BE1027968B1 - Verstelbare klep voor een luchtkanaal in een ventilatiesysteem - Google Patents

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een verstelbare klep voor een luchtkanaal voor geforceerde of ongeforceerde ventilatie van een woning en dergelijke. De klep omvat een stator met een ringvormig statorelement dat is aangepast om in het genoemde luchtkanaal te worden vastgehouden, een buitenste rotorgedeelte dat in de door het ringvormige statorgedeelte bepaalde ruimte is geleverd, en een binnenste rotorgedeelte dat in de ruimte tussen de stator en het buitenste rotorgedeelte is ingesloten en daarmee is verbonden. De klep is verder aangepast om de axiale positie van het binnenste rotorgedeelte ten opzichte van het buitenste rotorgedeelte in afzonderlijke stappen aan te passen wanneer het buitenste rotorgedeelte is gedraaid.

Description

° BE2021/5028

VERSTELBARE KLEP VOOR EEN LUCHTKANAAL IN EEN VENTILATIESYSTEEM Technisch domein De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een verstelbaar klepsamenstel dat geschikt is voor montage in of op een luchtkanaal voor geforceerde of ongelorceerde ventilatie van een woning en dergelijke, De onderhavige ullvinding heelt voorts betrekking op een mechanisch venlllallesysleem dat len minste gén luchikanaal on sen op dal luchikanaal aangeslolen venfilatieapparaat omval, waarin sen dergeijke klensamenslel is aangebracht.

Stand der techniek Veel gebouwen hebben luchtkanalen die voorzien in doorgangen voor uitwisseling, ventilatie, circulatie en/of beweging van lucht door de oppervlakken (bijv. muren en plafonds) van het gebouw. Gebouwen kunnen voorzien zijn van ventilatiesystemen die "verse" lucht van bullen het gebouw opnemen en "afgevoerde” luchi van binnen het gebouw afvoeren, Verse lucht kan in een gebouw worden opgenomen of afgevoerde lucht kan via een of meer luchtkanalen uit een gebouw worden afgevoerd. Sommige gebouwen omvatten andere sysiemen en/of apparaten, zoals airconditioningsysiemen, verwarmingssysiemen en badkamerventllatoren, die gebruik maken van luchtkanalen om routes te voorzien voor de verplaatsing van lucht door de oppervlakken van het gebouw.

Typisch is een luchtkanaal geassocieerd met een klep die het luchikanaal met een ruimie van het gebouw verbindt. Een klep zorgt voor een doorgang in vloeiende verbinding met het bijbehorende luchikanaal om de luchtstroom door sen gebouwopperviak mogelijk te maken. Sommige kleppen zijn voorzien van stroomregelingsmechanismen. Met dergelijke mechanismen kan de luchistroom door de klep worden geregeld. De klep kan sen deksel omvatten voor een esthetischer uitzicht voor de gebruiker.

Voorwerp van de uitvinding Het doel van de uitvinding is om een verbeterde kiep te leveren, die handmatig kan worden ingesteld wanneer deze in het luchikanaal is geïnstalleerd.

© BE2021/5028 Samenvatting van de uitvinding Aspecten van de huidige openbaarmaking zijn om ten minste de bovengenoemde probiemen en/of nadelen aan te pakken en ten minste de hieronder beschreven voordelen te bieden.

Zo is sen aspect van de huidige openbaarmaking het voorzien in een klep voor montage in of aan een luchtkanaal voor ventilatie van een huis, het luchtkanaa! kan bijvoorbeeld eindigen in de vloer of net plafond van een kamer van het huis.

De klep is bovendien geschikt voor gebruik met een luchikanaal voor de toevoer van lucht naar de ruimte of een luchtkanaal voor de afvoer van lucht naar de ruimte.

De klep omval een stafor met een ringvormig statorelement dat is aangepast om te worden gemonteerd, bij voorkeur in het genoemde luchikanaal, een buitenste rotorgedeelte dat in de door het ringvormige statorelement bepaalde ruimte is voorzien, een binnenste rotorgedeelte dat in de ruimie tussen de stator en het buitenste rotorgedeeite is ingesioten en daarmee is verbonden.

