakelijk om een sequentiële of chronologische volgorde te beschrijven. De termen zijn in gepaste omstandigheden uitwisseloaar en de uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen functioneren in andere volgorden dan hier wordt beschreven en/of geïllustreerd.
Voorts worden de termen bovenste, onderste, boven, onder en dergelijke in de beschrijving en de conclusies gebruikt voor descriptieve doeleinden en niet noodzakelijk om relatieve posities te beschrijven. De aldus gebruikte termen zijn in gepaste omstandigheden uitwisselbaar en de hier beschreven uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen functioneren in andere oriëntaties dan hier wordt beschreven of geïllustreerd.
Het werkwoord “omvatten”, dat in zijn verschillende grammaticale vormen in de conclusies wordt gebruikt, dient niet te worden geïnterpreteerd als beperkt tot de elementen die in de context ervan worden opgesomd. Het sluit niet uit dat er nog andere elementen of stappen zijn. Het dient te worden beschouwd als indicatie dat de aanwezigheid van die eigenschappen, getallen, stappen of componenten nodig is, sluit de aanwezigheid of toevoeging van een of meer andere eigenschappen, getallen, stappen of componenten, of groepen daarvan, niet uit. Bijgevolg dient de draagwijdte van “een voorwerp dat middelen A en B omvat” niet te worden beperkt tot een voorwerp dat enkel is samengesteld uit middelen A en B. De uitdrukking betekent dat A en B de enige relevante elementen zijn voor het onderwerp in de context van de onderhavige uitvinding. In overeenstemming daarmee houden de termen “omvatten” of “insluiten” ook de meer beperkende termen “in wezen bestaan uit” en “bestaan uit” in. Wanneer “omvatten” of “inhouden” wordt vervangen door “bestaan uit”, vertegenwoordigen die termen bijgevolg de basis van geprefereerde, maar smallere uitvoeringsvormen, die eveneens worden verschaft als deel van de inhoud van dit document met betrekking tot de onderhavige uitvinding.
Wanneer in deze octrooibeschrijving wordt verwezen naar “één uitvoeringsvorm” of “een uitvoeringsvorm”, wordt daarmee bedoeld dat een bepaalde eigenschap, structuur of hoedanigheid die wordt beschreven in verband met de uitvoeringsvorm, deel uitmaakt van ten minste één uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Bijgevolg verwijst de uitdrukking “in één uitvoeringsvorm” of “in een uitvoeringsvorm”, wanneer die op verschillende plaatsen in deze octrooibeschrijving voorkomt, niet noodzakelijk telkens naar dezelfde uitvoeringsvorm. Bovendien kunnen de specifieke eigenschappen, structuren of hoedanigheden op iedere geschikte manier worden gecombineerd, zoals voor een gemiddelde deskundige blijkt uit deze openbaarmaking, in een of meer uitvoeringsvormen.
Evenzo dient duidelijk te zijn dat in de beschrijving van uitvoeringsvormen van de uitvinding bij wijze van voorbeeld, diverse eigenschappen van de uitvinding soms bij elkaar worden gegroepeerd in één enkele uitvoeringsvorm, figuur, of beschrijving daarvan teneinde de openbaarmaking te stroomlijnen en te helpen bij het begrijpen van een of meer van de diverse inventieve aspecten. Die manier van openbaarmaking mag echter niet worden geïnterpreteerd als uitdrukking van de intentie dat de geclaimde uitvinding meer elementen vereist dan uitdrukkelijk vermeld in iedere conclusie. Veeleer is het zo dat, zoals uit de conclusies blijkt, inventieve aspecten gelegen zijn in minder dan alle kenmerken van een enkele tevoren geopenbaarde uitvoeringsvorm. De conclusies die na de gedetailleerde beschrijving volgen, worden hierbij dus uitdrukkelijk in deze gedetailleerde beschrijving opgenomen, waarbij iedere conclusie op zichzelf staat als een afzonderlijke uitvoeringsvorm van deze uitvinding.
Voorts dient opgemerkt dat, terwijl sommige hier beschreven uitvoeringsvormen bepaalde kenmerken omvatten die in andere uitvoeringsvormen voorkomen, en andere niet, combinaties van kenmerken van verschillende uitvoeringsvormen geacht worden binnen de beschermingsomvang van de uitvinding te liggen en verschillende uitvoeringsvormen vormen, zoals door vaklieden zou worden begrepen. Zo kan en mag bijvoorbeeld in de conclusies om het even welke van de geclaimde uitvoeringsvormen in om het even welke combinatie worden gebruikt.
In de hier verschafte beschrijving worden tal van specifieke details uiteengezet. Het dient echter duidelijk te zijn dat uitvoeringsvormen van de uitvinding zonder die specifieke details in de praktijk kunnen worden gebracht. In andere gevallen zijn algemeen bekende werkwijzen, structuren en technieken niet in detail weergegeven, teneinde het begrip van deze beschrijving niet te bemoeilijken.
Andere uitvoeringsvormen van de uitvinding zullen voor vaklieden duidelijk worden door het doornemen van de octrooibeschrijving en uit de praktijk van de hier geopenbaarde uitvinding. Het is de bedoeling dat de octrooibeschrijving en voorbeelden slechts als illustratief worden beschouwd. ledere conclusie is opgenomen in de octrooibeschrijving als een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Derhalve maken de conclusies deel uit van de beschrijving en zijn ze een bijkomende beschrijving en zijn ze bijkomend bij de voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.
Elk van de conclusies zet ten minste één bepaalde uitvoeringsvorm van de uitvinding uiteen. De volgende termen worden enkel aangereikt om te helpen om de uitvinding te begrijpen.
Tenzij anderszins aangegeven omvatten alle hier vermelde bereiken de waarden tot en met de gegeven eindpunten, en zijn de waarden van de onderdelen of bestanddelen van de samenstellingen uitgedrukt in gewichtsprocent of % in gewicht van ieder bestanddeel in de samenstelling.
De hier gebruikte termen “gewichtsprocent,” “gew.-%”, “gew.%”, “procent in gewicht”, “% in gewicht”, “ppm gew.”, “ppm in gewicht”, “gewichts-ppm” of “ppm” en variaties daarvan verwijzen naar de concentratie van een stof als het gewicht van die stof gedeeld door het totale gewicht van de samenstelling en vermenigvuldigd met 100 of 1.000.000 naargelang van toepassing, tenzij anderszins aangegeven. Merk op dat “procent” en “%”, zoals die hier worden gebruikt, worden geacht synoniem te zijn met “gewichtsprocent”, “gew.-%", enz., tenzij anderszins aangegeven.
Merk op dat, in deze octrooibeschrijving en de bijgevoegde conclusies, de enkelvoudsvormen “een” en “de” ook referenten in het meervoud omvatten tenzij uit de inhoud duidelijk iets anders blijkt. Zo omvat bijvoorbeeld een verwijzing naar een samenstelling die “een verbinding” bevat, ook een samenstelling met twee of meer verbindingen. Merk op dat de term “of” doorgaans wordt gebruikt in de betekenis die “en/of” omvat, tenzij uit de inhoud duidelijk iets anders blijkt.
Bovendien kan iedere hier gebruikte verbinding uitwisselbaar worden besproken met betrekking tot haar chemische formule, chemische naam, afkorting, enz...
In de context van de onderhavige uitvinding wordt met een vloeistof voor wassen of reinigen een samenstelling bedoeld voor gebruik als het actieve bestanddeel in een was- of reinigingsbad. Onder een “was- of reinigingsbad” wordt een functionele oplossing verstaan die het middel voor wassen of reinigen bevat dat inwerkt of textiel of weefsel (wasbad) of harde oppervlakken (reinigingsbad), en die in contact komt met de vlekken die aanwezig zijn op textiel of weefsels, of op harde oppervlakken. Het was- of reinigingsbad wordt doorgaans bereid wanneer de was- of reinigingswerkzaamheden beginnen en het was- of reinigingsmiddel wordt opgelost met of verdund met water, bijvoorbeeld in een wasmachine of in een ander geschikt recipiënt.
De vloeistof voor wassen of reinigen is dus doorgaans een waterige samenstelling, wat wil zeggen dat ze water als de continue fase heeft. Doorgaans hebben waterige samenstellingen als kenmerk dat het water wordt gebruikt als de drager voor de meeste andere bestanddelen van de samenstelling. In de context van een vloeistof voor wassen of reinigen dient het water doorgaans ook als drager voor de producten van de stap van wassen of reinigen, d.w.z. producten die worden gevormd door de wisselwerking van de bestanddelen van de vloeistof met het substraat en het vuil en de vlekken erop.
In een uitvoeringsvorm geven de aanvragers er de voorkeur aan dat het enzymhoudende additief voor wassen of reinigen volgens de onderhavige uitvinding eveneens een waterige samenstelling is, d.w.z. gebaseerd op dezelfde drager waarop ook de wasvloeistof is gebaseerd. Dat wil zeggen dat zowel het additief als de vloeistof op waterbasis zou zijn. Dat brengt het voordeel met zich mee dat het additief gemakkelijk kan worden verdund en/of gemengd in een vloeistof voor wassen of reinigen waarin water de continue fase is.
Het additief volgens de onderhavige uitvinding kan een andere vloeibare stof dan water als de continue fase hebben. Geschikte en mogelijk geprefereerde kandidaten zijn ethyleenglycol, andere glycolen en/of polyolen, of andere vloeibare stoffen waarvan bekend is dat ze enzymen stabiliseren. Het voordeel is dat de drager ook fungeert als stabilisator voor de enzymen in de additiefsamenstelling.
De enzymen voor gebruik in waswerkwijzen zijn in de handel verkrijgbaar als vloeibare concentraten van specifieke individuele enzymen en/of van een mengsel van een klein aantal specifieke enzymen. De concentratie van het specifieke enzym zelf in het verkrijgbare vloeibare product is vertrouwelijke informatie van de leverancier van het concentraat. Het concentraat dat te koop wordt aangeboden bevat voorts altijd ten minste één stabilisator zoals ethyleenglycol of andere glycolen of polyolen. Door die stabilisatoren zijn de enzymen in het concentraat niet actief, in zekere zin “latent”, maar stabiel. Pas wanneer het concentraat aanzienlijk wordt verdund, zoals wanneer het concentraat wordt toegevoegd in de waswerkwijze, verdwijnt het remmende effect van de stabilisator en wordt het enzym actief.
Als gevolg van die vertrouwelijkheid over de eigenlijke enzymconcentratie in de in de handel verkrijgbare enzymconcentraten heeft de industrie de praktijk opgevat om de enzymgehaltes uit te drukken in termen van hoeveel van het specifieke enzymconcentraat is toegevoegd in de formulering als vloeistof. In dit document wordt diezelfde praktijk toegepast en wordt de concentratie van de enzymconcentraten in het additief en/of in de wasvloeistof uitgedrukt berekend op het totale enzymconcentraat in zijn vloeibare vorm, en dus op natte basis.
Enzymen zijn voor 100% samengesteld uit eiwitten. In vloeibare enzymconcentraten zijn doorgaans alle van de aanwezige eiwitten enzymen, maar er is nooit ondubbelzinnige zekerheid dat alle eiwitten in de enzymconcentraten per se aanwezig zijn als enzymen. Een bovengrens op de totale eiwitconcentratie van een samenstelling verschaft derhalve een bovengrens op de totale aanwezigheid van enzymen in die samenstelling. Het totale eiwitgehalte van een enzymconcentraat kan gemakkelijk worden bepaald door middel van de zogenaamde bicinchoninezuurtest (Engels: bicinchoninic acid assay, kortweg “BCA-test), die ook de Smith-test wordt genoemd en welbekend is in het vakgebied. De eiwitconcentratie in een in de handel verkrijgbaar concentraat is dus vrij beschikbaar, en kan niet worden geclaimd als informatie die vertrouwelijk en eigen is aan de leverancier. De typische eiwitgehaltes van in de handel verkrijgbare enzymconcentraten liggen in het bereik van 5-10 gew.-%.
De eigenlijke concentratie van een bepaald actief enzym in een in de handel verkrijgbare enzymconcentraatproduct wordt door de meeste producenten als vertrouwelijke informatie beschouwd die eigen is aan de leverancier. Om de klant bepaalde productlabels te kunnen verschaffen dient die informatie echter mogelijk aan de uitvaardigende autoriteiten te worden verstrekt. De klant die het concentraat gebruikt, kan zo gedetailleerder worden geïnformeerd over de samenstelling van de enzymconcentraten die hij van de leverancier verkrijgt, maar het staat hem niet vrij om die informatie openbaar te maken.
Het is algemeen bekend en aanvaard door vaklieden dat de eiwitten in het vloeibare enzymconcentraat een kleine rest kunnen bevatten van eiwitten die niet aanwezig zijn als enzymen. Die rest wordt doorgaans niet in rekening gebracht bij het formuleren van een vloeibaar enzymconcentraat. Zoals gebruikelijk in de branche wordt er in dit document voor het formuleren van vloeibare enzymconcentraten van uitgegaan dat de hoeveelheid actieve enzymen in een monster van een vloeibaar enzymconcentraat overeenstemt of samenvalt met de berekende of gemeten hoeveelheid eiwitten in dat monster.
Het oppervlakteactieve alkylpolyglycoside is het resultaat van een verethering van een alcohol, doorgaans een vetalcohol, met ten minste één alcoholfunctie van het op suiker gebaseerde hydrofiele deel van de verbinding. Tijdens de veretheringsstap nemen de andere beschikbare alcoholgroepen op het glucosedeel ook deel aan veretheringsreacties, waardoor een “polymere” verbinding wordt gevormd, wat de reden is waarom het eindproduct een “polyglycoside” wordt genoemd. De verbinding is doorgaans een derivaat van vet voor het alcohol- en het lipofiele deel, en van zetmeel voor het hydrofiele part van de verbinding. Wanneer het op suiker gebaseerde uitgangsmateriaal in wezen enkel glucose is, wordt de verbinding een alkylpolyglucoside genoemd.
OH
Hie 0
HO o- (CH2)nCH3
OH m
Moleculaire structuur van alkylpolyglucoside, waarbij m = de polymerisatiegraad.
De concentratie van de enzymconcentraten in de detergentformulering kan zeer breed zijn. In de uiteindelijke wasvloeistof kan de werking van een bepaald enzymconcentraatbestanddeel al worden waargenomen bij een gehalte van 1 ppm in gewicht. De uitvinders geven er de voorkeur aan om doorgaans een concentratie te gebruiken van tot ongeveer 250 ppm in gewicht per enzymconcentraat in de wasvloeistof. De uitvinders geven er voorts de voorkeur aan om de enzymcocktail in de additiefformulering en in de wasvloeistof aan te passen aan de verwachte hoeveelheid en types vuil in het te behandelen substraat.
De concentratie van een bepaald enzymconcentraat als deel van het additief volgens de onderhavige uitvinding kan worden afgeleid uit het recept dat is gevolgd voor de productie van het additief. Een rechtstreekse meting van de hoeveelheid van een individueel enzym in het additief volgens de onderhavige uitvinding is minder evident, aangezien bij een activiteitstest (i) enkel de actieve enzymen deelnemen en (ii) het moeilijk is om het effect uit te sluiten van andere bestanddelen in het additief op de werking van het enzym waarop wordt getest.
Het totale eiwitgehalte in een samenstelling zoals het additief volgens de onderhavige uitvinding, en in de enzymconcentraten die worden gebruikt voor de bereiding ervan, kan rechtstreeks worden bepaald door middel van de zogenaamde bicinchoninezuurtest (Engels: bicinchoninic acid assay, kortweg “BCA-test”), die ook de Smith-test wordt genoemd en welbekend is in het vakgebied. De analytische techniek is een biochemische test voor het bepalen van de totale concentratie aan eiwit in een oplossing. De totale eiwitconcentratie wordt aangegeven door een verandering van de kleur van de monsteroplossing van groen naar paars die evenredig is met de eiwitconcentratie, die dan kan worden gemeten met behulp van colorimetrische technieken. Zoals gebruikelijk in de branche wordt er in dit document voor het formuleren van vloeibare enzymconcentraten van uitgegaan dat de hoeveelheid actieve enzymen in een monster van een vloeibaar enzymconcentraat overeenstemt of samenvalt met de berekende of gemeten hoeveelheid eiwitten in dat monster.
De concentratie van het ten minste ene amineoxide kan gemakkelijk worden bepaald door hoogperformante vloeistofchromatografie (HPLC). Ook de concentratie van andere oppervlakteactieve stoffen, zoals de niet-ionische oppervlakteactieve stof en/of het alkylpolyglycoside, kan gemakkelijk worden bepaald met behulp van deze analytische techniek.
Het amineoxide is bij voorkeur het oxide van een tertiair amine (RsN*-O"), met meer voorkeur een alkyldimethylamineoxide, met nog meer voorkeur lauryldimethylamineoxide (CAS 1643-20-5). Hoewel dat amineoxide bekendstaat als een sterk schuimende oppervlakteactieve stof, hebben de uitvinders vastgesteld dat de schuimvorming binnen aanvaardbare grenzen kan worden gehouden door correcte dosering van het amineoxide in functie van het type en de hoeveelheden vuil op het substraat. Grote hoeveelheden vuil, vooral vuiltypes in de vorm van deeltjes, kunnen de schuimvorming van een wasvloeistof onderdrukken.
In een uitvoeringsvorm omvat het additief volgens de onderhavige uitvinding het ten minste ene lipase-enzymconcentraat in een concentratie van ten minste 0,2 gew.-%, bij voorkeur ten minste 0,5 gew.-%, met meer voorkeur ten minste 1,0 gew.-%, met nog meer voorkeur ten minste 2,5 gew.-%, bij voorkeur ten minste 5,0 gew.-%, met meer voorkeur ten minste 7,0 gew.-%, met nog meer voorkeur ten minste 8,0 gew.-%, bij voorkeur ten minste 9,0 gew.-%, met meer voorkeur ten minste 10,0 gew.-%, met nog meer voorkeur ten minste 11,0 gew.-%, bij voorkeur ten minste 12,0 gew.-%, met meer voorkeur ten minste 15 gew.-% van het ten minste ene lipase- enzymconcentraat. Eventueel omvat het additief ten hoogste 50 gew.-% van het ten minste ene lipase-enzymconcentraat, bij voorkeur ten hoogste 45%, met meer voorkeur ten hoogste 40%, met nog meer voorkeur ten hoogste 35%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 30%, bij voorkeur ten hoogste 27,5%, met meer voorkeur ten hoogste 25%, met nog meer voorkeur ten hoogste 22,5%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 20,0 gew.-%, bij voorkeur ten hoogste 19,0%, met meer voorkeur ten hoogste 18,0%, met nog meer voorkeur ten hoogste 17,0%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 16,0 gew.-%, bij voorkeur ten hoogste 15,0%, met meer voorkeur ten hoogste 14,0%, met nog meer voorkeur ten hoogste 13,0%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 12,0 gew.-%. Additieven voor zwaar gebruik met betrekking tot vetvlekken kunnen het lipase-enzymconcentraat bevatten in een concentratie in een bereik van 35 tot 50 gew.-%. Additieven die bestemd zijn voor lichter gebruik voor vetvlekken kunnen het concentraat bevatten in een veel lagere concentratie, zoals in het bereik van 1,0 tot 15 gew.-%. Additieven die bestemd zijn voor andere types van gebruik, met slechts een zeer lichte vetwerking, kunnen nog lagere concentraties van het lipaseconcentraat bevatten.
In een uitvoeringsvorm omvat de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding het ten minste ene lipase-enzymconcentraat in een concentratie van ten minste 10 ppm in gewicht, bij voorkeur ten minste 20 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten minste 50 ppm in gewicht, met nog meer voorkeur ten minste 100 ppm in gewicht, bij voorkeur ten minste 150 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten minste 200 ppm in gewicht van het ten minste ene lipase-enzymconcentraat. Eventueel omvat het additief ten hoogste 500 ppm in gewicht van het ten minste ene lipase-enzymconcentraat, bij voorkeur ten hoogste 450 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten hoogste 400 ppm in gewicht, met nog meer voorkeur ten hoogste 350 ppm in gewicht, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 300 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 250 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten hoogste 200 ppm in gewicht, met nog meer voorkeur ten hoogste 150 ppm in gewicht. Vloeistoffen voor zwaar gebruik met betrekking tot vetvlekken kunnen het lipase- enzymconcentraat bevatten in een concentratie in een bereik van 150-500 ppm in gewicht. Vloeistoffen die bestemd zijn voor lichter gebruik voor vetvlekken kunnen het concentraat bevatten in een veel lagere concentratie, zoals in het bereik van 25 tot 250 ppm in gewicht. Vloeistoffen die bestemd zijn voor andere types van gebruik, met slechts een zeer lichte vetwerking, kunnen nog lagere concentraties van het lipaseconcentraat bevatten.
In een uitvoeringsvorm omvat de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding het ten minste ene protease-enzymconcentraat in een concentratie van ten minste 5 ppm in gewicht, bij voorkeur ten minste 10 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten minste 50 ppm in gewicht, met nog meer voorkeur ten minste 100 ppm in gewicht, bij voorkeur ten minste 150 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten minste 200 ppm in gewicht van het ten minste ene protease-enzymconcentraat. Eventueel omvat het additief ten hoogste 600 ppm in gewicht van het ten minste ene protease-enzymconcentraat, bij voorkeur ten hoogste 500 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten hoogste 400 ppm in gewicht, met nog meer voorkeur ten hoogste 350 ppm in gewicht, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 300 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 250 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten hoogste 200 ppm in gewicht, met nog meer voorkeur ten hoogste 150 ppm in gewicht. Vloeistoffen voor zwaar gebruik met betrekking tot eiwitvlekken, vaak bloedvlekken, kunnen het protease-enzymconcentraat bevatten in een concentratie in een bereik van 150-500 ppm in gewicht. Vloeistoffen die bestemd zijn voor lichter gebruik voor eiwitvlekken kunnen het concentraat bevatten in een veel lagere concentratie, zoals in het bereik van 25 tot 250 ppm in gewicht. Vloeistoffen die bestemd zijn voor andere types van gebruik, met slechts een zeer lichte eiwitwerking, kunnen nog lagere concentraties van het lipaseconcentraat bevatten.
In een uitvoeringsvorm omvat het additief volgens de onderhavige uitvinding het ten minste ene amineoxide in een concentratie in het bereik van ten minste 1 gew.-%. Bij voorkeur omvat het additief het ten minste ene amineoxide in een concentratie van ten minste 1,00 gew.-%, met meer voorkeur ten minste 1,20 gew.-%, met nog meer voorkeur ten minste 1,40 gew.-%, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 1,60 gew.-%, bij voorkeur ten minste 1,80 gew.-%, met meer voorkeur ten minste 2,00 gew.-%, met nog meer voorkeur ten minste 2,20 gew.-%, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 2,40 gew.-%, bij voorkeur ten minste 2,60 gew.-%, met meer voorkeur ten minste 2,80 gew.-%, met nog meer voorkeur ten minste 3,00 gew.-%, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 3,20 gew.-%, bij voorkeur ten minste 3,40 gew.-%, met meer voorkeur ten minste 3,60 gew.-%, met nog meer voorkeur ten minste 3,80 gew.-%, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 4,00 gew.-%, bij voorkeur ten minste 4,20 gew.-%. Eventueel omvat het additief het ten minste ene amineoxide in een concentratie van ten hoogste 15,0 gew.-%, bij voorkeur ten hoogste 14,0 gew.-%, met meer voorkeur ten hoogste 13,0 gew.-%, met nog meer voorkeur ten hoogste 12,0 gew.-%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 11,0 gew.-%, bij voorkeur ten hoogste 10,0 gew.-%, met meer voorkeur ten hoogste 9,0 gew.-%, met nog meer voorkeur ten hoogste 8,0 gew.-%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 7,0 gew.-%, bij voorkeur ten hoogste 6,0 gew.-%, met meer voorkeur ten hoogste 5,0 gew.-%, met nog meer voorkeur ten hoogste 4,0 gew.-%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 3,0 gew.-%.
In een uitvoeringsvorm omvat de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding het ten minste ene amineoxide in een concentratie in het bereik van ten minste 1 ppm in gewicht. Bij voorkeur omvat de vloeistof het ten minste ene amineoxide in een concentratie van ten minste 2 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten minste 3 ppm in gewicht, met nog meer voorkeur ten minste 4 ppm in gewicht, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 5 ppm in gewicht, bij voorkeur ten minste 6 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten minste 7 ppm in gewicht, met nog meer voorkeur ten minste 8 ppm in gewicht, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 9 ppm in gewicht, bij voorkeur ten minste 10 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten minste 12 ppm in gewicht, met nog meer voorkeur ten minste 14 ppm in gewicht, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 16 ppm in gewicht, bij voorkeur ten minste 18 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten minste 20 ppm in gewicht, met nog meer voorkeur ten minste 25 ppm in gewicht, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 30 ppm in gewicht, bij voorkeur ten minste 40 ppm in gewicht. Eventueel omvat de vloeistof het ten minste ene amineoxide in een concentratie van ten hoogste 200 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 150 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten hoogste 100 ppm in gewicht, met nog meer voorkeur ten hoogste 80 ppm in gewicht, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 60 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 50 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten hoogste 40 ppm in gewicht, met nog meer voorkeur ten hoogste 30 ppm in gewicht, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 25 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 20 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten hoogste 18 ppm in gewicht, met nog meer voorkeur ten hoogste 16 ppm in gewicht, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 15 ppm in gewicht.
In een uitvoeringsvorm omvat het additief volgens de onderhavige uitvinding totale eiwitten in een concentratie van ten minste 5 ppm in gewicht, bij voorkeur ten minste 10 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten minste 20 ppm, met nog meer voorkeur ten minste 25 ppm, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 30 ppm, bij voorkeur ten minste 35 ppm, met meer voorkeur ten minste 40 ppm, met nog meer voorkeur ten minste 45 ppm, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 50 ppm in gewicht, bij voorkeur ten minste 55 ppm, met meer voorkeur ten minste 60 ppm, met nog meer voorkeur ten minste 65 ppm, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 70 ppm in gewicht, bij voorkeur ten minste 75 ppm, met meer voorkeur ten minste 80 ppm, met nog meer voorkeur ten minste 90 ppm, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 100 ppm in gewicht, bij voorkeur ten minste 150 ppm, met meer voorkeur ten minste 200 ppm, met nog meer voorkeur ten minste 250 ppm, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 300 ppm in gewicht, bij voorkeur ten minste 400 ppm, met meer voorkeur ten minste 500 ppm, met nog meer voorkeur ten minste 600 ppm, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 750 ppm in gewicht, bij voorkeur ten minste 1000 ppm, met meer voorkeur ten minste 1500 ppm, met nog meer voorkeur ten minste 2000 ppm, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 2500 ppm in gewicht. De totale eiwitconcentratie in het additief kan hoger zijn indien het additief bestemd is om verder te worden verdund om een wasvloeistof te verkrijgen. Indien het additief bestemd is als een additief voor het bereiden van een was- en/of reinigingsvloeistof door het toevoegen van water, kan de formulering 0,1 gew.-% aan totale eiwitten bevatten, bij voorkeur ten minste 0,2 gew.-%, met meer voorkeur ten minste 0,3 gew.-%, met nog meer voorkeur ten minste 0,4 gew.-%, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 0,5 gew.-%, bij voorkeur ten minste 0,75 gew.-%, met meer voorkeur ten minste 1,0 gew.-%, met nog meer voorkeur ten minste 2,0 gew.-%, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 3,0 gew.-%.
In een uitvoeringsvorm omvat de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding totale eiwitten in een concentratie van ten minste 10 ppm in gewicht, bij voorkeur ten minste 20 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten minste 30 ppm, met nog meer voorkeur ten minste 40 ppm, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 50 ppm, bij voorkeur ten minste 60 ppm, met meer voorkeur ten minste 70 ppm, met nog meer voorkeur ten minste 80 ppm, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 90 ppm in gewicht, bij voorkeur ten minste 100 ppm, met meer voorkeur ten minste 150 ppm, met nog meer voorkeur ten minste 200 ppm.
