BE1028015B1 - Garens en weefsels van poly(ɛ-caprolacton), poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat) en polymelkzuur - Google Patents

Garens en weefsels van poly(ɛ-caprolacton), poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat) en polymelkzuur Download PDF

Info

Publication number
BE1028015B1
BE1028015B1 BE20205370A BE202005370A BE1028015B1 BE 1028015 B1 BE1028015 B1 BE 1028015B1 BE 20205370 A BE20205370 A BE 20205370A BE 202005370 A BE202005370 A BE 202005370A BE 1028015 B1 BE1028015 B1 BE 1028015B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
fabric
yarns
poly
polylactic acid
dtex
Prior art date
Application number
BE20205370A
Other languages
English (en)
Inventor
Joost Wille
Lambertus Groenendaal
Original Assignee
Sioen Ind
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sioen Ind filed Critical Sioen Ind
Priority to BE20205370A priority Critical patent/BE1028015B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1028015B1 publication Critical patent/BE1028015B1/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D01NATURAL OR MAN-MADE THREADS OR FIBRES; SPINNING
    • D01FCHEMICAL FEATURES IN THE MANUFACTURE OF ARTIFICIAL FILAMENTS, THREADS, FIBRES, BRISTLES OR RIBBONS; APPARATUS SPECIALLY ADAPTED FOR THE MANUFACTURE OF CARBON FILAMENTS
    • D01F6/00Monocomponent artificial filaments or the like of synthetic polymers; Manufacture thereof
    • D01F6/88Monocomponent artificial filaments or the like of synthetic polymers; Manufacture thereof from mixtures of polycondensation products as major constituent with other polymers or low-molecular-weight compounds
    • D01F6/92Monocomponent artificial filaments or the like of synthetic polymers; Manufacture thereof from mixtures of polycondensation products as major constituent with other polymers or low-molecular-weight compounds of polyesters
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D15/00Woven fabrics characterised by the material, structure or properties of the fibres, filaments, yarns, threads or other warp or weft elements used
    • D03D15/20Woven fabrics characterised by the material, structure or properties of the fibres, filaments, yarns, threads or other warp or weft elements used characterised by the material of the fibres or filaments constituting the yarns or threads
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D15/00Woven fabrics characterised by the material, structure or properties of the fibres, filaments, yarns, threads or other warp or weft elements used
    • D03D15/20Woven fabrics characterised by the material, structure or properties of the fibres, filaments, yarns, threads or other warp or weft elements used characterised by the material of the fibres or filaments constituting the yarns or threads
    • D03D15/283Woven fabrics characterised by the material, structure or properties of the fibres, filaments, yarns, threads or other warp or weft elements used characterised by the material of the fibres or filaments constituting the yarns or threads synthetic polymer-based, e.g. polyamide or polyester fibres
    • DTEXTILES; PAPER
    • D10INDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBLASSES OF SECTION D, RELATING TO TEXTILES
    • D10BINDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBLASSES OF SECTION D, RELATING TO TEXTILES
    • D10B2201/00Cellulose-based fibres, e.g. vegetable fibres
    • DTEXTILES; PAPER
    • D10INDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBLASSES OF SECTION D, RELATING TO TEXTILES
    • D10BINDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBLASSES OF SECTION D, RELATING TO TEXTILES
    • D10B2401/00Physical properties
    • D10B2401/12Physical properties biodegradable
    • DTEXTILES; PAPER
    • D10INDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBLASSES OF SECTION D, RELATING TO TEXTILES
    • D10BINDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBLASSES OF SECTION D, RELATING TO TEXTILES
    • D10B2505/00Industrial
    • D10B2505/04Filters
    • DTEXTILES; PAPER
    • D10INDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBLASSES OF SECTION D, RELATING TO TEXTILES
    • D10BINDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBLASSES OF SECTION D, RELATING TO TEXTILES
    • D10B2505/00Industrial
    • D10B2505/10Packaging, e.g. bags

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • General Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Woven Fabrics (AREA)

Abstract

De uitvinding voorziet in een thuiscomposteerbaar weefsel van polymelkzuur en een tweede bestanddeel, waarbij het tweede bestanddeel poly(ε-caprolacton), poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat) of een mengsel daarvan is.

