BE1027913B1 - Flenselement voor het verbergen van een motorkop - Google Patents

Flenselement voor het verbergen van een motorkop Download PDF

Info

Publication number
BE1027913B1
BE1027913B1 BE20205586A BE202005586A BE1027913B1 BE 1027913 B1 BE1027913 B1 BE 1027913B1 BE 20205586 A BE20205586 A BE 20205586A BE 202005586 A BE202005586 A BE 202005586A BE 1027913 B1 BE1027913 B1 BE 1027913B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
flange element
tube
motor
motor head
space
Prior art date
Application number
BE20205586A
Other languages
English (en)
Inventor
Dominique Lampe
Original Assignee
Inside Blinds Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Inside Blinds Nv filed Critical Inside Blinds Nv
Priority to BE20205586A priority Critical patent/BE1027913B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1027913B1 publication Critical patent/BE1027913B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B9/00Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
    • E06B9/56Operating, guiding or securing devices or arrangements for roll-type closures; Spring drums; Tape drums; Counterweighting arrangements therefor
    • E06B9/68Operating devices or mechanisms, e.g. with electric drive
    • E06B9/72Operating devices or mechanisms, e.g. with electric drive comprising an electric motor positioned inside the roller
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B9/00Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
    • E06B9/24Screens or other constructions affording protection against light, especially against sunshine; Similar screens for privacy or appearance; Slat blinds
    • E06B9/40Roller blinds
    • E06B9/42Parts or details of roller blinds, e.g. suspension devices, blind boxes
    • E06B9/44Rollers therefor; Fastening roller blinds to rollers
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16DCOUPLINGS FOR TRANSMITTING ROTATION; CLUTCHES; BRAKES
    • F16D1/00Couplings for rigidly connecting two coaxial shafts or other movable machine elements
    • F16D1/10Quick-acting couplings in which the parts are connected by simply bringing them together axially
    • F16D1/101Quick-acting couplings in which the parts are connected by simply bringing them together axially without axial retaining means rotating with the coupling
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16DCOUPLINGS FOR TRANSMITTING ROTATION; CLUTCHES; BRAKES
    • F16D1/00Couplings for rigidly connecting two coaxial shafts or other movable machine elements
    • F16D1/10Quick-acting couplings in which the parts are connected by simply bringing them together axially
    • F16D2001/102Quick-acting couplings in which the parts are connected by simply bringing them together axially the torque is transmitted via polygon shaped connections

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Operating, Guiding And Securing Of Roll- Type Closing Members (AREA)

Abstract

Een flenselement (4) voor het verbergen van een substantieel deel van een motorkop (11) van een buismotor (1), waarbij het flenselement (4) één of meer poten (41) omvat geschikt om in een opening aan een uiteinde van een door de buismotor (1) aan te drijven buis (2) te schuiven, waarbij het flenselement (4) een ruimte (42) omvat geschikt om een substantieel deel van de motorkop (11) te ontvangen.