Zonder aan deze theorie gebonden te willen zijn, menen de aanvragers dat de totale concentratie aan eiwitten in een samenstelling die enzymen bevat, overeenkomt met een bovengrens voor de totale aanwezigheid van enzymen in de samenstelling. Wanneer de samenstelling echter wordt bereid met vrij verse enzymconcentraten, kan het totale eiwitgehalte van de samenstelling worden beschouwd als een vrij goede weergave van de totale enzymconcentratie in de samenstelling. De aanvragers menen derhalve dat een hogere totale enzymconcentratie doorgaans overeenkomt met een hogere concentratie aan actieve enzymen in de samenstelling, en bijgevolg ook overeenkomt met een hogere enzymatische werking van de detergentformulering zelf of een derivaat dat ervan is gemaakt.
Eventueel bevat het additief ten hoogste 10 gew.-% aan totale eiwitten, bij voorkeur ten hoogste 9 gew.-%, met meer voorkeur ten hoogste 8 gew.-%, met nog meer voorkeur ten hoogste 7 gew.-%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 6 gew.-%, bij voorkeur ten hoogste 5 gew.-%, met meer voorkeur ten hoogste 4,0 gew.-%, met nog meer voorkeur ten hoogste 3,0 gew.-%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 2,0 gew.-%, bij voorkeur ten hoogste 1,5 gew.-%, met meer voorkeur ten hoogste 1,0 gew.-%, met nog meer voorkeur ten hoogste 800 ppm in gewicht, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 600 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 500 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten hoogste 400 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 300 ppm in gewicht, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 250 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 200 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten hoogste 150 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 100 ppm in gewicht, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 80 ppm in gewicht. De aanvragers geven er de voorkeur aan om de bovengrens te respecteren om het voordeel te verkrijgen van een verbeterde kostenefficiëntie van het additief, en dat zonder de doeltreffendheid daarvan in het gedrang te brengen. De aanvragers geven er de voorkeur aan tot een geschikt evenwicht te komen tussen de kostprijs van de hoeveelheden van enzymconcentraten die worden toegevoegd in het additief en de doeltreffendheid van het additief of van het derivaat dat daarvan kan worden gemaakt door het toevoegen van water.
Eventueel bevat de vloeistof ten hoogste 600 ppm in gewicht aan totale eiwitten, bij voorkeur ten hoogste 550 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten hoogste 500 ppm in gewicht, met nog meer voorkeur ten hoogste 450 ppm in gewicht, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 400 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 350 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten hoogste 300 ppm in gewicht, met nog meer voorkeur ten hoogste 250 ppm in gewicht, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 200 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 150 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten hoogste 100 ppm in gewicht, met nog meer voorkeur ten hoogste 80 ppm in gewicht, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 60 ppm in gewicht. De aanvragers geven er de voorkeur aan om de bovengrens te respecteren om het voordeel te verkrijgen van een verbeterde kostenefficiëntie van de vloeistof, en dat zonder de doeltreffendheid daarvan in het gedrang te brengen. De aanvragers geven er de voorkeur aan tot een geschikt evenwicht te komen tussen de kostprijs van de hoeveelheden van enzymconcentraten die worden toegevoegd in de vloeistof, doorgaans via een geschikt additief, en de doeltreffendheid van de vloeistof.
In een uitvoeringsvorm omvat de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding de optionele ten minste ene niet-ionische oppervlakteactieve stof in een concentratie van 1/2000 van ten hoogste 20,0 gew.-%, bij voorkeur ten hoogste 19,0 gew.-%, met meer voorkeur ten hoogste 18,0 gew.-%, met nog meer voorkeur ten hoogste 17,0 gew.-%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 16,5 gew.-%, bij voorkeur ten hoogste 16,0 gew.-%, met meer voorkeur ten hoogste 15,0 gew.-%, met nog meer voorkeur ten hoogste 14,0 gew.-%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 13,0 gew.-%, bij voorkeur ten hoogste 12,5 gew.-%, met meer voorkeur ten hoogste 12,0 gew.-%, met nog meer voorkeur ten hoogste 11,0 gew.-%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 10,0 gew.-%, bij voorkeur ten hoogste 9,0 gew.-%, met meer voorkeur ten hoogste 8,0 gew.-%, met nog meer voorkeur ten hoogste 7,0 gew.-%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 6,5 gew.-%, bij voorkeur ten hoogste 6,0 gew.-%, met meer voorkeur ten hoogste 5,5 gew.-%, met nog meer voorkeur ten hoogste 5,0 gew.-%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 4,5 gew.-%, bij voorkeur ten hoogste 4,0 gew.-%, met meer voorkeur ten hoogste 3,5 gew.-%, met nog meer voorkeur ten hoogste 3,0 gew.-%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 2,5 gew.-%, bij voorkeur ten hoogste 2,0 gew.-%, met meer voorkeur ten hoogste 1,5 gew.-%, met nog meer voorkeur ten hoogste 1,0 gew.-%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 0,5 gew.-% en eventueel ten minste 50 ppm in gewicht, bij voorkeur ten minste 100 ppm, met meer voorkeur ten minste 200 ppm, met nog meer voorkeur ten minste 250 ppm, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 300 ppm, bij voorkeur ten minste 400 ppm, met meer voorkeur ten minste 500 ppm, met nog meer voorkeur ten minste 600 ppm, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 700 ppm in gewicht, bij voorkeur ten minste 1000 ppm in gewicht of 0,1 gew.-%, met meer voorkeur ten minste 0,2%, met nog meer voorkeur ten minste 0,3%, met zelfs nog meer voorkeur ten minste
0,4%, bij voorkeur ten minste 0,5%, met meer voorkeur ten minste 0,6%, met nog meer voorkeur ten minste 0,7%, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 0,8%, bij voorkeur ten minste 0,9%, met meer voorkeur ten minste 1,0%, met nog meer voorkeur ten minste 1,25%, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 1,50%, bij voorkeur ten minste 2,00%, met meer voorkeur ten minste 2,5%, met nog meer voorkeur ten minste 3,0%, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 4,0%, bij voorkeur ten minste 5,0%, met meer voorkeur ten minste 6,0%, met nog meer voorkeur ten minste 7,0%, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 8,0%.
In een uitvoeringsvorm omvat het additief volgens de onderhavige uitvinding het optionele totaal aan andere oppervlakteactieve stoffen dan amineoxide en niet-ionische oppervlakteactieve stof in een concentratie in het bereik van 50 ppm in gewicht tot 5,0 gew.-%, bij voorkeur ten hoogste 4,0 gew.-%, met meer voorkeur ten hoogste 3,5 gew.-%, met nog meer voorkeur ten hoogste 3,0 gew.-%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 2,5 gew.-%, bij voorkeur ten hoogste 2,0 gew.-%, met meer voorkeur ten hoogste 1,5 gew.-%, met nog meer voorkeur ten hoogste 1,0 gew.-%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 0,5 gew.-% en eventueel ten minste 50 ppm in gewicht, bij voorkeur ten minste 100 ppm, met meer voorkeur ten minste 200 ppm, met nog meer voorkeur ten minste 250 ppm, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 300 ppm, bij voorkeur ten minste 400 ppm, met meer voorkeur ten minste 500 ppm, met nog meer voorkeur ten minste 600 ppm, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 700 ppm in gewicht, bij voorkeur ten minste 1000 ppm in gewicht of 0,1 gew.-%. Volgens de huidige uitvinding zijn er geen andere bewust toegevoegde oppervlakteactieve stoffen aanwezig in het additief, vanwege de negatieve effecten die ze kunnen hebben op de werking van ten minste één van de enzymen. Ze hebben echter vastgesteld dat dergelijke andere oppervlakteactieve stoffen onbedoeld kunnen worden ingebracht als bestanddeel uit een van de componenten die zijn gebruikt voor de bereiding van het additief. De aanvragers hebben vastgesteld dat beperkte gehaltes van dergelijke andere oppervlakteactieve stoffen, zoals hier beschreven, nog toelaatbaar kunnen zijn en het teweegbrengen van de beoogde technische effecten met de onderhavige uitvinding niet in de weg staan. Voor de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding dienen deze concentraties te worden omgezet door ze te delen door een factor 2000.
In een uitvoeringsvorm omvat het additief volgens de onderhavige uitvinding het ten minste ene protease-enzymconcentraat in een concentratie van ten minste 0,2 gew.-%, bij voorkeur ten minste 0,5 gew.-%, met meer voorkeur ten minste 1,0 gew.-%, met nog meer voorkeur ten minste 2,5 gew.-%, bij voorkeur ten minste 5,0 gew.-%, met meer voorkeur ten minste 7,0 gew.-%, met nog meer voorkeur ten minste 8,0 gew.-%, bij voorkeur ten minste 9,0 gew.-%, met meer voorkeur ten minste 10,0 gew.-%, met nog meer voorkeur ten minste 11,0 gew.-%, bij voorkeur ten minste 12,0 gew.-%, met meer voorkeur ten minste 15 gew.-% van het ten minste ene protease-enzymconcentraat. Eventueel omvat het additief ten hoogste 50 gew.-% van het ten minste ene protease-enzymconcentraat, bij voorkeur ten hoogste 45%, met meer voorkeur ten hoogste 40%, met nog meer voorkeur ten hoogste 35%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 30%, bij voorkeur ten hoogste 27,5%, met meer voorkeur ten hoogste 25%, met nog meer voorkeur ten hoogste 22,5%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 20,0 gew.-%, bij voorkeur ten hoogste 19,0%, met meer voorkeur ten hoogste 18,0%, met nog meer voorkeur ten hoogste 17,0%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 16,0 gew.-%, bij voorkeur ten hoogste 15,0%, met meer voorkeur ten hoogste 14,0%, met nog meer voorkeur ten hoogste 13,0%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 12,0 gew.-%. Voor zwaar gebruik kan het additief nog hogere gehaltes van het proteaseconcentraat omvatten. In een uitvoeringsvorm kan het additief tot wel 80 gew.-% van het proteaseconcentraat omvatten, bij voorkeur ten hoogste 75%, met meer voorkeur ten hoogste 70%, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 65%, bij voorkeur ten hoogste 60%, met meer voorkeur ten hoogste 60% en met nog meer voorkeur ten hoogste 55% van het ten minste ene proteaseconcentraat.
In een uitvoeringsvorm omvat het additief volgens de onderhavige uitvinding het ten minste ene protease-enzymconcentraat in een gewichtsverhouding tot het ten minste ene lipase-enzymconcentraat in het bereik van ten minste 0,1 tot ten hoogste 10,0, bij voorkeur ten minste 0,25, met meer voorkeur ten minste 0,5, met nog meer voorkeur ten minste 0,7, bij voorkeur ten minste 0,8, met meer voorkeur ten minste 0,9, met nog meer voorkeur ten minste 0,95, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 1,00, bij voorkeur ten minste 1,05, met meer voorkeur ten minste 1,10, met nog meer voorkeur ten minste 1,2. Eventueel bedraagt de gewichtsverhouding van het protease-enzymconcentraat tot het lipase-enzymconcentraat ten hoogste 9,5, bij voorkeur ten hoogste 9,0, met meer voorkeur ten hoogste 8,0, met nog meer voorkeur ten hoogste 6,0, bij voorkeur ten hoogste 5,0, met meer voorkeur ten hoogste 4,0, met nog meer voorkeur ten hoogste 3,0, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 2,0, bij voorkeur ten hoogste 1,50, met meer voorkeur ten hoogste 1,25, met nog meer voorkeur ten hoogste 1,05, bij voorkeur ten hoogste 0,95, met meer voorkeur ten hoogste 0,90, met nog meer voorkeur ten hoogste 0,85. De aanvragers hebben vastgesteld dat het respecteren van dit bereik aan gewichtsverhoudingen het voordeel oplevert van een verbeterde gecombineerde performantie van de twee soorten enzymen, en bijgevolg een verbeterde was- en/of reinigingsperformantie.
In een uitvoeringsvorm is het additief volgens de onderhavige uitvinding een waterige samenstelling. De aanvragers hebben vastgesteld dat een additief dat gebaseerd is op water als de continue fase ervan zich makkelijker laat mengen in de waterige wasvloeistof, en sneller een homogene vloeistofsamenstelling vormt die klaar is om haar gewenste optimale performantie te vertonen. De aanvragers hebben vastgesteld dat water ook een uiterst geschikte viscositeit heeft en daardoor makkelijk kan worden gepompt en door regelkleppen en andere apparatuur kan worden gevoerd. De aanvragers hebben voorts vastgesteld dat, aangezien veel alternatieven organische vloeistoffen zijn, de keuze voor water als basis voor het additief ook vermijdt dat de drager van het additief zou leiden tot een zwaardere belasting voor het milieu door de was- en/of reinigingswerkzaamheid waarvoor het additief bestemd is. De keuze voor water vermijdt dus ook een toename van de chemische zuurstofbehoefte (in het Engels ook wel chemical oxygen demand of “COD” genoemd) en de biologische zuurstofbehoefte (ook wel “BOD” genoemd) van het afvalwater dat wordt afgevoerd door de werkzaamheid waarbij het additief wordt gebruikt, en zo ook een verhoging vermijdt van de voor de emissies ervan verschuldigde belastingen.
In een uitvoeringsvorm omvat het additief volgens de onderhavige uitvinding voorts ten minste één amylase-enzymconcentraat, bij voorkeur in een concentratie die in een gewichtsverhouding staat tot de concentratie van het ten minste ene lipase-enzymconcentraat van ten minste 0,1 tot 2,0. Bij voorkeur bedraagt de gewichtsverhouding van het amylase- enzymconcentraat tot het lipase-enzymconcentraat bij voorkeur ten minste 0,20, met meer voorkeur ten minste 0,25, met nog meer voorkeur ten minste 0,3, bij voorkeur ten minste 0,4, met meer voorkeur ten minste 0,5, met nog meer voorkeur ten minste 0,55, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 0,60, bij voorkeur ten minste 0,70. Eventueel bedraagt de gewichtsverhouding van het amylase-enzymconcentraat tot het lipase-enzymconcentraat ten hoogste 1,75, bij voorkeur ten hoogste 1,5, met meer voorkeur ten hoogste 1,25, met nog meer voorkeur ten hoogste 1,1, bij voorkeur ten hoogste 1,0, met meer voorkeur ten hoogste 0,90, met nog meer voorkeur ten hoogste 0,80, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 0,70, bij voorkeur ten hoogste 0,60, met meer voorkeur ten hoogste 0,55, met nog meer voorkeur ten hoogste 0,50, bij voorkeur ten hoogste 0,45, met meer voorkeur ten hoogste 0,40, met nog meer voorkeur ten hoogste 0,35. De aanwezigheid van het amylase-enzym levert het voordeel op dat het additief ook werkzaam is tegen vlekken van sachariden, zoals zetmeel. De aanvragers hebben voorts vastgesteld dat het respecteren van dit bereik aan gewichtsverhoudingen het voordeel oplevert van een verbeterde gecombineerde performantie van de twee soorten enzymen, en bijgevolg een verbeterde was- en/of reinigingsperformantie. De aanvragers hebben vastgesteld dat de aanwezigheid van het amylaseconcentraat een verlaging mogelijk maakt van de gehaltes aan oppervlakteactieve stof die doorgaans worden gebruikt in een waswerkwijze. De aanvragers hebben tevens vastgesteld dat het amylaseconcentraat een efficiëntere en doeltreffendere reiniging en/of wasbewerking mogelijk kan maken van specifieke vlekken die mogelijk zeer moeilijk te verwijderen zijn met andere middelen.
In een uitvoeringsvorm omvat het additief volgens de onderhavige uitvinding voorts ten minste één cellulase-enzymconcentraat, bij voorkeur in een concentratie die in een gewichtsverhouding staat tot de concentratie van het ten minste ene lipase-enzymconcentraat van ten minste 0,05 tot 1,5. Bij voorkeur bedraagt de gewichtsverhouding van het cellulase- enzymconcentraat tot het lipase-enzymconcentraat bij voorkeur ten minste 0,10, met meer voorkeur ten minste 0,15, met nog meer voorkeur ten minste 0,20, bij voorkeur ten minste 0,25, met meer voorkeur ten minste 0,3, met nog meer voorkeur ten minste 0,35, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 0,40, bij voorkeur ten minste 0,50. Eventueel bedraagt de gewichtsverhouding van het cellulase-enzymconcentraat tot het lipase-enzymconcentraat ten hoogste 1,45, bij voorkeur ten hoogste 1,25, met meer voorkeur ten hoogste 1,10, met nog meer voorkeur ten hoogste 1,00, bij voorkeur ten hoogste 0,90, met meer voorkeur ten hoogste 0,80, met nog meer voorkeur ten hoogste 0,70, met zelfs nog meer voorkeur ten hoogste 0,60, bij voorkeur ten hoogste 0,50, met meer voorkeur ten hoogste 0,40, met nog meer voorkeur ten hoogste 0,30, bij voorkeur ten hoogste 0,25, met meer voorkeur ten hoogste 0,20, met nog meer voorkeur ten hoogste 0,15. De aanwezigheid van het cellulase-enzym levert het voordeel op dat het additief ook werkzaam is voor het afbreken van wanden van organische cellen, zoals de bouwelementen van de meeste biologische soorten, eencellig en meercellig, wat dus alle mogelijke levende wezens omvat, van bacteriën tot planten en vlees, en kan dus een sleutelrol spelen bij de afbraak van bacteriën, maar ook van resten van planten, schaaldieren, vis, vlees, tot zelfs resten van menselijk weefsel. De aanvragers hebben voorts vastgesteld dat het respecteren van dit bereik aan gewichtsverhoudingen het voordeel oplevert van een verbeterde gecombineerde performantie van de twee soorten enzymen, en bijgevolg een verbeterde was- en/of reinigingsperformantie.
Het additief volgens de onderhavige uitvinding omvat geen andere oppervlakteactieve stof dan het ten minste ene amineoxide, uitgezonderd oppervlakteactieve stoffen die mogelijk aanwezig waren in de bestanddelen die zijn gebruikt voor het bereiden van het additief. De aanvragers hebben vastgesteld dat veel andere oppervlakteactieve stoffen dan het ten minste ene amineoxide de neiging kan hebben om de werking van het lipase-enzym te verminderen wanneer het additief wordt gebruikt in de context van een was- en/of reinigingswerkzaamheid. Zonder aan deze theorie gebonden te willen zijn, menen de aanvragers dat dit effect op de werking van een lipase-enzym te wijten kan zijn aan het feit dat de oppervlakteactieve stof ook een affiniteit heeft voor de vethoudende vlek en dus mogelijk concurreert met het lipase-enzym om tot de vlek door te dringen, waardoor er minder gelegenheid overblijft voor contact tussen het lipase-enzym en de vethoudende vlek.
In een uitvoeringsvorm omvat het additief volgens de onderhavige uitvinding voorts ten minste één enzymstabiliserend systeem.
Dergelijk ten minste één enzymstabiliserend systeem kan bijvoorbeeld een boorzuurzout omvatten, zoals een alkalimetaalboraat of amineboraat (bijvoorbeeld een alkanolamineboraat), of een boraatester, bijvoorbeeld 4- formylfenylboorzuur (4FPBA), of kaliumboraat, of een derivaat van fenylboorzuur zoals beschreven in het octrooischrift WO 96/41859 (A1). Met meer voorkeur omvat het ten minste ene enzymstabiliserende systeem voorts een wateroplosbare bron van calcium- en/of magnesiumionen zoals beschreven in het octrooischrift EP 3137235 B1. Boorvrije enzymstabiliserende systemen kunnen bijvoorbeeld ethyleenglycol of andere glycolen of polyolen omvatten. Veel enzymstabiliserende systemen kunnen ten minste één bestanddeel omvatten dat gekozen is uit natriumformiaat en een peptide-aldehyde of een waterstofsulfietadduct daarvan, waarbij het peptide- aldehyde of het adduct daarvan bij voorkeur wordt gecombineerd met een zout van een eenwaardig kation, gewoonlijk een calciumkation, en/of een eenwaardig organisch kation (zoals de kationen die geopenbaard zijn in het octrooischrift EP 2726590 B1). De aanvragers hebben vastgesteld dat ten minste één enzymstabiliserend systeem kan bijdragen tot een langere houdbaarheid van het additief, wat wil zeggen dat het additief gedurende een langere periode zijn vermogen kan behouden om zoveel mogelijk van de verwachte performantie te leveren. Dat wil zeggen dat het additief niet kort na de bereiding ervan hoeft te worden gebruikt, maar ook een zekere tijd na het moment waarop het is bereid kan worden benut. Het additief kan bijgevolg na de bereiding ervan worden bewaard en/of getransporteerd.
In een uitvoeringsvorm omvat het additief volgens de onderhavige uitvinding voorts ten minste één verbinding die de hardheid verhoogt, bij voorkeur een verbinding die in staat is om calcium- en/of magnesiumkationen vrij te geven in een waterige omgeving, waarbij de verbinding die de waterhardheid verhoogt bij voorkeur gekozen is uit een calciumzout, een magnesiumzout, en combinaties daarvan. Vrijwel alle zouten van calcium en/of magnesium zijn geschikt, met inbegrip van oxiden, hydroxiden, sulfaten, nitraten, carbonaten, bicarbonaten, chloriden, formiaten, acetaten, en dergelijke. De aanvragers hebben verrassenderwijs vastgesteld dat het lipase-enzym een nog hogere activiteit vertoont in een vloeistof die een verbinding bevat die de waterhardheid verhoogt, in vergelijking met een vloeistof op basis van water met een laag mineraalgehalte, ook bekend als “zacht water”. Om te garanderen dat het voordelige effect wordt gesorteerd met de vloeistof die bereid is met gebruik van het additief, geven de aanvragers er de voorkeur aan de verbinding die de waterhardheid verhoogt reeds toe te voegen in het additief. De hoeveelheid verbinding die de hardheid verhoogt dient te worden afgestemd op een verhoging van de waterhardheid van de was- en/of reinigingsvloeistof die van het additief wordt afgeleid met ten minste 2°fH, bij voorkeur ten minste 3°fH, met meer voorkeur ten minste 4°fH, met nog meer voorkeur ten minste 5, 6 of even 7°fH.
In een uitvoeringsvorm van het additief volgens de onderhavige uitvinding is het ten minste ene amineoxide het oxide van een tertiair amine, bij voorkeur een alkyldimethylamineoxide, waarbij het alkyldimethylamineoxide met meer voorkeur lauryldimethylamineoxide omvat en bij voorkeur in hoofdzaak lauryldimethylamineoxide is. De aanvragers hebben vastgesteld dat die keuze van amineoxide uiterst geschikt is voor het teweegbrengen van de voordelige effecten van de onderhavige uitvinding. De aanvragers hebben tevens vastgesteld dat de gekozen amineoxiden ook gemakkelijker verkrijgbaar zijn in de gewenste hoeveelheden en in een kwaliteit die het meest geschikt is voor gebruik in de context van de onderhavige uitvinding.
In een uitvoeringsvorm omvat de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding de tweede oppervlakteactieve stof, en is de tweede oppervlakteactieve stof een geëthoxyleerde en/of gepropoxyleerde oppervlakteactieve stof, waarbij de oppervlakteactieve stof bij voorkeur een gemiddelde ethoxylatiegraad heeft die ten hoogste 9 bedraagt, met meer voorkeur ten hoogste 8, met nog meer voorkeur ten hoogste 7, bij voorkeur ten hoogste 6, met meer voorkeur ten hoogste 5, en met nog meer voorkeur ten hoogste 4. De aanvragers hebben vastgesteld dat de aanwezigheid van de gespecifieerde niet-ionische oppervlakteactieve stof aanvaardbaar kan zijn in de vloeistof en dat het voordelige effect van de onderhavige uitvinding in aanwezigheid ervan nog steeds te verwezenlijken is. De aanwezigheid van de tweede oppervlakteactieve stof brengt het voordeel met zich mee dat de oppervlakteactieve stof kan bijdragen tot de was- en/of reinigingsperformantie van de vloeistof, in het bijzonder wanneer de vloeistof wordt gebruikt als was- en/of reinigingsvloeistof. Wanneer de vloeistof bestemd is om te worden gebruikt als een was- of reinigingsvloeistof, geven de aanvragers er de voorkeur aan de gespecifieerde niet-ionische oppervlakteactieve stof zodanig te doseren dat de concentratie ervan in de was- of reinigingsvloeistof ten hoogste 500 ppm in gewicht wordt, bij voorkeur ten hoogste 400 ppm in gewicht. Zulke hoge concentraties kunnen de voorkeur krijgen wanneer de vloeistof bestemd is voor zwaar gebruik, zoals voor het wassen van sterk vervuild textiel. De aanvragers hebben vastgesteld dat de vloeistof in die omstandigheden nog steeds in staat is om het voordelige effect van de onderhavige uitvinding te vertonen. Voor lichter gebruik van de vloeistof geven de aanvragers er de voorkeur aan naar een lagere concentratie van de gespecifieerde niet-ionische oppervlakteactieve stof te streven, zoals ten hoogste 350 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 300 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten hoogste 250 ppm in gewicht, met nog meer voorkeur ten hoogste 200 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 150 ppm in gewicht, en met meer voorkeur ten hoogste 100 ppm in gewicht. De aanvragers hebben vastgesteld dat het voordelige effect van de onderhavige uitvinding in die omstandigheden, met een lagere aanwezigheid van de tweede oppervlakteactieve, zelfs nog meer uitgesproken kan zijn.
In een uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding is de tweede oppervlakteactieve stof ten minste één alkylpolyglycoside, waarbij het alkylpolyglycoside een alkylpolyglucoside is, bij voorkeur een C8-10-alkylpolyglucoside. De aanvragers hebben vastgesteld dat het alkylpolyglycoside een veel lager effect vertoont op de werking van het lipase-enzym, of zelfs helemaal geen effect. De aanvragers hebben vastgesteld dat het voordelige effect van de onderhavige uitvinding veel minder wordt gehinderd of gereduceerd door de aanwezigheid van het alkylpolyglycoside, en dat in veel omstandigheden mogelijk helemaal geen negatief effect wordt vastgesteld dat geassocieerd is met de aanwezigheid van het alkylpolyglycoside. De aanvragers hebben vastgesteld dat de dosering van het alkylpolyglycoside in de was- en/of reinigingsvloeistof, in een veel ruimer bereik aan concentraties mag worden uitgevoerd vergeleken met de geëthoxyleerde en/of gepropoxyleerde oppervlakteactieve stof die elders in dit document wordt besproken als kandidaat voor de rol van tweede oppervlakteactieve stof.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding heeft het alkylpolyglycoside een gemiddelde polymerisatiegraad van ten hoogste 4, bij voorkeur ten hoogste 2,5, met meer voorkeur ten hoogste 1,5.
De aanvragers hebben vastgesteld dat het gespecifieerde alkylpolyglycoside het meest geschikt is voor gebruik in de context van de onderhavige uitvinding, omdat het het beste evenwicht verschaft tussen performantie als oppervlakteactieve stof in de was- en/of reinigingsvloeistof en de eventuele effecten ervan op de werking van de enzymen in de samenstellingen, in het bijzonder van het lipase-enzym.
In een uitvoeringsvorm wordt de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding verkregen door toevoeging van water en/of ten minste een andere vloeibare stof zoals ethyleenglycol, andere glycolen en/of polyolen, of andere vloeibare stoffen waarvan bekend is dat ze enzymen stabiliseren, aan het additief, waarbij bij voorkeur ten minste ten dele water wordt gebruikt dat afgevoerd is uit een spoelstap stroomopwaarts of stroomafwaarts van een wasstap als deel van een was- of reinigingscyclus. De aanvragers hebben vastgesteld dat een geschikte vloeistof voor wassen of reinigen, of ten minste een uiterst geschikt tussenproduct daarvoor, gemakkelijk kan worden verkregen door toevoeging van water aan het additief volgens de onderhavige uitvinding. Bij voorkeur hergebruiken de aanvragers water dat al ten minste eenmaal is gebruikt in een spoelstap. De aanvragers hebben vastgesteld dat de kwaliteit van water dat al ten minste eenmaal is gebruikt in een spoelstap, doorgaans nog steeds aanvaardbaar is om te worden toegevoegd aan het additief. De aanvragers beseffen dat dergelijk spoelwater nog steeds oppervlakteactieve stoffen kan bevatten die zijn gebruikt in de stap van wassen of reinigen stroomopwaarts van de spoelstap, maar hebben tevens vastgesteld dat de gehaltes aan die oppervlakteactieve stoffen doorgaans voldoende laag zijn zodanig dat de werking van de enzymen die worden bijgedragen door het additief volgens de onderhavige uitvinding nog voldoende hoog blijft. Bij voorkeur gebruiken de aanvragers water dat verkregen is uit een spoelstap die deel uitmaakt van de was- of reinigingswerkwijze waarin een additief volgens de onderhavige uitvinding en/of een vloeistof volgens de onderhavige uitvinding is gebruikt. Dat brengt het voordeel met zich mee dat het type oppervlakteactieve stoffen dat aanwezig kan zijn in het water uit de spoelstap hetzelfde is als de oppervlakteactieve stoffen waarmee de enzymen in aanraking zullen komen die in de was- of reinigingswerkwijze worden geïntroduceerd door het additief volgens de onderhavige uitvinding. Doorgaans zijn die oppervlakteactieve stoffen gekozen met kennis van welke enzymen aanwezig zijn in het additief. De aanvragers hebben vastgesteld dat daardoor het risico wordt verlaagd op een incompatibiliteitsprobleem tussen de keuze van de enzymen en de oppervlakteactieve stoffen die terugkomen met het water uit de spoelstap.