Description

Garens en weefsels van poly(£-caprolacton), poly(butyleensuccinaat-co- | BE2020/5370 butyleenadipaat) en polymelkzuur Technische veld De uitvinding heeft betrekking op weefsels omvattende garens bestaande uit polymelkzuur en een tweede bestanddeel, waarbij het tweede bestanddeel poly(e-caprolacton), poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat) of een mengsel daarvan is. Verder heeft de uitvinding betrekking op waterdoorlaatbare lagen, filtermedia en verpakkingsmaterialen die zulke weefsels omvatten en op methoden om zulke weefsels te vervaardigen. Achtergrond Thuiscomposteerbare weefsels hebben heel wat potentiële toepassingen, onder andere in verpakkings- en filtermaterialen zoals theezakken voor de voedingsindustrie. Polymelkzuur (PLA) wordt vaak gebruikt in deze weefsels, soms in combinatie met een tweede polymeer. Een voorbeeld is de combinatie van PLA en poly(butyleen-adipaat-tereftalaat) (PBAT) in Ecoflex® en Ecovio®. Sommige van deze materialen zijn gebaseerd op monofilamenten samengesteld uit mengsels van polymelkzuur (PLA) en een tweede polymeer zoals poly(e- caprolacton) (PCL). In zulke materialen is het tweede polymeer vaak duurder en moeilijker te vervaardigen is dan polymelkzuur.
WO2019122191A1 beschrijft weefsels van garens bestaande uit polymelkzuur en poly(e- caprolacton). Hoewel poly(e-caprolacton) duurder en moeilijker te vervaardigen is dan polymelkzuur, is de concentratie van polymelkzuur in deze weefsels is niet groter dan 60%, aangezien de treksterkte van de monofilamenten in deze weefsels sterk afneemt bij een toenemende polymelkzuurconcentratie. In dit octrooi worden treksterkten boven 2 cN/dtex enkel gerapporteerd voor PLA/PCL-weefsels met een polymelkzuurconcentratie gelijk aan of kleiner dan 10%. WO2002059201A1 en WO2018162751A1 beschrijven eveneens materialen van garens bestaande uit polymelkzuur en poly(e-caprolacton) voor de voedingsindustrie.
Uit de stand van de techniek volgt dus een nood aan thuiscomposteerbare weefsels van garens bestaande uit polymelkzuur en een tweede polymeer, waarbij de monofilamenten omvat in de garens een treksterkte hebben van meer dan 2 cN/dtex.
Beschrijving van de uitvinding Weefsels Een eerste aspect van de uitvinding is een weefsel omvattende garens, waarbij de garens bestaan uit polymelkzuur en een tweede bestanddeel, waarbij het tweede bestanddeel poly(e- caprolacton), poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat) of een mengsel daarvan is, waarbij het gewichtspercentage van polymelkzuur van 60% tot 95% is, waarbij het gewichtspercentage relatief is tegenover de totale massa van het polymelkzuur en het tweede bestanddeel. Zo'n BE2020/5370 weefsel wordt in de context van deze aanvraag een weefsel volgens de uitvinding genoemd. Een methode voor het vervaardigen van een weefsel volgens de uitvinding, zoals gedefinieerd als vijfde aspect van de uitvinding hieronder, wordt een methode volgens de uitvinding genoemd.
Een polymeer wordt gevormd door de polymerisatie van monomeren. Een polymeer bestaat uit residu’s. Elk residu is een groep atomen die afkomstig is van en/of overeenkomt met één monomeer. In de context van deze aanvraag worden de begrippen residu en monomeer als synoniemen gebruikt tenzij expliciet anders wordt aangegeven. Een keten is een molecule van een polymeer.
De polymerisatiegraad van een keten is het aantal monomeren in de keten. De polymerisatiegraad van een polymeer is het gemiddeld aantal monomeren in de ketens van het polymeer.
Poly(e-caprolacton) (PCL), poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat) (PBSA) en polymelkzuur (PLA) zijn polymeren die omvat kunnen zijn in een weefsel volgens de uitvinding.
Bij voorkeur heeft poly(e-caprolacton) een polymerisatiegraad van 400 monomeren tot 500 monomeren. Bij voorkeur heeft poly(e-caprolacton) een mediaan moleculair gewicht van 45 000 g/mol tot 55 000 g/mol, bij voorkeur waarbij de mediaan een getalgewogen mediaan is.
Een voorbeeld van een geschikte poly(e-caprolacton), zoals verwerkt in een weefsel volgens de uitvinding en gebruikt in een methode volgens de uitvinding, is Capa6500 van Perstorp.
Een voorbeeld van een geschikte poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat), zoals verwerkt in een weefsel volgens de uitvinding en gebruikt in een methode volgens de uitvinding, is FD92PM van PTTMCC (Mitsubishi Chemicals).
Bij voorkeur ligt het molair percentage van butyleensuccinaatresidu's in poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat) ligt in een gesloten interval met een breedte van 10% rond 5%, 10%, 15%, 20%, 25%, 30%, 35%, 40%, 45%, 50%, 55%, 60%, 65%, 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, of 95%.
Een voorbeeld van een geschikte polymelkzuur, zoals verwerkt in een weefsel volgens de uitvinding en gebruikt in een methode volgens de uitvinding, is 4043 van NatureWorks.
Poly(L-melkzuur) is polymelkzuur waarin elk monomeer een L-configuratie heeft. Poly(D- melkzuur) is polymelkzuur waarin elk monomeer een D-configuratie heeft. Poly(L-melkzuur) of poly(D100--<Melkzuur is polymelkzuur waarin x procent van de monomeren een L-configuratie heeft. Met andere woorden, de verhouding tussen het aantal L-melkzuurresidu’s in poly(L- melkzuur) en het totaal aantal residu’s in het poly(L- melkzuur) is x procent. Poly(L-melkzuur),
poly(D-melkzuur) en poly(L-melkzuur) worden beschouwd als homopolymeren in deze BE2020/5370 aanvraag.
Een verkozen uitvoeringsvoering is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding waarin polymelkzuur poly(L-melkzuur is), waarin x ten minste 10, 15, 20, 25, 30, 35, 40, 45, 50,55, 60, 65, 70, 75, 80, 85, 90, 91, 92, 93, 94, 95, 96, 97, 97,5, 98, 98,5, 99, of 99,5 is.
Een andere verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding waarin polymelkzuur poly(L-melkzuur) is.
Poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat) is bij voorkeur een statistisch copolymeer. Een statistisch copolymeer wordt gedefinieerd als een copolymeer met een willekeurige verdeling van de types monomeren, bijvoorbeeld (4-hydroxybutyleen)succinaat en (4 hydroxybutyleen)adipaat in poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat), in het copolymeer.
Een mengsel van poly(e-caprolacton) en poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat) kan gebruikt worden als het tweede bestanddeel omvat in een garen in een weefsel volgens de uitvinding. Een verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding, waarbij het tweede bestanddeel een mengsel van poly(e-caprolacton) en poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat) is, waarbij het gewichtspercentage van poly(e- caprolacton) in het mengsel ligt in een gesloten interval met een breedte van 10% gecentreerd rond 5%, 10%, 15%, 20%, 25%, 30%, 35%, 40%, 45%, 50%, 55%, 80%, 65%, 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, of 95% is.
Een meer verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding, waarbij het tweede bestanddeel poly(e-caprolacton) of poly(butyleensuccinaat-co- butyleenadipaat) is. Het tweede bestanddeel in een weefsel volgens deze meer verkozen uitvoeringsvorm bestaat dus ofwel uit poly(e-caprolacton), ofwel uit poly(butyleensuccinaat-co- butyleenadipaat), maar niet uit een mengsel van deze polymeren.
Een monofilament is een vaste, langwerpige structuur bestaande uit een of meerdere polymeren. In de context van deze aanvraag kan een monofilament gebruikt worden bij de productie van een weefsel, bij voorkeur bij de productie van een weefsel volgens de uitvinding, bij meer voorkeur in stap (iv) van een methode volgens de uitvinding, zoals hieronder gedefinieerd.
Een monofilament bestaat bij voorkeur uit polymeren, bij meer voorkeur uit polymelkzuur en een tweede bestanddeel, waarbij het tweede bestanddeel poly(e-caprolacton), poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat) of een mengsel daarvan is, waarbij het gewichtspercentage van polymelkzuur in het monofilament van 60% tot 95% is, waarbij het gewichtspercentage relatief is tegenover de totale massa van het polymelkzuur en het tweede bestanddeel. Het tweede bestanddeel is bij voorkeur poly(e-caprolacton) of poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat).
Een monofilament kan bekomen worden uit een mengsel van polymeren door (i) het BE2020/5370 compounderen van een mengsel van de polymeren en vervolgens (ii) het extruderen van het verwarmde mengsel van de polymeren doorheen een spinplaat, waarbij een geëxtrudeerde draad gevormd wordt. De geëxtrudeerde draad geeft na afkoeling en eventueel verdere behandelingen zoals mechanisch verstrekken aanleiding tot het monofilament. Het mengsel is bij voorkeur een mengsel van polymelkzuur en het tweede bestanddeel, waarbij het gewichtspercentage van polymelkzuur van 60% tot 95% is, waarbij het gewichtspercentage relatief is tegenover de totale massa van het polymelkzuur en het tweede bestanddeel. Zoals hieronder beschreven, kan een monofilament ofwel gebruikt worden als een garen of een draad voor het weven van een weefsel, ofwel samengevoegd worden met andere monofilamenten tot een garen of een draad voor het weven van een weefsel.
Een garen of een draad is een vaste, langwerpige structuur, bestaande uit een of meerdere monofilamenten, waarbij de lengterichting van de monofilamenten in essentie parallel is aan de lengterichting van het garen, waarbij het garen geschikt is om te weven tot een weefsel. Het is voor de vakman duidelijk dat een garen of een draad verwijst naar een structuur die gebruikt wordt als kettingdraad of als inslagdraad bij het weven van het weefsel. De corresponderende structuur omvat in een weefsel na het weven van een garen of een draad wordt in de context van deze aanvrage ook aangeduid als een garen of een draad.