Description

Flenselement voor het verbergen van een motorkop Toepassingsgebied van de uitvinding Deze uitvinding heeft in het algemeen betrekking op het verbergen van ten minste een deel van een motorkop.
Meer specifiek heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een flenselement voor het verbergen van ten minste een deel van een motorkop van een buismotor, en op een methode voor het verbergen van ten minste een deel van een motorkop van een buismotor waarbij gebruik gemaakt wordt van het flenselement.
Achtergrond van de uitvinding Buismotoren worden bijvoorbeeld gebruikt voor het geautomatiseerd op- of afrollen van een rolgordijn, een rolluik, of van koorden van een vouwgordijn, waarbij deze zijn vastgemaakt aan een buis die wordt aangedreven door de buismotor.
Hierbij is de buismotor doorgaans voor een substantieel deel in de buis verborgen.
De aandrijving gebeurt dan als volgt: de buismotor omvat doorgaans aan een eerste uiteinde een draaibare uitgangsas, die positioneel geblokkeerd geschoven is in een overgangsstuk, hierna transversaal onderdeel genoemd.
Het transversaal onderdeel is gekoppeld aan de buis.
De buismotor drijft de uitgangsas aan waardoor de uitgangsas draait, waardoor via het transversaal onderdeel de buis in rotatie gebracht wordt.
Bijvoorbeeld het rolgordijn verbonden met de buis kan zo worden op- of afgerold.
Een belangrijk onderdeel van de buismotor is een motorkop aan een tweede uiteinde van de buismotor.
De motorkop dient onder meer voor het vastmaken van de buismotor aan een muur of een plafond, bijvoorbeeld door de motorkop vast te zetten op een motorsteun, waarbij de motorsteun is vastgemaakt aan de muur of aan het plafond.
Doorgaans omvat de motorkop verder een aansluiting voor elektriciteitsdraden, noodzakelijk voor het elektrisch aandrijven van de motor, of een doorgang om elektriciteitsdraden te ontvangen, waarbij de aansluiting zich dan op een ander onderdeel van de buismotor bevindt.
Eveneens kan de motorkop knoppen omvatten om de buismotor af te stellen zodat de buismotor bijvoorbeeld stopt met roteren als het rolgordijn zoveel als nodig of gewenst is op- of afgerold.
In de huidige stand van de techniek bevindt de buismotor zich dus voor een substantieel deel in de buis, maar, zoals bijvoorbeeld getoond in US8464776, steekt de motorkop volledig uit de buis, waarbij de motorkop, en bijgevolg het uit de buis uitstekende deel, een breedte heeft van doorgaans minimaal enkele centimeters.
Bijvoorbeeld in het geval van een motorkop die is vastgezet op de motorsteun tegen de muur, heeft dit als resultaat dat er een spleet van minimaal enkele centimeters is tussen de buis en de motorsteun, en daardoor tussen de buis en de muur: hierdoor is er een spleet tussen bijvoorbeeld het afgerolde rolgordijn, dat is gekoppeld aan de buis, en de muur. Om een gelijkaardige reden zal er, in een ander voorbeeld waarbij meerdere buizen aangedreven door buismotoren naast elkaar zijn geplaatst, een spleet van enkele centimeters zijn tussen naast elkaar hangende afgerolde rolgordijnen. Dit beperkt de effectiviteit waarmee de rolgordijnen, rolluiken en vouwgordijnen licht blokkeren, omdat het licht nog door de spleten langs of tussen de rolgordijnen kan passeren.
Er is dus een vraag in het veld voor oplossingen om deze spleet tussen een afgerold rolgordijn of gelijkaardig en een muur, of tussen twee naast elkaar liggende afgerolde rolgordijnen of gelijkaardig, te verkleinen.
Samenvatting van de uitvinding Het is een doelstelling van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding om een motorkop van een buismotor te verbergen, waardoor een spleet tussen bijvoorbeeld een gordijn en een muur of tussen twee naast elkaar liggende rolgordijnen, vouwgordijnen, rolluiken en dergelijke kan worden verkleind.
De bovengenoemde doelstelling wordt verwezenlijkt door een flenselement dat één of meer poten omvat geschikt om in een opening aan een uiteinde van een door de buismotor aan te drijven buis te schuiven, waarbij het flenselement een ruimte omvat geschikt om een substantieel deel van de motorkop te ontvangen, en door een methode voor het verstoppen van de motorkop in het flenselement.
In een eerste aspect voorziet de huidige uitvinding een flenselement voor het verbergen van een deel van een motorkop van een buismotor. Het flenselement omvat één of meer poten geschikt om in een opening aan een uiteinde van een door de buismotor aan te drijven buis te schuiven. Het flenselement omvat bovendien een ruimte geschikt om een substantieel deel van de motorkop te ontvangen.
Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van dit flenselement dat de motorkop voor een groot deel in de buis kan worden verborgen. Dit deel kan groter zijn dan wanneer het flenselement volgens uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding niet wordt gebruik. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen biedt het verbergen van minstens een deel de motorkop in de buis de mogelijkheid een spleet te verkleinen tussen bijvoorbeeld een afgerold rolgordijn, vrouwgordijn of rolluik, gekoppeld aan de buis, en een muur, of tussen twee naast elkaar hangende afgerolde rolgordijnen, vrouwgordijnen of rolluiken. Hierbij wordt met verkleinen bedoeld: verkleinen ten opzichte de situatie met de huidige stand van de techniek waarin het flenselement niet wordt gebruikt.
In bepaalde uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding is het flenselement daardoor gekenmerkt dat de ruimte zo is gevormd dat, wanneer een substantieel deel van de motorkop zich in de ruimte bevindt, het flenselement kan draaien rond de motorkop. Dat wil zeggen: de ruimte is zo gevormd omdat bijvoorbeeld een wand van de ruimte zo is gevormd. Dit is met name belangrijk in voorkeurdragende uitvoeringsvormen waarin het flenselement is aangepast om positioneel geblokkeerd verbonden te worden met de buis: in voorkeurdragende uitvoeringsvormen moet het flenselement kunnen draaien terwijl het is verbonden met de buis, terwijl de motorkop doorgaans niet-draaibaar is vastgezet op een motorsteun aan een muur, aan een plafond of aan een ander onderdeel dat minstens tijdelijk vast staat. Een binnenwand van de ruimte is in bepaalde uitvoeringsvormen substantieel cilindervormig. Dit staat het vrij draaien van het flenselement rond de motorkop toe. De binnenwand is echter niet beperkt tot de cilindervorm en kan ook een andere vorm hebben, zoals vierkant, stervormig, of onregelmatig.
In bepaalde uitvoeringsvormen is het flenselement zo ingericht dat bij het schuiven van de één of meer poten in de opening aan het uiteinde van de buis, de ruimte in de opening wordt geschoven. Hierdoor steekt de motorkop niet volledig uit de buis. Hierdoor wordt de motorkop voor een deel verstopt in de door de buismotor aan te drijven buis. Het voordeel van deze uitvoeringsvormen is dat op deze manier de spleet tussen een buis en een muur of tussen twee naast elkaar hangende buizen kan worden verkleind. Hierdoor kan ook de ruimte tussen bijvoorbeeld een afgerold rolgordijn, vouwgordijn of rolluik vastgezet op de buis en de muur of tussen twee naast elkaar hangende afgerolde rolgordijnen, vrouwgordijnen of rolluiken worden verkleind.
In bepaalde uitvoeringsvormen waarbij bij het schuiven van de één of meer poten in de opening aan het uiteinde van de buis, de ruimte in de opening wordt geschoven, omvat het flenselement een transversaal vlak, geschikt om tenminste een deel van de opening af te sluiten.
Dit transversaal vlak kan bijvoorbeeld een wand van de ruimte van het flenselement en de één of meer poten van het flenselement met elkaar verbinden, wat het flenselement verstevigt. Bovendien kan het transversaal vlak, doordat het de opening voor een deel afsluit, bijvoorbeeld beperken of voorkomen dat stof in de buis terechtkomt: stof in de buis en op de buismotor in de buis kan een negatieve invloed hebben op de werking van de buismotor. In bepaalde uitvoeringsvormen omvat het transversaal vlak minimaal één gat geschikt om een schroef te ontvangen. Dit laat toe het flenselement met een schroef positioneel geblokkeerd te verbinden met de buis. De uitvinding is niet beperkt tot deze mogelijkheid om het flenselement op de buis vast te zetten. Bijvoorbeeld in andere uitvoeringsvormen zijn de één of meer poten geschikt om het flenselement vast te klemmen op de buis, zoals bijvoorbeeld door veerkracht van de poten. In nog andere uitvoeringsvormen omvat één of meer van de één of meer poten een haak die achter een oppervlak, bijvoorbeeld een ribbel, van de buis kan worden gehaakt.
