BE1029467B1 - Montage clip voor lamellen en samenstelling van voorgaande - Google Patents

Abstract

De huidige uitvinding heeft betrekking op een montage clip (1) voor lamellen, omvattende: - een rugplaat (2); - afstandshouders (3, 4, 5, 6), verbonden met de rugplaat (2) en die zich uitstrekken in het vlak gedefinieerd door de lengte richting (L) en de breedte richting (B); - een goot (7), waarvan één langszijde van de goot (7) verbonden is met de rugplaat (2) in de lengterichting (L); - een vin (8), waarvan één langszijde van de vin (8) verbonden is met de rugplaat (2) in de lengterichting (L), en waarbij de lip (8) een stompe hoek maakt met de rugplaat (2). Verder voorziet de uitvinding in lamellen om opgehangen te worden met de montage clips en een samenstelling van de montage clips en de lamellen.

Description

MONTAGE CLIP VOOR LAMELLEN EN SAMENSTELLING VAN VOORGAANDE

GEBIED VAN DE UITVINDING Hierin worden montage clips en lamellen beschreven die samen als afsluiting of gevelbedekking kunnen gebruikt worden. De lamellen zijn bij voorkeur houten lamellen. De afsluiting kan bij voorkeur een tuinscherm zijn. De afsluiting of gevelbedekking kunnen een deels open structuur hebben en een deels gesloten structuur hebben. Bij voorkeur zijn de montage clips bedoeld om op palen of latten te worden gemonteerd, bij voorkeur op verticale palen of latten, waarbij de latten zijn bevestigd op een gevel.

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING Voor een gevelbekleding en afsluiting, bij voorkeur in hout, kunnen montage systemen gebruikt worden waarbij houten lamellen op latten op een gevel of op palen worden bevestigd via schroeven, nagels, nieten, en dergelijke. Echter de schroeven, nagels, of nieten zijn vaak esthetisch storend en laten gaten na in de lamellen. Daarom is er een vraag naar montage systemen waarbij lamellen kunnen worden opgehangen zonder zichtbaar storende elementen. Bij voorkeur zijn dergelijke montage systemen eenvoudig toepasbaar, zodat doe-het-zelvers de gevelbekleding en afsluitingen kunnen plaatsen. Bij voorkeur zijn dergelijke montage systemen plaatsbaar met een minimum aan gereedschap. Bij voorkeur laat het montage systeem een variatie toe op de afstand tussen verticale palen of verticale latten, zodat de lengte verdeling tussen de palen of latten kan worden aangepast aan de situatie ter plekke van de installatie. Bij voorkeur laat het montage systeem toe dat lamellen aan elkaar kunnen gemonteerd worden, zodat verlies beperkt kan worden. Bij voorkeur heeft het montage systeem weinig onderdelen. Bij voorkeur zijn de onderdelen van het montage systeem universeel inzetbaar, om bijvoorbeeld verschillende breedtes van lamellen te kunnen omhangen, of om open en gesloten opstellingen van de lamellen te creëren, bij voorkeur met één soort onderdeel. Bij voorkeur omvat het montage systeem één onderdeel dat zowel gebruikt wordt om lamellen op te hangen, als om lamellen aan elkaar te verbinden in de lengte richting. Bij voorkeur voorziet het montage systeem een efficiënte afwatering van regen dat opde lamellen valt. Bij voorkeur zorgt het montage systeem voor een goede verluchting rond de lamellen. Bij voorkeur vermijdt of vertraagt het montage systeem het rotten van de lamellen ter hoogte van de bevestigingspunten. Gaten in de lamellen ten gevolge van het gebruiken van schroeven of nagels zorgen er ook voor dat de lamellen moeilijker herbruikbaar zijn omdat ze beschadigd zijn bij demontering. Dit verlaagt de herbruikbaarheid van de gevenbekleding in het licht van de cradle-to-cradle (wieg tot wieg) en/of circulair bouwen filosofie. Zeker wanneer hout gebruikt wordt uit een hogere duurzaamheidsklasse voor de gevelbedekking, wordt dit concept belangrijker omdat het hout, zelf na jaren dienst te hebben gedaan als gevelbekleding, nog perfect als grondstof kan gebruikt worden voor andere toepassingen. Echter nagel gaten en dergelijke kunnen storend zijn voor het nieuwe gebruik. Ook daarom is er vraag naar montage systemen die toelaten dat de lamellen hergebruikt kunnen worden.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING De huidige uitvinding voorziet een oplossing voor één of meerdere van de hierboven vermeldde uitdagingen en/of vragen. In een eerste aspect voorziet de uitvinding in een montage clip (1) voor lamellen, omvattende: - een rugplaat (2), hebbende een eerste langse rand (9) en een tweede langse rand (10) in een lengterichting en een eerste kopse kant en een tweede kopse kant in een breedte richting; - afstandshouders (3, 4, 5, 6), verbonden met de rugplaat (2) en die zich uitstrekken in het vlak gedefinieerd door de lengte richting (L} en de breedte richting (B}; - een goot (7), waarvan één langszijde van de goot (7) verbonden is met de rugplaat (2) in de lengterichting (L}; - een vin (8), waarvan één langszijde van de vin (8) verbonden is met de rugplaat (2) in de lengterichting (L), en waarbij de lip (8) een stompe hoek maakt met de rugplaat (2). In een uitvoeringsvorm is de goot (7) aan een tweede langse rand (10) van de rugplaat (2) verbonden. In een uitvoeringsvorm is de vin (8) aan een eerste langse rand (9) van de rugplaat (2) is verbonden. In een uitvoeringsvorm omvat de rugplaat bevestigingselementen of gaten. Verder voorziet de uitvinding in een lamel, waarbij de lamel minstens vier zijden omvat: - een achterzijde (21); - een voorzijde (22), tegenover de achterzijde (21); - een bovenzijde (23); - een onderzijde (24), tegenover de bovenzijde (23); waarbij in de onderzijde (24) een eerste langse gleuf (25) is aangebracht en in de achterzijde (21) een tweede langse gleuf (26)die onder een stompe hoek met de achterzijde (21) is aangebracht. In een uitvoeringsvorm is de lamel (20) een houten lamel (20). De uitvinding voorziet verder in een kit omvattende:

- montage clips (1) volgens een uitvoeringsvorm beschreven hierin; en, - lamellen (20) volgens een uitvoeringsvorm beschreven hierin.

De uitvinding voorziet verder in een samenstelling omvattende: - verticaal gemonteerde palen of latten (30); - montage clips (1) volgens een uitvoeringsvorm beschreven hierin, bevestigt op genoemde latten of palen (30); en, - lamellen (20) volgens een uitvoeringsvorm beschreven hierin, waarbij goten (7) van de montage clips (1) minstens deels in de eerste langse gleuf (25) van de onderzijde (24) van de lamellen (20) zijn voorzien, en waarbij vinnen (8) van de montage elementen (1) minstens deels zijn voorzien in de tweede langse gleuf (26) van de achterzijde (21) van de lamellen (20). In een uitvoeringsvorm is de tweede sleuf (26) minder diep dan dat de vin lang is.

De uitvinding voorziet verder in een werkwijze voor het monteren van een afsluiting of muurbedekking, omvattende de stappen van: - het voorzien van verticale latten of verticale palen (30); - het voorzien van montageclips (1) volgens een uitvoeringsvorm beschreven hierin; - het voorzien van lamellen volgens een uitvoeringsvorm beschreven hierin; - optioneel het afbreken van één of twee paar afstandshouders (3, 4, 5, 6) van de montage clips (1); - het bevestigen van de montageclips (1) tegen de verticale latten of de verticale palen (30), waarbij de goot (7) van de montageclips (1) horizontaal gepositioneerd wordt en waarbij afstandshouders van de ene montage clip (1) raken aan de montageclip (1) die erboven wordt bevestigd, of waarbij afstandshouders van de ene montage clip (1) raken aan de montageclip (1) die er onder wordt bevestigd; - optioneel het afbreken van de afstandshouders (3, 4, 5, 6) van de montage clips (1) die aan de verticale latten of de verticale palen (30) zijn bevestigd; - het plaatsen van een lamel (1) in de goot (7) en over de vin (8) van één of meerdere montageclips (1), waarbij de goot (7) deels in de eerste gleuf (25) van de lamel (1) schuift, en de vin (8) minstens deels in de tweede gleuf (26) van de lamel (1) schuift.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN Om de kenmerken, structuren of karakteristieken van de onderhavige uitvinding beter aan te tonen, zijn in de bijgaande figuren zonder enig beperkend karakter enkele geprefereerde uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding weergegeven. De onderstaande beschrijving van deze bijgaande figuren is slechts toelichtend van aard en is niet bedoeld om de onderhavige materie, de toepassing daarvan en/of het gebruik daarvan te beperken. De nummering gebruikt in de bijgaande figuren dient om aan bepaalde elementen eenvoudiger te identificeren zonder de weergegeven elementen en/of uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding hiertoe te beperken. Figuur 1 toont een vooraanzicht van een montage clip (1) volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, zoals de montage clip zou bevestigd zijn aan een verticale paal of lat.

Figuur 2 toont een zijaanzicht van een montage clip (1) volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, zoals de montage clip zou bevestigd zijn aan een verticale paal of lat.

Figuur 3 toont het gebruik van de montage clip volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding in drie verschillende configuraties (A, B, C). Figuur 3 toont verder een samenstelling volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. Figuur 3 toont ook doorsnedes van lamellen (20-A, 20-B) volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Een vakman zal begrijpen dat verschillende combinaties kunnen gemaakt worden tussen de voorgestelde voorbeelden, om zo een uitvoeringsvorm van de uitvinding te bekomen.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING Hoewel ze potentieel dienen als een gids voor het begrip, zal elk verwijzingsteken in de conclusies niet opgevat worden als een beperking voor de beschermingsomvang ervan.

Zoals hierin gebruikt, omvatten de enkelvoudige vormen "een", "het" en "de" zowel enkelvoud als meervoud tenzij de context duidelijk anders aangeeft.