Een filamentgaren is een garen dat geen gesponnen garen is. De monofilamenten omvat in een filamentengaren kunnen in hun lengterichting niet om elkaar gewonden zijn, of kunnen in hun lengterichting om elkaar gewonden zijn via het torsen of het twijnen van de monofilamenten. Filamentgarens worden ook wel continufilamentgarens genoemd.
Een verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding, waarbij de garens (continu)filamentgarens zijn.
Een garen kan bestaan uit een of meerdere monofilamenten. Indien een garen bestaat uit een monofilament dan kunnen de termen monofilament, garen en monofilamentgaren als synoniemen gebruikt worden. Een monofilament(garen) is een (continu)filamentgaren. Een multifilamentgaren of n-filament is een garen dat bestaat uit n monofilamenten. Een multifilamentgaren is bij voorkeur een (continu)filamentgaren. Een bi-, tri-, tetra- en pentafilament zijn respectievelijk een 2-, 3-, 4- en 5-filament.
In de context van deze aanvraag mogen alle voorkeuren met betrekking tot monofilamenten en monofilamentgarens in deze aanvraag mutatis mutandis geïnterpreteerd worden als voorkeuren met betrekking tot de monofilamenten omvat in een multifilamentgaren.
Een verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel volgens de uitvinding, waarbij de garens n- filamenten zijn, waarbij n een even natuurlijk getal is. Een meer verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel volgens de uitvinding waarbij de garens 64-filamenten, 102-filamenten, of 204- filamenten zijn.
Een eerste uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding, waarbij BE2020/5370 de garens multifilamenten zijn.
Een tweede uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding, waarbij de garens monofilamenten zijn.
5 Monofilamenten en garens kunnen worden gekarakteriseerd aan de hand van verschillende structurele parameters zoals de diameter, de lineaire dichtheid en de treksterkte. Indien in deze aanvraag een structurele parameter wordt beschreven van monofilamenten of garens omvat in een weefsel volgens de uitvinding, wordt gerefereerd naar de gemiddelde waarde van deze structurele parameter over de verschillende monofilamenten of garens omvat in het weefsel. In dat verband worden diameter, lineaire dichtheid en treksterkte gebruikt als synoniemen voor respectievelijk gemiddelde diameter, gemiddelde lineaire dichtheid en gemiddelde treksterkte, tenzij expliciet anders geformuleerd.
De diameter van een monofilament of een garen kan gemeten worden via microscopische methoden.
Een verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding, waarbij de garens monofilamentgarens zijn of waarbij de garens multifilamentgarens bestaande uit monofilamenten zijn, waarbij de monofilamenten of de monofilamentgarens een gemiddelde diameter hebben van 5 um tot 100 um, 10 um tot 90 um, 15 um tot 80 um, 20 um tot 70 um, van 25 um tot 65 um, van 30 um tot 60 um, van 35 um tot 55 um, van 40 um tot 50 um, van 40,5 um tot 49,5 um, van 41 um tot 49 um, van 41,5 um tot 48,5 um, van 42 um tot 48 um, van 42,5 um tot 47,5 um, van 43 um tot 47 um, van 43,5 um tot 46,5 um, van 44 um tot 46 um, of van 44,5 um tot 45,5 um.
Een meer verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding, waarbij de garens monofilamentgarens zijn en waarbij de monofilamentgarens een gemiddelde diameter hebben van 5 um tot 100 um, van 10 um tot 90 um, van 20 um tot 80 um, van 25 um tot 70 um, van 30 um tot 60 um, of van 35 um tot 50 um.
Een meer verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding, waarbij de garens multifilamenten zijn en waarbij de monofilamenten omvat in de multifilamenten een gemiddelde diameter hebben van 5 um tot 50 um, van 10 um tot 40 um, van 15 um tot 35 um, of van 20 um tot 30 um.
De lineaire dichtheid van een garen is de massa van de garen gedeeld door de lengte van de garen. Een eenheid voor lineaire dichtheid is dtex of decitex, dit is de massa van een garen met een lengte van 10 kilometer. De lineaire dichtheid van een garen kan gemeten worden door een gravimetrische massabepaling.
Een verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding, BE2020/5370 waarbij de garens monofilamenten zijn, waarbij de gemiddelde lineaire dichtheid van de garens van 15 dtex tot 45 dtex, van 20 dtex tot 40 dtex, of van 25 dtex tot 35 dtex.
Een andere verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding, waarbij de garens multifilamenten zijn, waarbij de gemiddelde lineaire dichtheid van de garens van 270 dtex tot 290 dtex, van 540 dtex tot 560 dtex, van 1090 dtex tot 1110 dtex, van 1660 dtex tot 1680 dtex, van 2190 dtex tot 2210 dtex, of van 3290 dtex tot 3310 dtex is. Een meer verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding, waarbij de garens multifilamenten zijn, waarbij de gemiddelde lineaire dichtheid van de garens 280 dtex, 550 dtex, 1100 dtex, 1670 dtex, 2200 dtex, 3300 dtex, of een natuurlijk veelvoud van 550 dtex is.
De treksterkte van een monofilament is de trekkracht die nodig is om het monofilament te breken gedeeld door de oppervlakte van de doorsnede van het monofilament en gedeeld door de massadichtheid van het monofilament. In deze aanvraag wordt als eenheid voor treksterkte cN/dtex gebruikt, oftewel centinewton per decitex.
Een verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding, waarbij de garens monofilamentgarens zijn of waarbij de garens multifilamentgarens bestaande uit monofilamenten, waarbij de monofilamentgarens of de monofilamenten een gemiddelde treksterkte hebben van ten minste 1 cN/dtex, ten minste 1,5 cN/dtex, ten minste 2 cN/dtex, ten minste 2,5 cN/dtex, ten minste 2,6 cN/dtex, ten minste 2,7 cN/dtex, ten minste 2,8 cN/dtex, ten minste 2,9 cN/dtex, ten minste 3 cN/dtex, ten minste 3,1 cN/dtex, ten minste 3,2 cN/dtex, ten minste 3,3 cN/dtex, ten minste 3,4 cN/dtex, ten minste 3,5 cN/dtex, ten minste 3,6 cN/dtex, ten minste 3,7 cN/dtex, ten minste 3,8 cN/dtex, ten minste 3,9 cN/dtex, ten minste 4 cN/dtex, ten minste 4,1 cN/dtex, ten minste 4,2 cN/dtex, ten minste 4,3 cN/dtex, ten minste 4,4 cN/dtex, of ten minste 4,5 cN/dtex en maximaal 20 cN/dtex.
Een voldoende hoge treksterkte van de monofilamenten of monofilamentgarens, bij voorkeur hoger dan 2 cN/dtex, is noodzakelijk om de garens te kunnen weven. De treksterkte van de monofilamentgarens in twee weefsels bestaande uit PLA end PCL volgens de uitvinding is 3,77 cN/dtex en 4,60 cN/dtex, zoals beschreven in experiment 3. WO2019122191A1 beschrijft monofilamenten omvattende polymelkzuur en poly(£-caprolacton) met een treksterkte lager dan 2 cN/dtex, waarbij de polymelkzuurconcentratie gelijk aan of kleiner dan 10%.
Het percentage PLA in de soortgelijke weefsels volgens WO2002059201A1 ligt buiten het bereik van 60% tot 95% geopenbaard in deze aanvraag. Aan de andere kant beschrijft WO2018162751A1 materialen waarin PLA voorkomt met een percentage tussen 5% en 95%.
Echter, deze aanvraag heeft enkel betrekking op niet-geweven materialen en beschrijft de treksterkte van de monofilamenten niet.
Een meer verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding, BE2020/5370 waarbij de garens monofilamentgarens zijn, waarbij de monofilamentgarens een gemiddelde diameter hebben van 30 um tot 60 um en een gemiddelde treksterkte van ten minste 2,5 cN/dtex, of een gemiddelde diameter hebben van 40 um tot 50 um en een gemiddelde treksterkte van ten minste 3 cN/dtex, of een gemiddelde diameter hebben van 42,5 um tot 47,5 Um en een gemiddelde treksterkte van ten minste 3 cN/dtex, of een gemiddelde diameter hebben van 42,5 um tot 47,5 um en een gemiddelde treksterkte van ten minste 3,5 cN/dtex. Een garen omvat in een weefsel volgens de uitvinding bestaat bij voorkeur uit polymeren, bij meer voorkeur uit polymelkzuur en een tweede bestanddeel, waarbij het tweede bestanddeel poly(e-caprolacton), poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat) of een mengsel daarvan is, waarbij het gewichtspercentage van polymelkzuur van 60% tot 95% is waarbij het gewichtspercentage relatief is tegenover de totale massa van het polymelkzuur en het tweede bestanddeel. Het tweede bestanddeel is bij voorkeur poly(e-caprolacton) of poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat).
De uitdrukking dat een garen, monofilament, monofilamentgaren, multifilamentgaren, weefsel of mengsel bestaat uit polymeren, al dan niet in een bepaalde verhouding, impliceert dat het garen, het monofilament, het monofilamentgaren, het multifilamentgaren, het weefsel of het mengsel een kleine hoeveelheid andere componenten kan omvatten, maar niet hoeft te omvatten, waarbij de componenten een moleculair gewicht hebben lager dan 5000 g/mol, bij voorkeur lager dan 1000 g/mol. Andere componenten kunnen gecomplexeerde metaalionen, residueel solvent, initiatoren, terminatoren, enz. zijn. Een kleine hoeveelheid is minder dan 10%, 5%, 4%, 3%, 2%, 1%, 0,9%, 0,8%, 0,7%, 0,6%, 0,5%, 0,4%, 0,3%, 0,2%, of 0,1% van de massa van het garen, het monofilament, het monofilamentgaren, het multifilamentgaren, het weefsel of het mengsel.