In het bijzonder zijn het binnenste en het buitenste rotorgedeelte stijf met elkaar verbonden, zodat het draalen van het buitenste rotorgedeeite de rotatie van het binnenste rotorgedselie veroorzaakt.

Bovendien kan het buitenste rotorgedeelie in de door het ringvormige statorelement bepaalde ruimte worden vastgehouden met behulp van aanvullende bevestigingsm iddelen, bijvoorbeeld sen schroef of iets dergelijks die in een verzonken oppervlak van het buitenste rotorslement uitsteekt om het buitenste rotorgedeelle, on daarmee ook het binnenste rotorgedeelte, mechanisch vast te houden in het ringvormige statorelement.

De klep is verder aangepast om de axiale positie van het binnenste rotorgedeelte ten opzichte van het buitenste rotorgedeelte in te stellen, bij voorkeur in afzonderlijke stappen, wanneer het buitenste rotorgedeelie wordt gedraaid, d.w.z. om zijn centrale as A wordt gedraaid.

De doorsnede van een luchtdoorgang tussen het buitenste rotorgedeelte en het binnenste rotorgedeeite is dus gewijzigd, waardoor de luchtstroom of de luchtdruk door de klep is gewijzigd.

Op deze manier is een verbeterde klep, die handmatig verstelbaar is wanneer deze in het luchtkanaal is geïnstalleerd, voorzien.

Met name de beschreven klep is compact en efficiënt ontworpen en vereist geen aanwezigheid van onderdelen, bijvoorbeeld een deksel, in de ruimte die met het luchikanaal is verbonden.

De kiep kan echter wel gedeeltelijk uit het luchtkanaal komen.

Volgens een uitvoeringsvorm heeft de onderhavige uitvinding betrekking op de klep zoals hierboven beschreven, waarbij de stator ten minste één binnenste gieuf bevat die op het binnenopperviak van de stator is voorzien voor het ontvangen en geleiden van ien minste één uitsteeksel dat op het buitenoppervlak van een ringvormig binnenste rotorelement van het binnenste rotorgedeelte is voorzien.

De minimum

“ BE2021/5028 één binnensieuf is aangepast om de axiale positie van het binnenste rotorgedeelte ten opzichte van de stator en het buitenste rotorgedeelte in te stellen wanneer hel binnenste rotorgedeelte ten opzichte van de stator is geroteerd.

Volgens een andere uitvosringsvorm heeft de onderhavige uitvinding betrekking op de klep zoals hierboven beschreven, verder omvallende visusle aanwijzingen, die overeenkomen met de axiale positie van het binnenste roiorgedeelte, aan de zijde die is geconfigureerd om naar een kamer van het huis te wijzen wanneer de klep in het luchtkanaal is vastgehouden. Volgens een andere ulivoeringsvorm heeft de onderhavige uitvinding betrekking op het hierboven beschreven klepsamenstel, dat verder verwijderbare vergrendelmiddelen omvat die zijn aangepast om het draaien van het buitenste rotorgedeelte te voorkomen. Een verder aspect van de huidige openbaarmaking is hel voorzien van een mechanisch ventilatiesysieem omvallende een ventilatietoestel dat is aangesloten op sen luchtkanaal en waarin een kiep zoals hierboven beschreven is aangebracht. Andere aspecten, voordelen en opvallende kenmerken van de openbaarmaking zullen voor vakmensen geschoold in het technische veld duidelijk worden uit de volgende gedetailleerde beschrijving, die samen met de bijgevoegde tekeningen verschillende uitvoeringsvormen van de huidige openbaarmaking onthult.