In de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding kunnen voorts andere bestanddelen worden geïntroduceerd, zoals extra oppervlakteactieve stoffen, zoals bijkomende niet-ionische oppervlakteactieve stoffen, biociden, zuren, builders, dispergeermiddelen, vuilafstotende polymeren, acrylaten, antistatische middelen, buffermiddelen, schuimregelende middelen, optische witmakers, kleurstoffen, oplosmiddelen, pH-instelmiddelen, zoals alkali, enzovoort.
In een uitvoeringsvorm is de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding geschikt voor gebruik in een industriële waswerkwijze, bij voorkeur in een textiel- of wasgoedwaswerkwijze, met meer voorkeur in een voorwasstap-onderdeel van de waswerkwijze, of voor reinigen ter plaatse (Engels: cleaning in place, “CIP”) of voor het reinigen van een hard oppervlak.
De aanvragers hebben vastgesteld dat de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding uiterst geschikt is voor een groot aantal was- en/of reinigingswerkzaamheden, in het bijzonder voor het verwijderen van vet- of triglyceridevlekken dankzij de hoge werkingsgraad van het lipase-enzym in de vloeistof en/of in het additief.
In een uitvoeringsvorm omvat de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding de tweede oppervlakteactieve stof in een concentratie van ten hoogste 400 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 375 ppm, met meer voorkeur ten hoogste 360 ppm, met nog meer voorkeur ten hoogste 350 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 340 ppm, met meer voorkeur ten hoogste 330 ppm, met nog meer voorkeur ten hoogste 320 ppm.
De aanvragers hebben vastgesteld dat de aangegeven bovengrens een voldoende grote aanwezigheid van de tweede oppervlakteactieve stof in de vloeistof mogelijk maakt, en tegelijk vermijdt dat de tweede oppervlakteactieve stof een te groot negatief effect zou hebben op de werking van het lipase-enzym en zo het voordelige effect van de onderhavige uitvinding te zeer zou reduceren.
De aanvragers hebben zelfs vastgesteld dat de voorgeschreven bovengrenzen niet verhinderen dat de vloeistof geschikt is voor zware was- en reinigingswerkzaamheden, zoals het wassen van sterk vervuild textiel, dat bijvoorbeeld textiel kan zijn dat in een slachthuis is gebruikt. De aanvragers hebben vastgesteld dat met een alkylpolyglycoside (APG) als de tweede oppervlakteactieve stof hogere concentraties toelaatbaar zijn dan met een geëthoxyleerde en/of gepropoxyleerde oppervlakteactieve stof als de tweede oppervlakteactieve stof, aangezien de aanvragers hebben vastgesteld dat he
APG nauwelijks enig negatief effect heet op de werking van het lipase-enzym in de was- of reinigingswerkwijze.
In een uitvoeringsvorm omvat de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding de tweede oppervlakteactieve stof in een concentratie van ten hoogste 150 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 140 ppm, met meer voorkeur ten hoogste 130 ppm, met nog meer voorkeur ten hoogste 125 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 120 ppm, met meer voorkeur ten hoogste 110 ppm, met nog meer voorkeur ten hoogste 100 ppm.
De aanvragers hebben vastgesteld dat het respecteren van die bovengrens een nog uitgesprokener voordelig effect van de onderhavige uitvinding mogelijk maakt, in het bijzonder indien de tweede oppervlakteactieve stof een geëthoxyleerde en/of gepropoxyleerde oppervlakteactieve stof is, vanwege een verlaagde concurrentie tussen de oppervlakteactieve stof en het lipase-enzym om door te dringen tot de vetvlekken die men wenst te verwijderen. Het respecteren van die bovengrens krijgt dus meer de voorkeur met een geëthoxyleerde en/of gepropoxyleerde oppervlakteactieve stof als de tweede oppervlakteactieve stof, en mag gerust als minder belangrijk worden beschouwd met APG als de tweede oppervlakteactieve stof. De aanvragers hebben vastgesteld dat de aanwezigheid van de tweede oppervlakteactieve stof in een vloeistof in het hier aangegeven bereik de vloeistof uiterst geschikt maakt voor lichter gebruik, zoals voor het wassen van licht bevuild textiel of voor het reinigen van licht bevuilde oppervlakken.
In een uitvoeringsvorm omvat de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding geen andere oppervlakteactieve stof dan het amineoxide, uitgezonderd oppervlakteactieve stoffen die mogelijk aanwezig waren in de bestanddelen die zijn gebruikt voor het bereiden van de vloeistof.
Andere bestanddelen dan het additief kunnen ook oppervlakteactieve stoffen bevatten. Zo kan het water dat kan worden gebruikt als basis voor de vloeistof bijvoorbeeld afvoerwater uit een spoelstap zijn, en dat water kan sommige van de oppervlakteactieve stoffen bevatten die zijn gebruikt in de stap van wassen of reinigen stroomopwaarts van de spoelstap, zij het doorgaans in een lagere concentratie dan in de vloeistof die werd gebruikt in de stroomopwaartse stap van wassen of reinigen. Andere bestanddelen van de was- of reinigingsvloeistof kunnen ook oppervlakteactieve stoffen bevatten, bijvoorbeeld om een actief bestanddeel in emulsie of in suspensie te houten.
Die extra oppervlakteactieve stoffen worden in deze uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding beschouwd als onvermijdelijke onzuiverheden, aangezien ze niet opzettelijk zijn toegevoegd aan de vloeistof, en hun aanwezigheid niet als voornaamste doel een bijdrage heeft aan de was- en/of reinigingsperformantie van de vloeistof. De aanvragers geven er in deze uitvoeringsvorm de voorkeur aan dat geen andere oppervlakteactieve stof dan het amineoxide aanwezig is in de vloeistof, omdat dat het voordeel met zich meebrengt dat het lipase-enzym veel minder, en bij voorkeur geen concurrentie ondervindt om door te dringen tot de vetvlekken die de vloeistof dient te verwijderen, waardoor het lipase-enzym zijn volledige werking kan ontplooien, die bovendien doorgaans nog wordt versterkt door de aanwezigheid van het amineoxide.
In een uitvoeringsvorm omvat de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding voorts ten minste één amylase-enzymconcentraat, bij voorkeur in een concentratie die in een gewichtsverhouding staat tot de concentratie van het ten minste ene lipase-enzymconcentraat van ten minste 0,1 tot 2,0. Dat brengt het voordeel met zich mee dat de vloeistof ook doeltreffend is tegen vlekken die sachariden bevatten, waaronder, maar belangrijker, di- en trisachariden, en ook hogere polymere sachariden tot zetmeel. Op die manier dragen amylase-enzymen bij tot een was- of reinigingswerkwijze door het “oplossen” van zetmelen waardoor weefsels, vaatwerk en andere harde oppervlakken zijn bevuild. Er zijn verschillende types van amylase-enzymen bekend, zoals alfa-, bèta- en gamma-amylase, en ze hebben elk hun eigen gamma aan geprefereerde doelwitten. Degene die de detergentformulering samenstelt, kan daardoor des te beter kiezen in functie van de geplande toepassing. De aanvragers geven er de voorkeur aan dat het amylase-enzymconcentraat aanwezig is in een verhouding tot de concentratie van het ten minste ene lipase-enzymconcentraat van ten minste 0,20, bij voorkeur ten minste 0,25, met meer voorkeur ten minste 0,30, met nog meer voorkeur ten minste 0,40, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 0,50.
Eventueel wensen de aanvragers dat het amylase-enzymconcentraat aanwezig is in de verhouding tot de concentratie van het ten minste ene lipase- enzymconcentraat van ten hoogste 1,75, bij voorkeur ten hoogste 1,50, met meer voorkeur ten hoogste 1,25, met nog meer voorkeur ten hoogste 1,15, bij voorkeur ten hoogste 1,00, met meer voorkeur ten hoogste 0,75, met nog meer voorkeur ten hoogste 0,60. De aanvragers hebben vastgesteld dat de aanwezigheid van amylase beperkt kan worden gehouden terwijl het enzym nog volledig in staat is om zijn bijdrage te leveren aan de was- of reinigingswerkzaamheden. Het voordeel is dat er niet te veel van het amylase- enzymconcentraat wordt gebruikt. Omdat het concentraat vrij moeilijk te produceren is, is het ook niet zo vlot verkrijgbaar. De aanvragers geven er daarom de voorkeur aan om ook de in deze paragraaf aangegeven bovengrens te respecteren.
In een uitvoeringsvorm omvat de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding voorts ten minste één cellulase-enzymconcentraat, bij voorkeur in een concentratie die in een gewichtsverhouding staat tot de concentratie van het ten minste ene lipase-enzymconcentraat van ten minste 0,05 tot 1,5. Dat brengt het voordeel met zich mee dat de vloeistof ook doeltreffend is tegen vlekken die cellulose bevatten. Nog belangrijker is dat het cellulase-enzym ook een voordelig effect heeft op weefsels, en daardoor uiterst geschikt is voor het wassen van textiel. Het cellulase-enzym is in staat om oppervlakfibrillen af te breken van biologische weefsels, zoals katoen, d.w.z. kleine vezels die uitsteken uit het weefsel en het weefsel een zekere ruwheid verlenen. Door die fibrillen af te breken tijdens een waswerkwijze, is het cellulase-enzym in staat om een gladmakend effect uit te oefenen op het gewassen weefsel. Een bijkomend voordeel is dat het gebruik van cellulase- enzym in de was- of reinigingswerkwijze verhindert dat vuildeeltjes in het waswater zich afzetten op schone weefsels. Het cellulase-enzym leidt dus tot een verbeterde performantie op het vlak van witheid en helderheid, zelfs bij gebruik bij omgevingstemperaturen. De aanvragers geven er de voorkeur aan dat het cellulase-enzymconcentraat aanwezig is in een verhouding tot de concentratie van het ten minste ene lipase-enzymconcentraat van ten minste 0,10, bij voorkeur ten minste 0,15, met meer voorkeur ten minste 0,20, met nog meer voorkeur ten minste 0,25, met zelfs nog meer voorkeur ten minste 0,30.
Eventueel wensen de aanvragers dat het cellulase-enzymconcentraat aanwezig is in de verhouding tot de concentratie van het ten minste ene lipase- enzymconcentraat van ten hoogste 1,25, bij voorkeur ten hoogste 1,00, met meer voorkeur ten hoogste 0,75, met nog meer voorkeur ten hoogste 0,50, bij voorkeur ten hoogste 0,30, met meer voorkeur ten hoogste 0,25, met nog meer voorkeur ten hoogste 0,20. De aanvragers hebben vastgesteld dat de aanwezigheid van cellulase beperkt kan worden gehouden terwijl het enzym nog volledig in staat is om zijn bijdrage te leveren aan de was- of reinigingswerkzaamheden. Het voordeel is dat er niet te veel van het cellulase- enzymconcentraat wordt gebruikt. Omdat het concentraat vrij moeilijk te produceren is, is het ook niet zo vlot verkrijgbaar. De aanvragers geven er daarom de voorkeur aan om ook de in deze paragraaf aangegeven bovengrens te respecteren.
In een uitvoeringsvorm omvat de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding voorts ten minste één enzymconcentraat dat ten minste één enzym omvat dat gekozen is uit de groep die bestaat uit mannase, mannanase, pectinelyase, pectolyase, B-glucanase, hemicellulase, catalase.
Die extra enzymen brengen het voordeel met zich mee dat ze hun eigen specifieke bijdrage leveren aan de was- en/of reinigingswerkzaamheid vanwege hun specifieke werkzaamheid tegen bepaalde vlekken, of tegen een deel of een bestanddeel daarvan.
In een uitvoeringsvorm omvat de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding voorts ten minste één enzymstabiliserend systeem.
De aanvragers geven er de voorkeur aan dat het stabiliserende systeem in een lage concentratie in de vloeistof aanwezig is, zodanig dat de enzymen hun werking ten volle kunnen ontplooien. Het enzymstabiliserende systeem kan echter aanwezig zijn in een bestanddeel dat wordt gebruikt om de vloeistof te vormen, waarin het stabiliserende systeem gewenst is vanwege zijn functionaliteit. De aanvragers geven er de voorkeur aan dat een dergelijk bestanddeel van de vloeistof voldoende wordt verdund door de andere bestanddelen van de vloeistof, met inbegrip van water, zodanig dat de werking van de enzymen niet wordt gehinderd door het stabiliserende systeem. De aanvragers geven er de voorkeur aan dat zich in de vloeistof enkel onbedoeld aanwezige enzymstabiliserende systemen bevinden. Dergelijk ten minste één enzymstabiliserend systeem kan bijvoorbeeld een boorzuurzout omvatten, zoals een alkalimetaalboraat of amineboraat (bijvoorbeeld een alkanolamineboraat), of een boraatester, bijvoorbeeld 4-formylfenylboorzuur (4FPBA), of kaliumboraat, of een derivaat van fenylboorzuur, zoals beschreven in het octrooischrift WO 96/41859 A1. Met meer voorkeur omvat het ten minste ene enzymstabiliserende systeem voorts een wateroplosbare bron van calcium- en/of magnesiumionen, zoals beschreven in het octrooischrift EP 3137235 B1.
Boorvrije enzymstabiliserende systemen kunnen bijvoorbeeld ethyleenglycol of andere glycolen of polyolen omvatten. Veel geschikte enzymstabiliserende systemen omvatten ten minste één bestanddeel dat gekozen is uit natriumformiaat en een peptide-aldehyde of een waterstofsulfietadduct daarvan, waarbij het peptide-aldehyde of het adduct daarvan bij voorkeur wordt gecombineerd met een zout van een eenwaardig kation en/of een eenwaardig organisch kation (zoals geopenbaard in het octrooischrift EP 2726590 B1). De aanvragers hebben vastgesteld dat ten minste één enzymstabiliserend systeem kan bijdragen tot een langere houdbaarheid van het additief, wat wil zeggen dat het additief gedurende een langere periode zijn vermogen kan behouden om zoveel mogelijk van de verwachte performantie te leveren. Dat wil zeggen dat het additief niet kort na de bereiding ervan hoeft te worden gebruikt, maar ook een zekere tijd na het moment waarop het is bereid kan worden benut. Het additief kan bijgevolg na de bereiding ervan worden bewaard en/of getransporteerd. De aanvragers geven de voorkeur aan een enzymstabiliserend systeem dat gemakkelijk te verdunnen is met water, zoals de hierboven vermelde glycolen, omvat stabiliserende systemen die goed mengen met water gemakkelijk te verwerken zijn, goed te verdunnen zijn, en een laag risico met zich meebrengen op het hinderen van vloeistofstromen, bijvoorbeeld door de vorming van vaste stoffen.
De aanvragers geven er echter de voorkeur aan dat er geen enzymstabiliserend systeem bewust wordt toegevoegd aan de wasvloeistof volgens de onderhavige uitvinding. Met nog meer voorkeur geven de aanvragers er de voorkeur aan de omstandigheden te creëren die mogelijk maken dat de wasvloeistof volgens de onderhavige uitvinding helemaal geen enzymstabiliserend systeem omvat, en bijgevolg dat ook het enzymhoudende additief dat wordt gebruikt bij de vorming van de wasvloeistof geen enzymstabiliserend systeem bevat. Zoals verderop in dit document wordt toegelicht, kunnen die omstandigheden bijvoorbeeld worden gecreëerd wanneer het additief ter plaatse wordt bereid bij de activiteit die gebruikmaakt van de was- en/of reinigingsvloeistof volgens de onderhavige uitvinding.
In een uitvoeringsvorm omvat de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding voorts ten minste één verbinding die de waterhardheid verhoogt, bij voorkeur een verbinding die in staat is om calcium- en/of magnesiumkationen vrij te geven in een waterige omgeving, waarbij de verbinding die de waterhardheid verhoogt bij voorkeur gekozen is uit een calciumzout, een magnesiumzout, en combinaties daarvan. Vrijwel alle zouten van calcium en/of magnesium zijn geschikt, met inbegrip van oxiden, hydroxiden, sulfaten, nitraten, carbonaten, bicarbonaten, chloriden, formiaten, acetaten en dergelijke. De aanvragers hebben verrassenderwijs vastgesteld dat het lipase-enzym een nog hogere activiteit vertoont in een vloeistof die een verbinding bevat die de waterhardheid verhoogt, in vergelijking met een vloeistof op basis van water met een laag mineraalgehalte, ook bekend als “zacht water”. De aanvragers geven er de voorkeur aan dat de wasvloeistof een hardheid heeft, uitgedrukt in Franse graden (°fH), van ten minste 2°fH en ten hoogste 36°fH. Bij voorkeur dient de wasvloeistof een hardheid te hebben van ten minste 3, 4, 5, 6 of 7°H. Eventueel dient de hardheid van de wasvloeistof ten hoogste 30, 25, 20, 15, 12, 10, of ten hoogste 8°fH te bedragen.
In een uitvoeringsvorm van de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding is het ten minste ene amineoxide het oxide van een tertiair amine, bij voorkeur een alkyldimethylamineoxide, waarbij het alkyldimethylamineoxide met meer voorkeur lauryldimethylamineoxide omvat en bij voorkeur in hoofdzaak lauryldimethylamineoxide is. De aanvragers hebben vastgesteld dat het aangegeven amineoxide uiterst geschikt is en uiterst doeltreffend is voor het verkrijgen van het voordelige effect van de onderhavige uitvinding.
In een uitvoeringsvorm van de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding is de tweede oppervlakteactieve stof een geëthoxyleerde en/of gepropoxyleerde oppervlakteactieve stof, waarbij de oppervlakteactieve stof bij voorkeur een gemiddelde alkoxylatiegraad heeft die ten hoogste 9 bedraagt, met meer voorkeur ten hoogste 8, met nog meer voorkeur ten hoogste 7, bij voorkeur ten hoogste 6, en eventueel ten minste 5, bij voorkeur ten minste 6, met meer voorkeur ten minste 7, met nog meer voorkeur ten minste 8. De aanvragers hebben vastgesteld dat de aanwezigheid van de gespecifieerde niet-ionische oppervlakteactieve stof aanvaardbaar kan zijn in de vloeistof en dat het voordelige effect van de onderhavige uitvinding in aanwezigheid ervan nog steeds te verwezenlijken is. De aanwezigheid van de tweede oppervlakteactieve stof brengt het voordeel met zich mee dat de oppervlakteactieve stof kan bijdragen tot de was- en/of reinigingsperformantie van de was- en/of reinigingsvloeistof. Geven de aanvragers er de voorkeur aan de gespecifieerde niet-ionische oppervlakteactieve stof in de vloeistof te doseren in een concentratie van ten hoogste 500 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 400 ppm in gewicht. Zulke hoge concentraties kunnen de voorkeur krijgen wanneer de vloeistof bestemd is voor zwaar gebruik, zoals voor het wassen van sterk vervuild textiel. De aanvragers hebben vastgesteld dat de vloeistof in die omstandigheden nog steeds in staat is om het voordelige effect van de onderhavige uitvinding te vertonen. Voor lichter gebruik van de vloeistof geven de aanvragers er de voorkeur aan naar een lagere concentratie van de gespecifieerde niet-ionische oppervlakteactieve stof te streven, zoals ten hoogste 350 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 300 ppm in gewicht, met meer voorkeur ten hoogste 250 ppm in gewicht, met nog meer voorkeur ten hoogste 200 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 150 ppm in gewicht, en met meer voorkeur ten hoogste 100 ppm in gewicht. De aanvragers hebben vastgesteld dat het voordelige effect van de onderhavige uitvinding in die omstandigheden, met een lagere aanwezigheid van de tweede oppervlakteactieve, zelfs nog meer uitgesproken kan zijn.
De aanvragers hebben vastgesteld dat een sterk geprefereerde geëthoxyleerde en/of gepropoxyleerde oppervlakteactieve stof met de meeste voorkeur kan worden gekozen uit de groep die bestaat uit geëthoxyleerde isoC13-alcohol met gemiddeld ongeveer 5 ethyleenoxidemonomeren {(EO-monomeren) en een mengsel van geëthoxyleerde lineaire C13-C15-alcohol met gemiddeld ten minste 5 ethyleenoxidemonomeren (EO-monomeren).
In een uitvoeringsvorm van de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding is de tweede oppervlakteactieve stof ten minste één alkylpolyglycoside, waarbij het alkylpolyglycoside een alkylpolyglucoside is, bij voorkeur een C8-10-alkylpolyglucoside. De aanvragers hebben vastgesteld dat het alkylpolyglycoside een veel lager effect vertoont op de werking van het lipase-enzym, of zelfs helemaal geen effect, in vergelijking met de gealkoxyleerde tweede oppervlakteactieve stof die elders in dit document wordt besproken. De aanvragers hebben vastgesteld dat het voordelige effect van de onderhavige uitvinding veel minder wordt gehinderd of gereduceerd door de aanwezigheid van het alkylpolyglycoside, en dat in veel omstandigheden mogelijk helemaal geen negatief effect wordt vastgesteld dat geassocieerd is met de aanwezigheid van het alkylpolyglycoside. De aanvragers hebben vastgesteld dat de dosering van het alkylpolyglycoside in de was- en/of reinigingsvloeistof daardoor in een veel ruimer bereik aan concentraties mag worden uitgevoerd vergeleken met de geëthoxyleerde en/of gepropoxyleerde oppervlakteactieve stof die elders in dit document wordt besproken als kandidaat voor de rol van tweede oppervlakteactieve stof.
In een uitvoeringsvorm van de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding die het alkylpolyglucoside bevat, heeft het alkylpolyglycoside een gemiddelde polymerisatiegraad van ten hoogste 4, bij voorkeur ten hoogste 2,5, met meer voorkeur ten hoogste 2,0, met nog meer voorkeur ten hoogste 1,5. De aanvragers hebben vastgesteld dat het gespecifieerde alkylpolyglycoside uiterst geschikt en uiterst doeltreffend is voor het verkrijgen van het voordelige effect van de onderhavige uitvinding.
In een uitvoeringsvorm omvat de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding de tweede oppervlakteactieve stof in een concentratie van ten hoogste 1000 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 750 ppm, met meer voorkeur ten hoogste 500 ppm, met nog meer voorkeur ten hoogste 400 ppm in gewicht. De aanvragers hebben vastgesteld dat de aangegeven gehaltes geschikt zijn voor een vloeistof die bestemd is voor zwaar gebruik, zoals het wassen van sterk vervuild textiel, zelfs met inbegrip van textiel dat in een slachthuis is gebruikt. In een andere uitvoeringsvorm omvat de vloeistof de tweede oppervlakteactieve stof in een concentratie van ten hoogste 350 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 300 ppm, met meer voorkeur ten hoogste 250 ppm, met nog meer voorkeur ten hoogste 200 ppm in gewicht, bij voorkeur ten hoogste 150 ppm, met meer voorkeur ten hoogste 100 ppm, met nog meer voorkeur ten hoogste 50 ppm in gewicht. De aanvragers hebben vastgesteld dat de als laatste aangegeven gehaltes geschikt zijn voor een vloeistof die bestemd is voor licht gebruik, zoals het wassen van licht bevuild textiel, terwijl het voordelige effect van de onderhavige uitvinding ook kan worden geoptimaliseerd dankzij een verminderde concurrentie tussen de tweede oppervlakteactieve stof en het lipase-enzym om door te dringen tot de vetvlekken.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding voorts de stap van het toevoegen van ten minste één bijkomend bestanddeel dat gekozen is uit het ten minste ene alkylpolyglycoside, het ten minste ene amylase-enzymconcentraat, het ten minste ene celulase-enzymconcentraat, het ten minste ene enzymstabiliserende systeem, en combinaties daarvan.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding voorts ten minste één stap van wassen of reinigen waarbij ten minste een deel van het additief wordt gebruikt als werkzaam bestanddeel in de ten minste ene stap van wassen of reinigen.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding wordt het additief ter plaatse bereid bij de stap van wassen of reinigen die gebruikmaakt van het ten minste ene deel van het additief. Dat brengt het voordeel met zich mee dat de samenstelling van het additief kan worden aangepast aan de specifieke taak van de stap van wassen of reinigen waarvoor het additief bestemd is. Het recept van het additief kan dus zodanig worden aangepast dat het additief een optimale performantie biedt in de stap van wassen of reinigen waarvoor het additief is bedoeld, en dus voor iedere toegepaste stap afzonderlijk. Dat brengt het voordeel met zich mee dat het enzymbestanddeel een onafhankelijke parameter kan worden in de waswerkwijze, aangezien de keuze van enzymen en hun respectieve concentraties afzonderlijk kan worden aangepast aan de was- en/of reinigingstoepassing waarvoor dat specifieke te vormen additief is bestemd. De aanvragers hebben vastgesteld dat dit kenmerk een zeer gewaardeerd voordeel oplevert voor het verbeteren van de doeltreffendheid en de efficiëntie van de was- en/of reinigingstoepassingen waarvoor wordt geleverd. Een ander voordeel is dat het additief vers kan worden bereid kort vóór het additief wordt gebruikt. Dat brengt het bijkomende voordeel met zich mee dat er geen nood is aan stabiliteit op langere termijn van het additief, en dat er slechts een korte periode is waarin één bestanddeel van het additief een effect kan hebben op de aanwezigheid of performantie van een ander bestanddeel. Dat leidt tot een verdere verbetering van de doeltreffendheid en de efficiëntie van de enzymen die worden gebruikt in de werkwijze in haar geheel. Het levert bijvoorbeeld ook het voordeel op dat het protease-enzym weinig of geen tijd of gelegenheid heeft om het lipase-enzym of een ander enzym dat eventueel aanwezig is in het additief aan te vreten. Een bijkomend voordeel is dat de additiefsamenstelling mogelijk weinig of geen nood heeft aan een enzymstabiliserend systeem. In veel gevallen kan het additief zonder enig enzymstabiliserend systeem worden geformuleerd, wat het bijkomende voordeel oplevert dat de werking van de verschillende enzymen niet zal worden geremd of gehinderd door een enzymstabiliserend systeem dat anders zou zijn toegevoegd om de stabiliteit van het additief zelf te verhogen.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding waarbij water wordt gebruikt bij de bereiding van het additief, is het gebruikte water gewoon leidingwater dat beschikbaar is op de locatie waar het additief wordt bereid. Er zijn echter ook alternatieven mogelijk, zoals hierna uiteengezet.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding voorts ten minste één stap van wassen of reinigen waarbij ten minste een deel van de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding wordt gebruikt in de stap van wassen of reinigen.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding waarbij een vloeistof wordt bereid met gebruik van het additief volgens de onderhavige uitvinding, wordt de vloeistof ter plaatse bereid bij de stap van wassen of reinigen die gebruikmaakt van ten minste een deel van de vloeistof. Dat brengt een aantal aanzienlijke voordelen met zich mee, in het bijzonder in een industriële en/of institutionele context waar was- en reinigingswerkzaamheden op grotere schaal en met grotere intensiteit plaatsvinden dan in een huishouden van een consument, en waar de prioriteiten en gevoeligheden ook heel anders zijn.
Een belangrijk voordeel van de onderhavige uitvinding is een verbetering in de veiligheid en de industriële hygiëne op de locatie waar de behandelingsinrichting zich bevindt, maar tezelfdertijd ook op de locatie op afstand daarvan waar in de conventionele toeleveringsketen de detergentformulering in de conventionele toeleveringsketen werd bereid en verpakt, aangezien het risico op blootstelling van personeel aan enzymhoudende producten, waaronder aerosols daarvan, sterk wordt verlaagd.