De uitdrukking dat een garen, monofilament, monofilamentgaren, multifilamentgaren, weefsel of mengsel bestaat uit polymeren, al dan niet in een bepaalde verhouding, impliceert verder dat het garen, het monofilament, het monofilamentgaren, het multifilamentgaren, het weefsel of het mengsel een compatibilizer kan omvatten, maar niet hoeft te omvatten. De concentratie van de compatibilizer in het weefsel is bij voorkeur minder dan 25%, 24%, 23%, 22%, 21%, 20%, 19%, 18%, 17%, 16%, 15%, 14%, 13%, 12%, 11%, 10%, 9%, 8%, 7%, 6%, 5%, 4%, 3%, 2%, 1%, 0.9%, 0.8%, 0.7%, 0.6%, 0.5%, 0.4%, 0.3%, 0.2%, of 0.1% van de massa van het garen, het monofilament, het monofilamentgaren, het multifilamentgaren, het weefsel of het mengsel. Een compatibilizer is bij voorkeur polyvinylacetaat, vinylacetaat- ethyleencopolymeer, vinylacetaat-vinylversataat-ethyleencopolymeer, vinylacetaat- vinyllauraatcopolymeer, of een mengsel daarvan.
Het gewichtspercentage van polymelkzuur in een monofilament, monofilamentgaren, multifilamentgaren, weefsel of mengsel is relatief tegenover de totale massa van het polymelkzuur en het tweede bestanddeel, tenzij expliciet anders vermeld. Met andere woorden,
het gewichtspercentage van polymelkzuur is onafhankelijk van de concentratie andere BE2020/5370 componenten of een compatibilizer, zoals hierboven vermeld, en heeft enkel betrekking op de gewichtsverhouding tussen het polymelkzuur en het tweede bestanddeel.
Een verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding waarin het gewichtspercentage van polymelkzuur van 60%, of van 60.5%, of van 61%, of van 61.5%, of van 62%, of van 62.5%, of van 63%, of van 63.5%, of van 64%, of van 64.5%, of van 65%, of van 65.5%, of van 66%, of van 66.5%, of van 67%, of van 67.5%, of van 68%, of van 68.5%, of van 69%, of van 69.5%, of van 70%, of van 70.5%, of van 71%, of van 71.5%, of van 72%, of van 72.5%, of van 73%, of van 73.5%, of van 74%, of van 74.5%, of van 75%, of van 75.5%, of van 76%, of van 76.5%, of van 77%, of van 77.5%, of van 78%, of van 78.5%, of van 79%, of van 79.5%, of van 80%, of van 80.5%, of van 81%, of van 81.5%, of van 82%, of van 82.5%, of van 83%, of van 83.5%, of van 84%, of van 84.5%, of van 85%, of van 85.5%, of van 86%, of van 86.5%, of van 87%, of van 87.5%, of van 88%, of van 88.5%, of van 89%, of van 89.5%, of van 90%, of van 90.5%, of van 91%, of van 91.5%, of van 92%, of van 92.5%, of van 93%, of van 93.5%, of van 94%, of van 94.5% tot 95% is.
Een verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of methode) volgens de uitvinding waarin het gewichtspercentage van polymelkzuur ligt in een gesloten interval met een breedte van 20% gecentreerd rond 70%, of 75%, of 80%, of 85%.
Een verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of methode) volgens de uitvinding waarin het gewichtspercentage van polymelkzuur ligt in een gesloten interval met een breedte van 10% gecentreerd rond 65%, of 70%, of 75%, of 80%, of 85%, of 90%.
Een meer verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of methode) volgens de uitvinding, waarbij de garens monofilamentgarens zijn of waarbij de garens multifilamentgarens bestaande uit monofilamenten zijn, waarbij de concentratie van polymelkzuur van 75% tot 95% is en waarbij de monofilamenten of de monofilamentgaren een gemiddelde diameter hebben van 5 um tot 100 um en een gemiddelde treksterkte van ten minste 2 cN/dtex, of waarbij de concentratie van polymelkzuur van 75% tot 95% is en waarbij de monofilamenten of de monofilamentgaren een gemiddelde diameter hebben van 40 um tot 50 um en een gemiddelde treksterkte van ten minste 3 cN/dtex, of waarbij de concentratie van polymelkzuur van 75% tot 95% is en waarbij de monofilamenten of monofilamentgarens een gemiddelde diameter hebben van 42,5 um tot 47,5 um en een gemiddelde treksterkte van ten minste 3 cN/dtex, of waarbij de concentratie van polymelkzuur van 75% tot 95% is en waarbij de monofilamenten of de monofilamentgarens een gemiddelde diameter hebben van 42,5 um tot 47,5 um en een gemiddelde treksterkte van ten minste 3,5 cN/dtex.
Een meest verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding, waarbij de garens monofilamentgarens zijn of waarbij de garens multifilamentgarens bestaande uit monofilamenten zijn, waarbij de concentratie van polymelkzuur van 85% tot 95% is en waarbij de monofilamenten of de monofilamentgarens een gemiddelde diameter hebben van 5 BE2020/5370 um tot 100 um en een gemiddelde treksterkte van ten minste 2 cN/dtex, of waarbij de concentratie van polymelkzuur van 85% tot 95% is en waarbij de monofilamenten of de monofilamentgarens een gemiddelde diameter hebben van 40 um tot 50 um en een gemiddelde treksterkte van ten minste 3 cN/dtex, of waarbij de concentratie van polymelkzuur van 85% tot 95% is en waarbij de monofilamenten of de monofilamentgarens een gemiddelde diameter hebben van 42,5 um tot 47,5 um en een gemiddelde treksterkte van ten minste 3 cN/dtex, of waarbij de concentratie van polymelkzuur van 85% tot 95% is en waarbij de monofilamenten of de monofilamentgarens een gemiddelde diameter hebben van 42,5 um tot 47,5 um en een gemiddelde treksterkte van ten minste 3,5 cN/dtex.
Deze hierboven vermelde gewichtspercentages van polymelkzuur hebben overeenkomstig betrekking op het gewichtspercentage van polymelkzuur in het verwarmde mengsel in stap (1) van een methode volgens de uitvinding, waarbij het gewichtspercentage relatief is tegenover de totale massa van het polymelkzuur en het tweede bestanddeel.
Een monofilament of een garen kan homogeen zijn of bestaan uit structureel te onderscheiden componenten. Homogeen betekent dat de chemische samenstelling en de supramoleculaire structuur van de polymeerketens omvat in het monofilament of de monofilamenten omvat in het garen, en de fysische en chemische eigenschappen die daaruit volgen, niet wezenlijk variëren binnen het monofilament of binnen de monofilamenten omvat in het garen. Een monofilament of een garen bestaat uit structureel te onderscheiden componenten als het niet homogeen is. Bijvoorbeeld, een bicomponentgaren is een monofilament dat bestaat uit een core (binnenste) en een shell (buitenste laag, concentrisch rond de core). Hierbij heeft de core typisch een lager smeltpunt dat de shell. Een tweede voorbeeld is een monofilament waarvan het binnenste deel bestaat uit verschillende fases, waarbij die verschillende fases een verschillende polymeersamenstelling hebben.
Een verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding waarbij het weefsel bestaat uit bicomponentgarens of bicomponentsgarens omvat, waarbij de bicomponentgarens bestaan uit een shell en een core, waarbij het smeltpunt van de shell lager is dan het smeltpunt van de core. Lager betekent bij voorkeur 10°C, 15°C, 20°C, 25°C, 30°C, 35°C, 40°C, 45°C, 50°C, 55°C, 60°C, 65°C, 70°C, 75°C, 80°C, 85°C, 90°C, 95°C, of 100°C lager.
Een weefsel kan gevormd worden door verschillende garens te weven. Weven is het vormen van een tweedimensionale structuur van garens, waarbij de lengteassen van de garens elkaar volgens een regelmatig patroon kruisen, waarbij het patroon zo is dat elke garen zich op bepaalde plaatsen aan de bovenzijde en op bepaalde plaatsen aan de onderzijde van de tweedimensionale structuur bevindt, waarbij het patroon bekomen wordt tijdens het weven door sommige garens als zogenaamde kettingdraden op te spannen en de andere garens als zogenaamde inslagdraden door de opgespannen kettingdraden te halen. Het patroon wordt BE2020/5370 ook de binding van een weefsel genoemd.
De binding van een weefsel kan een effen binding, een keperbinding of een satijnbinding zijn. Bij een effenbinding loopt elke inslagdraad afwisselend, dat is bij elke kruising, over en onder een kettingdraad en iedere kettingdraad afwisselend over en onder een inslagdraad. Een verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel volgens de uitvinding waarbij de garens volgens een effen binding geweven zijn. Overeenkomstig is voorzien een methode volgens de uitvinding waarbij het weven van de garens in stap (iv) volgens een effen binding gebeurt.
Een verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding waarbij elke garen omvat in het weefsel een garen is zoals gedefinieerd in een van de bovenstaande uitvoeringsvormen.
Een verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding waarin het weefsel geen garens omvat bestaande uit of omvattende copolymeren. Een meer verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding waarin het weefsel geen garens omvat bestaande uit of omvattende copolymeren van melkzuur en £-caprolacton.
Een verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding waarbij elke garen omvat in het weefsel een garen is bestaande uit polymelkzuur en een tweede bestanddeel, waarbij het tweede bestanddeel poly(e-caprolacton), poly(butyleensuccinaat-co- butyleenadipaat), of een mengsel daarvan is, waarbij het gewichtspercentage van polymelkzuur van 60% tot 95%, waarbij het gewichtspercentage relatief is tegenover de totale massa van het polymelkzuur en het tweede bestanddeel. Een meer verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding waarbij het weefsel bestaat uit zo’n garens.
De draaddichtheid van een weefsel is het aantal inslagdraden en het aantal kettingdraden per oppervlakte van de tweedimensionale structuur van het weefsel. Hierbij dient opgemerkt te worden dat twee delen van een garen dat fungeert als inslagdraad, waarbij de delen parallel lopen maar niet in elkaars verlengde liggen, geteld worden als twee inslagdraden. Deze opmerking kan mutatis mutandis worden uitgebreid tot meer dan twee delen van een garen dat fungeert als inslagdraad.
