BE1026796B1

BE1026796B1 - Zonwering

Info

Publication number: BE1026796B1
Application number: BE20185812A
Authority: BE
Original assignee: Brustor Nv
Priority date: 2018-11-21
Filing date: 2018-11-21
Publication date: 2020-06-22
Also published as: BE1026796A1; FR3088659B1; FR3088659A1; DE102019008027A1

Abstract

Zonwering bevattende twee langsprofielen (6) en twee dwarsprofielen (7), respectievelijk een eerste en een tweede dwarsprofiel (7a en 7b), elk aan één uiteinde van de zonwering (1), waarbij de profielen op hun binnenzijde (26) zijn voorzien van een verdiept liggende goot (20) en waarbij de zonwering ( 1) een aantal evenwijdige lamellen (5) bevat die verdraaibaar zijn rond een scharnieras (9) tussen een gesloten stand, waarbij de lamellen (5) met hun onderzijde (12) de binnenste rand (21) van de goot (20) afdekken en een open stand waarbij deze lamellen (5) over een zekere openingshoek (A) omhoog zijn gekanteld rond hun scharnieras (9) die langs een eerste langsrand (10) van de lamellen is gelegen, daardoor gekenmerkt dat het eerste dwarsprofiel (7a) aan zijn binnenzijde (26) is voorzien van een uitsparing (27) voor de eerste lamel (5a) die het dichtst bij dit eerste dwarsprofiel (7a) is gelegen en waarin deze eerste lamel (5a) minstens over een zekere breedte kan weggedraaid worden tot in een maximaal geopende stand.

Description

Zonwering.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een zonwering.

Meer speciaal, is de uitvinding bedoeld voor een zonwering met een draagstructuur met een kader gevormd door twee evenwijdige langsprofielen die met elkaar zijn verbonden door twee dwarsprofielen, respectievelijk een eerste dwarsprofiel aan één uiteinde van de zonwering en een tweede dwarsprofiel aan het andere uiteinde, waarbij de zonwering verder een aantal evenwijdige lamellen bevat die evenwijdig zijn m.et de dwarsprofielen en die verdraaibaar zijn aangebracht rond een scharnieras die zich in de lengterichting van de lamellen uitstrekt, waarbij de lamellen verdraaibaar zijn tussen een gesloten stand ’waarbij zij tegen elkaar aansluiten of elkaar minstens deels overlappen en een open stand waarbij zij van de gesloten stand zijn weggedraaid en met hun bovenzijde naar het eerste dwarsprofiel zijn gekeerd.

Dergelijke zonwering is bedoeld om een zekere oppervlakte te overkoepelen, waarbij de lamellen, in de gesloten stand als net ware een gesloten dak vormen ter beschutting tegen regen of om schaduw te geven, terwijl in de open stand licht naar wens kan doorgelaten worden, afhankelijk van de verdraaiing van de lamellen.

Er zijn reeds zonweringen gekend waarbij de langsprofielen en de dwarsprofielen van de zonwering op de naar binnen gerichte zijden zijn voorzien van een naar binnen gerichte

BE2018/5812 goot en. waarbij de lamellen in de gesloten stand met hun onderzijde de binnenste rand van de goot bedekken en zij vanuit deze gesloten stand naar de open stand verdraaibaar zijn rond een scharnieras die zich langs een langsrand van de lamellen of op korte afstand ervan uitstrekt.

Dit biedt het voordeel dat wanneer de zonwering voorzien is van verticale zijwanden ter vorming van een afgesloten ruimte, de lamellen het dak volledig of zo goed als volledig afsluiten op de binnenranden van de goot, waardoor vermeden wordt dat er binnen in de afgesloten ruimte tocht zou kunnen doordringen via een spleet tussen de gesloten lamellen en. de goot of althans het ontstaan van dergelijke tocht grotendeels vermeden wordt.

De naar binnen gerichte goot en meer specifiek de binnenste rand van de goot ligt op een lager niveau dan de bovenzijde van de langsprofleien, en dwarsprofielen van het kader, één en ander zodat de uiteinden van de lamellen verscholen zitten binnen het kader, gezien vanaf de zijkanten van de zonwering.

In de gesloten stand van de lamellen wordt de binnenrand van de goot aan het eerste uiteinde van de zonwering in de 25 lengterichting bedekt door een eerste lamel die zich in .Lengterichting van de lamel over deze binnenrand uitstrekt, waarbij de scharnieras van de eerste lamel zich boven de open bovenzijde van de goot bevindt.

Om heu aak te openen worden de lamellen door een gemeenschappelijk openingsmechanisme over een zekere

BE2018/5812 openingshoek omhoog gedraaid, met andere woorden met hun bovenzijden in de richting van het eerste dwarsprofiel ge kant el d..