Een bijkomend voordeel van de bereiding ter plaatse is dat het recept van de detergentformulering die dient te worden geleverd aan de behandelingsinrichting, op maat kan worden gemaakt en precies kan worden afgestemd op de noden en wensen van de cliënt. De bereiding ter plaatse van de detergentformulering brengt de mogelijkheid met zich mee om de individuele dosering van de verschillende enzymconcentraten aan te passen, onafhankelijk van de dosering van een oppervlakteactieve stof die eventueel deel uitmaakt van dezelfde detergentformulering. De nabijheid in tjd en plaats tussen de bereiding en de aanwending van de detergentformulering maakt het mogelijk om de dosering van elk van de beschikbare enzymconcentraten afzonderlijk te gebruiken als onafhankelijke parameters voor het optimaliseren van de kostprijs en de performantie van elk van de behandelingsinrichtingen waaraan wordt geleverd door de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding. Die flexibiliteit op het vlak van dosering is niet beschikbaar in de conventionele setting waarbij de detergentformulering elders dient te worden bereid en vervolgens getransporteerd naar de gebruikslocatie.
Een bijkomend voordeel is dat het additief en de vloeistof vers kunnen worden bereid kort vóór het additief en/of de vloeistof worden gebruikt. Dat brengt het bijkomende voordeel met zich mee dat er geen nood is aan stabiliteit op langere termijn van het additief en/of de vloeistof, en dat er slechts een korte periode is waarin één bestanddeel van de samenstelling een effect kan hebben op de aanwezigheid of performantie van een ander bestanddeel. Een bijkomend voordeel is dat de additiefsamenstelling mogelijk weinig of geen nood heeft aan enig enzymstabiliserend systeem. In veel gevallen kunnen de producten worden geformuleerd zonder enig bewust toegevoegd enzymstabiliserend systeem, wat het bijkomende voordeel oplevert dat de werking van de verschillende enzymen niet zal worden geremd of gehinderd door een enzymstabiliserend systeem dat anders zou zijn toegevoegd om de stabiliteit van het additief zelf te verhogen. De enzymen die in de werkwijze worden gebruikt kunnen dus meer van hun potentieel ontplooien, tot zelfs hun volle potentieel, wat de doeltreffendheid en de efficiëntie van de werkwijze in haar geheel verbetert. Een bijkomend voordeel is dat de extra belasting door een extra enzymstabiliserend systeem op de COD of BOD in het afvalwater uit de behandelingswerkwijze wordt vermeden.
De nabijheid in tijd en plaats tussen de bereiding van de formulering en het gebruik daarvan, maakt ook een bijna ogenblikkelijke feedback mogelijk op de performantie van de formulering, en maakt bijgevolg een vlotte aanpassing mogelijk van de formulering aan de stoffen waarvoor de formulering is ontwikkeld. Die zeer snelle feedback op de performantie van een formulering na de bereiding ervan maakt verdere aanpassingen van het recept van de bereiding mogelijk tijdens volgende bereidingscycli van dezelfde formulering. De formulering kan zo volledig worden aangepast aan het beoogde gebruik en het recept kan worden aangepast op basis van de snelle feedback over performantie. De types enzymen in de formulering van het additief kunnen dienovereenkomstig worden gekozen, evenals hun respectieve dosering. Ook het type en het gehalte van elk van de oppervlakteactieve stoffen in de formulering kunnen worden afgestemd op het beoogde gebruik. De werkwijze volgens de onderhavige uitvinding maakt derhalve een nauwkeurige afstemming mogelijk van het additief, in de mate van het praktisch mogelijke, aan de toepassing waarvoor de formulering is bedoeld. De werkwijze maakt het daarom mogelijk om enzymen die niet nodig zijn, niet in de formulering op te nemen, en om een over- of onderdosering van de enzymen te vermijden in verhouding tot de performantie die ervan wordt verwacht. De werkwijze volgens de onderhavige uitvinding maakt het dus mogelijk om tot een verbeterd evenwicht te komen tussen de hoger in dit document besproken wensen inzake doeltreffendheid en efficiëntie van de enzymhoudende detergentformulering.
Enzymen worden in was- en reinigingswerkzaamheden ingebracht vanwege hun hoge werkzaamheid.
Slechts kleine hoeveelheden van de enzymconcentraten zijn nodig om dezelfde performantie te verschaffen als veel hogere hoeveelheden van oppervlakteactieve stoffen wanneer enkel oppervlakteactieve stoffen worden gebruikt. De aanwezigheid van de correcte enzymen in de formulering maakt dus een aanzienlijke verkleining mogelijk van de hoeveelheden van oppervlakteactieve stoffen die eventueel nog vereist zijn in de was- of reinigingswerkzaamheden. De vermindering van de nood aan oppervlakteactieve stof doet de kosten van de detergentformulering dalen, en aangezien de oppervlakteactieve stoffen terechtkomen in het afvalwater, waar het verminderde verbruik van oppervlakteactieve stof een aanzienlijke bijdrage levert tot de verlaging van de BOD en/of COD, daalt ook de milieutaks die door de overheid wordt geheven voor een vergunning om dat water te lozen.
De bereiding ter plaatse van het additief maakt de bereiding ervan in kleine batchhoeveelheden mogelijk, zodanig dat ze niet lang moeten worden bewaard vóór gebruik in de behandelingsinrichting.
Dat brengt het bijkomende voordeel met zich mee dat het enzymhoudende additief kan worden bereid met weinig enzymstabiliserend systeem, bij voorkeur zelfs zonder. Ten eerste zijn die enzymstabilisatoren of stabiliserende systemen dure bestanddelen voor een detergentformulering. Ten tweede kunnen sommige stabilisatorsystemen nog steeds een zeker inactiverend effect hebben op de enzymen in de formulering, zelfs bij de verdunde concentraties in een wasvloeistof, wat tot gevolg heeft dat de formulering iets meer van de beoogde enzymconcentraten moet bevatten.
En enzymconcentraten zijn veruit het duurste bestanddeel van een detergentformulering. Ten derde komen de stabilisatoren in het additief uiteindelijk terecht in het afvalwater uit de was- of reinigingswerkzaamheden waarvoor de formulering wordt gebruikt, waar ze de BOD en/of COD van het afvalwater verhogen, en daardoor ook de taksen die door overheden worden geheven voor de toestemming om dat afvalwater te lozen. De mogelijkheid om minder en bij voorkeur geen enzymstabiliserend systeem te gebruiken, draagt bijgevolg verder bij tot een verlaging van de BOD en/of COD in het afvalwater uit de behandelingsinrichting, en dus van de milieutaks die wordt geheven voor een vergunning om dat water te lozen.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding waarbij water wordt gebruikt bij de bereiding van de vloeistof, is ten minste een deel van het gebruikte water, bij voorkeur al het gebruikte water, afvoerwater uit een spoelstap die deel uitmaakt van een stap van wassen of reinigen, bij voorkeur van de stap van wassen of reinigen die gebruikmaakt van het ten minste ene deel van de vloeistof. De aanvragers hebben vastgesteld dat water uit een spoelstap nog steeds geschikt is om opnieuw te worden gebruikt bij de bereiding van de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding. De aanvragers hebben vastgesteld dat het gehalte aan oppervlakteactieve stoffen die nog aanwezig kunnen zijn in het afgevoerde spoelwater, aanvaardbaar laag is, en nauwelijks enig nadeel vormt voor de performantie van de bestanddelen van de vloeistof. Zulk hergebruik brengt het voordeel met zich mee dat de globale productie van afvoerwater uit de volledige was- of reinigingswerkwijze wordt verlaagd. Alle afvoerwater uit een was- of reinigingswerkwijze is gecontamineerd en draagt bij tot de chemische en/of biologische zuurstofbehoefte van de locatie waar de was- of reinigingswerkwijze wordt uitgevoerd, iets waarvoor de maatschappij en/of de autoriteiten een financiële compensatie kunnen vragen of opleggen. Het opnieuw gebruiken van ten minste een deel van het water uit een spoelstap bij de bereiding van de vloeistof kan daardoor een verlaging betekenen van de kostprijs van de was- of reinigingswerkzaamheden in hun geheel.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding voorts een voorwasstap, waarbij het additief en/of de vloeistof wordt gebruikt in de voorwasstap. De aanvragers hebben vastgesteld dat het additief en/of de vloeistof volgens de onderhavige uitvinding uiterst geschikt is voor gebruik in de voorwasstap. Zonder aan deze theorie gebonden te willen zijn, menen de aanvragers dat de vloeistof in een voorwasstap een lager totaal gehalte aan oppervlakteactieve stoffen bevat, en met name oppervlakteactieve stoffen die niet bewust zijn toegevoegd in de vloeistof, en dat de enzymen in de vloeistof, in het bijzonder het lipase-enzym, daardoor minder concurrentie ondervinden van oppervlakteactieve stoffen om door te dringen tot het vuil en de vlekken die ze dienen aan te vreten en te verwijderen. De aanvragers menen derhalve dat de performantie van de enzymen, en in het bijzonder van het lipase-enzym, hoger kan zijn in een voorwasstap in vergelijking met een hoofdwasstap, waar mogelijk meer oppervlakteactieve stof aanwezig is in de vloeistof, waaronder mogelijk oppervlakteactieve stoffen die minder goed combineren met enzymen, in het bijzonder met een lipase-enzym.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding voorts een hoofdwasstap, waarbij bij voorkeur extra oppervlakteactieve stof wordt toegevoegd aan de wasvloeistof van de hoofdwasstap. De wasvloeistof van de hoofdwasstap kan eventueel een vloeistof volgens de onderhavige uitvinding zijn, maar hoeft dat niet noodzakelijk te zijn.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding voorts een spoelstap, waarbij afvoerwater uit de spoelstap wordt gebruikt bij de bereiding van de wasvloeistof en bij voorkeur ook bij de bereiding van het additief. De voordelen van zulk hergebruik zijn hierboven in detail uiteengezet.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding maakt de stap van wassen of reinigen deel uit van een industriële waswerkwijze, bij voorkeur een wasgoedwaswerkwijze. De aanvragers hebben vastgesteld dat de onderhavige uitvinding uiterst geschikt is om te worden gebruikt in de context van een industriële waswerkwijze, in het bijzonder een wasgoedwaswerkwijze.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding maakt de stap van wassen of reinigen deel uit van een werkwijze voor reiniging ter plaatse (Engels: cleaning-in-place, CIP- werkwijze). De aanvragers hebben vastgesteld dat de onderhavige uitvinding uiterst geschikt is om te worden gebruikt in de context van een CIP-werkwijze.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding als deel van een werkwijze voor reiniging ter plaatse, kan de wasvloeistof worden gebruikt als reinigingsmiddel voor harde oppervlakken.
In een uitvoeringsvorm maakt de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding gebruik van een toestel voor de bereiding ter plaatse en de aanwending van ten minste één enzymhoudend additief volgens de onderhavige uitvinding, waarbij het toestel omvat ° ten minste één mengvat voor het vormen van een lading van het additief,
° ten minste één toevoerinrichting die aan de aanvoerzijde verbonden is met een veelheid aan toevoerbronnen en aan de afgiftezijde met het ten minste ene mengvat voor het toevoeren van de nodige bestanddelen voor het vormen van het additief, ° ten minste één afvoervat dat verbonden is met het ten minste ene mengvat voor het opnemen en opslaan van de lading van het ten minste ene additief, ° ten minste één afvoerinrichting die verbonden is met het ten minste ene afvoervat voor het onder druk afleveren van het additief dat opgeslagen is in het ten minste ene afvoervat, waarbij ten minste één van de toevoerbronnen ten minste één enzymconcentraat bevat dat ten minste één enzym omvat dat in staat is om detergentwerking te vertonen, waarbij de ten minste ene afvoerinrichting uitgerust is met een pomp en verbonden is met ten minste één behandelingsinrichting die geschikt is om het additief aan te wenden door het behandelen van ten minste één voorwerp, in het bijzonder een textiel of een voedselgerelateerd voorwerp, en voor het door pompen toevoeren van ten minste een deel van de gevormde lading additief naar de behandelingsinrichting, waarbij het ten minste ene mengvat uitgerust is voor het vormen van de lading van het ten minste ene additief met een vooraf bepaalde hoeveelheid in gewicht, die een vooraf bepaalde hoeveelheid in gewicht van het ten minste ene enzymconcentraat omvat.
De aanvragers hebben vastgesteld dat het hierboven beschreven toestel uiterst geschikt is om de onderhavige uitvinding in de praktijk te brengen, en om de meeste van de voordelen die elders in dit document worden beschreven maximaal te realiseren. De aanvragers stellen dat de bereiding van het enzymhoudende additief met een toestel zoals beschreven volledig automatisch en zonder tussenkomst van een mens kan worden uitgevoerd, wat een aanzienlijk voordeel oplevert op het vlak van veiligheid en industriële hygiëne, doordat het risico op menselijk contact met enzymhoudende vloeistoffen, en aerosols daarvan, sterk wordt teruggedrongen.
In een voorkeursuitvoeringsvorm staat/staan de afvoerinrichting of -inrichtingen van het toestel in fluidumverbinding met de behandelingsinrichting of de behandelingsinrichtingen waarnaar het additief dient te worden toegevoerd. De aanvragers hebben vastgesteld dat een hardwarefluidumverbinding tussen het toestel en de behandelingsinrichting, of voor het toevoeren van het additief naar de ten minste ene behandelingsinrichting als deel van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding, in de vorm van vaste of flexibele leidingen die de overdracht van vloeistoffen mogelijk maken, vermijdt dat personeel enzymhoudende producten dient te hanteren, zoals enzymconcentraten of een enzymhoudend additief als tussenproduct in de werkwijze, en daardoor de mogelijke blootstelling van personeel aan dergelijke producten, waaronder aerosols daarvan, vermijdt. Het risico op blootstelling kan nog meer worden gereduceerd door een geautomatiseerde wasstap te voorzien van het toestel of van de apparatuur die wordt gebruikt in de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding vóór de apparatuur wordt vrijgegeven voor een menselijke interventie.
Het toestel bereidt en levert ook het additief op gewichtsbasis. De toevoer van het additief op gewichtsbasis brengt het voordeel met zich mee van een zeer accurate toevoer van de gevraagde hoeveelheid enzymconcentraat over een zeer ruim bereik aan doseringshoeveelheden. De aanvragers hebben vastgesteld dat het toestel de afgifte van de gevraagde enzymconcentraten mogelijk maakt met een nauwkeurigheid van +1%, over een bereik dat een lage dosering tot wel 0,02 gram per kilogram linnen omvat, maar ook een hoge dosering tot wel 1,4 gram per kilogram linnen. De aanvragers hebben verrassenderwijs vastgesteld dat het toestel zo in staat is om een dosering met hoge nauwkeurigheid te leveren over een doseringsbereik dat bijna twee grootteorden bestrijkt.
In een voorkeursuitvoeringsvorm blijft het toestel het eigendom van en volledig onder de controle van de leverancier van het additief, terwijl de behandelingsinrichtingen die het additief ontvangen en verbruiken, het eigendom zijn van en onder controle staan van de verlener van de was- of reinigingsdiensten, waarbij die twee verschillende partijen vormen en doorgaans ook verschillende juridische en economische entiteiten zijn.
De enzymconcentraten zijn in de handel verkrijgbaar op gewichtsbasis. De aanvragers hebben vastgesteld dat, aangezien het toestel zijn ladingen van additieven op gewichtsbasis produceert, en ook de enzymconcentraten op gewichtsbasis in de lading toevoegt, ook de additieven die naar de behandelingsinrichtingen worden toegevoerd op gewichtsbasis in rekening kunnen worden gebracht, en dat de hoeveelheden enzymconcentraten die aan de behandelingsinrichtingen worden geleverd op gewichtsbasis in rekening kunnen worden gebracht. De leverancier van de additieven kan dus zijn leveringen aan de behandelingsinrichtingen van zijn klant op gewichtsbasis, en dus op open en transparante wijze aanrekenen. Niet alleen is de klant zo verzekerd van de doeltreffendheid van de geleverde additieven uit het toestel en de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding, de klant kan ook overtuigend worden gerustgesteld dat enkel die enzymconcentraten zullen worden aangerekend die die daadwerkelijk aan de behandelingsinrichtingen van de klant zijn geleverd.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het ten minste ene mengvat uitgerust voor het vormen van de lading van het additief volgens een vooraf bepaald recept dat uitgedrukt is in gewicht.
Het toestel kan bijvoorbeeld voorzien zijn van een besturingsinrichting of besturingseenheid, doorgaans een programmeerbare logische besturingseenheid, Engels: programmable logic controller of “PLC”. Een dergelijke besturingseenheid kan de toevoerinrichtingen geleiden bij het toevoeren van hoeveelheden uit respectieve toevoerbronnen in het mengvat in overeenstemming met een vooraf bepaald recept. Dat recept voor de bereiding kan bijvoorbeeld opgeslagen zijn in het geheugen van de besturingsinrichting.
Het recept kan bijvoorbeeld manueel worden ingevoerd door middel van een toetsenbord dat via een kabel of draadloos verbonden is met de besturingsinrichting, eventueel met behulp van een monitor of beeldscherm. Bij wijze van alternatief of bijkomend kan een dergelijk recept op afstand worden ingevoerd via een elektronische verbinding, via een kabel of draadloos, tussen de besturingsinrichting van het toestel en een server. Die server kan zich eventueel op een locatie op afstand bevinden, bijvoorbeeld op een locatie die het eigendom is van de leverancier van de detergentformulering, en de verbinding kan via het internet tot stand worden gebracht. Dezelfde verscheidene werkwijzen kunnen ook worden gebruikt voor het bijstellen of corrigeren van een recept dat reeds opgeslagen is in een elektronisch geheugen dat deel uitmaakt van de besturingseenheid of het toestel, of daarmee verbonden is.
In een uitvoeringsvorm van het toestel als deel van de onderhavige uitvinding is het ten minste ene mengvat uitgerust met een weegcel of weegschaal die in staat is tot het monitoren en signaleren van het brutogewicht van het ten minste ene mengvat, d.w.z. met inbegrip van de inhoud ervan. De aanvragers hebben vastgesteld dat een geschikt mengvat en bijbehorende weegcel kunnen worden voorzien zodanig dat zelfs kleine gewichtshoeveelheden van een bestanddeel dat die daadwerkelijk in het mengvat zijn toegevoegd, met hoge nauwkeurigheid kunnen worden bepaald.
Het toestel kan zodanig worden ingericht dat het in staat is om ook het inbrengen van de bestanddelen in het mengvat met hoge nauwkeurigheid te bepalen, bij voorkeur het inbrengen van de enzymconcentraten. De aanvragers hebben vastgesteld dat een dergelijke opstelling en apparatuur uiterst geschikt is om een hoge nauwkeurigheid te bereiken bij de toevoer van de hoeveelheid additief, en in het bijzonder ook van de hoeveelheid van enzymconcentraat en van de andere bestanddelen die er deel van uitmaken, en wel over een zeer ruim bereik aan doseringshoeveelheden, in het bijzonder van het enzymconcentraat. De aanvragers hebben vastgesteld dat een besturingseenheid die bij het toestel hoort, gemakkelijk de hoeveelheden in gewicht kan bijhouden van de individuele bestanddelen die in het mengvat worden toegevoegd als deel van de bereiding, en bijgevolg in staat is om uit die informatie het recept af te leiden volgens hetwelke de lading van de detergentformulering feitelijk is bereid. Dat maakt een hoge nauwkeurigheid mogelijk bij de bereiding van het additief, evenals een gemakkelijke vergelijking van de daadwerkelijk gevormde additiefformulering en het recept dat bij de bereiding ervan gevolgd diende te worden, en dat op gewichtsbasis. Het maakt ook een zeer betrouwbare traceerbaarheid mogelijk van ieder bestanddeel van de additiefformulering dat wordt toegevoerd naar de behandelingsinrichting, in het bijzonder van enzymconcentraat dat eventueel wordt gebruikt bij de bereiding van het additief dat wordt toegevoerd naar de behandelingsinrichting.
Een geschikte weegcel of weegschaal kan bijvoorbeeld worden gekozen uit het ruime gamma aan capaciteiten die worden aangeboden onder het label Single
Point Aluminum Load Cell Model 1022, verkrijgbaar bij de firma Vishay
Precision Group (VPG, Malvern, PA 19355, USA).
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding die gebruikmaakt van het hierboven beschreven toestel, is het mengvat voorzien van een roermechanisme dat geschikt is om het additief te homogeniseren zodanig dat het additief het ten minste ene enzymconcentraat omvat in een vooraf bepaalde concentratie. Het roermechanisme dient ervoor te zorgen dat de hoeveelheid enzymconcentraat die wordt ingebracht in het mengvat gelijk wordt verdeeld over de lading additiefformulering die in het mengvat wordt bereid. Dat brengt het voordeel met zich mee dat iedere levering van de additiefformulering aan de behandelingsinrichting de gepaste hoeveelheid van het enzymconcentraat aanvoert, en dus de gepaste hoeveelheid van het enzym dat gekozen en gewenst is om met het additief te worden toegevoerd naar de behandelingsinrichting.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het toestel als deel van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding aangepast voor het ter plaatse bereiden en afleveren van ten minste twee enzymhoudend additiefformuleringen, waarbij het toestel daartoe ten minste twee afvoervaten omvat die elk verbonden zijn met hun eigen afvoerinrichting. Dat brengt het voordeel met zich mee dat het toestel in staat is om ten minste twee enzymhoudende additiefformuleringen te bereiden en te leveren die van elkaar verschillen. Een eerste formulering kan bijvoorbeeld ontwikkeld zijn voor het wassen van licht bevuild textiel, terwijl een tweede formulering ontwikkeld kan zijn voor het wassen van sterk vervuild textiel. Matig bevuild textiel kan dan worden gewassen met een mengsel van de eerste en van de tweede formulering, en de relatieve verhouding van de twee formuleringen in het mengsel kan telkens worden aangepast om perfect afgestemd te zijn op een ruim gamma aan matige bevuilingsgraden, of wasgoedclassificaties. Die veelzijdigheid kan nog worden verhoogd door het bereiden van drie verschillende detergentformuleringen: een eerste voor licht bevuild textiel, een tweede voor zwaar bevuild textiel met één specifiek type vlekken, en een derde voor zwaar bevuild textiel met een ander specifiek type vlekken. De beschikbaarheid van ten minste twee verschillende enzymhoudende detergentformuleringen vergroot dus in sterke mate het vermogen van het toestel om de toevoer van enzymen zeer nauw af te stemmen op het type van bevuild textiel dat dient te worden gewassen in een of meer behandelingsinrichtingen. Dat vermogen vergroot op zijn beurt sterk een van de belangrijkste technische effecten, nl. dat naar de behandelingsinrichtingen waaraan door het toestel wordt geleverd, telkens het correcte type enzymconcentraten wordt toegevoerd in een concentratie die correct is voor de behandelingsstap die de inrichting zal uitvoeren. Dat vermogen versterkt in grote mate het voordeel dat de keuze en de dosering van de enzymen bijkomende en onafhankelijke parameters worden in de behandelingswerkwijze stroomafwaarts van het toestel. Dat brengt ook het voordeel met zich mee dat de enzymconcentraten enkel worden gebruikt wanneer dat nodig is, en enkel in de vereiste concentraties. Dat vermogen verbetert dus ook de doeltreffendheid en de efficiëntie van de enzymen die worden gebruikt in de behandelingswerkwijze.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding met gebruik van het toestel omvat het toestel een veelheid aan afvoervaten, waarbij de verbinding tussen het ten minste ene mengvat en de veelheid aan afvoervaten is uitgerust met een selectie-inrichting die in staat is om een één-op-één-relatie tot stand te brengen tussen de uitlaat van het ten minste ene mengvat en de inlaat van één element dat gekozen is uit de veelheid aan afvoervaten. Dat brengt het voordeel met zich mee dat het toestel kan worden gebruikt voor het bereiden en verdelen van meer dan één lading van additieven, en dat die additiefformuleringen van elkaar kunnen verschillen. Die verschillende additieven kunnen gericht zijn op verschillende was- en/of reinigingstoepassingen via verschillende afvoervaten. De verschillende additiefformuleringen kunnen ook in combinatie met elkaar worden gebruikt,
bijvoorbeeld in verschillende mengverhoudingen, teneinde een beter aangepaste cocktail van bestanddelen te leveren aan elk van twee of meer verschillende toepassingen. Dit kenmerk brengt dus het voordeel met zich mee dat het toestel tegelijk twee of meer verschillende behandelingsstappen of twee of meer verschillende behandelingsinrichtingen kan bedienen. De aanvragers hebben vastgesteld dat het toestel bij voorkeur voorzien is van twee, met meer voorkeur van ten minste drie en met nog meer voorkeur ten minste vier afvoervaten.
De één-op-één-relatie brengt het voordeel met zich mee van een laag risico op onderlinge contaminatie tussen twee verschillende ladingen van additiefformuleringen, bijvoorbeeld twee ladingen die zijn bereid in twee volgende bereidingscycli van het toestel.
De aanvragers hebben vastgesteld dat in een uitvoeringsvorm een geschikte selectie-inrichting voor het tot stand brengen van de één-op-één-relatie kan worden verschaft door een carrousel van een aantal afvoervaten te voorzien onder de uitlaat van het mengvat, inclusief bijbehorende weegcel en een klep die de uitlaat van het mengvat afsluit. De uitlaat van het mengvat kan vastgezet zijn in een positie boven de carrousel, maar excentrisch ten opzichte van de as van de carrousel. Elk van de afvoervaten kan dan afwisselend onder de uitlaat van het mengvat worden gebracht, bijvoorbeeld door de carrousel rond een verticale as te draaien tot het correcte afvoervat zich in positie bevindt onder de uitlaat van het mengvat. Wanneer de bereiding van de detergentformulering voltooid is, wanneer het gewicht van de inhoud van het mengvat kan worden geregistreerd en wanneer kan worden geverifieerd dat de bereiding heeft plaatsgevonden volgens het voorgeschreven recept, kan de klep in de uitlaat van het mengvat worden geopend en kan de inhoud van het mengvat worden uitgestort in het gekozen afvoervat dat zich onder de uitlaat van het mengvat bevindt. Bij voorkeur bevindt het mengvat zich hoger dan het afvoervat, en kan het uitstorten van de formulering uit het mengvat in het afvoervat plaatsvinden door ze te laten weglopen onder invloed van de zwaartekracht. Uit het verschil in gewicht, zoals geregistreerd door de weegcel, van het mengvat vóór en na het uitstorten van de inhoud van het mengvat, kan de besturingseenheid de hoeveelheid detergentformulering in gewicht afleiden die is afgeleverd in het specifieke afvoervat dat zich onder de uitlaat van het mengvat bevond, wat nuttig kan zijn voor een correcte dosering. De carrousel kan dan draaien en een ander afvoervat onder de uitlaat van het mengvat brengen, klaar om de volgende lading van detergentformulering op te nemen, die vervolgens in het mengvat kan worden bereid. Bij deze opstelling is het de carrousel die fungeert als de selectie-inrichting van deze uitvoeringsvorm. De afvoervaten kunnen ook bovenaan open zijn naar de atmosfeer. De opening in de klep die het ledigen van het mengvat regelt, kan beperkt zijn, zodanig dat het risico op spatten van de inhoud van het mengvat wanneer die in het afvoervat terechtkomt, tot een minimum wordt beperkt.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de selectie-inrichting voorts in staat om een één-op-één-relatie tot stand te brengen tussen de uitlaat van het ten minste ene mengvat en de inlaat van een afvalverwijderingsvoorziening. Die voorziening brengt het voordeel met zich mee dat, indien een onaanvaardbare afwijking is waargenomen tussen de feitelijke bereidingsprocedure en het voorgeschreven recept, de inhoud van het mengvat als afval kan worden afgekeurd en in de afvalverwijderingsvoorziening kan worden afgevoerd. Het mengvat is dan weer klaar voor de bereiding van een nieuwe lading. Die voorziening brengt ook het voordeel met zich mee dat het toestel een wasstap kan uitvoeren, waarbij het mengvat wordt gewassen met een oplosmiddel of met water tussen twee opeenvolgende bereidingen van ladingen, en waarbij wordt verhinderd dat het verbruikte oplosmiddel of waswater in een van de afvoervaten terechtkomt. In de hierboven beschreven uitvoeringsvorm met de carrousel kan een van de carrouselposities die onder de uitlaat van het mengvat kunnen worden gebracht, de inlaat van de afvalverwijderingsvoorziening zijn.