Een verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding waarbij de draaddichtheid van het weefsel 1 tot 60 kettingdraden en 1 tot 60 inslagdraden per cm, 15 tot 55 kettingdraden en 15 tot 55 inslagdraden per cm, 20 tot 50 kettingdraden en 20 tot 50 inslagdraden per cm, 25 tot 45 kettingdraden en 25 tot 45 inslagdraden per cm, 30 tot 40 kettingdraden en 30 tot 40 inslagdraden per cm, of 32,5 tot 37,5 kettingdraden en 32,5 tot 37,5 inslagdraden per cm. Overeenkomstig wordt voorzien een methode volgens de uitvinding waarbij het weefsel met zo een draaddichtheid geweven wordt in stap (iv).
Een weefsel volgens de uitvinding is bij voorkeur biologisch afbreekbaar, biologisch BE2020/5370 afbreekbaar in de bodem, biologisch afbreekbaar in zoet water, biologisch afbreekbaar in zout water, niet toxisch, industrieel composteerbaar en/of thuiscomposteerbaar.
Een verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding, waarbij het weefsel biologische afbreekbaar is volgens Europese norm EN14995:2007 en/of volgens internationale norm ISO 14855, bij voorkeur waarbij het weefsel biologisch afbreekbaar is volgens Europese norm EN14995:2007. Een andere verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding, waarbij het weefsel biologisch afbreekbaar is in de bodem volgens Franse norm NF U 52-001. Een andere verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding, waarbij het weefsel biologisch afbreekbaar is in zoet water volgens Europese norm EN 14987. Een andere verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding, waarbij het weefsel biologisch afbreekbaar is in zout water volgens Oostenrijkse norm OK Biodegradable Marine.
Voorbeelden 1 en 2 laten zien dat weefsels volgens de uitvinding biodegradeerbaar zijn.
Voorbeeld 1 toont de biodegradeerbaarheid van weefsels volgens de uitvinding, waarbij het tweede bestanddeel poly(e-caprolacton) is. Voorbeeld 2 toont de biodegradeerbaarheid van weefsels volgens de uitvinding, waarbij het tweede bestanddeel poly(butyleensuccinaat-co- butyleenadipaat) is.
Een verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding, waarbij het weefsel niet toxisch is volgens Europese norm EN 13432 en/of internationale norm OECD 208.
Een verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding, waarbij het weefsel industrieel composteerbaar is volgens internationale norm ISO 17088 en/of volgens Europese norm EN 13432.
Een verkozen uitvoeringsvorm is een weefsel (of een methode) volgens de uitvinding, waarbij het weefsel thuiscomposteerbaar is volgens de Europese norm EN14995:2007 en/of de Australische norm AS 5810-2010 en/of volgens de Franse norm AFNOR NF T 51-800 (2015), bij voorkeur waarbij het weefsel thuiscomposteerbaar is volgens Europese norm EN14995:2007.
VIoeistofdoorlaatbare lagen en filtermedia Een tweede aspect van de uitvinding is een vloeistofdoorlaatbare laag omvattende een weefsel volgens de uitvinding. Een vloeistofdoorlaatbare laag is een laag waardoorheen een vloeistof, samen met de daarin opgeloste verbindingen en de daarin gesuspendeerde partikels met een partikeldiameter tot 5 um, kan verplaatst worden, bij voorkeur zonder dat daarbij een extern drukverschil wordt uitgeoefend over de laag. De snelheid van de verplaatsing in deze definitie laat het gebruik van de laag als filtermateriaal in een filtratie- en of extractiemethode toe. De partikeldiameter in deze definitie is bij voorkeur 4 um, 3.5 um, 3 um, 2.5 um, 2 um, 1.5 BE2020/5370 Um, 1 um, 0.9 um, 0.8 um, 0.7 um, 0.6 um, 0.5 um, 0.4 um, of 0.3 um, bij meer voorkeur 0.3 um. Het tweede aspect van de uitvinding voorziet dus ook in een filtermedium of -materiaal. De voorkeuren en verkozen uitvoeringsvormen hieronder vermeld, hebben ook betrekking op een filtermedium of -materiaal.
Een verkozen uitvoeringsvorm is een vloeistofdoorlaatbare laag omvattende een weefsel volgens de uitvinding, waarbij de vloeistof water is.
De definitie van een vloeistofdoorlaatbare laag impliceert dat partikels met een partikeldiameter groter dan een bepaalde diameter niet doorheen de vloeistofdoorlaatbare laag kunnen getransporteerd worden, zonder de integriteit van de laag aan te tasten. Met het aantasten van de integriteit van de laag wordt onder andere het verbreken van het regelmatig patroon van het weefsel verstaan, bijvoorbeeld door het scheuren of het perforeren van het weefsel. De vloeistofdoorlaatbare laag wordt ondoorlaatbaar voor de partikels genoemd.
Een verkozen uitvoeringsvorm is een vloeistofdoorlaatbare laag omvattende een weefsel volgens de uitvinding, waarbij de waterdoorlaatbare laag ondoorlaatbaar is voor partikels met een diameter groter dan 5 um, 10 um, 20 um, 30 um, 40 um, 50 um, 100 um, 150 um, 200 um, 250 um, 300 um, 350 um, 400 um, 450 um, 500 um, 550 um, 600 um, 650 um, 700 um, 750 um, 800 um, 850 um, 900 um, 950 um, of 1000 um bij voorkeur waarbij de vloeistof water is. Met andere woorden, een vloeistofdoorlaatbare laag volgens deze verkozen uitvoering laat het gebruik van de laag als filtermateriaal voor partikels met zo’n diameter toe. VIoeistofdoorlaatbare verpakkingen en theezakken Een verkozen uitvoeringsvorm is een vloeistofdoorlaatbare laag zoals in een van de uitvoeringsvormen hierboven beschreven, bij voorkeur waarbij de vloeistof water is, waarbij de laag een volume definieert, waarbij dat volume partikels omvat, waarbij de laag ondoorlaatbaar is voor de partikels.
Een derde aspect van de uitvinding is een vloeistofdoorlaatbare laag volgens voorgaande uitvoeringsvorm, waarbij het volume gesloten is, dat is waarbij de partikels niet uit het volume kunnen verwijderd worden zonder de integriteit van de laag aan te tasten. Een (vloeistofdoorlaatbare) verpakking volgens de uitvinding is een verpakkings(materiaal) omvattende een vloeistofdoorlaatbare laag volgens deze meer verkozen uitvoeringsvorm. Een verbinding of een partikel omsloten door een verpakking volgens de uitvinding is een verbinding of een partikel omvat in het volume.
Een andere verkozen uitvoeringsvorm is een verpakking volgens de uitvinding, waarbij de verpakking verwerkte plantendelen omsluit, bij voorkeur waarbij het verwerken van de plantendelen ten minste drogen en een vermindering van de partikelgrootte omvat. De verwerkte plantendelen worden bij voorkeur gekozen uit de groep bestaande uit thee, infusies BE2020/5370 en koffie.
Een andere verkozen uitvoeringsvorm is een verpakking volgens de uitvinding, waarbij de verpakking een mengsel omvattende zout en/of verwerkte plantendelen zoals gedroogde kruiden en/of smaakversterkers en/of suikers omvat.
Een vierde aspect van de uitvinding is een theezak omvattende een verpakking volgens de uitvinding, bij voorkeur waarbij de verpakking, en dus bij uitbreiding de theezak, thee, een infusie, of een mengsel hiervan, omsluit.
Thee wordt gekozen uit de groep bestaande uit witte thee, gele thee, groene thee, zwarte thee, oolong, pu ehr, en combinaties van twee of meerdere van deze soorten thee.
Een infusie, of een infusie van een plantendeel, is een bewerkt plantendeel, zoals een kruid of een fruit, dat geschikt is om via een extractiemethode vergelijkbaar met theebereiding een warme drank voor menselijke consumptie te bereiden. Voorbeelden van infusies zijn kruideninfusies zoals brandnetel, hibiscus of munt; rooibos; fruitinfusies zoals appel en framboos. Methoden voor het vervaardigen van weefsels Een vijfde aspect van de uitvinding is een methode voor het vervaardigen van een weefsel volgens de uitvinding, omvattende: ( het compounderen van een mengsel van polymelkzuur en een tweede bestanddeel, waarbij het tweede bestanddeel = poly(e-caprolacton), poly(butyleensuccinaat-co- butyleenadipaat) of een mengsel daarvan is, waarbij het gewichtspercentage van polymelkzuur in het mengsel van 60% tot 95% is; (il) het extruderen van het gecompoundeerde mengsel van polymelkzuur en het tweede bestanddeel doorheen een spinplaat, waarbij geëxtrudeerde draden gevormd worden; (id) het mechanisch verstrekken van de geëxtrudeerde draden, waarbij uit elke geëxtrudeerde draad een verstrekte draad gevormd wordt; (iv) het weven van garens tot het weefsel, ofwel waarbij de garens monofilamentgarens zijn die gevormd werden als verstrekte draden in stap (iii), ofwel waarbij de garens gevormd werden door het samenbrengen van de monofilamenten zijn die gevormd werden als verstrekte draden in stap (iii); en (v) het verwarmen van het weefsel tot een temperatuur net onder de smelttemperatuur van de monofilamenten omvat in het weefsel.
Bovenstaande methode wordt een methode volgens de uitvinding genoemd. Per definitie BE2020/5370 kan deze methode gebruikt worden om een weefsel volgens de uitvinding te vervaardigen. Aldus corresponderen alle bovenstaande voorkeuren voor en verkozen uitvoeringsvormen van een weefsel volgens de uitvinding mutatis mutandis met een verkozen uitvoeringsvorm van de methode zoals hierboven beschreven.
Alle voorkeuren met betrekking tot de moleculaire structuur en samenstelling van een monofilament hebben ook betrekking op het mengsel in stap (1) van een methode volgens de uitvinding. Verder is het duidelijk dat, als de garens in stap (iv) gevormd werden door het samenbrengen van de verstrekte draden gevormd in stap (iii), de garens multifilamentgarens zijn.
Compounderen van een mengsel van verschillende verbindingen is het maken van een innig mengsel van de verbindingen, zoals welkbekend bij de vakman, waarbij dat innig mengsel geschikt is voor een hot melt extrusion. Het innige mengsel wordt ook het gecompoundeerde mengsel genoemd.
Het compounderen tijdens stap (1) in een methode volgens de uitvinding gebeurt bij voorkeur bij een temperatuur van 120°C tot 220°C, bij meer voorkeur van 140°C tot 200°C. Bij voorkeur heeft het gecompoundeerde mengsel bij het extruderen doorheen de spinplaat een temperatuur van 120°C tot 220°C, bij meer voorkeur van 140°C tot 200°C.