Beschrijving van de figuren De uitvinding is hieronder nader toegelicht aan de hand van tekeningen waarin illustratieve uitvoeringsvormen ervan zijn getoond. Zij zijn uitsluitend bedoeld voor illustratieve dosleinden en niet om het inventieve concept, dat in de bijgevoegde conclusies is gedefinieerd, te beperken. Figuur 1 toont een dwarsdoorsnede van een klepsamenstel volgens een Uitvoeringsvorm van de uitvinding; Figuur 2 toont in een geëxplodeerde weergave de in figuur 1 getoonde klepsamenstelling: Figuur 3 toont in een geëxplodeerde weergave een klepsamenstel volgens een Uitvoeringsvorm van de uitvinding; Figuur 4A toont in een perspectivische weergave het buitenste rotorgedeelte van de kiep zoals weergegeven in figuur 3; Figuur 4B toont in een dwarsdoorsnede het buitenste rotorgedeelte van de klep zoals weergegeven in figuur 4A;

Figuur SA toont in een perspectivische weergave het binnenste roiorgedeelle van de kiep zoals weergegeven in figuur 3; Figuur 5B toont in een bovenaanzicht net binnenste rotorgedeelte van de klep zoals weergegeven in figuur SA; Figuur SA toont in een perspectivische weergave de stalor van de klep zoals weergegeven in figuur 3; Figuur 6B toont in een dwarsdoorsnede de in figuur SA getoonde stator van de afsluiter; Figuur ZA toont een dwarsdoorsnede van een klepsamenstel volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; en Figuur 7B toont een dwarsdoorsnede van een klepsamenstel volgens een Uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Gedetailiserde beschrijving De figuren 1 en 2 tonen een klepsamenstel 1 voor gebruik in een luchikanaal van een mechanisch of natuurlijk ventilatiesysteem van een huis of iets gelijkaardigs.

Het afgebeelde klepsamenstel 1 omvat een ringvormige behuizing 40 waarin een verstelbare klep 10 van het klepsamenstel 1 mechanisch is vastgehouden via een ringvormige spiraalveer 140. Het klepsamenstel 1 omvat verder een armatuur 20, 23 die verbonden is met en zich uitstrekt van een kant van de klep 10 die naar een ruimte van het huis gericht is, waarin het luchtkanaal uitmondt, wanneer de behuizing 40 aan een binnenwand van het luchtkanaal bevestigd is.

De behuizing 40 heeft sen buitenzijde van de behuizing 41 die is aangepast voor aansluiting op het genoemde luchtkanaal en een binnenzijde van de behuizing 42, tegenover de buitenzijde van de behuizing 41, die is aangepast voor aansluiting op de instelbare klep 10. De klep 10 omvat instelmiddelen en stroomregelingsmiddelen voor het regslen van de stroom of de druk van de lucht die door de behuizing 40 stroomt op basis van de positie van de insteimiddelen.

De armatuur 20, 23 omvat een armatuurlichaam 20 dat is aangepast om te worden aangesloten op de genoemde instelmiddelen om de positie van de instelmiddelen te regelen, waardoor de luchtstroom of de luchtdruk die door de behuizing 40 stroomt, is geregeld en in de richting van de ruimte is gerangschikt wanneer de behuizing 40 is bevestigd aan een binnenwand van het luchtkanaal.

Het proximale uiteinde 21 van het armatuurlichaam 20 is zo aangepast dat het zodanig met het instelmiddel is verbonden dat axiale rotatie van het armatuurlichaam 20 de positie van het instelmiddel wijzigt en puntdraaiing van het armatuurlichaam 20 de richting van het armatuurlichaam B ten opzichte van de klep 10 wijzigt zonder de positie van het

> BE2021/5028 instelmiddel te wijzigen, zoals in de figuren 7A en 7B is weergegeven. Het distale uiteinde 21, tegenover het proximale uiteinde 22, van het armatuurlichaam 20 is aangepast voor ontvangst en aansluiting op een lichtbron 23, bijv. sen LED, via een elektrische aansiulting die is aangepast voor aansluiting op sen voedingsbron.

Wanneer de behuizing 40 in de stroomrichting groter is dan de kiep 10, kan het kiepsamenstel 1 bovendien een ringvormig geleidingselement 30 omvatten om de lucht van het einde van de behuizing naar een ruimte te leiden naar de opening aan het einde van de klep naar een ruimte. Net als de klep 10 kan het geleidingselement 30 mechanisch worden vastgehouden via een ringvormige spiraalveer 31.