In andere uitvoeringsvormen is het flenselement zo ingericht dat na het schuiven van de één of meer poten in de opening aan het uiteinde van de buis, de ruimte zich naast de opening aan de buitenkant van de buis bevindt. Dit is met name een voordeel in het geval de binnendiameter van de buis te klein is om de motorkop in te kunnen schuiven. Deze uitvoeringsvormen staan toe de motorkop van de buismotor te verstoppen terwijl de buis, aangedreven door de buismotor, een te kleine binnendiameter heeft om de motorkop te ontvangen. In deze uitvoeringsvormen kan het flenselement een opwikkelring omvatten, waarbij het flenselement zo is ingericht dat door het schuiven van de één of meer poten in de opening aan het uiteinde van de buis, een uiteinde van de opwikkelring het uiteinde van de buis raakt. De opwikkelring kan hierbij dienen als een soort verlenging van de buis. In uitvoeringsvormen kan bijvoorbeeld een rolgordijn, een rolluik of de touwen van een vouwgordijn, normaal vastgezet op de buis, ook worden vastgezet op de opwikkelring. Hierdoor kan bijvoorbeeld de spleet tussen het afgerolde rolgordijn, rolluik of vouwgordijn en de minstens tijdelijk vaste installatie, bijvoorbeeld muur of plafond, waaraan de motorkop via een motorsteun is vastgemaakt, of tussen twee naast elkaar hangende rolgordijnen, rolluiken of vouwgordijnen, verkleind worden.
In bepaalde uitvoeringsvormen is het flenselement gemaakt uit een materiaal dat kunststof omvat. In bepaalde uitvoeringsvormen is het flenselement substantieel of volledig uit kunststof gemaakt. Dit heeft als voordeel dat het flenselement eenvoudig en integraal te vormen is, bijvoorbeeld door middel van spuitgieten of 3D-printen. De uitvinding is daartoe echter niet beperkt, en het flenselement kan bijvoorbeeld gemaakt zijn uit een materiaal dat metaal omvat. Een voordeel van metaal is dat het element eenvoudig en integraal te vormen is. Metaal is bovendien stevig en heeft een lange levensduur. Het materiaal waaruit het flenselement gemaakt is veroudert bij voorkeur niet of nauwelijks, zodat de levensduur van het flenselement wordt verlengd.
In een tweede aspect voorziet de huidige uitvinding een gordijnelement, waarbij het gordijnelement een buis voor het op- of afwikkelen van een rolgordijn, van een rolluik, of van koorden van een vouwgordijn omvat. Het gordijnelement omvat verder een buismotor met een motorkop, en een flenselement volgens één van de uitvoeringsvormen van het eerste aspect van de huidige uitvinding, waarbij een substantieel deel van de motorkop zich in het flenselement bevindt. Uitvoeringsvormen van het tweede aspect hebben als voordeel dat een spleet tussen het rolgordijn, het rolluik of het vouwgordijn dat is gekoppeld aan de buis, en een muur waaraan de motorkop bijvoorbeeld door middel van een motorhouder is vastgemaakt, of tussen naast elkaar
> BE2020/5586 hangende rolgordijnen, rolluiken of vouwgordijnen, kan worden verkleind. Uitvoeringsvormen van het gordijnelement hebben dus het voordeel dat een rolgordijn gekoppeld aan het gordijnelement effectiever licht blokkeert, omdat spleten naast het rolgordijn klein zijn, waardoor minder licht langs het rolgordijn kan passeren. In uitvoeringsvormen omvat het gordijnelement bijvoorbeeld een rolgordijn, een rolluik, of een vouwgordijn met koorden, waarbij het rolgordijn, het rolluik of de koorden van het vouwgordijn aan de buis zijn gekoppeld.
In bepaalde uitvoeringsvormen waarbij het flenselement, volgens bepaalde uitvoeringsvormen van het eerste aspect van de huidige uitvinding, zo is ingericht dat na het schuiven van de één of meer poten in de opening aan het uiteinde van de buis, de ruimte zich naast de opening bevindt, en waarbij het flenselement, volgens bepaalde uitvoeringsvormen van het eerste aspect van de huidige uitvinding, zo is ingericht dat door het schuiven van de één of meer poten in de opening aan het uiteinde van de buis, een uiteinde van de opwikkelring het uiteinde van de buis raakt, heeft de opwikkelring bij voorkeur dezelfde of substantieel dezelfde buitendiameter als de buis. Dit heeft als voordeel dat de opwikkelring kan worden gebruikt als een verlenging van de buis. In deze uitvoeringsvormen kan een rolgordijn, een rolluik, of een vouwgordijn met koorden worden gekoppeld aan de buis en aan de opwikkelring. In deze uitvoeringsvorm kan het gordijnelement een rolgordijn, een rolluik, of een vouwgordijn met koorden omvatten, waarbij het rolgordijn, het rolluik of de koorden van het vouwgordijn aan de buis en aan de opwikkelring zijn gekoppeld.
In een derde aspect voorziet de huidige uitvinding een methode voor het minstens gedeeltelijk verbergen van een motorkop van een buismotor. De methode omvat het in een uiteinde van een door de buismotor aan te drijven buis aanbrengen van een flenselement volgens één van de uitvoeringsvormen van het eerste aspect van de huidige uitvinding. De methode omvat verder het in de ruimte van het flenselement inbrengen van minstens een substantieel deel van de motorkop. Uitvoeringsvormen van het derde aspect bieden dezelfde voordelen als uitvoeringsvormen genoemd voor het eerste en tweede aspect van de huidige uitvinding. In bepaalde uitvoeringsvormen van het derde aspect omvat de methode het positioneel blokkerend verbinden van het flenselement met de buis. Op deze manier blijft het flenselement steeds op dezelfde manier georiënteerd ten opzichte van de buis, waardoor de motorkop substantieel verborgen blijft. Het positioneel blokkerend verbinden kan bijvoorbeeld door middel van een schroef, bijvoorbeeld in uitvoeringsvormen waarin het flenselement een gat omvat geschikt om een schroef te ontvangen. In bepaalde uitvoeringsvormen kan het positioneel blokkerend verbinden worden bewerkstelligd doordat de poten veerkracht hebben, waarbij de poten vastklemmen in de buis. In nog andere uitvoeringsvormen omvatten de één of meer poten een haak die achter een oppervlak, bijvoorbeeld een ribbel, van de buis kunnen worden gehaakt. In een vierde aspect voorziet de huidige uitvinding in een gebruik van een flenselement volgens één van de uitvoeringsvormen van het eerste aspect voor het verbergen van minstens een substantieel deel van een motorkop van een buismotor wanneer de buismotor in een door de buismotor aan te drijven buis is aangebracht. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen biedt het gebruik de mogelijkheid een spleet tussen bijvoorbeeld een afgerold rolgordijn, een vouwgordijn of rolluik en een muur, of tussen twee naast elkaar hangende rolgordijnen, vouwgordijnen of rolluiken, te verkleinen.
In een vijfde aspect voorziet de huidige uitvinding een methode voor het maken van een flenselement volgens één van de uitvoeringsvormen van het eerste aspect, waarbij gebruik wordt gemaakt van 3D-printen of spuitgieten. Op die manier kunnen alle delen van het flenselement integraal, dus in één stuk, geproduceerd worden.
Specifieke en voorkeur dragende aspecten van de uitvinding zijn opgenomen in de aangehechte onafhankelijke en afhankelijke conclusies. Kenmerken van de afhankelijke conclusies kunnen worden gecombineerd met kenmerken van de onafhankelijke conclusies en met kenmerken van verdere afhankelijke conclusies zoals aangewezen en niet enkel zoals uitdrukkelijk in de conclusies naar voor gebracht.