De termen "omvattende", "omvat" en "omvattend" zoals hierin gebruikt, zijn synoniem met "met inbegrip van", "bevat" of "bevatten", "bevat", en zijn inclusief of open-einde en sluiten bijkomende, niet- genoemde leden, elementen of werkwijzestappen niet uit. De termen "omvattende", "omvat" en "omvattend", wanneer verwezen wordt naar genoemde bestanddelen, elementen of werkwijzestappen,

omvat ook uitvoeringen die "bestaat uit", genoemde gereciteerde componenten, elementen of werkwijzestappen. Bovendien worden de termen eerste, tweede, derde en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt om onderscheid te maken tussen gelijkaardige elementen en niet noodzakelijk voor het 5 beschrijven van een opeenvolgende of chronologische volgorde, tenzij anders aangegeven. Het zal duidelijk zijn dat de aldus gebruikte termen onderling verwisselbaar zijn onder geschikte omstandigheden en dat de hierin beschreven uitvoeringsvormen kunnen werken in een andere volgorde dan hierin beschreven of geïllustreerd. De waarden, zoals hierin gebruikt voor het verwijzen naar een meetbare waarde, zoals een parameter, een hoeveelheid, een tijdsduur, en dergelijke, zijn bedoeld om variaties van +/-10 % of minder te omvatten, bij voorkeur +/-5 % of minder, meer bij voorkeur +/-1 % of minder, en nog meer bij voorkeur +/-0,1 % of minder van de opgegeven waarde, voor zover dergelijke variaties geschikt zijn om één of meer van de technische effecten die hierin overwogen worden, te verzekeren. Het zal duidelijk zijn dat elke waarde zoals hierin gebruikt, zelf ook specifiek en bij voorkeur onthuld wordt.

Het vermelden van numerieke bereiken door eindpunten omvat alle getallen en fracties die binnen de respectievelijke bereiken liggen, evenals de vermelde eindpunten.

Alle documenten, geciteerd in de huidige beschrijving, worden hierbij opgenomen door verwijzing in hun geheel. Tenzij anders gedefinieerd, hebben alle termen die gebruikt worden in de hierin beschreven concepten, met inbegrip van de technische en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals gewoonlijk begrepen door een vakman. Voor verdere begeleiding werden definities voor de gebruikte termen in de beschrijving opgenomen om beter de leer van de huidige beschrijving te begrijpen. De begrippen en definities die hierin gebruikt worden, zijn uitsluitend bedoeld om te helpen bij het begrijpen van de leer die hierin voorzien wordt.

Verwijzing in deze beschrijving naar" één uitvoeringsvorm " of" een uitvoering " betekent dat een bepaald kenmerk, structuur of eigenschap, beschreven in verband met de uitvoeringsvorm omvat is in ten minste één uitvoeringsvorm die hierin overwogen wordt. Dus, het gebruik van de bewoordingen "in één uitvoeringsvorm" of "in een uitvoeringsvorm" op verschillende plekken in deze beschrijving verwijst niet noodzakelijk allemaal naar dezelfde uitvoeringsvorm, maar het kan. Verder kunnen de specifieke kenmerken, structuren of eigenschappen gecombineerd worden op elke geschikte wijze, zoals duidelijk zou zijn voor een vakman uit deze openbaring, in één of meer uitvoeringsvormen. Bovendien, terwijl sommige uitvoeringsvormen die hierin beschreven worden, sommige, maar niet andere kenmerken omvatten die omvat zijn in andere uitvoeringsvormen, worden combinaties van kenmerken van verschillende uitvoeringsvormen ook hierin overwogen, en vormen ze verschillende uitvoeringsvormen, zoals duidelijk zal zijn voor de vakman. Bijvoorbeeld kunnen in de bijgevoegde conclusies, elk van de kenmerken van de geclaimde uitvoeringsvormen worden gebruikt in elke combinatie. De term “rugplaat” als gebruikt hierin, dient te worden begrepen als een mechanisch element waaraan en waaraan de rest van de onderdelen van de montage clip zijn verbonden. Bij voorkeur is de rugplaat vlak.

Determ “goot” als gebruikt hierin, dient te worden begrepen als een onderdeel dat qua vorm lijkt op een dakgoot, verschillende vormen zijn mogelijk qua doorsnede. Bij voorkeur heeft de goot een bodem en twee opstaande langszijden. Een langszijde is bedoeld om te worden bevestigd aan de rugplaat, dit kan via een ribbe zijn zoals een dakgoot aan een dak, of dit kan zijn doordat de rugplaat en de langszijde gemeenschappelijk zijn. De kopse kanten van de goot zijn bij voorkeur open.

De term “vin” als gebruikt hierin, dient te worden verstaan als een oppervlak dat uitsteekt uit het vlak van de rugplaat of het vlak gedefileerd door de lengte richting (L) en de breedte (B) richting van de rugplaat. De vin, is bij voorkeur een plaatmateriaal. Bij voorkeur is de vin gemaakt uit hetzelfde plaatmateriaal dan de rugplaat. Bij voorkeur wordt de vin gevormd om een deel van de plaat waaruit de rugplaat is opgebouwd, om te plooien. Bij voorkeur is de vin rechthoekig of vierkant.

In een eerste aspect voorziet de uitvinding in een montage clip (1) voor lamellen, omvattende: - een rugplaat (2), hebbende een eerste langse rand (9) en een tweede langse rand (10) in een lengterichting en een eerste kopse kant en een tweede kopse kant in een breedte richting; - afstandshouders (3, 4, 5, 6), verbonden met de rugplaat (2) en die zich uitstrekken in het vlak gedefinieerd door de lengte richting (L) en de breedte richting (B}; - een goot (7), waarvan één langszijde van de goot (7) verbonden is met de rugplaat (2) in de lengterichting (L}; - een vin (8), waarvan één langszijde van de vin (8) verbonden is met de rugplaat (2) in de lengterichting (L), en waarbij de lip (8) een stompe hoek maakt met de rugplaat (2). Dergelijke montage clip kan gebruikt worden om gemonteerd te worden aan een verticale paal of een lat. De goot van de montage clip kan gebruikt worden om een horizontaal op te hangen lamel te ondersteunen, en de vin kan in een gleuf in de lamel worden aangebracht.