De ringveren 140, 141 zijn aangepast om in een ringvormige sleuf 31, 134 van de klep 10 of het geleidingselemeni 30 te worden aangebracht om het betreffende onderdeel aan de behuizing 40 te bevestigen (vergrendelen en vast te houden). De spiraalveren kunnen bijvoorbeeld drukveren en/of gekanlelde spiraalveren zijn. Voordeel is dat de spiraalveer 140, 141 een zodanige radiale of axiale kracht produceert dat de spiraalveer 31, 140 in contact blijft! met het bijpassende oppervlak en grote passingstoleranties, uitlijning en oneffenheden in het oppervlak kan compenseren.

De figuren 3, 4A-B, 5A-B en 6A-B tonen een instelbare klep 100 voor gebruik ineen luchtkanaal van een mechanisch of natuurlijk ventilatiesysteem van een huis of iets dergelijks. De varstelbare klep 100 omvat een stationair deel 130, ook wel stator genoemd, aangepast om stationair te worden aangesloten op deze luchikoker, en een draaibaar samenstel 110, 120, ook wel rotor genoemd, draaibaar aangesloten op deze stator 130. Het draaibare samenstel omvat een binnenste rolordeel 120 en een buitenste rotordeel 110.

Zoals in de afbeeldingen 4A-B is te zien, is het buitenste rotordeel 110 gevormd door sen ringvormig buitenste rotorelement 111 dat via een veelvoud aan afstandshouders 115 met een centraal komvormig element 113 is verbonden, bij voorkeur symmetrisch rond het komvormige element 113, aan het bovenste uiteinde van het buitenste rotorelement 111. Het buitenste rotorelement 111 omvalt een veelvoud aan parallelle gleuven 112 die zich uitstrekken van het onderste uiteinde van het ringvormige element 111, dat naar de stator 130 is gericht, en deze gleuven 112 zijn bij voorkeur symmetrisch rond het komvormige element 113 gepositioneerd. Het buitenste rotorelement 111 omvat verder een veelvoud van verzonken oppervlakken 116 aan het buitenoppervlak dat zich tussen de daaropvolgende sieuven 112 in een hoekrichting uitstrekt en een veelvoud van gegolfde oppervlakken 117 aan het onderste uiteinde van het buitenoppervlak dat zich tussen de

> BE2021/5028 daaropvolgende sleuven 112 in de hoekrichting uilstreki. In hel komvormige element 113 kan een verbindingselement 114 worden aangebracht voor aansluiting op een elektrisch lichaam.

Zoals in de afbeelding 5A-B te zien is, is hel binnenste rotordes! 120 gevormd door een ringvormig binnenste rotorelement 121. Aan het bovenste uiteinde van dit binnenste rotorelement 124, dat in de richting van het buitenste rotordeel 110 en weg van de stator 130 is geplaalst, is het binnensie rotordeel 120 voorzien van een ringvormig element 126 dat zich naar binnen uitstrekt van het binnenoppervlak 122 van het binnenste rotorelement en met een veelvoud aan uilsteeksels 125 op het bultenoppervlak 123, tegenover het binnenoppervlak 122, van het ringvormig element 121. De meervoudige uitsteeksels 125 van het binnenste rotordeel 120 en de meervoudige parallelle gleuven 112 van het buitenste rotordeel 110 zijn in overeenkomstige hoekposities in de hoekrichting geplaatst, bij voorkeur symmetrisch rond het betreffende ringvormige element. Wanneer het binnenste rotordeel 120 in het buitenste rotordeel 110 is geplaaist, strekt elk uitsteeksel 125 zich via een respectieve sleuf 112 uit tot een verbreed deel van het uitsteekse! 127 dat buiten het buitenste rotordeel 110 is voorzien, waarbij de breedte van het verbrede deel van het uitsteeksel 127 groter is dan de breedis van de respectieve sleuf 112. Het uitsteeksel 125 voorkomt dus dat het binnenste en buitenste rotorelement 111, 121 ten opzichte van elkaar in een vlak loodrecht op de axiale richting A beweegt, bijv. door translatie in de radiale richting of door rotatie in de hoekrichting.