De openingshoek bepaalt de hoeveelheid zonnestralen die rechtstreeks tussen de lamellen wordt doorgelaten en dit mede in functie van de stand van de zon.

Bij ae bekende zonweringen is echter de maximale openingshoek van de lamellen beperkt tot bijvoorbeeld 110° doordat de eerste lamel bij het openen met zijn bovenzijde botst tegen het eerste dwarsprofiel.

Sen probleem dat zich daarbij voordoet is dat bij een laagstaande zon, bijvoorbeeld bij valavond in de zomer of zelfs overdag in de winter, de lamellen niet ver genoeg kunnen opendraaien om de zonnestralen rechtstreeks te kunnen laten binnenvallen.

De uitvinding heeft tot doel een oplossing te bieden voor één of meer van de voornoemde en andere nadelen.

Hiertoe betreft de uitvinding een zonwering, bevattende een draagstructuur met een kader gevormd door twee langsprofielen die met elkaar zijn verbonden door twee dwarsprofielen, respectievelijk een eerste dwarsprofiel aan één uiteinde van de zonwering en. een tweede dwarsprofiel aan het andere uiteinde, waarbij het kader op zijn binnenzijde is voorzien van een naar binnen gerichte en verdiept liggende goot en waarbij de zonwering verder een aantal evenwijdige lamellen bevat die zich in de

BE2018/5812 lengterichting tussen de langsprofielen uittrekken en die verdraaibaar zijn aangebracht rond een scharnieras, waarbij de lamellen of minstens een deel ervan verdraaibaar met elkaar zijn gekoppeld en deze lamellen verdraaibaar zijn tussen een gesloten stand, waarbij de lamellen met hun onderzijde de binnenste rand van de goot afdekken en een open stand waarbij deze lamellen vanuit deze gesloten, stand over een zekere openingshoek omhoog zijn gekanteld rond, hun scharnieras die langs of op een korte afstand van een eerste langsrand is gelegen die zich, in gesloten toestand van de lamellen, het dichtst bij het eerste dwarsprofiel bevindt, daardoor gekenmerkt dat het eerste dwarsprofiel aan zijn binnenzijde is voorzien van een uitsparing voor de eerste lamel die het dichtst bij dit eerste dwarsprofiel is gelegen en waarin deze eerste lamel minstens over een zekere breedte kan weggedraaid worden tot in een maximaal g e o p e n d e s t a n d .

Een voordeel van de uitvinding is dat dankzij de uitsparing de lamellen verder kunnen doordraaien zonder te botsen tegen het eerste dwarsprofiel en daardoor ook de zonnestralen kunnen doorlaten van een laagstaande zon om zo maximaal te kunnen genieten van een laagstaande zon die doorgaans ook minder hevig is en dus minder of geen zonwering vereist.

Bij voorkeur is de uitsparing zodanig dat de gekoppelde lamellen kunnen opengedraaid, worden over een openingshoek die groter is dan 110°, liever nog groter is dan 120° en bij voorkeur van de grootteorde van 130° is.

BE2018/5812

Om de eerste lamel in gesloten toestand op de binnenste rand van de goot van het eerste dwarsprofiel te laten rusten, wordt bij voorkeur voorzien dat de scharnieras van de eerste lamel in verticale projectie gezien, gelegen is 5 tussen deze binnenste rand van de goot en het eerste dwarsprofiel waarop deze goot is aangebracht.

Bij voorkeur is de uitsparing voldoende diep in de breedte van het eerste dwarsprofiel om de eerste lamel in o.e 10 maximaal geopende positie zo diep mogelijk in net dwarsprofiel te laten vallen, waardoor de scharnieras van de eerste lamel maximaal tot dicht tegen het eerste dwarsprofiel kan opschuiven, waardoor ook. een minder brede goot kan toegepast worden zonder het risico dat de 15 scharnieras van de eerste lamel buiten de goot zou vallen.

Een slanke goot is vanzelfsprekend minder storend dan een brede goot en laat ook meer licht toe onder de zonwering.

Bij voorkeur is de breedte van de lamellen en de tussenafstand tussen de scharnierassen van de lamellen zodanig- gekozen dat de lamellen elkaar in de gesloten toestand in de breedte gedeeltelijk overlappen.

Hiertoe kunnen de lamellen bijvoorbeeld langs hun eerste langsrand voorzien zijn van een gootvormig gedeelte en langs hun tegenoverliggende langsrand voorzien zijn van een zijdelings overstekend haakvormig gedeelte dat in gesloten toestand van de lamellen in het gootvormig gedeelte van een 30 aangrenzende lamel haakt.