Voor het samenvatten van de uitvinding en de bereikte voordelen ten opzichte van de stand van de techniek werden bepaalde doelstellingen en voordelen van de uitvinding hierboven beschreven. Het is uiteraard te begrijpen dat niet noodzakelijk al deze doelstellingen of voordelen kunnen bereikt worden door elke specifieke uitvoeringsvorm van de uitvinding. Dus, bijvoorbeeld, vakmensen zullen onderkennen dat de uitvinding kan worden belichaamd of uitgevoerd op een wijze die één voordeel of een groep van voordelen zoals hierin aangereikt bereikt of optimaliseert, zonder daarbij noodzakelijk andere doelstellingen of voordelen te bereiken die hierin kunnen aangereikt of gesuggereerd zijn.
Bovenstaande en andere aspecten van de uitvinding zullen duidelijk zijn en verhelderd worden met verwijzing naar de hiernavolgende beschreven uitvoeringsvorm(en).
Korte beschrijving van de figuren De uitvinding zal nu verder worden beschreven, bij wijze van voorbeeld, met verwijzing naar de bijhorende figuren waarin: FIG. 1A en FIG. 1B een buis, een motorkop van een buismotor, en een rolgordijn tonen volgens de huidige stand van de techniek, waarbij de motorkop uit de buis steekt;
FIG. 2A, FIG. 2B en FIG. 2C een flenselement volgens een eerste uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding tonen; FIG. 3A, FIG. 3B en FIG. 3C een flenselement volgens een tweede uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding tonen; FIG. 4A en FIG. 4B een gordijnelement volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding illustreren dat een buis, een buismotor met een motorkop, een rolgordijn en een flenselement omvat, waarbij het flenselement een voorbeeld is van een flenselement volgens de eerste uitvoeringsvorm; FIG. 5A en FIG. 5B een gordijnelement volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding illustreren dat een buis, een buismotor met een motorkop, een rolgordijn en een flenselement tonen, waarbij het flenselement een voorbeeld is van een flenselement volgens de tweede uitvoeringsvorm.
De figuren zijn enkel schematisch en niet limiterend. In de figuren kunnen de afmetingen van sommige onderdelen overdreven en niet op schaal zijn voorgesteld voor illustratieve doeleinden. Afmetingen en relatieve afmetingen komen niet noodzakelijk overeen met effectieve uitvoeringsvormen van de uitvinding.
Referentienummers in de conclusies mogen niet worden geïnterpreteerd om de beschermingsomvang te beperken.
In de verschillende figuren verwijzen dezelfde referentienummers naar dezelfde of gelijkaardige elementen. Gedetailleerde beschrijving van illustratieve uitvoeringsvormen De huidige uitvinding zal beschreven worden met betrekking tot bijzondere uitvoeringsvormen en met verwijzing naar bepaalde tekeningen, echter de uitvinding wordt daartoe niet beperkt maar is enkel beperkt door de conclusies.
De termen eerste, tweede, derde en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies worden gebruikt voor het onderscheiden van gelijkaardige elementen en niet noodzakelijk voor het beschrijven van een volgorde, noch in de tijd, noch spatiaal, noch in rangorde of op enige andere wijze. Het dient te worden begrepen dat de termen op die manier gebruikt onder geschikte omstandigheden verwisselbaar zijn en dat de uitvoeringsvormen van de uitvinding hierin beschreven geschikt zijn om in andere volgorde te werken dan hierin beschreven of weergegeven.
Bovendien worden de termen bovenste, onderste, boven, voor en dergelijke in de beschrijving en de conclusies aangewend voor beschrijvingsdoeleinden en niet noodzakelijk om relatieve posities te beschrijven. Het dient te worden begrepen dat de termen die zo aangewend worden onder gegeven omstandigheden onderling kunnen gewisseld worden en dat de uitvoeringsvormen van de uitvinding hierin beschreven ook geschikt zijn om te werken volgens andere oriëntaties dan hierin beschreven of weergegeven.
Het dient opgemerkt te worden dat de term "omvat", zoals gebruikt in de conclusies, niet als beperkt tot de erna beschreven middelen dient geïnterpreteerd te worden; deze term sluit geen andere elementen of stappen uit. Hij is zodoende te interpreteren als het specificeren van de aanwezigheid van de vermelde kenmerken, waarden, stappen of componenten waarnaar verwezen wordt, maar sluit de aanwezigheid of toevoeging van één of meerdere andere kenmerken, waarden, stappen of componenten, of groepen daarvan niet uit. Dus, de omvang van de uitdrukking "een inrichting omvattende middelen A en B" dient niet beperkt te worden tot inrichtingen die slechts uit componenten A en B bestaan. Het betekent dat met betrekking tot de huidige uitvinding, A en B de enige relevante componenten van de inrichting zijn.
Verwijzing doorheen deze specificatie naar “één uitvoeringsvorm” of “een uitvoeringsvorm” betekent dat een specifiek kenmerk, structuur of karakteristiek beschreven in verband met de uitvoeringsvorm is opgenomen in tenminste één uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Dus, voorkomen van de uitdrukkingen “in één uitvoeringsvorm” of “in een uitvoeringsvorm” op diverse plaatsen doorheen deze specificatie hoeven niet noodzakelijk allemaal naar dezelfde uitvoeringsvorm te refereren, maar kunnen dit wel doen. Voorts, de specifieke kenmerken, structuren of karakteristieken kunnen gecombineerd worden op eender welke geschikte manier, zoals duidelijk zou zijn voor een gemiddelde vakman op basis van deze bekendmaking, in één of meerdere uitvoeringsvormen.
Vergelijkbaar dient het geapprecieerd te worden dat in de beschrijving van voorbeeldmatige uitvoeringsvormen van de uitvinding verscheidene kenmerken van de uitvinding soms samen gegroepeerd worden in één enkele uitvoeringsvorm, figuur of beschrijving daarvan met als doel het stroomlijnen van de openbaarmaking en het helpen in het begrijpen van één of meerdere van de verscheidene inventieve aspecten. Deze methode van openbaarmaking dient hoe dan ook niet geïnterpreteerd te worden als een weerspiegeling van een intentie dat de uitvinding meer kenmerken vereist dan expliciet vernoemd in iedere conclusie. Eerder, zoals de volgende conclusies weerspiegelen, inventieve aspecten liggen in minder dan alle kenmerken van een enkele voorafgaande openbaar gemaakte uitvoeringsvorm. Dus, de conclusies volgend op de gedetailleerde beschrijving zijn hierbij expliciet opgenomen in deze gedetailleerde beschrijving, met iedere op zichzelf staande conclusie als een afzonderlijke uitvoeringsvorm van deze uitvinding.
Voorts, terwijl sommige hierin beschreven uitvoeringsvormen sommige, maar niet andere, in andere uitvoeringsvormen inbegrepen kenmerken bevatten, zijn combinaties van kenmerken van verschillende uitvoeringsvormen bedoeld als gelegen binnen de reikwijdte van de uitvinding, en vormen deze verschillende uitvoeringsvormen, zoals zou begrepen worden door de vakman. Bijvoorbeeld, in de volgende conclusies kunnen eender welke van de beschreven uitvoeringsvormen gebruikt worden in eender welke combinatie.
In de hier voorziene beschrijving worden talrijke specifieke details naar voren gebracht. Het is hoe dan ook te begrijpen dat uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen uitgevoerd worden zonder deze specifieke details. In andere gevallen zijn welgekende werkwijzen, structuren en technieken niet in detail getoond om deze beschrijving helder te houden.
FIG. 1A en FIG. 1B tonen een buis 2, een motorkop 11 van een buismotor (de buismotor bevindt zich verder substantieel in de buis 2 en is bijgevolg in deze figuren niet zichtbaar), en een rolgordijn 3 vastgemaakt op de buis 2, volgens de huidige stand van de techniek. FIG. 1B is hierbij een uitvergroting van het omcirkelde deel van FIG. 1A. Zoals getoond steekt de motorkop 11 uit de buis 2. Als de motorkop 11 op een motorsteun (niet getoond) wordt geplaatst, waarbij de motorsteun bijvoorbeeld aan een muur (niet getoond) is vastgemaakt, is er een spleet tussen de muur en de buis 2. Daardoor is er een spleet tussen het rolgordijn 3 dat is vastgemaakt op de buis 2 en de muur. In dit voorbeeld van de stand van de techniek is de motorkop 11 ongeveer even breed als de binnendiameter van de buis 2. In andere voorbeelden kan de motorkop 11 echter kleiner zijn dan de binnendiameter van de buis 2. Ook de getoonde onregelmatige vorm van de motorkop 11 is slechts een voorbeeld en veel andere regelmatige of onregelmatige vormen zijn mogelijk. In dit voorbeeld omvat de motorkop een groef 111 om de motorkop te verbinden met de motorsteun, een afregelknop 112 voor het afregelen van de buismotor, waarbij kan worden ingesteld dat de buismotor stopt met het aandrijven van de buis 2 als het rolgordijn 3 zoveel als nodig of gewenst is op- of afgerold, en een doorgang 113 voor een elektriciteitsdraad (niet getoond). De indeling en kenmerken van de getoonde motorkop 11 zijn echter slechts een voorbeeld en andere motorkoppen 11 kunnen een andere indeling en kenmerken omvatten. Andere motorkoppen 11 kunnen bijvoorbeeld bepaalde kenmerken niet omvatten, of kunnen meer kenmerken hebben, zoals andere kenmerken. De kenmerken van de motorkop 11 zijn hoe dan ook niet beperkend voor de huidige uitvinding.