Door de stompe hoek die de vin maakt met de rugplaat, wordt de rotationele vrijheid van de lamel rond de onderste zijde, de zijde die in de goot rust, geblokkeerd.

Afhankelijk van de hoek en de lengte van de vin, kan de lamel onder een hoek met de verticale worden opgehangen.

Doordat de montage clip de lamel verankert via de onderzijde ende achterzijde van de lamel, kan de lamel worden opgehangen zonder esthetisch storende elementen, zoals schroeven, spijkers, of gaten.

De montage clip laat ook eenvoudige bevestiging van de lamellen toe, zodat het zelfs voor amateurs mogelijk is een afsluiting te plaatsen of een gevelbekleding te plaatsten.

Dit onder meer omdat het niet perse nodig is de lamellen vast te schroeven aan de montage clip.

Dit laat ook toe dat de lamellen eventueel kunnen hergebruikt worden in andere toepassingen, na afbraak van de afsluiting of gevelbekleding.

Dit laatste past in een cradle-to-cradle (wieg tot wieg) en/of circulair bouwen filosofie.

Verder vereenvoudigen de afstandshouders van de montage clip, de plaatsing van de montageclips zelf.

Bij voorkeur zijn de afstandshouders afgestemd op de breedte van de te plaatsen lamellen.

Hierdoor kunnen de verschillende montageclips op de correcte onderlinge afstand geplaatst worden door de afstandshouders te gebruiken als maat tussen twee opeenvolgende montageclips.

Doordat de montage clip toelaat de lamel onder een hoek met de verticale op te hangen, bevordert dit de afwatering van de zichtbare oppervlakken van de lamel.

Bij voorkeur wordt lamel zo opgehangen dat de voorzijde, of de zichtbare zijde van de lamel een scherpe hoek vormt met de horizontale.

Bij voorkeur wordt de lamel met één ribbe van de onderzijde in de goot geplaatst.

Doordat de voorzijde van de lamel een scherpe hoek maakt met de horizontale sluit de bovenzijde van de lamel niet aan met de verticale paal of lat waaraan de montage clip is bevestigd.

Dit kan ervoor zorgen dat water dat van een voorzijde van een hogergeplaatste lamel afloopt, op de achterzijde van een daaronder geplaatste lamel verder naar beneden loopt.

Dit heeft dan weer tot gevolg dat de meeste afwatering van de afsluiting of gevelbekleding langs de achterzijde verloopt, waardoor het volume water dat over de voorzijde en zichtbare zijde van de lamellen loopt beperkt wordt.

Hierdoor kan de verkleuring van de lamellen ten gevolge van regen worden verminderd.

Dit laatste is zeker een voordeel als de lamellen uit onbehandeld hout zijn vervaardigd.

In een uitvoeringsvorm is de goot (7) aan een tweede langse rand (10) van de rugplaat (2) verbonden.

Doordat de lamel in de goot rust, zal er dan geen contact zijn tussen de lamel en de verticale paal of verticale lat, de rugplaat van de montage clip zit telkens tussen de lamel en de paal of lat.

Zeker wanneer het over houten lamellen en houten palen of latten gaat, komt dit de levensduur van het hout ten goede, daar hout op hout langer nat blijft na regen, wat een broedplaats biedt voor schimmel en bacteriën.

De dikte van de montage clip zorgt er voor dat lucht zich kan verplaatsen tussen de lamel en paal of lat waaraan de lamel is bevestigd. Een goede verluchting vermijdt houtrot en aantasting door schimmels van zowel de lamel en de paal of lat. Hierdoor verlengt de levensduur van de afsluiting of gevelbekleding. In een uitvoeringsvorm omvat de rugplaat bevestigingselementen of gaten. Deze bevestigingselementen of gaten kunnen gebruikt worden om de montage clip op te hangen aan verticale latten of palen. Bi voorkeur omvat de rug plaat minstens twee gaten, meer bij voorkeur omvat de rugplaat minstens één sleufgat, nog meer bij voorkeur minstens twee sleufgaten. Deze gaten of sleufgaten kunnen dan gebruikt worden om de montage clip vast te nagelen of te vijzen. De sleufgaten laten eenvoudige aanpassingen toe aan de positie van de montageclip, wat installatie vereenvoudigt.

In een uitvoeringsvorm is de vin (8) aan een eerste langse rand (9) van de rugplaat (2) is verbonden. In een uitvoeringsvorm maakt de vin een hoek van minstens 100° tot hoogstens 170°, bij voorkeur minstens 110° tot hoogstens 160°, meer bij voorkeur minstens 120° tot hoogstens 150°, nog meer bij voorkeur minstens 130° tot hoogstens 140° en meest bij voorkeur 135°. In een uitvoeringsvorm maakt de vin een hoek van minstens 100°, bij voorkeur minstens 110°, meer bij voorkeur minstens 120° , nog meer bij voorkeur minstens 130° en meest bij voorkeur minstens 135°. In een uitvoeringsvorm maakt de vin een hoek van hoogstens 170°, bij voorkeur hoogstens 160°, meer bij voorkeur hoogstens 150°, nog meer bij voorkeur hoogstens 140° en meest bij voorkeur hoogstens 135°. In een uitvoeringsvorm bevinden de vin (8) en de goot (7) zich aan dezelfde zijde van het vlak gedefinieerd door de lengte richting (L) en de breedte richting (B) van de rugplaat (2).