Zoals weergegeven in Figuren GA-B, is de stator 130 gevormd door een ringvormig statorelement 131 waarin een buitenste gleuf 134 is voorzien op helt buitenoppervlak 133 van het statorelement 131 om de ringvormige spiraalveer 140 te ontvangen, weergegeven in Figuur 3, om de stator 130 mechanisch vast te houden in het luchikanaal, en waarin ten minste één binnenste gleuf 135 is voorzien op het binnenoppervlak 132 van het statorelement 131 om de meervoudige uitsteeksels 125 van het binnenste rotordeel 120 te onivangen en te geleiden. De minstens één binnenste gleuf 135 is aangepast om de meaervoudige uitsteeksels 125 te geleiden en zo het binnenste rotorgedeelte 120 axiaal te bewegen, wanneer de meervoudige uitsteeksels 125 om de centrale as A worden gedraaid. Aan het onderste uiteinde van de stator 130, die naar een kamer van het huis is gericht, omvat de stator 130 verder uit een ringvormig element 136. Aan de onderkant van het ringvormig element 136 is het ringvormig element 136 voorzien van visuele aanduidingen met betrekking tot de axiale positie van ten minste één binnenste gleuf 135 in een vooraf bepaalde hoekpositie, en aan de tegenoverliggende bovenkant is het ringvormig element 136 aangepast om het onderste uiteinde van het buitenste rotorelement 111 in een ringvormige uitsparing 137 te ontvangen, zoals te zien is in figuur 1.

De stator 130 omvat verder openingen 138a, 138b, van respectievelijk een vergrendelmechanisme en een rateimechanisme, die zich axiaal van het onderste uiteinde van het statorelement 131 uitstrekken om het inbrengen van een complementair clement door een gebruiker mogelijk te maken en die zich radiaal van het binnenoppervlak 132 uitstrekken om interactie mogelijk te maken tussen hel complementaire clement en het bultenoppervlak van het buitenste rotorelement 111. Door het invoeren van de vergrendelmiddelen150 in de opening 1384, interageren de vergrendelmiddelen150 met het gegolfde oppervlak 117 van de buitenste rotor deel 110 om de relatieve positie tussen de stator 130 en de rotor delen 110, 120 te vergrendelen, Door het invoeren van een ratelmiddelt60 in de opening 1385, interageert het ratelmiddel 150 met het goltoppervlak 117 van de buitenste rotor deel 110 om de rotatiebeweging lussen de stator 130 en de rotor delen 110, 120 te beperken tot sen beweging in de hoekrichting met de klok mee of tegen de klok in. Het statorelement 131 omvat verder een veelvoud aan verzonken of verdiepte gaten 139 op zijn buitenoppervlak om een respectievelijke schroef of lets dergelijks 170 te onivangen die zich in een respectievelijke verzonken oppervlak 116 van het buitenste rotorelement 111 uitstrekt om het buitenste rotordeel 110, en daarmee ook het binnenste rotordeel 120, binnenin het ringvormige statorelement 131, d.w.z. in de door het ringvormige statorelement 131 en de onderste ring 136 gedefinieerde ruimte, mechanisch vast te houden. De schroef 170 en uitsparingen 118 beperken de draaibeweging van het buitenste rotordeel 110 verder in de hoekrichting.

Vervolgens is het werkingsprincipe van het weergaveapparaai van de onderhavige uitvinding beschreven. Zoals hierboven vermeld omvat de klep 10, 100 instelmiddelen en stroomregelingsmiddelen voor het regelen van de stroom of de druk van de lucht die door de klep 10, 100 stroomt.

Het instelmiddel omvat het komvormige element 113, optioneel bevestigd aan het proximale uiteinde 21, dat vast verbonden is met het buitenste rotorelement 111. Door het draaien van het komvormige element 113 kan de positie van de klep 10, 100 afhankelijk van de draairichting in de richting van de gesloten positie of in de richting van de open positie worden gewijzigd. Door het draaien van het komvormige element 113 draait het buitenste rotorelement 111 in dezelfde draairichting en daarmee de uitsteeksels 125 van het binnenste rotorelement 121 in de sieuven van het buitenste rotorelement 112.