In een eerste aspect voorziet de huidige uitvinding een flenselement voor het verbergen van een deel van een motorkop van een buismotor. Het flenselement omvat één of meer poten geschikt om in een opening aan een uiteinde van een door de buismotor aan te drijven buis te schuiven. Het flenselement omvat bovendien een ruimte geschikt om een substantieel deel van de motorkop te ontvangen. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen biedt het flenselement de mogelijkheid een spleet tussen bijvoorbeeld een afgerold rolgordijn dat aan de buis is gekoppeld en een muur waaraan de motorkop bijvoorbeeld via een motorsteun is vastgemaakt, of tussen twee naast elkaar hangende afgerolde rolgordijnen, te verkleinen.
Ter illustratie van het eerste aspect tonen FIG. 2A, FIG. 2B en FIG. 2C een flenselement 4 volgens één van de uitvoeringsvormen van het eerste aspect. Hierbij toont FIG. 2A een achteraanzicht, FIG. 2B een vooraanzicht, en FIG. 2C een driedimensionaal aanzicht. Het flenselement 4 omvat een ruimte 42 die geschikt is om een motorkop minstens voor een deel, en bij voorkeur helemaal, te ontvangen. Een binnenwand 421 van de ruimte 42 is, in de voorgestelde uitvoeringsvorm, cilindervormig. Het flenselement 4 is in dit voorbeeld zo ingericht dat de ruimte 42 zich in bepaalde uitvoeringsvormen, na het inschuiven van de poten 41 van het flenselement 4 in een opening aan het uiteinde van een buis, naast de buis bevindt. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm omvat het flenselement 4 vijf poten 41 die met onregelmatige intervallen zijn verbonden met een rand van een cilindervormige opwikkelring 43 omvat in het flenselement 4. De uitvinding is daartoe echter niet beperkt, en in andere uitvoeringsvormen kan het flenselement 4 een enkele poot omvatten, twee poten, drie poten of vier poten of meer dan vijf poten 41. Deze kunnen regelmatig of onregelmatig geplaatst zijn in het flenselement 4. De poten 41 in de geïllustreerde uitvoeringsvorm zijn breed, wat stevigheid biedt en kan zorgen voor een groot contactoppervlak met de buis waarin de poten 41 kunnen worden geschoven. De poten 41 zijn gebogen en vormen zo elk een deel van een cilinder, waarbij ze de ronding van de cilindervormige opwikkelring 43 volgen. Gebogen poten 41 hebben als voordeel dat het contactoppervlak van de poten 41 met een buis met een cilindervormige binnenwand kan worden vergroot. Een groot contactoppervlak kan in uitvoeringsvormen zorgen voor een goede verbinding van het flenselement 4 met de buis. De poten 41 zijn in dit voorbeeld ten dele hol, waardoor de poten 41 licht zijn en weinig materiaal omvatten.
Doordat de poten 41 gebogen zijn en de ronding van de cilindervormige opwikkelring 43 volgen, vormen de poten 41 een deel van een cilinder, waarbij de diameter van een binnenwand 411 van het deel van de cilinder kleiner is dan de diameter van de binnenwand 421 van de ruimte
42. In uitvoeringsvormen is de diameter van de binnenwand 411 kleiner dan de buitendiameter of omschrijvende diameter van de motorkop die in de ruimte 42 kan zijn geschoven: dit voorkomt in uitvoeringsvormen dat het flenselement 4 eventueel kan losschuiven van een buis waarop het flenselement 4 is vastgezet door over de motorkop te schuiven. De diameter van een buitenwand 412 van de cilinder ten dele gevormd door de poten 41 is kleiner dan de buitendiameter van de opwikkelring 43. Hierdoor kunnen de poten 41 in een opening aan een uiteinde van een buis worden geschoven, waarna de opwikkelring 43 het uiteinde van de buis raakt, en de buitenwand van de opwikkelring op substantieel gelijke hoogte komt te staan met de buitenwand van de buis 2 (niet getoond in FIG. 2A, FIG. 2B en FIG. 2C).
In deze uitvoeringsvorm vormt de opwikkelring 43 tegelijk de wand van de ruimte 42. Dit maakt het flenselement 4 compact en beperkt de hoeveelheid benodigd materiaal. Dit is echter niet essentieel voor de uitvinding: de opwikkelring 43 en de wand van de ruimte 42 kunnen ook aparte elementen van het flenselement 4 zijn.
In een andere illustratie van het eerste aspect tonen FIG. 3A, FIG. 3B en FIG. 3C een flenselement 6 volgens een andere uitvoeringsvorm van het eerste aspect. Hierbij toont FIG. 3A een vooraanzicht, FIG. 3B een achteraanzicht, en FIG. 3C een driedimensionaal aanzicht. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm omvat het flenselement 6 een enkele poot 61 die in deze uitvoeringsvorm is uitgevoerd als een cilinder met inkepingen 66, waarbij de inkepingen 66 zich om de 90° in de poot 61 bevinden. De poot 61 is geschikt om in een uiteinde van een buis te schuiven. Het flenselement 6 omvat een ruimte, bijvoorbeeld een cilindervormige ruimte 62, om een motorkop te ontvangen. Bij het inschuiven van de poot 61 in een uiteinde van een buis wordt de ruimte 62 in de buis geschoven. Een motorkop die zich ten minste ten dele in de ruimte 62 bevindt, bevindt zich daardoor ten minste ten dele in de buis. Het flenselement 6 omvat verder een tweede cilindervormige wand 611 met een binnendiameter die kleiner is dan een binnendiameter van een wand 621 van de ruimte 62. De kleinere binnendiameter van de tweede cilindervormige wand 611 dient ook in deze uitvoeringsvorm om te voorkomen dat het flenselement 6, eens vastgezet op het uiteinde van de buis waarbij een motorkop zich in de ruimte 62 bevindt, kan losschuiven van de buis door over de motorkop te schuiven. Het flenselement omvat verbindingselementen 622 die de poot 61 met de wand 621 van de ruimte 62 en met de tweede cilindervormige binnenwand 611 verbinden. Hierdoor is het flenselement tegelijk stevig en licht is en is er weinig materiaal nodig is om het flenselement 6 te maken.
Verder omvat het flenselement 6 een transversaal vlak 64 geschikt om een opening aan een uiteinde van een buis waarin de poot 61 is geschoven verder af te sluiten. Een diameter van het transversaal vlak 64 is groter dan de buitendiameter van de poot 61, waardoor het transversaal vlak 64 in bepaalde uitvoeringsvormen een uiteinde van een buis raakt als de poot 61 in een opening aan het uiteinde van de buis is geschoven. Dit heeft als voordeel dat als de poot 61 in de opening aan het uiteinde van een buis is geschoven, het flenselement 6 bijvoorbeeld niet verder in de buis kan schuiven. Het transversaal vlak 64 omvat in deze uitvoeringsvorm een schijf met een doorgang naar de ruimte 62. Het transversaal vlak 64 omvat, in de geïllustreerde uitvoeringsvorm, twee gaten 641 om een schroef te ontvangen waardoor het flenselement 6 op een buis kan worden vastgezet door middel van een schroef. In dit voorbeeld bevinden de gaten 641 zich symmetrisch tegenover elkaar op het transversaal vlak 64, maar dit is niet noodzakelijk. In andere uitvoeringsvormen kan het transversaal vlak 64 bijvoorbeeld geen, één, drie of meer gaten 641 omvatten, en gaten 641 kunnen symmetrisch of asymmetrisch voorzien zijn in het transversaal vlak 64. Het transversaal vlak 64 verbindt in deze uitvoeringsvorm de poot 61 met de wand 621 van de ruimte 62, wat extra stevigheid biedt en waardoor het flenselement 6 een geheel vormt.