— In een uitvoeringsvorm steekt, ten opzichte van de rugplaat, de vin verder uit dan de goot. Dit zorgt ervoor dat de lamellen onder een hoek met de verticale worden gemonteerd. In een uitvoeringsvorm maakt de bodem van de goot (7) een stompe hoek met de rugplaat (2). Dit zorgt er voor dat water dat eventueel in de goot belandt kan worden afgevoerd. In een uitvoeringsvorm maakt de bodem van de goot een hoek van minstens 91° tot hoogstens 160°, bij voorkeur minstens 93° tot hoogstens 140°, meer bij voorkeur minstens 95° tot hoogstens 120°, nog meer bij voorkeur minstens 97° tot hoogstens 110° en meest bij voorkeur minstens 100° tot hoogstens 105°.

In een uitvoeringsvorm maakt de bodem van de goot een hoek van minstens 91°, bij voorkeur minstens 93°, meer bij voorkeur minstens 95°, nog meer bij voorkeur minstens 97° en meest bij voorkeur minstens 100°. In een uitvoeringsvorm maakt de bodem van de goot een hoek van hoogstens 160°, bij voorkeur hoogstens 140°, meer bij voorkeur hoogstens 120°, nog meer bij voorkeur hoogstens 110° en meest bij voorkeur hoogstens 105°. In een uitvoeringsvorm omvat de bodem van de goot (7) minstens twee gaten (15, 16). Hierdoor kan het montage element ook gebruikt worden als verbindingselement om twee lamellen aan elkaar te zeten.

Hierbij worden twee lamellen met de kopse kant tegen elkaar in de goot geplaatst.

Door elk gat in de goot wordt één lamel vastgemaakt, door bijvoorbeeld te vijzen door het gat.

Bij voorkeur worden de afstandshouders verwijderd van de montage clip, de montage clip onzichtbaar is voor een aanschouwer van de afsluiting of de gevelbekleding.

In een uitvoeringsvorm de afstandshouders (3, 4, 5, 6) zich per twee (3, 4) (5, 6) parallel uitstrekken in de breedte richting (B). Bij voorkeur valt de breedte richting (B) samen met de lengte richting van de horizontale latten of palen.

Hierdoor kunnen de afstandshouders gebruikt worden om de montageclips te positioneren langsheen de palen of latten.

In een uitvoeringsvorm strekt een eerste paar afstandshouders (3, 4) zich parallel uit in de breedte richting (B), vertrekkende van en bij voorkeur haaks op de eerste langse rand (9); en, strekt een tweede paar afstandshouders (5, 6) zich parallel uit in de breedte richting (B), vertrekkende van en bij voorkeur haaks op de tweede langse rand (10). Dit zorgt ervoor dat er afstandshouders aan beide langse zijden van de rugplaat zijn voorzien.

Bij voorkeur zijn de uiteindes van de afstandshouders vorm congruent, zodat ze in elkaar grijpen met afstandshouders van een volgende montage clip.

Ook dit zorgt voor een eenvoudigere positioneren van de montage elementen ten opzichte van elkaar.

In een uitvoeringsvorm zijn de afstandshouders (3, 4, 5, 6) afbreekbaar zijn verbonden met de rugplaat (2), bij voorkeur via breuklijnen (17, 18, 19, 20). Dit zorgt er onder andere voor dat de afstandshouders kunnen worden verwijderd van de montageclip.

Een montage clip zonder afstandshouders kan bijvoorbeeld als verbindingselement gebruikt worden om twee lamellen aan elkaar te zetten, waardoor afval van de lamellen kan worden vermeden, en laat dit toe om de lamellen bijvoorbeeld in wild verband te plaatsen, of om de verticale palen op niet gestandaardiseerde afstand van elkaar op te stellen.

Het afbreekbaar verbinden van de afstandshouder aan de rugplaat laat ook toe dat de afstandshouders kunnen worden verwijderd na het bevestigen van de montage clip aan de paal of lat. Vooral wanneer de lamellen worden opgehangen in een open opstelling, heeft dit als voordeel dat de afstandshouders niet meer zichtbaar zijn tussen de lamellen. De term “open opstelling” als gebruikt hierin, verwijst naar een opstelling waarbij openingen aanwezig zijn tussen opeenvolgende lamellen, bijvoorbeeld wanneer de afstand waarop montage clips bevestigd worden van elkaar groter is dan de breedte van de lamellen. Een open opstelling is het tegenovergestelde van een gesloten opstelling, waarbij op één volgende lamellen elkaar raken of overlappen. In een uitvoeringsvorm is de lengte van het eerste paar afstandshouders (3, 4} verschillend van de lengte van het tweede paar afstandshouders (5, 6). Door gebruik te maken van verschillende lengtes afstandshouders kan één montage clip gebruikt worden voor 4 verschillende configuraties. Zo kan bij voorbeeld: - één configuratie, waarbij montage van de montage clips zonder afstandshouders gebeurt, een onderlinge afstand creëren zodat de opeenvolgende lamellen aansluiten of overlappen en dus een gesloten opstelling gecreëerd wordt; - een tweede configuratie, waarbij de langste afstandshouders verwijderd zijn voor de montage van de montage clips, een onderlinge afstand creëren zodat de opeenvolgende lamellen niet aansluiten of niet overlappen, waardoor een open opstelling gecreëerd wordt; en, - een derde configuratie, waarbij de kortste afstandshouders verwijderd zijn voor de montage van de montage clips, een onderlinge afstand creëren zodat de opeenvolgende lamellen niet aansluiten of niet overlappen, waardoor een nog opener opstelling gecreëerd wordt dan in de tweede configuratie; - een vierde configuratie, waarbij de geen afstandshouders verwijderd zijn voor de montage van de montage clips, een onderlinge afstand creëren zodat de opeenvolgende lamellen niet aansluiten of niet overlappen, waardoor een nog opener opstelling gecreëerd wordt dan in de derde configuratie.