Het extruderen tijdens stap (ij) in een methode volgens de uitvinding is een hot melt extrusion zoals welbekend voor de vakman. Het extruderen van het mengsel kan gebeuren met een single screw extruder of een twin screw extruder. De vorm van de doorsnede van de geëxtrudeerde draden, en dus van de monofilamenten, wordt bepaald door de vorm van de openingen in de spinplaat.
In een methode volgens de uitvinding wordt de gemiddelde diameter van de monofilamenten bepaald door de diameter van de openingen in de spinplaat en de uitrekking. De verstrekking, die optreedt ten gevolge van het mechanisch verstrekken in stap (iii), is gedefinieerd als de verhouding van de lengte van de verstrekte draad tot de lengte van de corresponderende geëxtrudeerde draad. Mechanisch verstrekken kan gebeuren door de geëxtrudeerde draden op een verwarmde rol te brengen, waarbij de draaisnelheid van de rol groter is dan de snelheid waarmee de geëxtrudeerde draden op de rol worden gebracht. Een verkozen uitvoeringsvorm is een methode volgens uitvinding, waarbij de uitrekking van 1 tot 10, van 3 tot 10, of van 3 tot 9 is, bij voorkeur van 3 tot 9.
Het weven van de garens tot een weefsel in stap (iv) gebeurt volgens een regelmatig patroon zoals hierboven beschreven.
Het verwarmen van het weefsel tot een temperatuur net onder de smelttemperatuur van de monofilamenten omvat in het weefsel betekent bij voorkeur het verwarmen tot een temperatuur van 50°C, 45°C, 40°C, 35°C, 30°C, 25°C, 20°C, 15°C, 10°C, of 5°C onder de smelttemperatuur BE2020/5370 van de monofilamenten omvat in het weefsel, bij voorkeur waarbij het verwarmen gedurende 30 seconden is. Indien een weefsel bestaat uit garens die niet homogeen zijn, of zulke garens omvat, dan betekent “net onder de smelttemperatuur van de monofilamenten” hetzelfde als “net onder de smelttemperatuur van de monofilament of de component van een monofilament met de hoogste smelttemperatuur in het weefsel”. Bijvoorbeeld, in het geval een weefsel bestaande uit bicomponentgarens, waarbij de shell van de bicomponentgarens een lagere smelttemperatuur heeft dan de core van de bicomponentgarens, betekent dit net onder de smelttemperatuur van de core.
Een verkozen uitvoeringsvorm is een methode volgens de uitvinding, omvattende (vi) het wassen van het weefsel met een waterige oplossing, waarbij die waterige oplossing een detergent omvat.
Definities Elke voorkeur en/of voorkeursuitvoering in de beschrijving hierboven kan gecombineerd met elke andere voorkeur en/of in de beschrijving hierboven.
Een parameter of grootheid met een waarde van X tot Y betekent dat de parameter of de grootheid alle waarden kan aannemen in het gesloten interval [X, Y], dat wil zeggen dat de parameter ook gelijk kan zijn aan X of Y.
Een parameter of grootheid in een gesloten interval met een specifieke breedte gecentreerd rond een specifieke waarde betekent dat de parameter of de grootheid alle waarden kan aannemen in het gesloten interval van de specifieke waarde minus de helft van de specifieke breedte tot de specifieke waarde plus de helft van de specifieke breedte. Bijvoorbeeld, een gewichtspercentage in een gesloten interval met een breedte van 10% gecentreerd rond 5% betekent dat het gewichtspercentage alle waarden kan aannemen van 0% tot 10%.
Een chemische verbinding die kan worden voorgesteld door een gegeven structuur betekent dat de verbinding ook alle stereo-isomeren, met inbegrip van enantiomeren, diastereo- isomeren, E/Z-isomeren, cis/trans-isomeren, conformeren, anomeren en atropisomeren; isotopologen; isotopomeren; en tautomeren omvat van de structuur, alsook alle protonatievormen, ionen en zouten van de structuur, tenzij expliciet anders wordt aangegeven. Met betrekking tot L- en D-melkzuur begrijpt de vakman dat structuren (IV) en (V) betrekking hebben op een enkel enantiomeer.
Een percentage dat betrekking heeft op een concentratie refereert in de context van deze aanvraag naar een gewichtspercentage, tenzij expliciet anders wordt aangegeven.
Legende bij de figuren Figuur 1 — Verloop van de biodegradatie van het referentiestaal en de weefsels.
Figuur 2 — Verloop van de biodegradatie van de replicaten van cellulose.
BE2020/5370 Figuur 3 — Verloop van de biodegradatie van de replicaten van PLA 4043D.
Figuur 4 — Verloop van de biodegradatie van de replicaten van 5% PCL CAPA 6500 + 95% PLA 4043D.
Figuur 5 — Verloop van de biodegradatie van de replicaten van 10% PCL CAPA 6500 + 90% PLA 4043D.
Figuur 6 — Verloop van de biodegradatie van de replicaten van 20% PCL CAPA 6500 + 80% PLA 4043D.
Figuur 7 — Verloop van de biodegradatie van de replicaten van 50% PCL CAPA 6500 + 50% PLA 4043D.
Figuur 8 — Verloop van de biodegradatie van het referentiestaal en de weefsels.
Figuur 9 — Verloop van de biodegradatie van de replicaten van cellulose.
Figuur 10 — Verloop van de biodegradatie van de replicaten van PLA.
Figuur 11 — Verloop van de biodegradatie van de replicaten van PLA/PBSA (90/10). Figuur 12 — Verloop van de biodegradatie van de replicaten van PLA/PBSA (80/20). Figuur 13 — Verloop van de biodegradatie van de replicaten van PLA/PBSA (60/40). Figuur 14 — Verloop van de biodegradatie van de replicaten van PHA-PLA.
Voorbeelden Onderstaande voorbeelden illustreren de uitvinding en zijn op geen enkele manier beperkend voor de omvang van de uitvinding of de beschermingsomvang van de conclusies in deze aanvraag of in een octrooi verleend op basis van deze aanvraag.
Voorbeeld 1: Composteerbaarheid PLA/PCL-weefsels Hier worden de resultaten van de composteerbaarheidstest besproken voor weefsels PLA 4043D, 5% PCL CAPA 6500 + 95% PLA 4043D, 10% PCL CAPA 6500 + 90% PLA 4043D, 20% PCL CAPA 6500 + 80% PLA 4043D en 50% PCL CAPA 6500 + 50% PLA 4043D, waarbij resultaten voor 195 dagen worden weergegeven.
De percentages stellen gewichtspercentages van de polymeren voor in het weefsel.
Tabel 1 toont de TOC (total organic carbon content), netto COz-productie en het biodegradatiepercentage van de weefsels en de referentiestalen.
Een overzicht van de evolutie van het biodegradatiepercentage van de verschillende weefsels wordt gegeven in figuur 1.
Figuur 2 tot en met 7 tonen de biodegradatie van de replicaten van de referentiestalen en de BE2020/5370 weefsels. Na 195 dagen heeft het cellulosereferentiestaal een absolute biodegradatie bereik van 95%. Biodegradatie van 10% PCL CAPA 6500 + 90% PLA 4043D, 20% PCL CAPA 6500 + 80% PLA 4043D en 50% PCL CAPA 6500 + 50% PLA 4043D leveren een absolute biodegradatie van respectievelijk 88.7%, 91.7% en 80.6%. De absolute biodegradatie van 5% PCL CAPA 6500 + 95% PLA 4043D is 17.0% op dit moment. De biodegradatie van PLA 4043D is nog niet gestart. Een absolute of relatie (d.i. in vergelijking met cellulose) moet bekomen worden binnen een jaar om als thuiscomposteerbaar te worden aangemerkt. Zoals in tabel 1 kan gezien worden, is dit al geval voor 10% PCL CAPA 6500 + 90% PLA 4043D en 20% PCL CAPA 6500 + 80% PLA 4043D. Tabel 1: TOC, netto CO2-production en biodegradatie na 195 dagen. Weefsel TOC Netto CO2 Biodegradatie (%) (%) (mg/g test AVG SD REL item) Cellulose 1495 100.0 PLA 4043D 5% PCL CAPA 6500 49.8 310 17.0 12.9 17.8 + 95% PLA 4043D 10% PCL CAPA 6500 | 51.3 1668 88.7 24 92.9 + 90% PLA 4043D 20% PCL CAPA 6500 | 52.5 1766 91.7 1.8 96.1 + 80% PLA 4043D 50% PCL CAPA 6500 | 57.0 1685 80.6 1.9 84.4 + 50% PLA 4043D Waarbij AVG = gemiddelde, SD = standaardafwijking, REL = relatieve biodegradatie. Voorbeeld 2: Composteerbaarheid PLA/PBSA-weefsels Hier worden de resultaten van de composteerbaarheidstest besproken voor weefsels PLA, PLA/PBSA (90/10), PLA/PBSA (80/20), PLA/PBSA (60/40) en PHA-PLA, waarbij resultaten voor 122 dagen worden weergegeven. De percentages stellen gewichtspercentages van de polymeren voor in een het weefsel.
Tabel 2 toont de TOC (total organic carbon content), netto COz-productie en het biodegradatiepercentage van de weefsels en de referentiestalen. Een overzicht van de evolutie van het biodegradatiepercentage van de verschillende weefsels wordt gegeven in figuur 8. Figuur 9 tot en met 14 tonen de biodegradatie van de replicaten van de referentiestalen en de weefsels.
Na 122 dagen heeft het referentiecellulose een absolute biodegradatie van 84.9% bereikt. Het weefsel PHA-PLA is traag beginnen af te breken en heeft op dit moment een absolute biodegradatie van 11.2% bereikt. De laatste twee maanden is PLA/PBSA (60/40) beginnen te degraderen en heeft op dit moment een absolute biodegradatie van 40.3%. De biodegradatie van de andere weefsels is nog niet gestart.
De negatieve biodegradatie voor PLA/PBSA (90/10) BE2020/5370 is te wijten aan een lagere COz-productie in de testreactoren in vergelijking met de controlereactoren, waarbij een negatief signaal en dus een negatieve biodegradatie wordt weergegeven.
Een absoluut of relatieve biodegradatie (d.i. in vergelijking met cellulose) van 90% moet worden bereikt binnen een jaar.
Tabel 2: TOC, netto CO2-production en biodegradatie na 122 dagen.
Weefsel TOC Netto CO2 Biodegradatie (%) (%) (mg/g test AVG SD REL item) Cellulose 1329 100.0 PLA [500 |8 [05 104 | 05 | PLA/PBSA (90/10) PLA/PBSA (80/20) |512 18 104 103 ___|05 | PLA/PBSA (60/40) PHA-PLA Waarbij AVG = gemiddelde, SD = standaardafwijking, REL = relatieve biodegradatie.
Voorbeeld 3: Treksterkte PLA/PCL-weefsels Standaard- afwijking Gewichts- treksterkte PLA PCL verhouding | Samenstelling Treksterkte (cN/tex) | (cN/tex) PLA PCL (Capa (NW4043) 6500) 90/10 90% PLA 4043 - 10% PCL | 46,0 5,3 PLA PCL (Capa (NW4043) 6500) 70/30 70% PLA 4043 - 30% PCL | 37,7 5,9