BE2018/5812

Dankzij het gootvormige gedeelte van de lamellen kan het regenwater per lamel worden afgevoerd naar de goten van de 1a ng spro fie1en.

o Bij voorkeur hebben alle verdraaibare lamellen, met inbegrip van de eerste lamel, eenzelfde breedte en zijn hun scharnierassen op eenzelfde tussenafstand van elkaar gelegen, waarbij de lamellen scharnierbaar met elkaar gekoppeld zijn door middel van een bedieningslat waarmee 10 elke gekoppelde lamel scharnierbaar gekoppeld is op een vaste radiale afstand van de scharnieras van de betreffende lamel en waarbij de voornoemde uitsparing in het eerste dwarsprofiel desgevallend ook. plaats biedt voor het uiteinde van deze bedieningslat aan de eerste lamel.

Afhankelijk van de gewenste lengte van de zonwering, meer bepaald afhankelijk van de beschikbare afstand tussen de dwarsprofielen, kan het voorkomen dat de laatst geplaatste verdraaibare lamel niet tot aan de goot van net 20 dwarsprofiel aan het tweede uiteinde van de zonwering reikt en er tussen deze laatst geplaatste verdraaibare lamel niet voldoende ruimte overblijft om nog een extra verdraaibare lamel bij te plaatsen.

In dat geval kan geopteerd worden om de afstand tussen de laatst geplaatste lamel en de binnenste rand van de goot te overbruggen met een smallere vaste lamel die op de goot ust

Volgens een ander aspect kunnen middelen voorzien zijn om het koppel veroorzaakt door het gewicht van de lamellen

BE2018/5812 rond de scharnierassen te compenseren, waardoor minder kracht nodig is om de lamellen te verdraaien.

Optioneel kunnen één of beide langsprofleien en/of één of beide dwarsprofielen zijn uitgevoerd als een nol profiel met een kamer met daarin de rol van een oprolbaar doek van een luifel, waarbij het profiel is voorzien van een gleuf waarlangs het doek verticaal kan neergelaten of opgetrokken worden.

Zodoende kan een extra bescherming tegen de wind of tegen inkijk worden gerealiseerd of kan zelfs indien gewenst een volledig gesloten ruimte onder de zonwering worden, gecreëerd.

Nog een mogelijke optie is dat minstens een deel van de lamellen in de open stand tot tegen elkaar verschuifbaar kunnen zijn, brjvoorbeeld naar één uiteinde van de zonwering toe waardoor de zonwering voor een groot deel volledig kan worden opengemaakt.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een zonwering volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:

figuur 1 schematisch en in perspectief een zonwering volgens de uitvinding weergeeft in open toestand;

figuur 2 op grotere schaal en vanuit een ander gezichtspunt het gedeelte weergeeft dat in figuur 1

BE2018/5812 met het kader F2 is aangeduid, doch in gesloten toestand;

figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens lijn III-III in figuur 2;

figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur 1 met de zonwering in gesloten toestand;

figuren 5 en 6 de doorsnede van figuur 4 weergeven, doch voor twee verschillende open standen van de lamellen;

figuur een doorsnede toont zo deze van figuur 4 maar voor een andere uitvoeringsvorm.

Het in figuur 1 weergegeven voorbeeld van zonwering 1 bevat in hoofdzaak een draagstructuur 2 bestaande uit een kader 3 dat hoofdzakelijk horizontaal is en dat gesteund wordt door eunpalen 4.

De zonwering 1 bevat evenwijdige lamellen 5 die op een afstand van elkaar in het kader 3 zijn aangebracht en 2.Q allemaal dezelfde breedte bezitten.

Het kader 3 is samengesteld uit twee overstaande holle iangsprofielen 6 waartussen de lamellen 5 zijn aangebracht en uit twee overstaande holle dwarsprofielen 7, respectievelijk een eerste dwarsprofiel 7a aan een eerste uiteinde van de zonwering 1 en een tweede dwarsprofiel 7b.

De lamellen 5 zijn ten opzichte van de Iangsprof ielen 6 verdraaibaar rond een scharnieras X-X' die zich in de 30 lengterichting van de lamellen 5 uitstrekt, waarbij de scharnieras X-X^f in dit geval wordt gevormd doordat de

BE2018/5812 lamellen 5 aan elk van hun kopse uiteinden 8 verdraaibaaar zijn bevestigd op een as 9 die op een betreffend langsprofiel 6 is bevestigd.

In het voorbeeld is de scharnieras 5 gesitueerd langs een eerste langsrand 10 van de lamellen 5 of op korte afstand ervan, waarbij de scharnieras 10 is gesitueerd ter plaatse van een scharnierpunt 11 en waarbij de eerste langsrand 10 die langsrand is van de lamellen 5 die in de gesloten toestand van figuur 4 het dichtst bij het eerste dwarsprofiel 7a is gelegen.