Boven vermelde 4 configuraties laten ook toe dat er met verschillende breedtes van lamellen wordt gewerkt, bijvoorbeeld 2 verschillende breedtes, waarbij dan telkens voor een breedte één configuratie een gesloten opstelling mogelijk maakt en een andere configuratie een open opstelling mogelijk maakt. Dergelijke montage clips maken het dan bijvoorbeeld mogelijk om een afsluiting te creëren die onderaan een gesloten opstelling heeft en bovenaan een open opstelling. De montage clips maken het ook mogelijk om de opstelling aan te passen aan de situatie ter plaatse, wat niet mogelijk is voor een afsluiting met prefab panelen. In een uitvoeringsvorm is de montage clip vervaardigd uit staal. Bij voorkeur is de montage clip geponst uit een plaat, bij voorkeur een staalplaat. Bij voorkeur wordt de vin na het ponsen in positie geplooid. Bij wordt de goot gevormd door het plooien van de plaat na het ponsen.

Verder voorziet de uitvinding in een lamel, waarbij de lamel minstens vier zijden omvat: - een achterzijde (21); - een voorzijde (22), tegenover de achterzijde (21); - een bovenzijde (23); - een onderzijde (24), tegenover de bovenzijde (23); waarbij in de onderzijde (24) een eerste langse gleuf (25) is aangebracht en in de achterzijde (21) een tweede langse gleuf (26)die onder een stompe hoek met de achterzijde (21) is aangebracht.

In een uitvoeringsvorm is de lamel (20) een houten lamel (20). In een uitvoeringsvorm is eerste gleuf (25) haaks aangebracht op de onderzijde van de lamel (20).

In een uitvoeringsvorm wordt de tweede gleuf (26) onder een hoek van minstens 100° tot hoogstens 170°, bij voorkeur minstens 110° tot hoogstens 160°, meer bij voorkeur minstens 120° tot hoogstens 150°, nog meer bij voorkeur minstens 130° tot hoogstens 140° en meest bij voorkeur 135°, aangebracht ten opzichte van de achterzijde (21).

In een uitvoeringsvorm is de onderzijde (26) van de lamel ongelijk aan weerszijden van de eerste langse gleuf (26), bij voorkeur is de onderzijde aan de kant van de eerste langse gleuf (26) naar de achterzijde gericht verzonken ten opzichte van de onderzijde aan de kant van de eerste langse gleuf (26) naar de voorzijde gericht. Dit zorgt ervoor dat de montage clip minstens deels in de verzonken zijde past, waardoor de montage clip minder of niet zichtbaar wordt in de samenstelling.

De uitvinding voorziet verder in een kit omvattende: - montage clips (1) volgens een uitvoeringsvorm beschreven hierin; en, - lamellen (20) volgens een uitvoeringsvorm beschreven hierin. In een uitvoeringsvorm omvat de kit palen of latten die verticaal kunnen worden opgeteld om de montageclips aan te bevestigen. In een uitvoeringsvorm omvat de kit verbindingsmiddelen voor het bevestigen van de montage clips aan palen of latten.

De uitvinding voorziet verder in een samenstelling omvattende: - verticaal gemonteerde palen of latten (30); - montage clips (1) volgens een uitvoeringsvorm beschreven hierin, bevestigd op genoemde latten of palen (30); en, - lamellen (20) volgens een uitvoeringsvorm beschreven hierin, waarbij goten (7) van de montage clips (1) minstens deels in de eerste langse gleuf (25) van de onderzijde (24) van de lamellen (20) zijn voorzien, en waarbij vinnen (8) van de montage elementen (1) minstens deels zijn voorzien in de tweede langse gleuf (26) van de achterzijde (21) van de lamellen (20).

In een uitvoeringsvorm zijn de eerste en tweede gleuven aangebracht in de lamellen zodat ze vorm- congruent zijn aan de vinnen en de goten van de montage clips.

In een uitvoeringsvorm is de tweede sleuf (26) minder diep dan dat de vin lang is. Dit zorgt ervoor dat de lamel schuin komt te hangen ten opzichte van de verticale. Dit heeft dan weer tot gevolg dat er geen enkele zijde van de lamel horizontaal hangt, zodat afwatering efficiënt verloopt en minder verkleuring en of vervuiling van de lamel optreedt. Doordat de vin langer is dan de tweede gleuf diep is zal de lamel niet aansluiten met de rugplaat. Hierdoor ontstaat een ruimte achter de lamellen waardoor een luchtstroom kan vloeien, wat het drogen van de lamellen na een regenbui ten goede komt. Ook kan water over de achterzijde naar beneden lopen, wat terug de verkleuring en of vervuiling van de voorzijde van de lamel onderdrukt.