De afvalverwijderingsvoorziening kan een opvangpot omvatten waarin alle afvoerstromen van vloeistoffen uit de diverse locaties in het toestel kunnen worden verzameld, met inbegrip van gespatte of gelekte vloeistoffen. Een dergelijke opvangpot kan voorzien zijn van een hoogpeilsignaal en een alarm. Een dergelijk peilsignaal kan ook de activering van een afvalafvoerpomp triggeren om de afvalvloeistof vanuit de opvangpot te pompen naar een geschikte afvalverwerkingsinstallatie van de locatie waar het toestel zich bevindt.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding met gebruik van het toestel omvat de ten minste ene afvoerinrichting een stroomregelmiddel. Dat stroomregelmiddel kan worden gebruikt voor het regelen van de toediening of dosering van de additiefformulering naar de ten minste ene behandelingsinrichting. Het stroomregelmiddel kan bij voorkeur de functionaliteit beiden van een regelbare stroommeter, en die functionaliteit kan bijvoorbeeld worden verschaft door een verdringerpomp waarvan het debiet vast is en de regeling wordt uitgevoerd door het regelen van de tijd gedurende dewelke de pomp pompt, zoals lager wordt toegelicht. Het stroomregelmiddel ontvangt bij voorkeur instructies, bijvoorbeeld via de besturingseenheid van het toestel, van een doseersysteem, om een ingestelde hoeveelheid van het additief uit het afvoervat toe te voeren naar de behandelingsinrichting die gekozen is uit de ten minste ene behandelingsinrichting waarmee het afvoervat verbonden is.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding met gebruik van het toestel is de pomp van de ten minste ene afvoerinrichting voor het pompen van het ten minste ene additief van het afvoervat naar de ten minste ene behandelingsinrichting een verdringerpomp, waarbij de pomp bij voorkeur een membraanpomp is. De aanvragers hebben vastgesteld dat het uiterst praktisch is om een pomp zoals aangegeven te voorzien als deel van de ten minste ene afvoerinrichting in het toestel, teneinde de toevoer van het additief naar de behandelingsinrichting uit te voeren. Een pomp brengt het voordeel met zich mee dat een stromingsweerstand in de leidingen die het afvoervat verbinden met de ten minste ene behandelingsinrichting, en de daaruit voortkomende drukval, gemakkelijk kan worden overwonnen. Een bijkomend voordeel is dat de toevoer van het additief uit het afvoervat kan worden geregeld door het regelen van de activering van de pomp. Een verdringerpomp brengt het bijkomende voordeel met zich mee dat de toegevoerde hoeveelheid additief kan worden geregeld door de tijdsduur te regelen gedurende dewelke de pomp wordt geactiveerd, en dat die hoeveelheid niet wordt beïnvloed door veranderingen in druk stroomafwaarts van de pomp.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding met gebruik van het toestel is de toevoerverbinding tussen de ten minste ene afvoerinrichting en de ten minste ene behandelingsinrichting voorzien van een tegendrukregelaar, bij voorkeur stroomafwaarts van de pomp die is voorzien als deel van de afvoerinrichting. De obstructie die wordt gevormd door de tegendrukregelaar brengt het voordeel met zich mee dat stroomopwaarts van de tegendrukregelaar een druk boven de atmosferische druk kan worden aangehouden, en dat die druk onafhankelijk blijft van veranderingen in druk stroomafwaarts van de tegendrukregelaar. De vloeistof in het afvoervat is reeds in staat om een statische vloeistofdruk boven de atmosferische druk te leveren. De pomp levert een nog hogere druk in de toevoerleidingen van het afvoervat naar de ten minste ene behandelingsinrichting. De druk boven de atmosferische druk brengt het voordeel met zich mee dat geen lucht uit de omgeving in de toevoerverbinding kan lekken. De druk boven de atmosferische druk in de pompuitlaat verlaagt ook het risico dat in de pomp cavitatie optreedt. De aanvragers hebben vastgesteld dat de tegendrukregelaar het zeer gewaardeerde voordeel met zich meebrengt dat de pomptijd een uiterst precieze afspiegeling wordt van de hoeveelheid vloeistof die tijdens die tijdspanne wordt toegevoerd van het afvoervat naar de ten minste ene behandelingsinrichting.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding met gebruik van het toestel is de toevoerverbinding van de ten minste ene afvoerinrichting naar de ten minste ene behandelingsinrichting voorzien van een stroomsensor, bij voorkeur stroomafwaarts van de pomp die is voorzien als deel van de afvoerinrichting. De aanvragers geven er de voorkeur aan dat er een bijkomende sensor aanwezig is die in staat is om aan te geven of er op een bepaald tijdstip een vloeistofstroom aanwezig is door de leidingen die product toevoeren naar een bepaalde behandelingsinrichting. De sensor is in staat om te bevestigen of te weerleggen of een bepaalde dosis van de additiefformulering in het afvoervat die wordt gepompt, daadwerkelijk naar de behandelingsinrichting wordt geleid waarvoor ze bestemd is. Wanneer er geen overeenstemming is, kan het sensorsignaal, of de afwezigheid van een signaal, worden gebruikt om een alarm in te stellen en/of zelfs om de toevoer stop te zetten die op dat moment actief is, maar kennelijk niet naar de beoogde bestemming stroomt.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding met gebruik van het toestel is het ten minste ene afvoervat voorzien van een peilsensor voor het ten minste detecteren van een laag peil in het afvoervat. Dat maakt het mogelijk om een signaal te genereren wanneer de voorraad van de additiefformulering die in dat bepaalde afvoervat is opgeslagen, laag wordt. Een dergelijk signaal kan voor diverse doeleinden nuttig zijn, zoals om een waarschuwing af te geven over de naderende uitputting van het product dat in dat specifieke afvoervat is opgeslagen. De aanvragers geven er de voorkeur aan om die peilsensor in te stellen op een niveau waarop nog een beduidende hoeveelheid voorraad aanwezig is in het afvoervat, bij voorkeur voldoende voorraad om nog meerdere bijkomende dosishoeveelheden te leveren, zodanig dat de toevoer uit dat afvoervat nog langer kan aanhouden dan de tijd die het toestel nodig heeft voor het bereiden van een nieuwe lading van dezelfde additiefformulering en het afvoeren van die lading in het afvoervat waarvoor de peilsensor het laagpeilsignaal heeft afgegeven. De aanvragers geven er de voorkeur aan dat de laagpeilsensor wordt ingesteld op een niveau waarop zich nog voldoende voorraad in het afvoervat bevindt om de voorspelde toevoer nog ten minste 2 uur voort te zetten, en in een wasbedrijf, afhankelijk van de classificaties van het te behandelen textiel, zelfs tot een volledige dag verdere dienst.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding met gebruik van het toestel is het peilsignaal van de peilsensor ingericht om bij een laag peil de bereiding in het ten minste ene mengvat van een nieuwe lading van het additief te doen starten, en vervolgens de overbrenging van die nieuwe lading naar het ten minste ene afvoervat. Dat brengt het voordeel met zich mee dat de bereiding van een nieuwe lading van dezelfde of een soortgelijke formulering kan worden gepland of in gang gezet, zodanig dat die specifieke formulering beschikbaar blijft voor de behandelingsinrichting waarmee het afvoervat verbonden is. De nieuwe lading kan eventueel zelfs worden geproduceerd na een aanpassing van het recept van de formulering, bijvoorbeeld op basis van feedback die is verkregen over de performantie van de voorgaande lading die is toegevoerd van dat additief.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding met gebruik van het toestel is de ten minste ene afvoerinrichting uitgerust voor het toevoeren van het additief door het, op verzoek, naar de behandelingsinrichting (42) overbrengen van het additief in het afvoervat gedurende een tijdspanne, bij voorkeur een tijdspanne in functie van de gevraagde hoeveelheid additief. Bij voorkeur ontvangt de besturingseenheid van het toestel als invoer een verzoek tot het toevoeren van een bepaalde hoeveelheid in gewicht van de bepaalde detergentformulering in een bepaald afvoervat naar een bepaalde behandelingsinrichting. De besturingseenheid kan als reactie op dat verzoek de één-op-éénverbinding tot stand brengen tussen het afvoervat en de behandelingsinrichting en de toevoerwerking activeren gedurende een tijdspanne die met de gevraagde hoeveelheid overeenkomt, met als conversiefactor een debiet dat beschikbaar is in het geheugen van de eenheid voor die specifieke toevoeropstelling. In afwezigheid van een later berekend debiet kan de besturingseenheid een standaarddebiet gebruiken dat in het geheugen is ingevoerd voor die toevoeropstelling bij de constructie van het toestel of bij de installatie van de opstelling. Indien de toevoer wordt uitgevoerd door het activeren van een pomp die geassocieerd is met het specifieke afvoervat, stemt het debiet voor die toevoeropstelling bij voorkeur overeen met het debiet van de pomp en kan het standaarddebiet overeenstemmen met het nominale debiet voor die pomp. Indien de pomp een verdringerpomp met een vaste slaglengte is, brengt dat type pomp het voordeel met zich mee dat bij iedere pompcyclus een vast volume vloeistof wordt verpompt. Het debiet van de pomp is dus recht evenredig met het aantal uitgevoerde pompcycli over een bepaalde tijdspanne. Indien de frequentie van de pompcyclus eveneens constant is, is ook het debiet van de pomp constant.
In dat geval is de hoeveelheid detergentformulering die door de pomp wordt overgebracht recht evenredig met de tijdspanne gedurende dewelke de pomp wordt geactiveerd. De aanvragers hebben vastgesteld dat de hoeveelheid detergentformulering die wordt toegevoerd tijdens een bepaalde overdrachtsperiode, en dus het debiet van de toevoerverbinding tussen het afvoervat en de ten minste ene behandelingsinrichting, gemakkelijk verkrijgbaar kan zijn in gewichtseenheden per tijdseenheid. De besturingseenheid van het toestel kent de hoeveelheid in gewicht van iedere lading detergentformulering die is bereid in het mengvat en die vanuit het mengvat in ieder afvoervat is ingevoerd. De besturingseenheid kent ook, dankzij de peilsensor in de afvoervaten, de tijd die nodig was om diezelfde lading formulering uit dat afvoervat toe te voeren, d.w.z. de som van alle overdrachtstijden gedurende dewelke vloeistof werd onttrokken aan dat afvoervat naar een behandelingsinrichting tussen twee opeenvolgende laagpeilsignalen van de peilsensor op dat afvoervat. Om een hoge nauwkeurigheid te verkrijgen geven de aanvragers er de voorkeur aan om de overdrachtstijden gedurende dewelke het laagpeilsignaal zich voordeed, te splitsen, en om de tijd vóór het moment van het signaal, en het daarmee geassocieerde volume, toe te wijzen aan de voorgaande lading, en de tijd na het moment van het signaal aan de volgende lading. Uit die gegevens kan de besturingseenheid een debiet afleiden voor de toevoeropstelling die uit dat bepaalde afvoervat toevoert wanneer die bepaalde detergentformulering wordt toegevoerd. De aanvragers hebben vastgesteld dat dit debiet vrij accuraat kan worden bepaald, in het bijzonder in het geval dat de overdracht wordt uitgevoerd door een verdringerpomp.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het toestel uitgerust voor het registreren van de tijdspannen van de overbrenging van het additief naar de behandelingsinrichting en voor het rapporteren van de aanvoer van het additief naar de behandelingsinrichting op gewichtsbasis. Het merendeel van dit mechanisme is reeds hoger in dit document toegelicht. Zoals hoger uiteengezet kan de besturingseenheid van het toestel vrij accuraat het debiet in gewicht kennen dat geassocieerd is met een bepaalde afvoerinrichting. Aangezien ze ook de tijden registreert gedurende dewelke de afvoerinrichting actief is naar een bepaalde gekozen behandelingsinrichting, is de besturingseenheid van het toestel in staat om de toegevoerde hoeveelheden van het additief naar de behandelingsinrichting op gewichtsbasis te rapporteren.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het toestel uitgerust voor het berekenen van de aanvoertijden van het additief uit het ten minste ene afvoervat naar de ten minste ene behandelingsinrichting op basis van de totale tijd van de aanvoeren van ten minste één voorgaande lading van het additief dat is overgebracht naar de ten minste ene behandelingsinrichting tussen twee opeenvolgende laagpeilsignalen in het ten minste ene afvoervat en het gewicht van die ten minste ene voorgaande lading van het additief dat in het ten minste ene mengvat werd bereid. Bij voorkeur kan het feitelijke debiet voor de toevoeropstelling geassocieerd met het afvoervat worden berekend op basis van het gewicht van de ten minste ene voorgaande lading van het additief dat is overgebracht in dat afvoervat en de totale tijd van de aanvoeren van die lading van het additief dat is overgebracht tussen twee opeenvolgende laagpeilsignalen op dat afvoervat. Bij voorkeur gebruiken de aanvragers voor de aanvoeren van de volgende lading het gemiddelde van de debieten voor de laatste twee ladingen, met meer voorkeur de laatste drie ladingen, met nog meer voorkeur de laatste vier ladingen, en met zelfs nog meer voorkeur de laatste vijf ladingen. In het geval dat het aantal gewenste voorgaande ladingen nog niet is bereikt, kunnen de ontbrekende debieten bij de berekening worden vervangen door het standaarddebiet in geheugen voor die bepaalde toevoeropstelling. De aanvragers hebben vastgesteld dat een dergelijke berekening een hogere mate van nauwkeurigheid biedt bij de volgende toevoeren van het afvoervat naar de gekozen behandelingsinrichting, en dus een hogere betrouwbaarheid van de toevoeren, en bijgevolg een betere benadering van de gewenste optimale performantie van de behandelingsinrichting.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het toestel ondergebracht in een behuizing, bij voorkeur een behuizing die kan worden vergrendeld. Dat brengt het voordeel met zich mee dat eventuele vloeistofspatten of een eventuele aerosol die kan worden gevormd tijdens de werking van het toestel binnen de behuizing kunnen worden gehouden. Dat brengt het voordeel met zich mee dat contact van mensen met dergelijke spatten of aerosols kan worden vermeden. Een bijkomend voordeel,
indien de behuizing kan worden vergrendeld, is dat het toestel fysiek volledig onder de controle kan blijven van degene die de toegang tot de behuizing controleert, bijvoorbeeld de leverancier van de detergentformulering.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding waarbij het toestel ondergebracht is in een behuizing, omvat de behuizing een ventilatiesysteem, waarbij de uitlaat van het ventilatiesysteem bij voorkeur een filter omvat, bij voorkeur een filter die in staat is om ook aerosols op te vangen, met meer voorkeur inclusief vloeibare aerosols van minder dan een micrometer. De aanvragers hebben vastgesteld dat het ventilatiesysteem het voordeel met zich meebrengt dat de atmosfeer binnen de behuizing kan worden vrijgemaakt van mogelijk schadelijke aerosols in de behuizing die het resultaat zijn van de werking van het toestel, bijvoorbeeld vóór de behuizing moet worden geopend om toegang te bieden aan een persoon, zoals voor het vervangen van een recipiënt van een bestanddeel, of voor onderhoud. Om de impact van het ventilatiesysteem van het toestel en de behuizing ervan op de omgeving ervan te verminderen, geven de aanvragers er de voorkeur aan om een filter te voorzien op het uitlaatsysteem van de behuizing. Met meer voorkeur is de filter in staat om aerosols op te vangen, zodanig dat het risico dat een aerosol van een enzymhoudende vloeistof uit de behuizing ontsnapt, tot een minimum wordt beperkt. Bij voorkeur voorzien de aanvragers een filter van HEPA-klasse H14, volgens de industriële norm EN 1822, volgens dewelke een dergelijke filter 99,995% van de deeltjes met de meest doordringende deeltjesgrootte (Engels: most penetrating particle size, “MPPS”) moet tegenhouden.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding wordt onder de afvoer en de mengvaten een lekbak voorzien. Die lekbak is in staat om eventuele vloeistofdruppels op te vangen en bij te houden die kunnen voortkomen uit de bewerkingen in het toestel. De lekbak is bij voorkeur voorzien van een bodem die afhelt naar een opvangbeker, die voorzien is van een peilsensor en een pomp voor het afvoeren van vloeistof die opgevangen is in de opvangbeker naar een installatie voor veilige afvoer. Bij voorkeur wordt de lekbak gecombineerd met de afvalverwijderingsvoorziening en opvangpot die hoger in dit document zijn beschreven.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding met gebruik van het toestel omvat de werkwijze de stappen van: a. het vanuit een veelheid aan toevoerbronnen de nodige bestanddelen voor het vormen van een lading van het ten minste ene additief naar een mengvat, b. het mengen van de bestanddelen in het mengvat om de lading van het ten minste ene additief te vormen,
C. het afvoeren van de lading van het gevormde additief uit het mengvat, d. het door pompen toevoeren van ten minste een deel van de lading van het ten minste ene additief naar ten minste één behandelingsinrichting, e. waarbij de ten minste ene behandelingsinrichting ten minste een deel van het additief aanwendt voor het behandelen van ten minste één voorwerp, in het bijzonder een textiel of een voedselgerelateerd voorwerp, waarbij de ten minste ene toevoerbron een enzymconcentraat van ten minste één eerste enzym omvat, en bij voorkeur is, dat in staat is om detergentwerking te vertonen, en de bereiding ter plaatse wordt uitgevoerd bij de behandelingsinrichting.
De beschreven werkwijze maakt gebruik van het toestel dat zich ter plaatse bevindt bij de behandelingsinrichtingen. Dat brengt een aantal aanzienlijke voordelen met zich mee, in het bijzonder in een industriële en/of institutionele context waar was- en reinigingswerkzaamheden op grotere schaal en met grotere intensiteit plaatsvinden dan in een huishouden van een consument, en waar de prioriteiten en gevoeligheden ook heel anders zijn.
Een belangrijk voordeel is een verbetering in de veiligheid en de industriële hygiëne op de locatie waar de behandelingsinrichting zich bevindt, maar tezelfdertijd ook op de locatie op afstand daarvan waar het additief in de conventionele toeleveringsketen zou worden bereid en verpakt. De locatie ter plaatse maakt een hardwarefluidumverbinding van het toestel met de behandelingsinrichting mogelijk, in de vorm van vaste of flexibele leidingen die de overdracht van vloeistoffen mogelijk maken, waardoor wordt vermeden dat personeel enzymhoudende producten dient te hanteren.
Een bijkomend voordeel is dat het recept van het additief dat dient te worden geleverd aan de behandelingsinrichting, op maat kan worden gemaakt en precies kan worden afgestemd op de noden en wensen van de cliënt. De bereiding ter plaatse van het additief brengt de mogelijkheid met zich mee om de individuele dosering van de verschillende enzymconcentraten aan te passen, onafhankelijk van de dosering van een oppervlakteactieve stof die eventueel deel uitmaakt van hetzelfde additief. De nabijheid in tijd en plaats tussen de bereiding en de aanwending van het additief maakt het mogelijk om de dosering van elk van de beschikbare enzymconcentraten afzonderlijk te gebruiken als onafhankelijke parameters voor het optimaliseren van de kostprijs en de performantie van elk van de behandelingsinrichting. Die flexibiliteit op het vlak van dosering is niet beschikbaar in de conventionele setting, waarbij het additief elders dient te worden bereid en vervolgens getransporteerd naar de gebruikslocatie.
De nabijheid in tijd en plaats tussen de bereiding van de formulering en het gebruik daarvan, en de voorbehouden verbinding tussen het bereidingstoestel en de behandelingsinrichtingen, maakt ook een bijna ogenblikkelijke feedback mogelijk op de performantie van de formulering, en maakt bijgevolg een vlotte aanpassing mogelijk van de formulering aan de stoffen waarvoor de formulering is ontwikkeld.
Enzymen worden in was- en reinigingswerkzaamheden ingebracht vanwege hun hoge werkzaamheid.
Slechts kleine hoeveelheden van de enzymconcentraten zijn nodig om dezelfde performantie te verschaffen als veel hogere hoeveelheden van oppervlakteactieve stoffen wanneer enkel oppervlakteactieve stoffen worden gebruikt. De aanwezigheid van de correcte enzymen in de additiefformulering maakt dus een aanzienlijke verkleining mogelijk van de hoeveelheden van oppervlakteactieve stoffen die eventueel nog vereist zijn in de was- of reinigingswerkzaamheden. De vermindering van de nood aan oppervlakteactieve stof doet de kosten van de detergentformulering dalen, en aangezien de oppervlakteactieve stoffen terechtkomen in het afvalwater, waar het verminderde verbruik van oppervlakteactieve stof een aanzienlijke bijdrage levert tot de verlaging van de BOD en/of COD, daalt ook de milieutaks die door de overheid wordt geheven voor een vergunning om dat water te lozen.
Een belangrijk kenmerk van de onderhavige uitvinding is dat het additief ter plaatse wordt bereid en in ladinghoeveelheden die klein kunnen worden gehouden, zodanig dat ze niet lang moeten worden bewaard vóór gebruik in de behandelingsinrichting.
Dat brengt het bijkomende voordeel met zich mee dat het enzymhoudende additief kan worden bereid met weinig enzymstabiliserend systeem, bij voorkeur zelfs zonder. Dat bespaart op kosten van bestanddelen, but ook op de belasting van het milieu die geassocieerd is met het gebruik van de stabilisatorsystemen, in de eerste plaats vanwege hun impact op de BOD en/of COD van het afvalwater uit de locatie waar de behandelingsinrichting zich bevindt.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding met gebruik van het toestel is het toestel voorzien van ten minste één watertoevoer, en is de detergentformulering bij voorkeur een formulering op waterbasis, waarbij de watertoevoer bij voorkeur een toevoer van gemeentelijk leidingwater is of van onthard gemeentelijk leidingwater. Het additief zelf kan water gebruiken als een bestanddeel. Een bijkomend voordeel is dat het toestel kan onderworpen worden aan een was- en/of spoelcyclus vóór iedere interventie door een mens, om de industriële hygiëne op de locatie van het toestel nog meer te verbeteren.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding die gebruikmaakt van het hierboven beschreven toestel dat het gewicht van het mengvat (25), met inbegrip van de inhoud ervan, wordt gemonitord tijdens het overbrengen van de bestanddelen naar het mengvat en de hoeveelheden in gewicht van ieder toegevoegd bestanddeel worden geregeld en geregistreerd. Bij voorkeur wordt de overdracht van de verschillende bestanddelen opeenvolgend uitgevoerd, zodanig dat de hoeveelheid in gewicht van een bestanddeel die is toegevoegd tijdens een bepaalde overdracht gemakkelijk te bepalen is als, en bij voorkeur ook te controleren is aan de hand van, de gewichtstoename die wordt geregistreerd voor het mengvat, met inbegrip van de inhoud ervan, tussen het eerste moment net vóór en het tweede moment net na de overdracht. Bij voorkeur wordt de overdracht van bestanddelen naar het mengvat uitgevoerd tijdens periodes waarin geen van de andere pompen in het toestel geactiveerd is, zoals de pompen voor de toevoer van het toestel naar een behandelingsinrichting of de pomp voor het afvoeren van afval dat is opgevangen uit het toestel. Dat brengt het voordeel met zich mee dat de meting van het gewicht van het mengvat niet kan worden verstoord door trillingen die worden veroorzaakt door de werking van een pomp.
Dit kenmerk maakt tevens de bereiding en ook de rapportage mogelijk van de hoeveelheid van het additief, bij voorkeur ook van de hoeveelheid van het ten minste ene eerste enzym, die wordt toegevoerd naar de ten minste ene behandelingsinrichting, en dat op gewichtsbasis. Dat brengt het voordeel met zich mee van een zeer accurate toevoer van de gevraagde hoeveelheid enzymconcentraat over een zeer ruim bereik aan doseringshoeveelheden. De aanvragers hebben vastgesteld dat de onderhavige uitvinding de afgifte van de gevraagde enzymconcentraten mogelijk maakt met een nauwkeurigheid van +1%, over een bereik dat een lage dosering tot wel 0,02 gram per kilogram linnen omvat, maar ook een hoge dosering tot wel 1,4 gram per kilogram linnen. De aanvragers hebben verrassenderwijs vastgesteld dat de onderhavige uitvinding zo in staat is om een dosering met hoge nauwkeurigheid te leveren over een doseringsbereik dat bijna twee grootteorden bestrijkt.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze de stap van het vergelijken van de hoeveelheden in gewicht van alle toegevoegde bestanddelen met een vooraf bepaald recept voor de detergentformulering.
Een dergelijke verificatie verhoogt de betrouwbaarheid van het toestel om het gevraagde te leveren, niet meer en niet minder.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze, indien de bereide lading van de additiefformulering afweek van het vooraf bepaalde recept, de stap van het afvoeren van de lading van het additief naar een afvaluitlaat. In het geval dat een ontoelaatbare afwijking van het recept wordt geregistreerd, kan de werkwijze de stap omvatten van het afvoeren van de inhoud van het mengvat naar een afvalverwijderingscapaciteit die voorzien is aan het toestel. Dat verhoogt nog meer de betrouwbaarheid van de toevoeren van het toestel naar de behandelingsinrichting.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze dat het additief van uit het mengvat wordt afgevoerd naar een afvoervat en het additief vanuit het ten minste ene afvoervat wordt toegevoerd naar de ten minste ene behandelingsinrichting. Het kan worden gebruikt als een zogenaamde “dagtank”, d.w.z. een tijdelijke voorraad van de detergentformulering waaruit de formulering kan worden toegevoerd of “gedoseerd” naar verbruikende behandelingsinrichtingen terwijl het mengvat opnieuw beschikbaar wordt gemaakt voor het uitvoeren van andere stappen van de werkwijze. Dat brengt het voordeel met zich mee dat het mengvat beschikbaar kan worden gemaakt voor de bereiding van een andere lading additief terwijl de voorgaande lading in bewaring wordt gehouden en delen ervan kunnen worden toegevoerd naar een behandelingsinrichting. Dat verhoogt de veelzijdigheid van het toestel.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding is een veelheid aan afvoervaten beschikbaar voor het opnemen van de lading van additieven die wordt afgevoerd uit het mengvat en omvat de werkwijze, vóór het afvoeren uit het mengvat, de stap van het tot stand brengen van een één-op-één-verbinding tussen de uitlaat van het mengvat en de inlaat van één element dat gekozen is uit de veelheid aan afvoervaten en de afvalverwijderingsvoorziening, indien aanwezig. Dat brengt het voordeel met zich mee dat het toestel kan worden gebruikt voor het bereiden en verdelen van meer dan één lading van detergentformuleringen, en dat die detergentformuleringen van elkaar kunnen verschillen. Die verschillende detergentformuleringen kunnen gericht zijn op verschillende was- en/of reinigingstoepassingen via verschillende afvoervaten. De verschillende detergentformuleringen kunnen ook in combinatie met elkaar worden gebruikt, bijvoorbeeld in verschillende mengverhoudingen, teneinde een beter aangepaste cocktail van bestanddelen te leveren aan elk van twee of meer verschillende toepassingen. Verschillende toepassingen kunnen bijvoorbeeld verschillende stappen zijn die deel uitmaken van dezelfde was- en/of reinigingswerkzaamheid, zoals een voorwas en een hoofdwas, waarbij de voorwas bijvoorbeeld kan voorafgaan aan de hoofdwas, hetzij in de tijd, in dezelfde batchbehandelingsinrichting, hetzij in de ruimte, in dezelfde continue behandelingsinrichting. Ofwel kunnen de verschillende toepassingen soortgelijke of verschillende was- en/of reinigingsstappen zijn die worden uitgevoerd door twee verschillende behandelingsinrichtingen, ofwel door dezelfde behandelingsinrichting op verschillende tijdstippen, waarbij de voorwerpen die worden behandeld een verschillende classificatie kunnen hebben. Dit kenmerk brengt dus het voordeel met zich mee dat het toestel volgens de onderhavige uitvinding tegelijk twee of meer verschillende behandelingsstappen of twee of meer verschillende behandelingsinrichtingen kan bedienen. De aanvragers hebben vastgesteld dat het toestel volgens de onderhavige uitvinding bij voorkeur voorzien is van twee, met meer voorkeur van ten minste drie en met nog meer voorkeur ten minste vier afvoervaten.