: BE2021/5028 De uitsteeksels 125, die door de sleuven van het buitenste rotorelement 112 steken en in de ten minste één binnenste sleuf 135 van het statorelement 131 worden ontvangen, worden bij het draalen van hei komvormige element 113 door de ten minste één binnenste sleuf 135 geleid. Omdat de minstens één binnenste sleuf 135 in de axiale richting À uitsteekt, verandert de axiale positie van de geleide uitsteeksels 125 ten opzichte van de stator 130 en het builensie rotordeel 110. Daardoor verandert de axiale positie van hel ringvormige element 126 van het binnenste rolordeel 110 ten opzichte van het komvormige clement 113. Hierdoor is de stroom of de druk van de lucht die door de klep 10, 100 siroomt aangepast, omdat de luchtdoorgang door de klep is bepaald door de ruimte tussen het komvormige element 113 en het ringvormige element 126. De stroomsnelheid is verhoogd door het komvormige element 113 met de klok mee te draaien en de stroomsnelheid is verlaagd door het komvormige element 113 met de klok mee te draaien, of omgekeerd.

Andere alternatieven en gelijkwaardige uilvoeringsvormen van de huidige uitvinding zijn denkbaar binnen het idee van de ullvinding, zoals duidelijk zal zijn voor de vakman. De reikwijdte van de uitvinding is alleen beperkt door de bijgevoegde conclusies.

’ BE2021/5028 Lijst van referentietekens

1. Klepsamenstel 10, 100. klep

20. Armatuurlichaam at. Proximaal einde

22. Distaal einde

23. Lamp

30. Geleldingselement

31. Buitenste gleuf van het geleidingselement

40. Behuizing

41. Buitenzijde van de behuizing

42. Binnenzijde van de behuizing

110. Buitenste rotordeel

111. Buitenste rotorelement

112. Gleuf van het buitensie rotorelgment

113. Komvormig element

114. Aansluitingselement

115. Afstandshouder

116. Uiisparingen Oppervlakte

137. Gegolfd oppervlak

120. Binnenste rotordeel

121. Binnenste rotorslement

122. Binnenoppervlak van het binnenste rotorelement

123. Buitenoppervlak van het binnenste rotorelement

124. Bovenste uiteinde van het binnenste rotorelement

125. Uitsteeksel

126. Hingvormig element

127. Moer

130. Stator

131. Statorelement

132. Binnenoppervlak van het buitenste rotorelement

133. Buitenoppervlak van het buitenste rotorelement a BE2021/5028 134, Bultenste gleuf

135. Binnenste gleuf

136. Ringvormig element met visuele Indicaties

137. Hingvormige uitsparing 138A. Opening van het sluitmechanisme 138B. Opening van het ratelmechanisme

139. Verzonken of verdiept gat 140, 141. Gekanielde spiraalveer

150. Vergrendelingsmiddelen van het vergrendelmechanisme

160. Ratelmidde! van het ralelmechanisme

170. Schroef À. Centrale as B. Às van het armatuurlichaam

Claims (11)

& BE2021/5028 Conclusies

1. Klep (100) voor een luchtkanaal voor ventilatie van een gebouw, omvattende: een stator (130) met een ringvormig stalorelement (131) dal is aangepast om aan het genoemde luchtkanaal te worden bevestigd; sen buitenste rotordeel (110) dat zich in de door het ringvormige siatorelement (131) bepaalde ruimte bevindt; en een binnenste rotorgedeelte (120) dat is ingesioten in de ruimte tussen de stator (130) en het buitenste rotorgedeeite (110), en dat met de stalor (130) en het buitenste rotorgedeelte (110) is verbonden, waarbij de klep (100) is aangepasi om de axiale posilie van het binnenste rotorgedeelte (120) ten opzichte van het buitenste rotorgedeelte (110) te regelen, zodat de doorsnede van een luchidoorgangtussen het bulitensie rotorgedeelte (110) en het binnensie rolorgedeelte (120) is veranderd, door het buitenste rotorgedeelte (110) te draaien.