De uitvinding voorziet verder in een werkwijze voor het monteren van een afsluiting of muurbedekking, omvattende de stappen van: - het voorzien van verticale latten of verticale palen (30); - het voorzien van montageclips (1) volgens een uitvoeringsvorm beschreven hierin; - het voorzien van lamellen volgens een uitvoeringsvorm beschreven hierin; - optioneel het afbreken van één of twee paar afstandshouders (3, 4, 5, 6) van de montage clips (1); - het bevestigen van de montageclips (1) tegen de verticale latten of de verticale palen (30), waarbij de goot (7) van de montageclips (1) horizontaal gepositioneerd wordt en waarbij afstandshouders van de ene montage clip (1) raken aan de montageclip (1) die erboven wordt bevestigd, of waarbij afstandshouders van de ene montage clip (1) raken aan de montageclip (1) die er onder wordt bevestigd;

- optioneel het afbreken van de afstandshouders (3, 4, 5, 6) van de montage clips (1) die aan de verticale latten of de verticale palen (30) zijn bevestigd; - het plaatsen van een lamel (1) in de goot (7) en over de vin (8) van één of meerdere montageclips (1), waarbij de goot (7) deels in de eerste gleuf (25) van de lamel (1) schuift, en de vin (8) minstens deels in de tweede gleuf (26) van de lamel (1) schuift. In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze de stap van het verankeren van de lamel in de goot, bij voorkeur door gaten voorzien in de bodem van de goot, bijvoorbeeld waardoor kan gevezen worden.

VOORBEELDEN Figuur 1 toont een vooraanzicht van een montage clip (1) volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, zoals de montage clip zou bevestigd zijn aan een verticale paal of lat. Figuur 2 toont een zijaanzicht van een montage clip (1) volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, zoals de montage clip zou bevestigd zijn aan een verticale paal of lat. De montage clip (1) omvat een rugplaat (2), die vlak is. De rugplaat (2) heeft een lengte richten (L)en een breedte richting (B) die een vlak definiëren dat samenvalt met de rugplaat (2). De rugplaat heeft een eerste langse rand (9) en een tweede langse rand (10) in een lengterichting (L}, en een eerste kopse kant (11) en een tweede kopse kant (12) in een breedte richting (B). De montage clip omvat vier afstandshouders (3, 4, 5, 6), verbonden met de rugplaat (2), die zich uitstrekken in het vlak gedefinieerd door de lengte richting (L) en de breedte richting (B). Het eerste paar afstandshouders (3, 4) strekking zicht parallel uit in de breedte richting, waarbij het tweede paar — afstandshouders (5, 6) zich uitstrekken in de tegenovergestelde richting. Perforaties in de verbinding tussen de afstandshouders (3, 4, 5, 6) en de rugplaat (2) zorgen ervoor dat de afstandshouders (3, 4, 5, 6) kunnen worden afgebroken worden via de breuklijnen (17, 18, 19, 20). Een vin (8) is bevestigd aan de eerste langse rand (9) van de rugplaat (2), onder een hoek van 135°. Een goot (7) is voorzien langsheen de tweede lange rand (10). De bodem van de goot maakt een hoek van 102,1° met de rugplaat (2). De rugplaat is verder voorzien van twee sleufgaten (12, 13) waardoor de montage clip kan worden vastgevezen aan een paal of lat. Figuur 3 toont het gebruik van de montage clip volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding in drie verschillende configuraties (A, B, C). De drie verschillende configuraties verschillen onderling in de al dan niet afgebroken afstandshouders (3, 4, 5, 6). In configuratie 1A zijn er geen afstandshouders afgebroken (3,4, 5, 6). In configuratie 1B is het kortste paar afstandshouders (3, 4) afgebroken, en is het langste paar afstandshouders (5, 6) behouden. In configuratie 1C zijn alle afstandshouders (3, 4, 5, 6) afgebroken.

Dergelijke configuraties in een combinatie met twee verschillende lamellen (20-A, 20-B), die onderling verschillen in de breedte van de lamel, laat toe dat open opstellingen (41) worden gecreëerd of dat gesloten opstelling (40) worden gecreëerd.

Figuur 3 toont ook doorsnedes van lamellen (20-A, 20-B) volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.

De lamellen hebben een achterzijde (21); een voorzijde (22), tegenover de achterzijde (21); een bovenzijde (23); en een onderzijde (24), tegenover de bovenzijde (23). In de onderzijde (24) is een eerste langse gleuf (25) aangebracht en in de achterzijde (21) een tweede langse gleuf (26) die onder een stompe hoek met de achterzijde (21) is aangebracht.

In Figuur 3 is ook een samenstelling volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding te zien, waarbij de lamellen (20-A, 20-B) in de goot (7) van de montage clips rusten en deels over de vin (8) van de montage clips zijn geschoven.