In een tweede aspect voorziet de huidige uitvinding een gordijnelement, waarbij het gordijnelement een buis voor het op- of afwikkelen van een rolgordijn, van een rolluik, of van koorden van een vouwgordijn omvat. Het gordijnelement omvat verder een buismotor met een motorkop, en een flenselement volgens één van de uitvoeringsvormen van het eerste aspect van de huidige uitvinding, waarbij een substantieel deel van de motorkop zich in het flenselement bevindt.
In een derde aspect voorziet de huidige uitvinding een methode voor het gedeeltelijk verbergen van een motorkop van een buismotor. De methode omvat het in een uiteinde van een door de buismotor aan te drijven buis aanbrengen van een flenselement volgens één van de uitvoeringsvormen van het eerste aspect van de huidige uitvinding. De methode omvat verder het in de ruimte van het flenselement inbrengen van een substantieel deel van de motorkop.
Ter illustratie van het tweede en derde aspect tonen FIG. 4A en FIG. 4B een buismotor 1 met een motorkop 11, een buis 2, een rolgordijn 3 en een flenselement 4, volgens één van de uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding. FIG. 4A toont hierbij de situatie waarin de onderdelen nog niet zijn gemonteerd, en FIG. 4B toont de situatie waarin de onderdelen zijn gemonteerd. De buismotor 1 kan een standaard buismotor zijn, en dimensies van buis 2 en flenselement 4 worden aangepast naargelang het gekozen type buismotor.
Volgens een uitvoeringsvorm van een methode van het derde aspect worden poten 41 van het flenselement in een uiteinde van de buis 2 geschoven. De poten 41 worden bij het inschuiven in het uiteinde geschoven tussen tanden 22 die zich aan de binnenzijde van de buis 2 bevinden, waardoor de poten 41 vastklemmen tussen de tanden 22, en waardoor het flenselement 4 positioneel geblokkeerd verbonden wordt met de buis 2. De tanden 22 voorkomen hierbij bovendien dat het flenselement 4 kan draaien ten opzichte van de buis 2. De kenmerken van flenselement 4 en buis 2 zijn op elkaar afgestemd waar nodig, bijvoorbeeld afmetingen, maar ook aantal en positie van poten van het flenselement 4 ten opzichte van tanden in de buis 2. In deze uitvoeringsvorm omvat het flenselement 4 vier poten 41 die om de 90° zijn verbonden met een cilindervormige opwikkelring 43 omvat in het flenselement 4. Vervolgens wordt volgens een uitvoeringsvorm van een methode van het derde aspect de motorkop 11 in de ruimte 42 van het flenselement 4 geschoven. Na inschuiven is de motorkop 11 ten minste voor een deel verborgen. In specifieke uitvoeringsvormen kan de motorkop 11 volledig in de ruimte 42 van het flenselement 4 worden geschoven. De motorkop 11 is in het geïllustreerde voorbeeld te groot om door de buis 2 te kunnen worden ontvangen. Het flenselement 4 is in dit voorbeeld echter zo ingericht dat de ruimte 42 zich, na het inschuiven van de poten 41 van het flenselement 4 in een opening aan het uiteinde van de buis 2, naast de buis 2 bevindt. De ruimte 42 is in deze uitvoeringsvorm cilindervormig, waardoor het flenselement 4, na inschuiven, rond de motorkop 11 kan draaien bijvoorbeeld als de buis 2 door de buismotor 1 wordt aangedreven. Bij het insteken van de poten 41 in het uiteinde van de buis 2, raakt de opwikkelring 43 de buis 2. De buitendiameter van de opwikkelring 43 is hierbij gelijk aan de buitendiameter van de buis 2. De opwikkelring 43 kan zo fungeren als een verlenging van de buis 2.
De buis 2 omvat een groef 21 om het gordijn 3 te koppelen aan de buis 2. De buismotor 1 omvat een buismotorbuis 12 die substantieel of volledig in de buis 2 kan worden geschoven. Door het rolgordijn 3 te koppelen aan de buis 2 en te laten lopen over de opwikkelring 43 bevindt de motorkop 11 zich, na het monteren van de verschillende onderdelen volgens uitvoeringsvormen van de methode van het derde aspect, in deze uitvoeringsvorm voor een deel in een holte gevormd door het opgerolde rolgordijn 3, zoals is getoond in FIG. 4B. Dat wil zeggen, het rolgordijn 3 bevindt zich daardoor ook rond de motorkop 11. Als de motorkop 11, bijvoorbeeld via een motorhouder, wordt verbonden met een muur of een plafond, kan het rolgordijn 3 daardoor tot heel dicht bij de muur of een ernaast hangend rolgordijn komen, waardoor er geen of slechts een heel kleine spleet tussen het rolgordijn 3 en de muur of een ernaast hangend rolgordijn overblijft.
Het rolgordijn 3 kan daardoor, door het gebruik van het flenselement 4, effectiever zijn in het blokkeren van licht, dan wanneer het flenselement 4 niet wordt gebruikt. Het geheel oogt ook esthetisch mooier.
In een andere illustratie van het tweede en derde aspect tonen FIG. 5A en FIG. 5B een buismotor 1 met een motorkop 11, een buis 5, een rolgordijn 3 en een flenselement 6, volgens een andere uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding. FIG. 5A toont hierbij de situatie waarin de onderdelen nog niet zijn gemonteerd, en FIG. 5B toont de situatie waarin de onderdelen zijn gemonteerd.
Het flenselement 6 omvat een enkele poot 61 die in deze uitvoeringsvorm gevormd is door een cilinder met inkepingen 66, waarbij de inkepingen 66 zich om de 90° in de poot 61 bevinden.
Deze inkepingen 66 corresponderen met tanden 51 die zich aan de binnenzijde van de buis 5 bevinden en waar de poot 61 omheen kan klemmen. Door gebruik te maken van de tanden 51 en de inkepingen 66 wordt voorkomen dat het flenselement 6 kan draaien ten opzichte van de buis
5. Na het inschuiven van de poot 61 in het uiteinde van de buis 5 klemt de poot 61 vast in de buis
5. Bovendien omvat het flenselement 6 een transversaal vlak 64. Dit transversaal vlak 64 omvat, in de geïllustreerde uitvoeringsvorm, twee gaten 641 om een schroef te ontvangen. Dit is echter niet beperkend voor de uitvinding: er zouden geen, minder of meer gaten kunnen voorzien worden. Door een gat 641 kan een schroef (niet getoond) worden geschoven, en vervolgens in een schroefgat 53 van de buis 5 worden vastgedraaid, waardoor het flenselement 6 positioneel geblokkeerd verbonden kan worden met de buis 5. Het transversaal vlak 64 kan de opening aan het uiteinde van de buis 5 ten dele afsluiten en, waardoor bijvoorbeeld stof moelijker in de buis 5 en bijgevolg in de buismotor 1 kan geraken.
In deze illustratie is de motorkop 11 beduidend kleiner dan die binnendiameter van de buis 5. Het flenselement 6 omvat een ruimte 62 om de motorkop 11 te ontvangen, en is cilindervormig, al is de huidige uitvinding daartoe dus niet beperkt, zoals reeds eerder vermeld. Bij het inschuiven van de poot 61 in het uiteinde van de buis 5 wordt de ruimte 62 in de buis 5 geschoven. Vervolgens kan de motorkop 11 ten minste voor een deel, bij voorkeur zo ver mogelijk tot zelfs helemaal, in de ruimte 62 worden geschoven. Zoals in FIG. 5B is getoond, bevindt de motorkop 11 zich daarna substantieel in de buis 5. Als een rolgordijn 3 wordt gekoppeld aan de buis 5, bevindt de motorkop 11 zich eveneens in een holte gevormd door het opgerolde rolgordijn
3. Als de motorkop 11, bijvoorbeeld via een motorhouder, wordt verbonden met een muur of een plafond, kan het rolgordijn 3 daardoor tot heel dicht bij de muur of een ernaast hangend rolgordijn komen, waardoor er geen of slechts een heel kleine spleet tussen het rolgordijn 3 en de muur of een ernaast hangend rolgordijn overblijft.
Hoewel in de voorbeelden steeds sprake is van een rolgordijn, kan daarbij ook steeds sprake zijn van een rolluik of dergelijke, of van een vouwgordijn, waarbij in het geval van het vouwgordijn de koorden op de buis zijn vastgezet.
De voorgaande beschrijving geeft details van bepaalde uitvoeringsvormen van de uitvinding. Het zal echter duidelijk zijn dat, hoe gedetailleerd het voorgaande ook blijkt in tekst, de uitvinding op vele manieren kan toegepast worden. Het moet opgemerkt worden dat het gebruik van bepaalde terminologie bij het beschrijven van bepaalde kenmerken of aspecten van de uitvinding niet moet worden opgevat te impliceren dat de terminologie hierin opnieuw wordt gedefinieerd om te worden beperkt tot specifieke kenmerken van de kenmerken of aspecten van de uitvinding waarmee deze terminologie gekoppeld is.