De één-op-één-relatie brengt het voordeel met zich mee van een laag risico op onderlinge contaminatie tussen twee verschillende ladingen van detergentformuleringen, bijvoorbeeld twee ladingen die zijn bereid in twee volgende bereidingscycli van het toestel. Dat brengt het voordeel met zich mee dat het risico op onderlinge contaminatie tussen verschillende additiefformuleringen in de overdracht vanuit het mengvat en het afvoervat of “dagtank”, tot een minimum wordt herleid. Het voorzien van een spoelstap van het mengvat, tussen de bereidingen van twee opeenvolgende ladingen met een verschillende samenstelling in, kan het risico op onderlinge contaminatie, in dit geval in het mengvat zelf, nog meer verlagen. Beide maatregelen dragen bij tot de zekerheid dat de additiefformulering die wordt toegevoerd, wel degelijk overeenstemt met wat gevraagd en beoogd is. Andere maatregelen, zoals de verificatie van de samenstelling met het recept, dragen ook bij tot diezelfde doelstelling.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat het toestel een selectie-inrichting, waarbij de selectie-inrichting voorts in staat om een één-op-één-relatie tot stand te brengen tussen de uitlaat van het ten minste ene mengvat en de inlaat van een afvalverwijderingsvoorziening. De aanvragers hebben vastgesteld dat een geschikte selectie-inrichting voor het tot stand brengen van de één-op-één- relatie kan worden verschaft door een carrousel van een aantal afvoervaten te voorzien onder de uitlaat van het mengvat, inclusief bijbehorende weegcel en een klep die de uitlaat van het mengvat afsluit. De uitlaat van het mengvat kan vastgezet zijn in een positie boven de carrousel, maar excentrisch ten opzichte van de as van de carrousel. Elk van de afvoervaten kan dan afwisselend onder de uitlaat van het mengvat worden gebracht, bijvoorbeeld door de carrousel rond een verticale as te draaien tot het correcte afvoervat zich in positie bevindt onder de uitlaat van het mengvat. Wanneer de bereiding van de additieflading voltooid is, wanneer het gewicht van de inhoud van het mengvat kan worden geregistreerd en wanneer kan worden geverifieerd dat de bereiding heeft plaatsgevonden volgens het voorgeschreven recept, kan de klep in de uitlaat van het mengvat worden geopend en kan de inhoud van het mengvat worden uitgestort in het gekozen afvoervat dat zich onder de uitlaat van het mengvat bevindt. Bij voorkeur bevindt het mengvat zich hoger dan het afvoervat, en kan het uitstorten van de additiefformulering uit het mengvat in het afvoervat plaatsvinden door ze te laten weglopen onder invloed van de zwaartekracht.
Uit het verschil in gewicht, zoals geregistreerd door de weegcel, van het mengvat vóór en na het uitstorten van de inhoud van het mengvat, kan de besturingseenheid de hoeveelheid additief in gewicht afleiden die is afgeleverd in het specifieke afvoervat dat zich onder de uitlaat van het mengvat bevond, wat nuttig kan zijn voor een correcte dosering. De carrousel kan dan draaien een ander afvoervat onder de uitlaat van het mengvat brengen, klaar om de volgende lading additief op te nemen, die vervolgens in het mengvat kan worden bereid. Bij deze opstelling is het de carrousel die fungeert als de selectie-inrichting van deze uitvoeringsvorm. De afvoervaten kunnen ook bovenaan open zijn naar de atmosfeer. De opening in de klep die het ledigen van het mengvat regelt, kan beperkt zijn, zodanig dat het risico op spatten van de inhoud van het mengvat wanneer die in het afvoervat terechtkomt, tot een minimum wordt beperkt.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding wordt het additief toegevoerd naar de ten minste ene behandelingsinrichting door het pompen van het additief, bij voorkeur door een verdringerpomp, met meer voorkeur een membraanpomp. De aanvragers hebben vastgesteld dat het uiterst praktisch is om een pomp te voorzien als deel van de ten minste ene afvoerinrichting, teneinde de toevoer van de additiefformulering naar de behandelingsinrichting uit te voeren. Een pomp brengt het voordeel met zich mee dat een stromingsweerstand in de leidingen die het afvoervat verbinden met de ten minste ene behandelingsinrichting, en de daaruit voortkomende drukval, gemakkelijk kan worden overwonnen. Een bijkomend voordeel is dat de toevoer van het additief uit het afvoervat kan worden geregeld door het regelen van de activering van de pomp. Een verdringerpomp brengt het bijkomende voordeel met zich mee dat de toegevoerde hoeveelheid additief kan worden geregeld door de tijdsduur te regelen gedurende dewelke de pomp wordt geactiveerd, en dat die hoeveelheid niet wordt beïnvloed door veranderingen in druk stroomafwaarts van de pomp.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding voorts de stap van het handhaven van een druk boven de atmosferische druk in de toevoerverbinding voor het toevoeren van het additief naar de ten minste ene behandelingsinrichting stroomafwaarts van de pomp. De druk boven de atmosferische druk brengt het voordeel met zich mee dat geen lucht uit de omgeving in de toevoerverbinding kan lekken.
De druk boven de atmosferische druk in de pompuitlaat verlaagt ook het risico dat in de pomp cavitatie optreedt. De aanvragers hebben voorts vastgesteld dat de hogere druk het zeer gewaardeerde voordeel met zich meebrengt dat de pomptijd een uiterst precieze afspiegeling wordt van de hoeveelheid vloeistof die tijdens die tijdspanne wordt toegevoerd van het afvoervat naar de ten minste ene behandelingsinrichting. De aanvragers geven er de voorkeur aan die hogere druk te verzekeren door een tegendrukregelaar te voorzien in de fluïdumverbinding van het toestel naar de behandelingsinrichting.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding wordt de toegevoerde hoeveelheid van het additief geregeld door het regelen van de tijdsduur van het pompen van het ten minste ene deel van het additief naar de ten minste ene behandelingsinrichting, met behulp van een vooraf bepaald pompdebiet in gewicht om de benodigde hoeveelheid detergentformulering om te zetten naar een pomptijdsduur die nodig is om de hoeveelheid in gewicht toe te voeren.
Bij voorkeur is het toestel voorzien van een besturingseenheid en ontvang de besturingseenheid van het toestel als invoer een verzoek tot het toevoeren van een bepaalde hoeveelheid in gewicht van de bepaalde additiefformulering in een bepaald afvoervat naar een bepaalde behandelingsinrichting.
De besturingseenheid kan als reactie op dat verzoek een één-op-éénverbinding tot stand brengen tussen het afvoervat en de behandelingsinrichting en de toevoerwerking activeren gedurende een tijdspanne die met de gevraagde hoeveelheid overeenkomt, met als conversiefactor een debiet dat beschikbaar is in het geheugen van de eenheid voor die specifieke toevoeropstelling.
In afwezigheid van een later berekend debiet kan de besturingseenheid een standaarddebiet gebruiken dat in het geheugen is ingevoerd voor die toevoeropstelling bij de constructie van het toestel of bij de installatie van de opstelling.
Indien de toevoer wordt uitgevoerd door het activeren van een pomp die geassocieerd is met het specifieke afvoervat, stemt het debiet voor die toevoeropstelling bij voorkeur overeen met het debiet van de pomp en kan het standaarddebiet overeenstemmen met het nominale debiet voor die pomp.
Indien de pomp een verdringerpomp met een vaste slaglengte is, brengt dat type pomp het voordeel met zich mee dat bij iedere pompcyclus een vast volume vloeistof wordt verpompt.
Het debiet van de pomp is dus recht evenredig met het aantal uitgevoerde pompcycli over een bepaalde tijdspanne.
Indien de frequentie van de pompcyclus eveneens constant is, is ook het debiet van de pomp constant.
In dat geval is de hoeveelheid additief die door de pomp wordt overgebracht recht evenredig met de tijdspanne gedurende dewelke de pomp wordt geactiveerd.
De aanvragers hebben vastgesteld dat de toegevoerde hoeveelheid additief tijdens een bepaalde overdrachtsperiode, en dus het debiet van de toevoerverbinding tussen het afvoervat en de ten minste ene behandelingsinrichting, gemakkelijk verkrijgbaar kan zijn in gewichtseenheden per tijdseenheid.
De besturingseenheid van het toestel kent de hoeveelheid in gewicht van iedere lading additief die is bereid in het mengvat en die vanuit het mengvat in ieder afvoervat is ingevoerd.
De besturingseenheid kent ook, dankzij de peilsensor in de afvoervaten, de tijd die nodig was om diezelfde lading formulering uit dat afvoervat toe te voeren, d.w.z. de som van alle overdrachtstijden gedurende dewelke vloeistof werd onttrokken aan dat afvoervat naar een behandelingsinrichting tussen twee opeenvolgende laagpeilsignalen van de peilsensor op dat afvoervat. Om een hoge nauwkeurigheid te verkrijgen geven de aanvragers er de voorkeur aan om de overdrachtstijden gedurende dewelke het laagpeilsignaal zich voordeed, te splitsen, en om de tijd vóór het moment van het signaal, en het daarmee geassocieerde volume, toe te wijzen aan de voorgaande lading, en de tijd na het moment van het signaal aan de volgende lading. Uit die gegevens kan de besturingseenheid een debiet afleiden voor de toevoeropstelling die uit dat bepaalde afvoervat toevoert wanneer die bepaalde detergentformulering wordt toegevoerd. De aanvragers hebben vastgesteld dat dit debiet vrij accuraat kan worden bepaald, in het bijzonder in het geval dat de overdracht wordt uitgevoerd door een verdringerpomp.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding waarbij het vooraf bepaalde debiet in gewicht wordt gebruikt, wordt het vooraf bepaalde pompdebiet berekend met behulp van de totale pomptijdsduur die nodig was voor het toevoeren van de ten minste ene voorgaande lading van dezelfde additiefformulering en de totale hoeveelheid in gewicht van de overeenkomstige lading die is geregistreerd als deel van de bereiding van die lading, waarbij de berekening bij voorkeur gebruikmaakt van de overeenkomstige totale tijdsduur voor het pompen van, en de totale hoeveelheid van, de ten minste twee voorgaande ladingen van dezelfde additiefformulering, met meer voorkeur de ten minste drie voorgaande ladingen, met nog meer voorkeur de ten minste vier voorgaande ladingen, met zelfs nog meer voorkeur de ten minste vijf voorgaande ladingen van dezelfde additiefformulering. Bij voorkeur gebruiken de aanvragers voor de aanvoeren van de volgende lading het gemiddelde van de debieten voor de laatste twee ladingen, met meer voorkeur de laatste drie ladingen, met nog meer voorkeur de laatste vier ladingen, en met zelfs nog meer voorkeur de laatste vijf ladingen.
In het geval dat het aantal gewenste voorgaande ladingen nog niet is bereikt, kunnen de ontbrekende debieten bij de berekening worden vervangen door het standaarddebiet in geheugen voor die bepaalde toevoeropstelling. De aanvragers hebben vastgesteld dat een dergelijke berekening een hogere mate van nauwkeurigheid biedt bij de volgende toevoeren van het afvoervat naar de gekozen behandelingsinrichting, en dus een hogere betrouwbaarheid van de toevoeren, en bijgevolg een betere benadering van de gewenste optimale performantie van de behandelingsinrichting.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding het rapporteren van de hoeveelheid in gewicht van de additiefformulering, bij voorkeur ook van de hoeveelheid van het ten minste ene enzymconcentraat, die gedurende een vooraf bepaalde tijdspanne is afgeleverd aan de ten minste ene behandelingsinrichting. De aanvragers hebben vastgesteld dat de werkwijze alle nodige informatie verschaft voor een accuraat rapport van alle uitgevoerde leveringen naar de ten minste ene behandelingsinrichting, en dat in gewichtseenheden en over een tijdspanne die kan beantwoorden aan de noden van de eigenaar van het toestel en ook die van de eigenaar van de ten minste ene behandelingsinrichting. Dat maakt mogelijk dat het toestel en de behandelingsinrichting het eigendom zijn van een verschillende juridische entiteit, en maakt een accurate en betrouwbare rapportering mogelijk van de toevoer van additiefformulering van de eerste entiteit naar de tweede. Dat brengt het voordeel met zich mee dat het toestel kan worden gekoppeld aan boekhoudingssystemen van de leverancier van het additief, en dat ook een aanzienlijk deel van de boekhouding die geassocieerd is met de toevoer van het additief kan worden geautomatiseerd.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding omvat de werkwijze de koppeling van het toestel met een server en het door de server ontvangen, analyseren en verzenden van gegevens die zijn gegenereerd door het toestel, met inbegrip van de hoeveelheden in gewicht van het additief die zijn afgeleverd aan de ten minste ene behandelingsinrichting, waarbij de koppeling eventueel tot stand wordt gebracht via het internet en/of met meer voorkeur met behulp van een draadloos netwerk. De koppeling en de daarmee samenhangende uitwisseling van informatie kan bijvoorbeeld gebruik maken van het internet. De uitwisseling kan ook mogelijk worden gemaakt via een draadloze verbinding tussen het toestel en een smartphone, tablet of personal computer van een persoon die geassocieerd is met de eigenaar van het toestel. De uitwisseling, d.w.z. het verzenden en/of ontvangen, van informatie is met name voordelig voor het op afstand monitoren van de performantie van het toestel en voor het uitvoeren van aanpassingen waar nodig. De uitwisseling kan ook mogelijkheden bieden voor de boekhouding van de diensten die door het toestel worden geleverd aan de behandelingsinrichtingen. Een extern netwerk omvat bij voorkeur een externe server die door middel van een draadloze verbinding gekoppeld is aan de verwerkingseenheid van de inrichting. Een dergelijke uitwisseling van informatie met een extern netwerk biedt ook de optie van het bepalen van de resterende hoeveelheden van bestanddelen op basis van de hoeveelheden van bestanddelen die zijn verbruikt. In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het toestel voorzien van een besturingspaneel waar de gebruiker van het toestel de mogelijkheid heeft om de recepten van de te bereiden en toe te voeren additiefformuleringen in te voeren. De resterende hoeveelheden van bestanddelen in de toevoerbronnen of recipiënten kunnen op basis van die gegevens worden berekend. Het is echter ook mogelijk om het toestel te voorzien van meetmiddelen die de hoeveelheid resterende bestanddelen in de toevoerrecipiënten monitoren.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding het door het toestel ontvangen van signalen van de server. Dergelijke signalen kunnen bijvoorbeeld upgrades van recepten zijn die worden verschaft door de server. Een dergelijke wijziging van een recept kan echter ook worden ingevoerd via een besturingspaneel dat verbonden is met de besturingseenheid van het toestel. De invoercapaciteit kan dus ook voorzien zijn voor manuele input ter plaatse op dat besturingspaneel, dat uitgerust kan zijn met een keyboard of een andere geschikte invoerinrichting, en/of tevens draadloze invoer mogelijk kan maken vanaf een smartphone, tablet of personal computer die wordt bediend door een operateur, waarbij in dat geval ook de mogelijkheid kan worden geboden om op afstand met het toestel te communiceren.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding omvat de server een beheerder die de hoeveelheden in gewicht en de kwaliteiten bijhoudt van additief dat daadwerkelijk is afgeleverd aan de ten minste ene behandelingsinrichting. Dat brengt het voordeel met zich mee dat de boekhoudingsinformatie extern wordt verzameld en bewaard, en vlot beschikbaar kan zijn voor de eigenaar van het toestel.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding voorts het berekenen van de bedrijfskosten van de leveringen aan de ten minste ene behandelingsinrichting. Die berekening kan bijvoorbeeld worden uitgevoerd door de beheerder op de server. Ook dit deel van de boekhouding kan op afstand en zonder menselijke tussenkomst ter plaatse worden uitgevoerd op de locatie van het toestel.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding voorts de stap van het uitreiken van een factuur voor de leveringen aan de exploitant of de ten minste ene behandelingsinrichting. Ook dit kan op afstand en zonder menselijke tussenkomst ter plaatse bij het toestel worden uitgevoerd. De partij die additiefformulering verbruikt, kan gefactureerd worden voor de hoeveelheden in gewicht van de daadwerkelijk geleverde additiefformuleringen, of voor de hoeveelheden in gewicht van de daadwerkelijk geleverde bestanddelen daarvan. In een andere uitvoeringsvorm kan de toevoer van het additief worden uitgevoerd in functie van de belading van de ten minste ene behandelingsinrichting. In dat geval kan de opstelling van het toestel op de locatie van de behandelingsinrichting een “doseersysteem” omvatten dat aan het begin van een bepaalde was- en/of reinigingsstap of -cyclus informatie ontvangt over de hoeveelheid voorwerp die zal worden behandeld door de ten minste ene behandelingsinrichting. Die hoeveelheid kan worden uitgedrukt in gewichtseenheden voor een wasgoedlading, maar ook in oppervlakte- eenheden voor een reinigen-ter-plaatse-project. Het doseersysteem kan ook informatie bevatten over hoeveel van welke additiefformulering dient te worden gedoseerd per eenheid van te behandelen voorwerp. Die informatie over dosis per eenheid van te behandelen voorwerp kan het resultaat zijn van een overeenkomst tussen leverancier en consument en kan verschillend zijn en worden ingesteld in functie van de classificatie van het te behandelen voorwerp.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding wordt de factuur uitgereikt door de factuur over te dragen aan een beheerder voor de ten minste ene behandelingsinrichting. Dat brengt het voordeel met zich mee dat geen tussenkomst door een mens nodig is tot en met de afgifte van de factuur van de leverancier van de detergentformulering aan de consument ervan.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding met gebruik van het toestel omvat, en bij voorkeur is, ten minste één tweede toevoerbron een concentraat van ten minste één tweede enzym dat in staat is om detergentwerking te vertonen en dat verschilt van het eerste enzym. Dat brengt het voordeel met zich mee dat het additief een cocktail van enzymconcentraten kan omvatten, en dat het recept van die cocktail kan worden afgestemd op de specifieke dienst die gepland is voor de behandelingsinrichting waaraan het additief zal worden geleverd.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding wordt het additief overgebracht naar een veelheid aan behandelingsinrichtingen, meer in het bijzonder ten minste twee behandelingsinrichtingen, bij voorkeur ten minste drie en met meer voorkeur ten minste vier behandelingsinrichtingen, waarbij de behandelingsinrichtingen eventueel van hetzelfde type zijn en eventueel verschillend zijn, waarbij eventueel ten minste twee behandelingsinrichtingen twee verschillende delen van dezelfde sequentie van opeenvolgende behandelingsstappen vertegenwoordigen. De aanvragers hebben vastgesteld dat één exemplaar van het toestel zoals beschreven geschikt kan zijn om meerdere behandelingsstappen en meerdere behandelingsinrichtingen parallel te bedienen, waarbij de behandelingsinrichtingen niet noodzakelijk van hetzelfde type en dezelfde soort hoeven te zijn.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding wordt de ten minste ene behandelingsinrichting gebruikt in de textielwasindustrie, in de biowetenschappen of de farmaceutische industrie, in de voedingsindustrie, in de cosmetische industrie, in een ziekenhuis, en/of in de industrie die levert aan ziekenhuizen, waarbij bij voorkeur de ten minste ene behandelingsinrichting deel uitmaakt van een industriële wastunnel. De aanvragers hebben vastgesteld dat de onderhavige uitvinding uiterst geschikt is om te worden gebruikt en aangewend in ten minste één van de aangegeven industrieën, vanwege de voordelen die de uitvinding oplevert, die in de betreffende industrieën ten zeerste worden gewaardeerd.
De onderhavige uitvinding zal nu worden geïllustreerd met specifieke en gedetailleerde uitvoeringsvormen en aan de hand van de tekeningen.
Figuur 2 is een schematische weergave van een uitvoeringsvorm van het toestel 41 volgens de onderhavige uitvinding, en hoe dat toestel kan worden verbonden met een reeks 42 behandelingsinrichtingen.
De aanvragers wijzen erop dat er tal van uiteenlopende mogelijkheden bestaan wat betreft het type en aantal behandelingsinrichtingen dat kan worden verbonden met toestel 41, en dat in Figuur 2 slechts één daarvan is afgebeeld.
Daarnaast kan het systeem in zijn geheel bovendien een veelheid aan soortgelijke toestellen 41 omvatten die hun additiefformuleringen toevoeren naar een reeks behandelingsinrichtingen, waarbij het mogelijk is dat sommige behandelingsinrichtingen uit de reeks slechts verbonden zijn met één van de toestellen, en andere behandelingsinrichtingen kunnen worden gevoed door meer dan één van de toestellen.
In de uitvoeringsvorm die is afgebeeld in Figuur 2 omvat het toestel 41 één mengvat 25, dat zich op een weegcel 11 bevindt en waarvan de uitlaat wordt aangestuurd door klep 12. In mengvat 25 komen zes toevoerinrichtingen 4a tot 4f uit, die membraanpompen zijn die elk aan de aanvoerzijde verbonden zijn met een bijbehorende toevoerbron of recipiënt 3a tot 3f. Het mengvat is uitgerust met een roermechanisme 20 dat een motor en een turbine omvat op een as die omlaag in het vat 25 steekt.
Een additiefformulering die bereid is in het mengvat 25 kan uit het vat worden afgevoerd door klep 12 te openen en door de vloeistof te laten stromen naar van de bestemmingen die door de selectie- inrichting 28 zijn geselecteerd uit de vijf afvoervaten 8a tot 8e en afvalverwijderingsvoorziening 10. De selectie-inrichting 28 is voorzien door alle afvoervaten en de inlaat van de afvalverwijderingsvoorziening te monteren op een carrousel die, door te draaien, de geselecteerde bestemming onder de uitlaat van klep 12 kan brengen. De afvalverwijderingsvoorziening omvat voorts een opvangpot 21 met peilsensor 6f en leegmaakpomp 22.
Elk van afvoervaten 8a tot 8e is voorzien van een peilsensor (6a tot 6e), en een membraanpomp (1a tot 1e) voor het toevoeren van product van het betreffende afvoervat naar ten minste één van de behandelingsinrichtingen.
In de reeks 42 zijn als behandelingsinrichtingen drie industriële wasextractors (WE) 101 afgebeeld die in batchmodus werken en een volledige wascyclus uitvoeren, die te vergelijken is met de cyclus die wordt uitgevoerd door een huishoudelijke was- of afwasmachine, en één industriële tunnelwasmachine of continu werkende bulkwasmachine (CBW) 100. Een dergelijke tunnelwasmachine 100 werkt in semi-continue modus. De tunnelwasmachine kan 15 of meer aangrenzende secties omvatten die tijdens een gegeven tijdspanne gelijktijdig één bewerking kunnen uitvoeren, waarna een transportstap de voorwerpen die de behandeling hebben ondergaan verplaatst van één sectie naar de volgende sectie. Een bewerking die wordt uitgevoerd in één van de stappen in de tunnelwasmachine kan een stap zijn die gekozen is uit de groep van een voorwasstap, een afvoerstap, een opwarmstap, een hoofdwasstap, een spoelstap, een extractiestap, en — minder gangbaar — ook een centrifugeerstap en een droogbewerking.
Pompen 1a tot 1e zijn elk voorzien van een tegendrukregelaar 2a tot 2e en stroomafwaarts daarvan stroomsensoren 5a tot
Se.
De drie afvoervaten 8c tot 8e hebben, zoals afgebeeld, elk een rechtstreekse toevoerverbinding naar één van drie toegangspunten in de wastunnel 100. De twee afvoervaten 8a en 8b hebben, zoals afgebeeld, elk een onrechtstreekse toevoerverbinding naar drie wasextractors 101. De twee pompen 2a en 2b kunnen vloeistof uit hun respectieve afvoervaten 8a en 8b tot in een opvangorgaan 23 stuwen dat ook in staat is om water te onttrekken aan een verdunningswatertoevoer 24. In het opvangorgaan 23 kunnen de toevoerstromen uit pompen 8a en 8b worden vermengd en verdund met water uit toevoer 24, waarna het verkregen verdunde mengsel via een verdeelstuk 27 en kleppen 26 naar een of meer van de wasextractors 101 kan worden gestuurd. Naast haar onrechtstreekse toevoer naar wasextractors 101 is pomp 1b ook in staat om product toe te voeren naar een vierde toevoerlocatie die deel uitmaakt van wastunnel 100 via stroomsensor 5f, indien de twee kleppen 29 in het verdeelstuk stroomopwaarts van stroomsensor 5f worden geopend en gesloten en een één-op- éénverbinding tot stand wordt gebracht tussen pomp 1b en stroomsensor 5f die naar tunnelwasmachine 100 leidt.
Toestel 41 omvat voorts een besturingseenheid 46. Besturingseenheid 46 is in staat om, naar behoeven, via verbindingen 200a tot 200f de volgende acties uit te voeren: het activeren van pompen 4a tot 4f, het activeren van het roermechanisme 20, het ontvangen van signalen van weegcel 11, het geven van instructies aan selectie-inrichting 28, het openen van klep 12, het ontvangen van signalen van peilsensoren 8a tot 8e, het activeren van pompen 1a tot 1e, het ontvangen van signalen van stroomsensoren 5a tot 5f, het geven van instructies aan kleppen 26 en 29, het ontvangen van signalen van een peilsensor en het activeren van pomp 22.
Het toestel 41 is voorzien in een behuizing (niet afgebeeld) die kan worden vergrendeld om onbedoelde toegang te voorkomen, en die een gesloten omgeving voor het toestel vormt. De behuizing is voorzien van een ventilatiesysteem voor het afvoeren van de inhoud van de gesloten omgeving dat een HEPA-filter omvat die de uitlaat van het ventilatiesysteem filtert voor die naar de omgevende atmosfeer wordt uitgestoten.
Figuur 3 is een schematische weergave van een systeem voor facturatie van een beheerder 14 van een behandelingsinrichting 42 door een beheerder 15 van inrichting 41. Figuur 3 toont een systeem waarin alle door de besturingseenheid 46 gedetecteerde informatie of een deel daarvan via een draadloos netwerk 16 kan worden verzonden naar een server 13 van de beheerder 15 van inrichting 41, die doorgaans gevormd wordt door de leverancier van de bulkmaterialen. De beheerder 15 van inrichting 41 is dan in staat om de feitelijke werkingskosten te berekenen door middel van server 13, en op basis van die informatie kunnen de kosten 17 worden aangerekend aan een beheerder 14 van behandelingsinrichting 42, die op regelmatige tijdstippen een factuur 18 zal ontvangen voor de diensten die zijn geleverd door toestel 41 tijdens de voorbije dienstperiode. Het gaat hier om een op uitvoer gebaseerde aanrekening van kosten, waarbij enkel wordt betaald voor het gedane verbruik. Het systeem dat is afgebeeld in figuur 2 omvat voor de beheerder 15 van inrichting 41 voorts de optie om diverse informatie te verschaffen aan de besturingseenheid 46 van inrichting 41, zoals software- updates, verbeteringen van een werkwijze enzovoort, door middel van een draadloze verbinding 60.
Het systeem dat is afgebeeld in figuur 2 en dat inrichting 41 omvat, verschaft de beheerder 15 van inrichting 41 derhalve de optie van om het verbruik van basismaterialen door iedere individuele klant te monitoren, zoals de beheerder 14 van behandelingsinrichting 42. De beheerder van inrichting 41 heeft daarbij de optie om proactief basismaterialen te leveren aan de eindgebruiker wanneer de resterende hoeveelheid basismaterialen onder een vooraf bepaald niveau daalt.
VOORBEELDEN
15 VOORBEELDEN 1-3 (E1-E3) — EEN COMPLEXE ENZYMCOCKTAIL ALS
VEELZIJDIG ADDITIEF VOLGENS DE UITVINDING
Complexe additieven werden bij wijze van voorbeeld bereid door het mengen van de bestanddelen volgens de recepten die zijn weergegeven in Tabel 1. De getallen in de recepten verwijzen naar de bestanddelen als vloeistof, en beschrijven dus de recepten op natte basis, met gebruik van de samenstelling zoals geleverd door de respectieve leveranciers.
Tabel 1
Bestanddeel Concentratie es LL
Ee | 85 | = | 8
Gelissen 8 [Anyeseconcentaat | 8 | #F
Het lipaseconcentraat werd verkregen bij de firma
Novozymes A/S (DK) onder de handelsnaam Lipex® 100 L. Het lipaseconcentraat was een vloeistof met een totale enzymconcentratie van ongeveer 7 gew.-%. Het amineoxide was een lauramineoxide dat werd verkregen bij de firma Stepan onder de handelsnaam Ammonyx® LO. Het proteaseconcentraat was een subtilisineconcentraat dat werd verkregen bij de firma Novozymes A/S (DK) onder de handelsnaam Coronase® 48L. Het proteaseconcentraat was een vloeistof met een totale enzymconcentratie van ongeveer 8 gew.-%. Het cellulaseconcentraat werd verkregen bij de firma
Novozymes A/S (DK) onder de handelsnaam Celluclean® 5000 L. Het cellulaseconcentraat was een vloeistof met een totale enzymconcentratie van ongeveer 7 gew.-%. Het amylaseconcentraat was een alfa- amylaseconcentraat dat werd verkregen bij de firma Novozymes A/S (DK) onder de handelsnaam Stainzyme® 12,0L. Het amylaseconcentraat was een vloeistof met een totale enzymconcentratie van ongeveer 9 gew.-%.