Claims (15)

CONCLUSIES

1. Montage clip (1) voor lamellen, omvattende: - een rugplaat (2), hebbende een eerste langse rand (9) en een tweede langse rand (10) in een lengterichting (L) en een eerste kopse kant en een tweede kopse kant in een breedte richting (B); - afstandshouders (3, 4, 5, 6), verbonden met de rugplaat (2) en die zich uitstrekken in het vlak gedefinieerd door de lengte richting (L} en de breedte richting (B}; - een goot (7), waarvan één langszijde van de goot (7) verbonden is met de rugplaat (2) in de lengterichting (L}; - een vin (8), waarvan één langszijde van de vin (8) verbonden is met de rugplaat (2) in de lengterichting (L), en waarbij de lip (8) een stompe hoek maakt met de rugplaat (2); waarbij de afstandshouders (3, 4, 5, 6} afbreekbaar zijn verbonden met de rugplaat (2).

2. Montage clip (1} volgens conclusie 1, waarbij de goot (7) aan een tweede langse rand (10) van de rugplaat (2) is verbonden.

3. Montage clip (1} volgens conclusie 1 of 2, waarbij de vin (8) aan een eerste langse rand (9) van de rugplaat (2) is verbonden.

4. Montage clip (1) volgens minstens één der voorgaande conclusies, waarbij de bodem van de goot (7) een stompe hoek maakt met de rugplaat (2).

5. Montage clip (1) volgens minstens één der voorgaande conclusies, waarbij de bodem van de goot (7) minstens twee gaten (15, 16) omvat.

6. Montage clip (1) volgens minstens één der voorgaande conclusies, waarbij de afstandshouders (3, 4, 5, 6) zich per twee (3, 4) (5, 6) parallel uitstrekken in de breedte richting (B).

7. Montage clip (1) volgens minstens één der voorgaande conclusies, waarbij één eerste paar afstandshouders (3, 4) zich parallel uitstrekt in de breedte richting (B), vertrekkende van en bij voorkeur haaks op de eerste langse rand (9); en,

waarbij één tweede paar afstandshouders (5, 6) zich parallel uitstrekt in de breedte richting (B), vertrekkende van en bij voorkeur haaks op de tweede langse rand (10).

8. Montage clip (1) volgens minstens één der voorgaande conclusies, waarbij de lengte van het eerste paar afstandshouders (3, 4) verschillend is van de lengte van het tweede paar afstandshouders (5, 6).

9. Montage clip (1) volgens minstens één der voorgaande conclusies, waarbij de afstandshouders (3, 4, 5, 6) afbreekbaar zijn verbonden met de rugplaat (2) via breuklijnen (17, 18, 19, 20).

10. Montage clip (1) volgens minstens één der voorgaande conclusies, waarbij de vin (8) en de goot (7) zich bevinden aan dezelfde zijde van het vlak gedefinieerd door de lengte richting (L) en de breedte richting (B) van de rugplaat (2).

11. Lamel (20), waarbij de lamel (20) minstens vier zijden omvat: - een achterzijde (21); - een voorzijde (22), tegenover de achterzijde (21); - een bovenzijde (23); - een onderzijde (24), tegenover de bovenzijde (23); met het kenmerk dat, in de onderzijde (24) een eerste langse gleuf (25) is aangebracht en in de achterzijde (21) een tweede langse gleuf (26)die onder een stompe hoek met de achterzijde(21) is aangebracht.

12. Kit, omvattende: - montage clips (1) volgens minstens één der conclusies 1 tot 10; en, - lamellen (20) volgens conclusie 11.

13. Samenstelling omvattende: - verticaal gemonteerde palen of latten (30); - montage clips (1) volgens minstens één der conclusies 1 tot 10, bevestigd op genoemde latten of palen (30); en,

- lamellen (20) volgens conclusie 11, waarbij goten (7) van de montage clips (1) minstens deels in de eerste langse gleuf (25) van de onderzijde (24) van de lamellen (20) zijn voorzien, en waarbij vinnen (8) van de montage elementen (1) minstens deels zijn voorzien in de tweede langse gleuf (26) van de achterzijde (21) van de lamellen (20).

14. De samenstelling volgens conclusie 13, waarbij de tweede sleuf (26) minder diep is dan dat de vin lang is.

15. Werkwijze voor het monteren van een afsluiting of muurbedekking, omvattende de stappen van: - het voorzien van verticale latten of verticale palen (30); - het voorzien van montageclips (1) volgens minstens één der conclusies 1 tot 10 ; - het voorzien van lamellen volgens conclusie 11; - optioneel het afbreken van één of twee paar afstandshouders (3, 4, 5, 6) van de montage clips (1); - het bevestigen van de montageclips (1) tegen de verticale latten of de verticale palen (30), waarbij de goot (7) van de montageclips (1) horizontaal gepositioneerd wordt en waarbij afstandshouders van de ene montage clip (1) raken aan de montageclip (1) die erboven wordt bevestigd, of waarbij afstandshouders van de ene montage clip (1) raken aan de montageclip (1) die er onder wordt bevestigd; - optioneel het afbreken van de afstandshouders (3, 4, 5, 6) van de montage clips (1) die aan de verticale latten of de verticale palen (30) zijn bevestigd; - het plaatsen van een lamel (1) in de goot (7) en over de vin (8) van één of meerdere montageclips (1), waarbij de goot (7) deels in de eerste gleuf (25) van de lamel (1) schuift, en de vin (8) minstens deels in de tweede gleuf (26) van de lamel (1) schuift.