2. Klep (100) volgens conclusie 1, waarbij de stator (130) en het binnenste rotorgedesite (120) complementaire middelen (135, 125) omvallen die zijn aangepast om de axiale positie van het binnenste rotorgedeelte (120) ten opzichte van de stator (130) en het buitenste roiorgedeslte (110) te regelen wanneer het binnenste rotorgedeeite (120) ten opzichte van de stator (130) is gedraaid.

3. klep (100) volgens conclusie 1 of conclusie 2, waarbij de stator (130) len minsie één binnenste gleuf (135) omvat die op het binnenoppervlak van de stator (132) is aangebracht voor het ontvangen en geleiden van ten minste één uitsteeksel (125) dat op het buitenoppervlak van een ringvormig binnenste rotorelement (121) van het binnenste rotorgedeeite (120) is aangebracht, en waarbij de ten minste één binnenste gleuf (135) is aangepas! om de axiale positie van het binnenste rotorgedeelte (120) ten opzichte van de stator (130) en het buitenste rotorgedeelte (110) te regelen wanneer het binnenste rotorgedeelte (120) ten opzichte van de stator (130) is gedraaid.

4. Klep (100) volgens conclusie 1 of conclusie 2, waarbij het binnenste gedeelte van de rotor ien minste één buitenste gleuf omvat die is aangebracht op het buitenoppervlak van een ringvormig binnenste

+2 a BE2021/5028 rotorelement van hel binnenste gedeelte van de rotor (120) voor het opvangen en geleiden van ten minste één ultsteeksel dat is aangebracht op het binnenoppervlak van de stator (132), en waarbij ten minste één buitenste gleuf is aangepast om de axiale positie van het binnenste rolorgedeelte (120) ten opzichte van de stator (138) en het buitenste rotorgedeeite (110) te regelen wanneer net binnenste rotorgedeelte (120) ten opzichte van de stator (130) is gedraaid.

5. Afsiulter (100) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de positie van de stroomregelngsmiddelen van de alsluiler (100) handmatig in afzonderlijke stappen instelbaar is.

6. Klep (100) volgens een van de voorgaande conclusies, verder omvallende visuele aanwijzingen (136) aan de zijde die is ingericht om naar een kamer van de behuizing te wijzen wanneer de klep in het luchikanaal is vastgehouden, waarbij genoemde visuele aanwijzingen (136) overeenkomen met de axiale positie van het binnenste rotorgedeelte.

7. Klep {100} volgens een van de voorgaande conclusies, verder omvattende verwijderbare vergrendelends middelen (150) aangepast om het draaien van het buitenste rotorgedeelte te voorkomen (1 103.

8. Klep (100) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het binnenste rotorgedeelte (120) een ringvormig element (126) omvat dat zich naar binnen uitstrekt van een binnenoppervlak (122) van een binnenste rotorelement (121) van het binnenste rotorgsdeelte (120), waarbij het ringvormige element (126) is aangepast om de doorsnede van een luchtdoorgang lussen het buitenste rotorgedeelis (110) en het binnenste rotorgedeelte {120) in te stellen wanneer de axiale positie van het binnenste rotorgedeelte (120) ten opzichte van het buitenste rotorgedeelte (110) is aangepast.

9. Klep (100} volgens conciusieë , waarin het ringvormige element (126) een of meer openingen omvat of geperforeerd is.

10. Klep (100) volgens een van de voorgaande claims, waarbij het ringvormige statorelement (131) is aangepast om te worden bevestigd aan genoemde iuchikanaal via een ringvormige behuizing (40) waarin de kiep {108) mechanisch is vastgehouden, bij voorkeur via een ringvormige spiraalveer {140}.

11. Mechanisch ventilatiesysieem omvatiende een luchikanaal en een op dit luchikanaal aangesloten ventilatieioesiel waarin een klep (100) is voorzien volgens een van de voorgaande conclusies.