De additieven werden geanalyseerd door middel van HPLC en de resultaten van de analyse zijn weergegeven in Tabel 2.
Tabel 2
Bestanddeel (gew-%)| LO ee == e=] 51,210 47,84 50,84
Totale eiwitten 7,160
Sorbitol 15,840 10,89 15,30
Propyleenglycol 14,600 19,75 17,30 7,490 3,200
Fenoxyethanol 0,380
Calciumchloride 0,106] 012) 0,09] 1,2-Benzisothiazolinon 0,020
BIT
100,006 100,00 100,00
De hoeveelheid water is wat reeds aanwezig was in de toegeleverde bestanddelen. De sorbitol, propyleenglycol, glycerol, fenoxyethanol en calciumchloride kwamen ook mee als bestanddelen van de enzymconcentraten, waarin ze aanwezig waren als, of als deel van, een enzymstabiliserend systeem. Het 1,2-benzisothiazolinon (ook wel “BIT” genoemd) werd verkregen bij de firma Thor GmbH (DE) onder de handelsnaam
MV 14F. Dit bestanddeel werd aan de samenstelling toegevoegd vanwege de conserverende en antimicrobiële effecten ervan.
De additieven werden toegevoerd naar diverse wasstappen in diverse textielwaswerkwijzen, en presteerden volgens de volledige verwachtingen van de wasoperateur. De additieven worden bij voorkeur toegevoegd in de voorwas van een waswerkwijze met een wastemperatuur in het bereik van 40-60°C, bij een werkings-pH tussen 8-10.
De additieven kunnen daarnaast ook worden toegevoegd in de hoofdwas bij dezelfde temperaturen. Ze kunnen uiterst geschikt zijn voor het wassen van hotellinnen, restaurantlinnen, werkkledij en/of textiel in de gezondheidszorg.
VOORBEELD 4 — EFFECT VAN OPPERVLAKTEACTIEVE STOFFEN OP
LIPASE-ENZYMACTIVITEIT
De totale hydrolyse van raapzaadolie in een waswerkwijze werd getest met wasvloeistoffen die altijd dezelfde concentratie van een lipase-enzymconcentraat bevatten. Een blanco test werd uitgevoerd zonder toegevoegde oppervlakteactieve stof. Die blanco test diende als de referentie waarmee de andere resultaten konden worden vergeleken die waren verkregen met dezelfde wasvloeistofmonsters waarin één van een aantal verschillende niet-ionische oppervlakteactieve stoffen was toegevoegd.
In de experimenten was het lipaseconcentraat altijd aanwezig in een concentratie van ongeveer 0,2 gram van het concentraat per liter totale vloeistof. Het gebruikte concentraat werd verkregen bij
Novozymes als LIPEX 100 L. Het concentraat had een totale enzymconcentratie van ongeveer 7 gew.-%, gemeten met behulp van de BCA- test.
De wasvloeistoffen hadden steeds een pH van ongeveer 9,6. De wastesten werden uitgevoerd bij een temperatuur van ongeveer 50°C. Het water in de formuleringen was gedemineraliseerd water dat verkregen was door omgekeerde osmose (RO).
Verschillende wasvloeistoffen werden bereid die ongeveer 100 ppm in gewicht bevatten van een gekozen oppervlakteactieve stof, om te worden vergeleken met een blanco vloeistof die enkel het lipase- enzymconcentraat en geen oppervlakteactieve stoffen bevatte.
De verschillende geteste oppervlakteactieve stoffen waren:
A Blanco referentie zonder bewust toegevoegde oppervlakteactieve stoffen
B Lineair alkylbenzeensulfonaat (LABS, of ook wel LAS)
C Laurylethersulfaat (LES of SLES)
D 3EO — isoC13: isotridecylalcohol geëthoxyleerd tot een gemiddelde ethoxyleringsgraad van ongeveer 3
E SEO — isoC13
F 7EO —isoC13
G :—9EO—isoC13
H 10EO — isoC13
C8-C10-alkylpolyglucoside (APG) met een gemiddelde polymerisatiegraad (DP) van 1,5.
J C8-C16 APG — DP van 1,5.
K C8-C10 APG — DP van 1,7
L 3EO — C13-C15: een mengsel van lineaire C13-C15-alcohol, geëthoxyleerd tot een gemiddelde graad van ongeveer 3
M 5EO—C13-C15
N 7EO—C13-15
O C9-C11 vetalcohol, gealkoxyleerd met een gemiddelde ethoxyleringsgraad van ongeveer 6 en een gemiddelde propoxyleringsgraad van ongeveer 4.
P C12-C14-amineoxide
Q Ammonyx® LO
R Ammonyx® LO
Monsters Q en R stemmen respectievelijk overeen met de additieven volgens
E2 en E3.
Naast het lipaseconcentraat, dat aanwezig was in een concentratie van ongeveer 0,2 g/l totale vloeistof, bevatte monster Q ook ongeveer 0,27 g/l proteaseconcentraat en ongeveer 0,13g/l amylaseconcentraat. Naast het lipaseconcentraat bevatte monster R ongeveer 0,22 g/l totale vloeistof van proteaseconcentraat. De concentraties van de oppervlakteactieve stof voor monsters Q en R werden verhoogd door extra oppervlakteactieve stof toe te voegen om ongeveer 100 ppm te bereiken.
De bovenstaande oppervlakteactieve stoffen werden verkregen zoals aangegeven in Tabel 3.
Tabel 3 stof in monster
BUT med | Marlon ASS 5 | | a eee
TOT BA Prec LEE
PE | Oes 07 | Siegen | Ammon LO
Ae | aan
Voor iedere vloeistof werd de verschijning van vrij oliezuur getest dat werd gegenereerd door de hydrolyse van een standaardhoeveelheid raapzaadolie waarmee de vloeistof in contact werd gebracht. Door hoogperformante vloeistofchromatografie (HPLC) werd de kwantitatieve vrijgave van vrij oliezuur (C18:1-vetzuur) gemonitord in de wasvloeistof en/of aanwezig op het textiel, zoals hierna toegelicht als deel van de protocollen. Omdat oliezuur het belangrijkste vetzuur is in de triglyceriden van raapzaadolie, is het genereren van dat zuur als vrij vetzuur een uitstekende kwantitatieve indicator voor de hydrolyse van raapzaadolie, en in deze context dus ook voor de werking van het lipase-enzym.
Een reeks tests werd uitgevoerd met gebruik van water met een hardheid van 2fH. De resultaten zijn verzameld en weergegeven in Figuur 1. Het staafdiagram toont de relatieve lipaseactiviteit van iedere vloeistof in verhouding tot de activiteit die werd gemeten voor de blanco vloeistof (A) die hetzelfde enzym bevatte in dezelfde concentratie, maar helemaal geen oppervlakteactieve stoffen, die werd ingesteld op 100%. Voor iedere gekozen oppervlakteactieve stof werden 2 monsterduplicaten getest, behalve voor Monster J (3 duplicaten) en Monster K (slechts 1 monster getest).
Voor het blanco monster werden 5 duplicaten getest. Het staafdiagram toont het gemiddelde dat werd verkregen voor het aantal geteste duplicaten, weergegeven door de lengte van de staaf en het getal boven de staaf. Voor iedere staaf met een oppervlakteactieve stof is ook een foutenstaaf weergegeven die het verschil toont tussen de hoogste en de laagste waarde van de duplicaten. Voor het blanco monster toonde de foutenstaaf de standaardafwijking die werd berekend uit de resultaten voor de vijf duplicaten.
De resultaten in Figuur 1 maken ook een aantal belangrijke waarnemingen mogelijk. Het blanco monster, waarin enkel het lipaseconcentraat werd gebruikt, wist 103 mg oliezuur (C18:1) te produceren in de wastest.
Een eerste waarneming is dat de meeste oppervlakteactieve stoffen een reducerend effect hebben op de lipaseactiviteit in de wasvloeistof. De meest conventionele oppervlakteactieve stof die wordt gebruikt in de wasindustrie (LABS — Monster B) presteert zeer slecht omdat ze de activiteit van het lipase-enzym lijkt te remmen tot een niveau van 12% in verhouding tot het blanco monster. Het remmende effect van de tweede conventionele oppervlakteactieve stof (LES — Monster C) is minder sterk: het komt uit bij een reductie van de lipaseactiviteit tot ongeveer 40% in vergelijking met het blanco monster.
De belangrijkste waarneming is de enige grote uitzondering op de regel van “het remmen van lipase-enzymactiviteit”, nl. dat het amineoxide als oppervlakteactieve stof (P) in staat is om een aanzienlijke verhoging teweeg te brengen van de activiteit van het lipase-enzym. Tevens werd waargenomen dat de aanwezigheid van andere enzymconcentraten, zoals proteaseconcentraat (monster R), of protease en amylaseconcentraten (monster Q), geen aanmerkelijk effect hebben op de verhoging die wordt waargenomen door de aanwezigheid van het amineoxide als oppervlakteactieve stof.
Van de andere oppervlakteactieve stoffen lijken de alkylpolyglucosiden (|, J, K) een veel kleiner onderdrukkend effect te hebben in vergelijking met de andere geteste oppervlakteactieve stoffen. Ook relatief onschadelijk zijn sommige van de ethoxylaten van de lineaire C13-C15-alcohol (L, M), d.w.z. die met een gemiddelde ethoxyleringsgraad van 3 of 5. Al deze oppervlakteactieve stoffen (| tot en met K) presteren nog steeds beter dan de conventionele oppervlakteactieve stoffen (LABS en LES, monsters B en C). De 7EO-versie van de lineaire C13-C15-alcohol (monster N) heeft dan weer een veel groter onderdrukkend effect. Het lijkt erop dat de ethoxyleringsgraad te hoog is geworden en het resultaat slechter wordt dan de LES-referentie (Monster C). Monster O (het C9-C11-alcohol-EO6/PO4-alkoxylaat) blijkt het ook slechter te doen dan de LES-referentie (Monster C).
Alle ethoxylaten van iso-C13-alcohol (monsters D,
E, F, G, H) presteren niet beter dan de conventionele LES oppervlakteactieve stof (Monster C). Een toenemende ethoxyleringsgraad lijkt het onderdrukkende effect op de lipaseactiviteit te versterken.
DE GEBRUIKTE TESTPROTOCOLLEN
De wastesten bestonden uit het bij 50°C in contact brengen van een wasvloeistof die de gekozen oppervlakteactieve stof bevatte, samen met 0,2 gram per liter van het lipase-enzymconcentraat, en die een pH van 9,6 had, met een polyesterstaaltje van het type W30-A (PES W30-A-
textielstaaltje verkregen bij de firma Center For Testmaterials BV (NL)) dat voorbehandeld was met een hoeveelheid raapzaadolie zodanig dat het textielstaaltje ongeveer 1,5 gram raapzaadolie bevatte op een totaal gewicht van iets meer dan 8 gram voorbehandeld staaltje.
In de bovenstaande voorbeelden werden de volgende testprotocollen gebruikt, waar aangegeven mogelijk aangepast met betrekking tot de hierboven beschreven parameters, zoals pH, temperatuur, contacttijd en concentratie.
De voorbehandeling bestond uit het verspreiden van een flinke hoeveelheid raapzaadolie over het staaltje door middel van een verfrol. Na het aanbrengen van de raapzaadolie op het staaltje liet men het geïmpregneerde staaltje gedurende 48 uur drogen tussen twee lagen textiel om ervoor te zorgen dat verzadiging wordt bereikt en om het teveel te absorberen, waarna het staaltje werd gewogen op een analytische weegschaal. Het verschil met het gewicht van het staaltje vóór het aanbrengen van de raapzaadolie leverde de hoeveelheid raapzaadolie op die aanwezig was op het staaltje.
WASTEST — VERWIJDERING VAN VET
STAP 1: BEREIDING VAN EEN 1000°fH-OPLOSSING
In een eerste stap wordt een waterige oplossing van calciumchloride met een vooraf bepaalde hardheid bereid. Een oplossing met een hardheid van 1000 Franse graden (1000°fH) wordt bereid door 11,09 gram CaCl te wegen in een beker van één liter, de beker verder te vullen tot een gewicht van 1 kg met gedemineraliseerd water, gevolgd door het mengen van de bekerinhoud tot het calciumchloride is opgelost. De aanvragers gebruiken daarbij bij voorkeur gedemineraliseerd water dat bereid is door omgekeerde osmose (“RO-water”). De hardheid van het geproduceerde water wordt bij voorkeur ook geverifieerd, bijvoorbeeld met behulp van een standaard testkit voor waterhardheid, om te bevestigen dat de gewenste waarde bereikt is.
STAP 2: BEREIDING VAN DE BASISOPLOSSING
In een tweede stap wordt een basisoplossing bereid voor gebruik bij de bereiding van de te testen monsters. Een oplossing van 0,05 molair (0,05 M) mono-ethanolamine (MEA) in RO-water (3,05 gram per kilogram) wordt verwarmd tot ongeveer 45°C, en daaraan wordt een hoeveelheid van 2gram per kilogram toegevoegd van de calciumchlorideoplossing van 1000°fH die is bereid in stap 1, om in de basisoplossing een hardheid van 2°fH te verkrijgen. Voorts wordt een oplossing van 85% vloeibaar volume (LV%) mierenzuur bereid, en daarvan wordt toegevoegd om de pH in te stellen tot de basisoplossing pH 10 bereikt.
STAP 3: WASTEST — DEEL 1
In een beker van 600 ml wordt 500 gram genomen van de basisoplossing die is bereid in stap 2, en die wordt al roerend met een mixer die dicht bij de bodem van de beker is ondergedompeld, bij ongeveer 200 rpm, tot een temperatuur van 40°C gebracht. Aan die basisoplossing wordt dan 100 microliter (“ul”) van het concentraat van het lipase-enzym toegevoegd. In die warme oplossing wordt dan het te testen textiel geplaatst (d.w.z. het voorbehandelde PES-staaltje), en de afteltijd van 10 minuten wordt gestart. Waar een oppervlakteactieve stof aanwezig dient te zijn, wordt 50 milligram daarvan toegevoegd in de beker voordat het lipase- enzym en het textiel worden ingebracht.
Als voorbereiding voor de analyse van de wasvloeistof in deel 2 van de wastest, wordt een hoeveelheid van 5 gram bufferoplossing met een pH van 4 ingebracht in een beker van 250 ml, en wordt 200 ul toegevoegd van de hierboven bereide oplossing van 85%LV mierenzuur.
Het totale gewicht van de bekerinhoud wordt genoteerd.
Voor de analyse van het textiel (het staaltje na de wasstap) wordt een hoeveelheid van 500 ml zacht water met een hardheid van 0,1°fH ingebracht in een maatbeker, en daaraan wordt eveneens 200 ul van dezelfde oplossing van 85%LV mierenzuur toegevoegd als hierboven. De inhoud van de maatbeker dient een pH van ongeveer 4 te hebben.
STAP 4: WASTEST — DEEL 2
Na de contacttijd van 10 minuten die voorzien is in deel 1, wordt ongeveer 30 gram van het waswater (of de wasvloeistof) ingebracht in de beker van 250 ml die de bufferoplossing en met mierenzuur bevat. Met mierenzuur dient om het lipase-enzym te inactiveren, zodanig dat de reactie wordt stilgelegd. Het totale gewicht van de bekerinhoud wordt genoteerd en dient +35 gram te zijn.
Het textiel wordt verwijderd uit de wastest en gespoeld door het 5 maal onder te dompelen in de maatbeker die is bereid in stap 3, waardoor eventueel aanwezig lipase-enzym op het textiel eveneens wordt geïnactiveerd. Het textiel wordt vervolgens gedurende 10 minuten gedroogd in een emmer met behulp van een huishoudelijke haardroger met beide instellingen (verwarmingsvermogen en blazersnelheid) op medium.
STAP 5: WASTEST — TEXTIEL ANALYSE
Het gedroogde textiel wordt eerst gewogen. Een stuk van 5 x 5 cm wordt dan uit het textiel gesneden en in een flacon van 10 ml geplaatst, waaraan vervolgens dimethylsulfoxide (DMSO) wordt toegevoegd tot ongeveer 8 gram totaalgewicht in de flacon. Het gewicht van de inhoud van de flacon wordt genoteerd met een precisie van 0,001 gram.
De flacon wordt gesloten met zijn dop, en in de dop wordt een gat geprikt met een pincet. De flacon wordt in een flaconbak geplaatst en de extractie van het textiel door het DMSO wordt uitgevoerd gedurende 10 minuten terwijl de flaconbak in een thermostatisch bad is geplaatst dat op een temperatuur van 95°C wordt gehouden.
Na de extractie wordt het textiel verwijderd uit de
DMSO-oplossing en, met behulp van de pincet, in een injectiespuit geplaatst met een 25mm dikke filter van een membraan van polytetrafluorethyleen (PTFE) van 0,45 um. Ook het extractieoplosmiddel wordt in de injectiespuit gegoten. Met de plunjer van de injectiespuit wordt het oplosmiddel door de filter van de injectiespuit getrokken, en in een glazen flacon van 10 ml aangebracht.
De hoeveelheid oliezuur (C18:1-zuur) in die flacon wordt gekwantificeerd door
HPLC, en indien gewenst ook de oppervlakteactieve stoffen. De hoeveelheden worden omgezet in mg oliezuur (C18:1) dat aanwezig was op het textiel staaltje na de wastest.
STAP 6: WASTEST — ANALYSE WASVLOEISTOF
Een C18 LRC-cassette, verkregen bij de firma
Agilent (US) uit de productlijn van vastefase-extractiecassettes (SPE-cassettes) die wordt aangeboden onder de handelsnaam Bond Elut, wordt voorgeconditioneerd voor de SPE, d.w.z. het adsorbens wordt geactiveerd door, door middel van een injectiespuit die verbonden is met het adsorberende uiteinde van de cassette, 3 ml van een waterige acrylnitriloplossing (“ACN”- oplossing) door de verpakking te trekken met behulp van de plunjer van de injectiespuit. De waterige ACN-oplossing is een oplossing van HPLC-kwaliteit met een verhouding (gew.-%/gew.-%) van het ACN/H:O van 40/60.
In zoveel keren als nodig wordt de totale inhoud van de beker uit stap 4, die de ongeveer 30 ml wasvloeistof uit de wasteststap 3 omvat, ingebracht in het tegenoverliggende (d.w.z. het open) uiteinde van de cassette en, met behulp van de injectiespuit, door de verpakking van de cassette getrokken, waardoor alle organische stoffen van belang (oliezuur, diglyceriden, triglyceriden en oppervlakteactieve stoffen) geadsorbeerd worden op de verpakking. De injectiespuit wordt verwijderd uit de cassette en de inhoud ervan kan als afval worden afgevoerd. Vervolgens wordt de verpakking in de
C18 LRC-cassette uitgewassen met 5 ml methanol (MeOH) van HPLC-kwaliteit met behulp van een andere injectiespuit, waardoor een oplossing van 5 ml van alle organische stoffen van belang wordt verkregen, opgelost in de zuivere methanol.
Het oplosmiddel met de erin opgeloste organische stoffen wordt uit de injectiespuit gerecupereerd in een glazen flacon van 10 ml, waaruit een HPLC-flacon van 1,5 ml wordt gevuld voor HPLC-analyse. De hoeveelheid oliezuur (C18:1 zuur) wordt gekwantificeerd door HPLC, en indien gewenst ook de oppervlakteactieve stoffen en andere organische stoffen van belang. De hoeveelheid wordt omgezet in mg oliezuur (C18:1) dat aanwezig was in de wasvloeistof na de wastest.
STAP 7: BEREKENEN VAN DE RESULTATEN
De aanwezige hoeveelheden oliezuur in de wasvloeistof, uit stap 6, en op het gewassen textielstaaltje, uit stap 5, worden bij elkaar opgeteld om de totale hoeveelheid oliezuur te verkrijgen die tijdens de wastest van 10minuten werd geproduceerd. De resultaten worden weergegeven in mg totaal oliezuur (C18:1) dat werd gerecupereerd na de wastest, en deze resultaten zijn als zodanig weergegeven in het staafdiagram van Figuur 1.
Vanwege de hoge overmaat aan triglyceriden mag worden aangenomen dat veruit het merendeel van het gevormde oliezuur afkomstig is uit de eerste hydrolysestap, waarin een triglyceridemolecule wordt gehydrolyseerd tot een diglyceride plus één oliezuurmolecule. Daarnaast zou ook eventueel oliezuur dat gevormd wordt uit de verdere hydrolyse van het diglyceride of het vervolgens verkregen monoglyceride het resultaat zijn van de hydrolyserende activiteit van het lipase-enzym. De aanvragers beschouwen het daarom als correct om de totale aanwezigheid van oliezuur te gebruiken als een zinvolle representatie van de activiteit van het lipase-enzym in de wastest.
VOORBEELD 5 - EFFECT VAN CONCENTRATIE VAN
OPPERVLAKTEACTIEVE STOF
Extra experimenten werden uitgevoerd met 5EO — isoC13-oppervlakteactieve stof. Daaruit bleek dat de onderdrukkende werking al merkbaar wordt bij een concentratie van oppervlakteactieve stof van 10 ppm in gewicht, dat het effect verder toeneemt tot de concentratie van de oppervlakteactieve stof ongeveer 100 ppm in gewicht bereikt, maar ongeveer gelijk blijft bij een verdere toename van de aanwezigheid van oppervlakteactieve stof, en dat tot een concentratie van 250 ppm in gewicht.
Dit extra experiment toonde aan dat van de concentratie van 100 ppm in gewicht van oppervlakteactieve stof die in de test werd gebruikt, wordt verwacht dat ze een zinvolle vergelijking met de blanco vloeistof mogelijk maakt.
VOORBEELD 6 — EFFECT VAN WATERHARDHEID
Het effect van waterhardheid op de lipaseactiviteit werd getest in een reeks experimenten zonder oppervlakteactieve stoffen, met verschillende gradaties van aanwezigheid van het lipase-enzymconcentraat en met water met verschillende hardheden (uitgedrukt in Franse graden van hardheid (°fH), zoals hoger). Een reeks tests werd uitgevoerd bij gehaltes aan lipaseconcentraat in de wasvloeistof van 0,01 g/liter, 0,20 g/liter en 1,00 g/liter.
Deze reeks tests werd uitgevoerd met RO-water (0°fH), en herhaald met water met een hardheid van respectievelijk 2°fH, 7°fH en 20 fH.
In de tests waarbij zacht water (O°fH) werd gebruikt, was nauwelijks enige lipaseactiviteit waar te nemen bij alle geteste concentraties van het lipaseconcentraat. Slechts een kleine concentratieresponse van de lipaseactiviteit werd merkbaar met de vloeistof die gemaakt was met het 2°fH-water. De wasvloeistof die was gemaakt met 7°fH- water vertoonde een verrassend scherpe toename wanneer het gehalte aan lipaseconcentraat werd verhoogd van 0,01 tot 0,20 g/liter, en de activiteit bleef gelijk wanneer de aanwezigheid van het lipaseconcentraat werd verhoogd tot 1,00 g/liter. De wasvloeistof die was gemaakt met het 20°fH-water leidde tot activiteitswaarden die zeer dicht lagen bij de waarden die werden waargenomen bij 7°fH. Bij het water met hogere hardheid werd geen verder voordelig effect waargenomen, maar de resultaten leden er ook niet onder.
VOORBEELD 7: INDUSTRIËLE PROEF MET HET TOESTEL VAN FIGUUR 2
Het toestel van het type van toestel 41 dat te zien is in Figuur 2, werd geïnstalleerd op de locatie van een industriële wasserijdienstverlener. Afvoervat 8b werd via de reeks van 2 kleppen 29 verbonden met twee tunnelwasmachines CBW1 en CBW2. Afvoervat 8a werd via een extra set kleppen 29a en bijbehorende stroomsensoren (bijkomend bij wat te zien is in Figuur 2) verbonden met dezelfde twee tunnelwasmachines
CBW1 en CBW2. Hoewel zich uitzonderingen konden voordoen, was CBW1 hoofdzakelijk voorbehouden voor het wassen van licht en gemiddeld zwaar bevuild wasgoed en was CBW2 hoofdzakelijk voorbehouden voor zwaar bevuild en gemiddeld zwaar bevuild wasgoed.
Vijf (5) toevoerbronnen werden ter beschikking gesteld als vloeibare toevoeren in recipiënten 3a tot 3e, volgens Tabel 4:
Tabel 4
Het lipaseconcentraat werd verkregen bij de firma
Novozymes A/S (DK) onder de handelsnaam Lipex® 100 L. Het lipaseconcentraat was een vloeistof met een totale enzymconcentratie van ongeveer 7 gew.-%. Het proteaseconcentraat was een subtilisineconcentraat dat werd verkregen bij de firma Novozymes A/S (DK) onder de handelsnaam
Coronase® 48L. Het proteaseconcentraat was een vloeistof met een totale enzymconcentratie van ongeveer 8 gew.-%. Het cellulaseconcentraat werd verkregen bij de firma Novozymes A/S (DK) onder de handelsnaam
Celluclean® 5000 L. Het cellulaseconcentraat was een vloeistof met een totale enzymconcentratie van ongeveer 7 gew.-%. Het amylaseconcentraat was een alfa-amylaseconcentraat dat werd verkregen bij de firma Novozymes A/S (DK) onder de handelsnaam Stainzyme® 12,0L. Het amylaseconcentraat was een vloeistof met een totale enzymconcentratie van ongeveer 9 gew.-%. Het amineoxide was een lauramineoxide dat werd verkregen bij de firma Stepan onder de handelsnaam Ammonyx® LO.
Het toestel werd geprogrammeerd om uit die toevoervloeistoffen een reeks ladingen te bereiden van twee detergentformuleringen: Mengsel A en Mengsel B, volgens de recepten die aangegeven zijn in Tabel 5. Enkel de bestanddelen die zijn opgelijst in Tabel 4 werden gebruikt. Er werd geen extra water of oplosmiddel toegevoegd buiten het water en/of ander oplosmiddel dat als deel van die bestanddelen werd ingebracht.
Tabel 5 ws TL
LE. | - | me eme | ame
De aanvragers hebben vastgesteld dat wanneer de tunnelwasmachines enzymen vereisen, een grote verscheidenheid aan wasgoedclassificaties met succes kan worden gewassen in een tunnelwasmachine door ten minste één van de twee mengsels Mengsel A en
Mengsel B te doseren, waarbij een hoeveelheid van beide mogelijk de voorkeur krijgt voor de veeleisendere wastaken.
Op basis van de classificatie van de verschillende ladingen wasgoed die in de tunnelwasmachine werden verwacht, heeft de aanvrager doseringsinstructies ontwikkeld in gram per kg behandeld wasgoed voor het doseren van Mengsel A en Mengsel B in de respectieve tunnelwasmachines, zoals weergegeven in Tabel 6. Voor de classificatie blauwe werkkledij waren geen enzymen nodig van de types die beschikbaar waren in het toestel, en ze werd gewassen zonder de twee in het toestel beschikbare detergentformuleringen.
Tabel 6
Tunnelwas | Classificatie Linnen a a [a ar 1 Henddoek in badstof | 0 eeen en 0æ | 9
Pevemarames | 08 | 08
CBW2 Witte kledij om te werken 0,55 0,32 ie TE EI 1 |Veregeremem | 087 | = 1 [Blaue werte en en
Voor iedere lading linnen die in iedere tunnelwasmachine werd ingebracht, gaf het doseersysteem van de respectieve tunnelwasmachine het toestel de instructie om de voorgeschreven hoeveelheden van Mengsel A en/of Mengsel B te doseren in de voorwassectie van de tunnelwasmachine in overeenstemming met de bovenstaande doseringsinstructies en het aantal kg linnen in de lading die in die voorwassectie werd verwerkt.