Claims (15)

Conclusies
1.- Een flenselement (4, 6) voor het verbergen van een substantieel deel van een motorkop (11) van een buismotor (1), waarbij het flenselement (4) één of meer poten (41) omvat geschikt om in een opening aan een uiteinde van een door de buismotor (1) aan te drijven buis (2) te schuiven, daardoor gekenmerkt dat het flenselement (4) een ruimte (42) omvat geschikt om een substantieel deel van de motorkop (11) te ontvangen.
2.- Het flenselement (4, 6) volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de ruimte (42) zo is gevormd dat, wanneer een substantieel deel van de motorkop (11) zich in de ruimte (42) bevindt, het flenselement (4) kan draaien rond de motorkop (11).
3.- Het flenselement (4, 6) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat een binnenwand van de ruimte (42) substantieel cilindervormig is.
4.- Het flenselement (6) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het flenselement (6) zo is ingericht dat bij het schuiven van de één of meer poten (41) in de opening aan het uiteinde van de buis (2), de ruimte (43) in de opening wordt geschoven.
5.- Het flenselement (6) volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat het flenselement (4) een transversaal vlak (64) omvat, geschikt om tenminste een deel van de opening af te sluiten.
6.- Het flenselement (6) volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat transversaal vlak (64) minimaal één gat (641) omvat geschikt om een schroef te ontvangen.
7.- Het flenselement (4) volgens één van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat het flenselement (4) zo is ingericht dat na het schuiven van de één of meer poten (41) in de opening aan het uiteinde van de buis (2), de ruimte (42) zich naast de opening bevindt.
8.- Het flenselement (4) volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat het flenselement (4) een opwikkelring (43) omvat, waarbij het flenselement (4) zo is ingericht dat door het schuiven van de één of meer poten (41) in de opening aan het uiteinde van de buis (2), een uiteinde van de opwikkelring (43) het uiteinde van de buis (2) raakt.
9.- Het flenselement (4, 6) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het flenselement (4) gemaakt is uit een materiaal dat kunststof omvat.
10.- Een gordijnelement, omvattende een buis (2) voor het op- of afwikkelen van een rolgordijn (3), van een rolluik, of van koorden van een vouwgordijn, een buismotor (1) met een motorkop (11), en een flenselement (4, 6) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een substantieel deel van de motorkop (11) zich in een ruimte (42) van het flenselement (4) bevindt.
11.- Het gordijnelement volgens conclusie 10, waarbij het flenselement (4) een flenselement (4) is volgens conclusie 8, waarbij een opwikkelring (43) eenzelfde buitendiameter heeft als een buitendiameter van de buis (2).
12.- Een methode voor het verbergen van een substantieel deel van een motorkop (11) van een buismotor (1), omvattend het in een uiteinde van een door de buismotor (1) aan te drijven buis (3) aanbrengen van een flenselement (4, 6) volgens één van de conclusies 1 tot 9, en het in de ruimte van het flenselement (4, 6) inbrengen van een substantieel deel van de motorkop (11).
13.- De methode volgens conclusie 12, verder omvattend het positioneel blokkerend verbinden van het flenselement (4, 6) met de buis (2).
14.- Gebruik van een flenselement (4, 6) volgens één van de conclusies 1 tot 9 voor het verbergen van een substantieel deel van een motorkop (11) van een buismotor (1) wanneer de buismotor (1) in een door de buismotor (1) aan te drijven buis (2) is aangebracht.
15.- Een methode voor het maken van een flenselement (4) volgens één van de conclusies 1 tot 9, waarbij gebruik wordt gemaakt van 3D-printen of spuitgieten.
BE20205586A 2020-08-24 2020-08-24 Flenselement voor het verbergen van een motorkop BE1027913B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205586A BE1027913B1 (nl) 2020-08-24 2020-08-24 Flenselement voor het verbergen van een motorkop