Claims (16)

Conclusies BE2020/5370
1. Een weefsel omvattende garens, waarbij de garens bestaan uit polymelkzuur en een tweede bestanddeel, waarbij het tweede bestanddeel poly(e-caprolacton), poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat) of een mengsel daarvan is, waarbij het gewichtspercentage van polymelkzuur van 60% tot 95% is, waarbij het gewichtspercentage relatief is tegenover de totale massa van het polymelkzuur en het tweede bestanddeel.
2. Een weefsel volgens conclusie 1, waarbij het tweede bestanddeel polymeer poly(e- caprolacton) of poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat) is.
3. Een weefsel volgens conclusie 1 of 2, waarbij de concentratie van polymelkzuur van 75% tot 95% is, bij voorkeur van 85% tot 95%.
4. Een weefsel volgens een van de conclusies 1 tot en met 3, waarbij het weefsel bestaat uit de garens.
5. Een weefsel volgens een van de conclusies 1 tot en met 4, waarbij de garens multifilamentgarens zijn, waarbij elke multifilamentgaren bestaat uit twee of meer monofilamenten.
6. Een weefsel volgens een van de conclusies 1 tot en met 4, waarbij de garens monofilamentgarens zijn.
7. Een weefsel volgens conclusie 5 of 6, waarbij de monofilamenten of de monofilamentgarens een gemiddelde diameter hebben van 5 um tot 100 um, bij voorkeur van 40 um tot 50 um.
8. Een weefsel volgens een van de conclusies 5 tot en met 7, waarbij de monofilamenten of de monofilamentgarens een treksterkte hebben van ten minste 2 cN/dtex, bij voorkeur ten minste 3 cN/dtex.
9. Een weefsel volgens een van de conclusies 1 tot en met 8, waarbij de verhouding tussen het aantal L-melkzuurresidu’s in het polymelkzuur en het totaal aantal residu’s in het polymelkzuur ten minste 90% is, bij voorkeur ten minste 95%.
10. Een weefsel volgens conclusie 9, waarbij het polymelkzuur poly(L-melkzuur) is.
11. Een weefsel volgens een van de conclusies 1 tot en met 10, waarbij de garens geweven zijn volgens een patroon van 1 tot 60 kettingdraden en 1 tot 60 inslagdraden per cm, bij BE2020/5370 voorkeur volgens een patroon van 30 tot 40 kettingdraden en van 30 tot 40 inslagdraden per cm.
12. Een weefsel volgens een van de conclusies 1 tot en met 11, waarbij het weefsel biologisch afbreekbaar is, bij voorkeur waarbij het weefsel thuiscomposteerbaar is volgens norm EN14995:2007.
13. Een waterdoorlaatbare laag omvattende een weefsel volgens een van de conclusies 1 tot en met 12, bij voorkeur waarbij de waterdoorlaatbare laag niet doorlaatbaar is voor partikels met een diameter groter dan 50 um, bij meer voorkeur groter dan 200 um.
14. Een verpakking, waarbij de verpakking een waterdoorlaatbare laag volgens conclusie 13 omvat, waarbij de waterdoorlaatbare laag een gesloten volume definieert, bij voorkeur waarbij het gesloten volume verwerkte plantendelen omsluit.
15. Een theezak omvattende een verpakking volgens conclusie 14, bij voorkeur waarbij het gesloten volume thee, een infusie van plantendelen, of een mengsel hiervan, omsluit.
16. Een methode voor het vervaardigen van een weefsel volgens een van de conclusies 1 tot en met 12, omvattende: ( het compounderen van een mengsel van polymelkzuur en een tweede bestanddeel, waarbij het tweede bestanddeel = poly(e-caprolacton), poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat) of een mengsel daarvan is, waarbij het gewichtspercentage van polymelkzuur in het mengsel van 60% tot 95% is; (il) het extruderen van het gecompoundeerde mengsel van polymelkzuur en het tweede bestanddeel doorheen een spinplaat, waarbij geëxtrudeerde draden gevormd worden; (id) het mechanisch verstrekken van de geëxtrudeerde draden, waarbij uit elke geëxtrudeerde draad een verstrekte draad gevormd wordt, waarbij elke verstrekte draad een lengte heeft van 3 tot en met 9 keer de lengte van de corresponderende geëxtrudeerde draad; (iv) het weven van garens tot het weefsel, ofwel waarbij de garens monofilamentgarens zijn die gevormd werden als verstrekte draden in stap (iii), ofwel waarbij de garens gevormd werden door het samenbrengen van de monofilamenten zijn die gevormd werden als verstrekte draden in stap (iii); en (Vv) het verwarmen van het weefsel tot een temperatuur net onder de 40 smelttemperatuur van de monofilamenten omvat in het weefsel.
BE20205370A 2020-05-27 2020-05-27 Garens en weefsels van poly(ɛ-caprolacton), poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat) en polymelkzuur BE1028015B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205370A BE1028015B1 (nl) 2020-05-27 2020-05-27 Garens en weefsels van poly(ɛ-caprolacton), poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat) en polymelkzuur