Aan het einde van de overeengekomen tijdsperiode, bijvoorbeeld iedere maand, is de beheerder van het toestel in staat om de totale verbruikte hoeveelheden van Mengsel A en Mengsel B te berekenen. Met een tussen leverancier en consument overeengekomen eenheidsprijs is de leverancier van de detergentformuleringen in staat om de factuur voor die consument uit te reiken.
De aanvragers stelden vast dat het bovenstaande experiment, dat gedurende één volledige maand werd uitgevoerd op de locatie van tunnelwasmachines CBW1 en CBW2, in staat was om de gewenste wasperformantie vol te houden en tezelfdertijd de COD in het afvalwater uit de twee tunnelwasmachines met ongeveer 25% te verlagen, dankzij de verminderde behoefte aan oppervlakteactieve stoffen en de verminderde aanwezigheid van enzymstabilisatoren in de twee tunnelwasmachines in vergelijking met een maand vóór de ingebruikname van toestel 41, en dat dankzij de gepaste dosering van de meest geschikte enzymcocktail, en waarbij de werking van het lipase-enzym werd versterkt door de aanwezigheid van amineoxide als de enige oppervlakteactieve stof in de detergentformuleringen.
Nu deze uitvinding volledig is beschreven, zal door vaklieden worden ingezien dat de uitvinding ten uitvoer kan worden gebracht in een ruim bereik aan parameters binnen wat wordt geclaimd, zonder buiten de beschermingsomvang van de uitvinding te treden zoals bepaald door de conclusies.

Claims (74)

CONCLUSIES
1. Enzymhoudend additief in vloeibare vorm voor wassen of reinigen dat ten minste één protease-enzymconcentraat en ten minste één lipase-enzymconcentraat omvat, waarbij ° het additief het ten minste ene lipase-enzymconcentraat omvat in een concentratie van ten minste 0,2 gew.-%, berekend op het totale enzymconcentraat in zijn vloeibare vorm, ° het additief totale eiwitten omvat in een concentratie van ten minste 0,7 gew.-% aan totale eiwitten, ° het additief voorts ten minste één amineoxide omvat als oppervlakteactieve stof, met het kenmerk dat, het additief geen andere oppervlakteactieve stof omvat dan het ten minste ene amineoxide, uitgezonderd oppervlakteactieve stoffen die mogelijk aanwezig waren als bestanddeel in de niet-oppervlakteactieve bestanddelen die zijn gebruikt voor het bereiden van het additief.
2. Het additief volgens conclusie 1 dat het ten minste ene protease-enzymconcentraat omvat in een concentratie van ten minste 0,2 gew.-%, berekend op het totale enzymconcentraat in zijn vloeibare vorm.
3. Het additief volgens conclusie 1 of 2 dat het ten minste ene protease-enzymconcentraat omvat in een gewichtsverhouding tot het ten minste ene lipase-enzymconcentraat in het bereik van ten minste 0,1 en ten hoogste 10,0, berekend op de totale enzymconcentraten in hun vloeibare vorm.
4. Het additief volgens om het even welke van de voorgaande conclusies dat een waterige samenstelling is.
5. Het additief volgens om het even welke van de voorgaande conclusies dat voorts ten minste één amylase- enzymconcentraat omvat, bij voorkeur in een concentratie die in een gewichtsverhouding staat tot de concentratie van het ten minste ene lipase- enzymconcentraat van ten minste 0,1 en ten hoogste 2,0, berekend op de totale enzymconcentraten in hun vloeibare vorm.
6. Het additief volgens om het even welke van de voorgaande conclusies dat voorts ten minste één cellulase- enzymconcentraat omvat, bij voorkeur in een concentratie die in een gewichtsverhouding staat tot de concentratie van het ten minste ene lipase- enzymconcentraat van ten minste 0,05 en ten hoogste 1,5, berekend op de totale enzymconcentraten in hun vloeibare vorm.
7. Het additief volgens om het even welke van de voorgaande conclusies dat voorts ten minste één enzymstabiliserend systeem omvat.
8. Het additief volgens om het even welke van de voorgaande conclusies dat voorts ten minste één verbinding omvat die de waterhardheid verhoogt.
9. Het additief volgens om het even welke van de voorgaande conclusies waarbij het ten minste ene amineoxide het oxide van een tertiair amine is.
10. Waterige vloeistof voor wassen of reinigen die het additief volgens om het even welke van de voorgaande conclusies omvat.
11. De vloeistof volgens de voorgaande conclusie die is verkregen door toevoeging van water aan het additief, waarbij bij voorkeur ten minste ten dele water wordt gebruikt dat afgevoerd is uit een spoelstap stroomopwaarts of stroomafwaarts van een wasstap als deel van een was- of reinigingscyclus.
12. De vloeistof volgens om het even welke van de conclusies 10-11 waarbij de vloeistof voldoet aan ten minste één en bij voorkeur alle van de volgende voorwaarden: ° de vloeistof omvat het ten minste ene lipase-enzymconcentraat in een concentratie van ten minste 5 ppm en ten hoogste 500 ppm in gewicht, berekend op het totale enzymconcentraat in zijn vloeibare vorm (natte basis), ° de vloeistof omvat het ten minste ene protease-enzymconcentraat in een concentratie van ten minste 5 ppm en ten hoogste 500 ppm in gewicht,
berekend op het totale enzymconcentraat in zijn vloeibare vorm (natte basis), ° de vloeistof omvat totale eiwitten in een concentratie van ten minste 10 ppm in gewicht en ten hoogste 600 ppm in gewicht, ° de vloeistof omvat voorts ten minste één amineoxide als een eerste oppervlakteactieve stof in een concentratie van ten minste 1 ppm in gewicht en ten hoogste 100 ppm in gewicht, ° de vloeistof omvat eventueel voorts ten minste één niet-ionische oppervlakteactieve stof als een tweede oppervlakteactieve stof, bij voorkeur een gealkoxyleerde oppervlakteactieve stof of een alkylpolyglycoside, met meer voorkeur een alkylpolyglycoside, en ° de vloeistof omvat voorts eventueel een totaal van andere oppervlakteactieve stoffen dan het ten minste ene amineoxide en de ten minste ene niet-ionische oppervlakteactieve stof in een concentratie van ten hoogste 200% van de concentratie van het amineoxide, waarbij de vloeistof bij voorkeur geen andere oppervlakteactieve stof omvat dan het amineoxide, uitgezonderd oppervlakteactieve stoffen die mogelijk aanwezig waren als bestanddeel in de niet-oppervlakteactieve bestanddelen die zijn gebruikt voor het bereiden van de vloeistof.
13. De vloeistof volgens om het even welke van de conclusies 10-12 die geschikt is voor gebruik in een industriële waswerkwijze.
14. De vloeistof volgens om het even welke van de conclusies 10-13 die voorts ten minste één amylase-enzymconcentraat omvat, bij voorkeur in een concentratie die in een gewichtsverhouding staat tot de concentratie van het ten minste ene lipase-enzymconcentraat van ten minste 0,1 tot en met 2,0, berekend op de totale enzymconcentraten in hun vloeibare vorm.
15. De vloeistof volgens om het even welke van de conclusies 10-14 die voorts ten minste één cellulase-enzymconcentraat omvat, bij voorkeur in een concentratie die in een gewichtsverhouding staat tot de concentratie van het ten minste ene lipase-enzymconcentraat van ten minste 0,05 tot en met 1,5, berekend op de totale enzymconcentraten in hun vloeibare vorm.
16. De vloeistof volgens om het even welke van de conclusies 10-15 die voorts ten minste één enzymconcentraat omvat dat ten minste één enzym omvat dat gekozen is uit de groep die bestaat uit mannase, mannanase, pectinelyase, pectolyase, B-glucanase, hemicellulase, catalase.
17. De vloeistof volgens om het even welke van de conclusies 10-16 die voorts ten minste één enzymstabiliserend systeem omvat.
18. De vloeistof volgens om het even welke van de conclusies 10-17 die voorts ten minste één verbinding omvat die de waterhardheid verhoogt.
19. De vloeistof volgens om het even welke van de conclusies 10-18 waarbij het ten minste ene amineoxide het oxide van een tertiair amine is.
20. Werkwijze voor het produceren van het additief volgens om het even welke van de conclusies 1-9, waarbij de werkwijze de stap omvat van het samenvoegen van het ten minste ene lipase- enzymconcentraat, het ten minste ene proteaseconcentraat en het ten minste ene amineoxide, eventueel ook met een geschikte vloeibare stof, waarbij die vloeibare stof bij voorkeur water is, en het mengen van de samengevoegde bestanddelen en componenten om het additief te vormen.
21. De werkwijze volgens de voorgaande conclusie die voorts de stap omvat van het toevoegen van ten minste één bijkomend bestanddeel dat gekozen is uit ten minste één amylase- enzymconcentraat, het ten minste ene cellulase-enzymconcentraat, het ten minste ene enzymstabiliserende systeem, en combinaties daarvan.
22. De werkwijze volgens conclusie 20 of 21 die voorts ten minste één stap omvat van wassen of reinigen waarbij ten minste een deel van het additief wordt gebruikt als werkzaam bestanddeel in de ten minste ene stap van wassen of reinigen.
23. De werkwijze volgens de voorgaande conclusie waarbij het additief ter plaatse wordt bereid bij de stap van wassen of reinigen die gebruikmaakt van het ten minste ene deel van het additief.
24. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 20-23 die voorts de stap omvat van het produceren van de vloeistof volgens om het even welke van de conclusies 10-19, waarbij de vloeistof wordt verkregen door toevoeging van water en/of ten minste één andere vloeibare stof zoals ethyleenglycol, andere glycolen en/of polyolen, of andere vloeibare stoffen waarvan bekend is dat ze enzymen stabiliseren, aan het additief.
25. De werkwijze volgens de voorgaande conclusie die voorts ten minste één stap omvat van wassen of reinigen waarbij ten minste een deel van de vloeistof wordt gebruikt in de stap van wassen of reinigen.
26. De werkwijze volgens de voorgaande conclusie waarbij de vloeistof ter plaatse wordt bereid bij de stap van wassen of reinigen die gebruikmaakt van het ten minste ene deel van de vloeistof.
27. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 25-26 waarbij water wordt gebruikt bij de bereiding van de vloeistof en waarbij ten minste een deel van het gebruikte water afvoerwater is uit een spoelstap die deel uitmaakt van een stap van wassen of reinigen.
28. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 20-27 die voorts een voorwasstap omvat, waarbij het additief en/of de vloeistof wordt gebruikt in de voorwasstap.
29. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 20-28 die voorts een hoofdwasstap omvat, waarbij bij voorkeur extra oppervlakteactieve stof wordt toegevoegd aan de wasvloeistof van de hoofdwasstap.
30. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 20-29 die voorts een spoelstap omvat, waarbij afvoerwater uit de spoelstap wordt gebruikt bij de bereiding van de wasvloeistof.
31. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 20-30 waarbij de stap van wassen of reinigen deel uitmaakt van een industriële waswerkwijze.
32. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 20-31 waarbij de stap van wassen of reinigen deel uitmaakt van een werkwijze voor reiniging ter plaatse (Engels: cleaning-in-place, CIP- werkwijze).
33. De werkwijze volgens de voorgaande conclusie waarbij de wasvloeistof wordt gebruikt als reinigingsmiddel voor harde oppervlakken.
34. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 20-33 die gebruikmaakt van een toestel (41) voor de bereiding ter plaatse en de aanwending van ten minste één enzymhoudend additief, waarbij het toestel omvat ° ten minste één mengvat (25) voor het vormen van een lading van het additief, ° ten minste één toevoerinrichting (4a tot 4f) die aan de aanvoerzijde verbonden is met een veelheid aan toevoerbronnen (3a tot 3f) en aan de afgiftezijde met het ten minste ene mengvat (25) voor het toevoeren van de nodige bestanddelen voor het vormen van het additief, ° ten minste één afvoervat (8a tot 8e) dat verbonden is met het ten minste ene mengvat (25) voor het opnemen en opslaan van de lading van het ten minste ene additief, ° ten minste één afvoerinrichting (1a tot 1e) die verbonden is met het ten minste ene afvoervat voor het onder druk afleveren van het additief dat opgeslagen is in het ten minste ene afvoervat (8a tot 8e), waarbij ten minste één van de toevoerbronnen ten minste één enzymconcentraat bevat dat ten minste één enzym omvat dat in staat is om detergentwerking te vertonen, waarbij de ten minste ene afvoerinrichting uitgerust is met een pomp en verbonden is met ten minste één behandelingsinrichting (42) die geschikt is om het additief aan te wenden door het behandelen van ten minste één voorwerp, in het bijzonder een textiel of een voedselgerelateerd voorwerp, en voor het door pompen toevoeren van ten minste een deel van de gevormde lading additief naar de behandelingsinrichting, waarbij het ten minste ene mengvat uitgerust is voor het vormen van een lading van het ten minste ene additief met een vooraf bepaalde hoeveelheid in gewicht, die een vooraf bepaalde hoeveelheid in gewicht van het ten minste ene enzymconcentraat omvat.
35. De werkwijze volgens conclusie 34 waarbij het ten minste ene mengvat (25) uitgerust is voor het vormen van de lading van de detergentformulering volgens een vooraf bepaald recept dat uitgedrukt is in gewicht.
36. De werkwijze volgens conclusie 34 of 35 waarbij het ten minste ene mengvat (25) uitgerust is met een weegcel (11) die in staat is tot het monitoren en signaleren van het gewicht van het ten minste ene mengvat, met inbegrip van de inhoud ervan.
37. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 34-36 waarbij het mengvat is voorzien van een roermechanisme (20) dat geschikt is om het additief te homogeniseren zodanig dat het additief het ten minste ene enzymconcentraat omvat in een vooraf bepaalde concentratie.
38. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 34-37 voor het ter plaatse bereiden en afleveren van ten minste twee enzymhoudende detergentformuleringen, waarbij het toestel ten minste twee afvoervaten omvat, elk daarvan verbonden met zijn eigen afvoerinrichting.
39. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 34-38 waarbij het toestel een veelheid aan afvoervaten (8a tot 8e) omvat en waarbij de verbinding tussen het ten minste ene mengvat (25) en de veelheid aan afvoervaten is uitgerust met een selectie-inrichting (28) die in staat is om een één-op-één-relatie tot stand te brengen tussen de uitlaat van het ten minste ene mengvat (25) en de inlaat van één element dat gekozen is uit de veelheid aan afvoervaten.
40. De werkwijze volgens de voorgaande conclusie waarbij de selectie-inrichting (28) voorts in staat is om een één-op- één-relatie tot stand te brengen tussen de uitlaat van het ten minste ene mengvat en de inlaat van een afvalverwijderingsvoorziening (10).
41. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 34-40 waarbij de ten minste ene afvoerinrichting (1a tot 1e)
een stroomregelmiddel omvat.
42. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 34-41 waarbij de pomp van de ten minste ene afvoerinrichting voor het pompen van de ten minste ene detergentformulering van het afvoervat (8a tot 8e) naar de ten minste ene behandelingsinrichting (42) een verdringerpomp is.
43. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 34-42 waarbij de toevoerverbinding tussen de ten minste ene afvoerinrichting en de ten minste ene behandelingsinrichting voorzien is van een tegendrukregelaar (2a tot 2e).
44. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 34-43 waarbij de toevoerverbinding van de ten minste ene afvoerinrichting naar de ten minste ene behandelingsinrichting voorzien is van een stroomsensor (5a tot 5f).
45. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 34-44 waarbij het ten minste ene afvoervat is voorzien van een peilsensor (Ga tot 6e) voor het ten minste detecteren van een laag peil in het afvoervat.
46. De werkwijze volgens de voorgaande conclusie waarbij het peilsignaal van de peilsensor uitgerust is om bij een laag peil de bereiding in het ten minste ene mengvat van een nieuwe lading van het additief te doen starten, en vervolgens de overbrenging van die nieuwe lading naar het ten minste ene afvoervat.
47. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 34-46 waarbij de ten minste ene afvoerinrichting uitgerust is voor het toevoeren van het additief door het, op verzoek, naar de behandelingsinrichting (42) overbrengen van het additief in het afvoervat (8a tot 8e) gedurende een tijdspanne.
48. De werkwijze volgens de voorgaande conclusie waarbij het toestel (41) uitgerust is voor het registreren van de tjdspannen van de overbrenging van het additief naar de behandelingsinrichting (42) en voor het rapporteren van de aanvoer van het additief naar de behandelingsinrichting op gewichtsbasis.
49. De werkwijze volgens conclusie 47 of 48 dat uitgerust is voor het berekenen van de aanvoertijden van het additief uit het ten minste ene afvoervat naar de ten minste ene behandelingsinrichting op basis van de totale tijd van de aanvoeren van ten minste één voorgaande lading van het additief dat is overgebracht naar de ten minste ene behandelingsinrichting tussen twee opeenvolgende laagpeilsignalen in het ten minste ene afvoervat en het gewicht van die ten minste ene voorgaande lading van het additief dat in het ten minste ene mengvat werd bereid.
50. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 34-49 waarbij het toestel ondergebracht is in een behuizing.
51. De werkwijze volgens de voorgaande conclusie waarbij de behuizing een ventilatiesysteem omvat.
52. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 34-51 die de volgende stappen omvat:
a. het vanuit een veelheid aan toevoerbronnen (3a tot 3f) overbrengen van de nodige bestanddelen voor het vormen van een lading van het ten minste ene additief naar een mengvat (25),
b. het mengen van de bestanddelen in het mengvat om de lading van het ten minste ene additief te vormen,
C. het afvoeren van de lading van het gevormde additief uit het mengvat,
d. het door pompen toevoeren van ten minste een deel van de lading van het ten minste ene additief naar ten minste één behandelingsinrichting (42),
e. waarbij de ten minste ene behandelingsinrichting ten minste een deel van het additief aanwendt voor het behandelen van ten minste één voorwerp, in het bijzonder een textiel of een voedselgerelateerd voorwerp, waarbij de ten minste ene toevoerbron een enzymconcentraat van ten minste één eerste enzym omvat, en bij voorkeur is, dat in staat is om detergentwerking te vertonen, en de bereiding ter plaatse wordt uitgevoerd bij de behandelingsinrichting.
53. De werkwijze volgens de voorgaande conclusie waarbij het toestel is voorzien van ten minste één watertoevoer.
54. De werkwijze volgens conclusie 52 of 53 waarbij het gewicht van het mengvat (25), met inbegrip van de inhoud ervan, wordt gemonitord tijdens het overbrengen van de bestanddelen naar het mengvat en de hoeveelheden in gewicht van ieder toegevoegd bestanddeel worden geregeld en geregistreerd.
55. De werkwijze volgens de voorgaande conclusie die de stap omvat van het vergelijken van de hoeveelheden in gewicht van alle toegevoegde bestanddelen met een vooraf bepaald recept voor de detergentformulering.
56. De werkwijze volgens de voorgaande conclusie die voorts, indien de bereide lading van de additiefformulering afweek van het vooraf bepaalde recept, de stap omvat van het afvoeren van de lading van het additief naar een afvaluitlaat (10).
57. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 52-56 waarbij het additief vanuit het mengvat (25) wordt afgevoerd naar een afvoervat (8a tot 8e) en het additief vanuit het ten minste ene afvoervat wordt toegevoerd naar de ten minste ene behandelingsinrichting (42).
58. De werkwijze volgens de voorgaande conclusie waarbij een veelheid aan afvoervaten beschikbaar is voor het opnemen van de ladingen van additieven die worden afgevoerd uit het mengvat en de werkwijze, vóór het afvoeren uit het mengvat, de stap omvat van het tot stand brengen van een één-op-één-verbinding tussen de uitlaat van het mengvat en de inlaat van één element dat gekozen is uit de veelheid aan afvoervaten en de afvalverwijderingsvoorziening, indien aanwezig.
59. De werkwijze volgens de voorgaande conclusie waarbij het additief wordt toegevoerd naar de ten minste ene behandelingsinrichting door het pompen (1a tot 1e) van het additief.
60. De werkwijze volgens de voorgaande conclusie die voorts de stap omvat van het handhaven van een druk boven de atmosferische druk in de toevoerverbinding voor het toevoeren van het additief naar de ten minste ene behandelingsinrichting stroomafwaarts van de pomp.
61. De werkwijze volgens de voorgaande conclusie waarbij de toegevoerde hoeveelheid van het additief wordt geregeld door het regelen van de tijdsduur van het pompen van het ten minste ene deel van het additief naar de ten minste ene behandelingsinrichting, met behulp van een vooraf bepaald pompdebiet in gewicht om de benodigde hoeveelheid detergentformulering om te zetten naar een pomptijdsduur die nodig is om de hoeveelheid in gewicht toe te voeren.
62. De werkwijze volgens de voorgaande conclusie waarbij het vooraf bepaalde pompdebiet berekend is met behulp van de totale pomptijdsduur die nodig was voor het toevoeren van de ten minste ene voorgaande lading van dezelfde additiefformulering en de totale hoeveelheid in gewicht van de overeenkomstige lading die is geregistreerd als deel van de bereiding van die lading, waarbij de berekening bij voorkeur gebruikmaakt van de overeenkomstige totale tijdsduur voor het pompen van, en de totale hoeveelheid van, de ten minste twee voorgaande ladingen van dezelfde additiefformulering, met meer voorkeur de ten minste drie voorgaande ladingen, met nog meer voorkeur de ten minste vier voorgaande ladingen, met zelfs nog meer voorkeur de ten minste vijf voorgaande ladingen van dezelfde additiefformulering.
63. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 34-62 die voorts het rapporteren omvat van de hoeveelheid in gewicht van de additiefformulering die gedurende een vooraf bepaalde tijdspanne is afgeleverd aan de ten minste ene behandelingsinrichting.
64. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 34-63 met gebruik van het toestel, waarbij de werkwijze het koppelen omvat van het toestel (41) met een server (13) en het door de server ontvangen, analyseren en verzenden van gegevens die zijn gegenereerd door het toestel, met inbegrip van de hoeveelheden in gewicht van het additief dat is afgeleverd aan de ten minste ene behandelingsinrichting, waarbij de koppeling eventueel tot stand wordt gebracht via het internet (16) en/of met meer voorkeur met behulp van een draadloos netwerk.
65. De werkwijze volgens de voorgaande conclusie die voorts het door het toestel (41) ontvangen omvat van signalen van de server (13).
66. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 64-65 waarbij de server (13) een beheerder (15) omvat die de hoeveelheden in gewicht en de kwaliteiten bijnoudt van additief dat daadwerkelijk is afgeleverd aan de ten minste ene behandelingsinrichting (42).
67. De werkwijze volgens de voorgaande conclusie die voorts het berekenen omvat van de bedrijfskosten van de leveringen aan de ten minste ene behandelingsinrichting (42).
68. De werkwijze volgens de voorgaande conclusie die voorts het uitreiken omvat van een factuur (18) voor de leveringen aan de exploitant of de ten minste ene behandelingsinrichting (42).
69. De werkwijze volgens de voorgaande conclusie waarbij de factuur wordt uitgereikt door de factuur (18) over te dragen aan een beheerder (14) voor de ten minste ene behandelingsinrichting (42).
70. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 34-69 waarbij ten minste één tweede toevoerbron een concentraat omvat, en bij voorkeur is, van ten minste één tweede enzym dat in staat is om detergentwerking te vertonen en dat verschilt van het eerste enzym.
71. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 34-70 waarbij het additief wordt overgebracht naar een veelheid aan behandelingsinrichtingen, waarbij de behandelingsinrichtingen eventueel van hetzelfde type zijn en eventueel verschillend zijn.
72. De werkwijze volgens om het even welke van de conclusies 34-71 waarbij de ten minste ene behandelingsinrichting wordt gebruikt in de textielwasindustrie, in de biowetenschappen of de farmaceutische industrie, in de voedingsindustrie, in de cosmetische industrie, in een ziekenhuis, en/of in de industrie die levert aan ziekenhuizen.
73. Gebruik van het additief volgens om het even welke van de conclusies 1-9 voor het bereiden van een waterige vloeistof voor wassen of reinigen.
74. Gebruik van de vloeistof volgens om het even welke van de conclusies 10-19 voor het uitvoeren van een stap van wassen of reinigen.
BE20225524A 2021-06-29 2022-06-29 Verbeterd enzymhoudend additief en detergentvloeistofformuleringen BE1029562B1 (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
EP21182308 2021-06-29

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1029562A1 BE1029562A1 (nl) 2023-01-30
BE1029562B1 true BE1029562B1 (nl) 2023-02-07

Family

ID=76708015

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20225524A BE1029562B1 (nl) 2021-06-29 2022-06-29 Verbeterd enzymhoudend additief en detergentvloeistofformuleringen

Country Status (4)

Country Link
US (1) US20240318102A1 (nl)
EP (1) EP4363545A1 (nl)
BE (1) BE1029562B1 (nl)
WO (1) WO2023275191A1 (nl)

Family Cites Families (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
AU6188096A (en) 1995-06-13 1997-01-09 Novo Nordisk A/S 4-substituted-phenyl-boronic acids as enzyme stabilizers
EP1759170B2 (en) * 2004-06-23 2019-11-06 Ecolab Inc. Method for multiple dosage of liquid products, dosing appartus and dosing system
DE102007005419A1 (de) * 2007-01-30 2008-07-31 Henkel Ag & Co. Kgaa Enzym-haltiges Wasch- oder Reinigungsmittel mit verbesserter Stabilität
DE102008038479A1 (de) 2008-08-20 2010-02-25 Henkel Ag & Co. Kgaa Wasch- oder Reinigungsmittel mit gesteigerter Waschkraft
US7608573B1 (en) 2008-08-26 2009-10-27 The Clorox Company Natural heavy duty cleaners
WO2013004635A1 (en) 2011-07-01 2013-01-10 Novozymes A/S Liquid detergent composition
US10119101B2 (en) 2014-04-28 2018-11-06 Ecolab Usa Inc. Method of minimizing enzyme based aerosol mist using a pressure spray system
BR102015019623A2 (pt) 2015-08-14 2017-02-21 Oxiteno S A Indústria E Comércio composição detergente de boa estabilidade enzimática e alto desempenho para lavagem de tecidos e superfícies
EP3469133B1 (en) 2016-06-09 2019-09-18 Unilever Plc. Device for provision of laundry product
BE1025146B1 (fr) * 2017-09-22 2018-11-13 Realco Composition comprenant un composant enzymatique et un composant détergent

Also Published As

Publication number Publication date
EP4363545A1 (en) 2024-05-08
BE1029562A1 (nl) 2023-01-30
US20240318102A1 (en) 2024-09-26
WO2023275191A1 (en) 2023-01-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP4098357B2 (ja) 衛生処理を伴ったすすぎ方法
EP1696782B1 (de) Geschirrspülmaschine mit einer dosiervorrichtung für zu schlagmittel und zugehöriges verfahren
DK171583B2 (da) Fremgangsmåde til maskinopvask
AU2011292803B2 (en) Wash water maintenance for sustainable practices
CN102449132B (zh) 含有甲磺酸的氯化碱性管道清洁剂
CN103620013B (zh) 用于除去茶叶和咖啡污渍的非漂白程序
JP7048736B2 (ja) 脂肪酸処理融合酵素を含む洗剤組成物
CN107849498A (zh) 酸性洗涤剂
JP2001521574A (ja) 液体酵素調製物およびその使用
CN105062715B (zh) 一种兼具高除菌功效和优良漂洗功效的家用自动洗碗机漂洗剂
CN104893870A (zh) 一种不含磷化物的家用自动洗碗机洗涤剂及其制备方法
ZA200507054B (en) Ware-washing process
JP2013541356A (ja) 濃縮浸漬洗浄
BE1029562B1 (nl) Verbeterd enzymhoudend additief en detergentvloeistofformuleringen
AU2020280240A1 (en) Detergent formulations having enhanced germ removal efficacy
Holah Disinfection of food production areas
BE1029579B1 (nl) Werkwijze en toestel voor het ter plaatse bereiden en doseren van een enzymhoudende detergentformulering
KR20130102537A (ko) 두 번 불림 세탁
RU2735588C2 (ru) Новые посудомоечная машина и способ мытья посуды
CN114854504A (zh) 高效洗碗机专用洗涤剂组合物
EP3689217B1 (en) Method and device for producing a cleaning compound
WO2005001011A1 (en) Antimicrobial and virucidal compositions
Holah et al. Hygiene requirements in food service
Su et al. Development and trend of dairy cleaning agents
US20240174946A1 (en) Detergent composition for use in automatic dishwasher

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20230207