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205586A BE1027913B1 (nl) 2020-08-24 2020-08-24 Flenselement voor het verbergen van een motorkop

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1027913B1 true BE1027913B1 (nl) 2021-07-16

Family

ID=72422017

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20205586A BE1027913B1 (nl) 2020-08-24 2020-08-24 Flenselement voor het verbergen van een motorkop

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1027913B1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1635031A2 (fr) * 2004-09-08 2006-03-15 Deprat Jean SA Dispositif écran ou de protection pour ouverture, tel que notamment un store ou encore un volet roulant, comprenant un tube d'enroulement
US8464776B2 (en) * 2009-04-30 2013-06-18 Somfy Sas Viscoelastic transmission device for a roller shutter actuator
DE202020101379U1 (de) * 2020-03-12 2020-03-19 Selve Gmbh & Co. Kg Vorrichtung zur Erfassung von Messwerten zur Steuerung eines in einer Wickelwelle angeordneten Rohrmotors für einen auf- und abwickelbaren Behang, wie Rollläden, Rolltore, Markisen

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1635031A2 (fr) * 2004-09-08 2006-03-15 Deprat Jean SA Dispositif écran ou de protection pour ouverture, tel que notamment un store ou encore un volet roulant, comprenant un tube d'enroulement
US8464776B2 (en) * 2009-04-30 2013-06-18 Somfy Sas Viscoelastic transmission device for a roller shutter actuator
DE202020101379U1 (de) * 2020-03-12 2020-03-19 Selve Gmbh & Co. Kg Vorrichtung zur Erfassung von Messwerten zur Steuerung eines in einer Wickelwelle angeordneten Rohrmotors für einen auf- und abwickelbaren Behang, wie Rollläden, Rolltore, Markisen

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP4459239B2 (ja) 窓ブラインド付き自動車車体及びドア
US5216837A (en) Enclosed louver mechanism
US11898401B2 (en) Bottom rail assembly for a covering with adjustable roller position and related methods
US5826638A (en) Between the glass venetian blinds
CA2524941C (en) Winding-up screen device
BE1027913B1 (nl) Flenselement voor het verbergen van een motorkop
NL7909072A (nl) Zonnewerend gordijn.
US9890586B2 (en) Sunshade structure
JP2005533207A (ja) ローラブラインド装置
US11434690B2 (en) Lift cord spool for a motorized treatment
WO2008124171A1 (en) Shade lifting mechanism
US9238938B2 (en) Light blocking side valance for window treatments
EP1528216A2 (en) Magnetic catch for bottom rails of coverings for architectural openings
WO2014043741A1 (en) An assembly for closing an opening
AU2013317698B2 (en) A spool assembly
JP2527330Y2 (ja) 巻取式スクリーン装置
JP2004084162A (ja) シャッタースラットの構造
CN2766021Y (zh) 推拉窗平移拉卷式隐形纱窗
FR3055652A1 (fr) Dispositif d'enroulement/deroulement d'un ecran par exemple du type volet roulant.
EP1873348A2 (en) Blind with folding guides
US7543624B2 (en) Curtain hook apparatus and method
JP4507146B2 (ja) カーテン吊下装置
JP3135852B2 (ja) ロールブラインドのウェイトバー取付装置
KR20200108619A (ko) 회전롤과의 고정이 확실한 축관부재를 가지는 롤 스크린 장치
KR20200108623A (ko) 소음 저감형 롤 스크린 장치

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20210716