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205370A BE1028015B1 (nl) 2020-05-27 2020-05-27 Garens en weefsels van poly(ɛ-caprolacton), poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat) en polymelkzuur

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1028015B1 true BE1028015B1 (nl) 2021-08-18

Family

ID=70968691

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20205370A BE1028015B1 (nl) 2020-05-27 2020-05-27 Garens en weefsels van poly(ɛ-caprolacton), poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat) en polymelkzuur

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1028015B1 (nl)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP3701539B2 (ja) * 1999-05-21 2005-09-28 トヨタ自動車株式会社 モノフィラメント及びその製造方法
US20080042312A1 (en) * 2006-06-27 2008-02-21 Far Eastern Textile Ltd. Deep-dyeable modified polylactic acid fiber
JP5486332B2 (ja) * 2010-02-02 2014-05-07 旭化成せんい株式会社 生分解性長繊維不織布
WO2019122191A1 (en) * 2017-12-21 2019-06-27 Beaulieu International Group Nv Biodegradable filaments and use of such filaments
WO2019122195A1 (en) * 2017-12-21 2019-06-27 Beaulieu International Group Nv Biodegradable fabric and use of such fabric

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP3701539B2 (ja) * 1999-05-21 2005-09-28 トヨタ自動車株式会社 モノフィラメント及びその製造方法
US20080042312A1 (en) * 2006-06-27 2008-02-21 Far Eastern Textile Ltd. Deep-dyeable modified polylactic acid fiber
JP5486332B2 (ja) * 2010-02-02 2014-05-07 旭化成せんい株式会社 生分解性長繊維不織布
WO2019122191A1 (en) * 2017-12-21 2019-06-27 Beaulieu International Group Nv Biodegradable filaments and use of such filaments
WO2019122195A1 (en) * 2017-12-21 2019-06-27 Beaulieu International Group Nv Biodegradable fabric and use of such fabric

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP7432536B2 (ja) 生分解性織物、マスターバッチ、および生分解性繊維を作製する方法
DE4136694C2 (de) Stärkefaser oder Stärke-modifizierte Faser, Verfahren zu ihrer Herstellung sowie ihre Verwendung
EP1460096B1 (en) Polylactic acid resin, textile products obtained therefrom, and processes for producing textile products
US20050255768A1 (en) Nonwoven fabric and tea bag
NO178797B (no) Papirmaskinbekledning
KR20150127713A (ko) 3차원적인 부직형 구조물을 형성하기 위한 공정
EP1476241A2 (de) Heisssiegelf hige filtermaterialien
WO2009042837A1 (en) Polylactide stereocomplex conjugate fibers
WO2013129370A1 (ja) ポリアミド繊維およびその製造方法
JP4872339B2 (ja) 芯鞘型複合繊維、捲縮糸、およびそれらを用いてなる繊維構造体
BE1028015B1 (nl) Garens en weefsels van poly(ɛ-caprolacton), poly(butyleensuccinaat-co-butyleenadipaat) en polymelkzuur
KR20200028326A (ko) 기호성 음료 추출 필터용 필라멘트, 및 그것으로 이루어지는 기호성 음료 추출 필터용 직물
JP2003293220A (ja) 耐熱性に優れたポリ乳酸繊維の製造方法
CN114269862A (zh) 由聚合物共混物组合物制成的可降解挤出网
US20100137527A1 (en) Highly shrinkable fiber
US20050067733A1 (en) Method for making propylene monofilaments, propylene monofilaments and their use
JP3329350B2 (ja) 分解性不織布およびその製造方法
JP2003171536A (ja) ポリエステル樹脂組成物
WO2003070354A2 (de) Heisssiegelfähige filtermaterialien
JP4487973B2 (ja) ポリエステル樹脂組成物
JP3786004B2 (ja) 脂肪族ポリエステル樹脂組成物、成形体およびその製造方法
JP2024507060A (ja) 生物分解性の多成分ポリマー繊維
JP2008045244A (ja) 分繊用ポリエステルフィラメント及びそれから得られる嗜好性飲料抽出フィルター
JP2019014505A (ja) 嗜好性飲料抽出フィルター用マルチフィラメント
AU2005233340B2 (en) Polypropylene monofilaments with improved properties

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20210818