De lamellen 5 zijn holle profielen met een onderzijde 12, die in dit geval vlak is en een bovenzijde 13

De lamellen 5 zijn aan hun bovenzijde 13 langs de scharnierbare langsrand 10 voorzien van een gootvormig gedeelte 14 dat begrensd wordt door een opstaande rand 15 en zijn langs hun tegenoverliggende tweede langsrand 16 voorzien van een haakvormig gedeelte 17 dat in de gesloten stand van figuur 4 over een opstaande rand 15 van het gootvormig gedeelte 14 van een aangrenzende lamel 5 haakt, zodat de lamellen 5 elkaar in de breedte gedeeltelijk overlappen in de gesloten toestand van de zonwering 1.

De lamellen 5 zijn onderling verbonden .met een beöieningslat 18 waarmee elk van de lamellen 5 scharnierbaar is verbonden door middel van een scharnier 19 die in dit geval gesitueerd is aan de tweede langsrand 16 met het haak, ver mi g gedeelte 17 op een vaste afstand van de scharnieras 9.

BE2018/5812

De bedienings'lat 18 is bijvoorbeeld bedienbaar met een niet in de figuren weergegeven aandrijving om de lamellen 5 gezamenlijk te kunnen laten roteren vanuit een gesloten stand zoals weergegeven in figuur 4, waarbij de onderzijden 5 12 van de lamellen 5 als het ware een gesloten horizontaal vlak vormen, naar één of meer open standen zoals weergegeven in üe figuren 5 en 6 om meer of minder zonlicht door te laten, waarbij de lamellen 5 vanuit de gesloten stand over een zekere openingshoek A omhoog zijn gekanteld. 10 rond hun scharnieras 9.

De lamellen 5 zijn lichtjes afhellend opgesteld naar één van de langsprof leien 6 toe, zodat regenwater dat in de gesloten toestand van de lamellen 5 op de lamellen 5 valt 15 via het gootvormig gedeelte 14 van de lamellen 5 naar dit langsprofiel 6 wordt afgevoerd.

De langsprofzelen 6 en de dwarsprofielen 7 zijn op hun naar elkaar gerichte binnenzijden voorzien van een naar binnen 20 uitstekende verdiept liggende goot 2 0 met een aan de binnenzijde opstaande binnenste rand 21 die over een hoogte B dieper is gelegen dan de bovenzijde van de profielen 6 en 7 zodat de uiteinden van de lamellen 5 voor een omstaander minstens gedeeltelijk verscholen liggen achter deze 25 profielen 6 en 7.

De binnenste rand 21 bevindt zich op een afstand C van de binnenzijde van deze profielen 6 en 7.

Tn het voorbeeld van de figuren is de ruimte onder de lamellen 5 afgesloten of afsluitbaar door zijwanden, _v BE2018/5812 bijvoorbeeld in de vorm van schermen 2 3 die, zoals in de streeplijn weergegeven in figuur 3, vanaf een rol in de holle profielen 6 en 7 afrolbaar zijn en die geleid worden in verticale geleidingen 24 op de steunpalen 4 zoals 5 weergeven in figuur 1.

De lamellen 5 zijn met hun assen 9 zodanig gepositioneerd dat in de gesloten toestand van figuur 4 de lamellen 5 met hun onderzijde 12 de interne rand 21 van de goot 20 van bovenuit gezien afdekken doordat de lamellen 5 met hun onderzijde 12 op de voornoemde opstaande rand 21 van de goot 20 rusten of er in verticale richting een smalle spleet mee vormen, eventueel maar niet noodzakelijk met tussenkomst van een dichting om de spleet luchtdicht af te dichten, één en ander zodanig dat de afgesloten ruimte tochtvrij is wanneer de lamellen 5 gesloten zijn en de schermen 23 volledig zijn neergelaten.

De lamellen steken daarbij met hun kopse uiteinden over de binnenste rand 21 van de goot 20 aan de langsprofielen 6 tot boven de opening van deze goot 20.

De scharnieras 9 van de eerste lamel 6a die het dichtst bij het eerste dwarsprofiel 7a is gelegen, bevindt zich van bovenuit gezien boven de goot 20 op een horizontale afstand

G van de binnenste rand 21 van de goot 20 die bij voorkeur zo klein mogelijk is, bijvoorbeeld maximaal 2 à 3 cm, waardoor voor een smalle goot kan gekozen worden voor de estn e r..r ca.

vn

BE2018/5812

De lamellen kunnen optioneel zijn uitgerust met een compensatieveer 25, bijvoorbeeld een torsieveer of andere middelen om het. door het gewicht van de lamel 5 veroorzaakte koppel Μ rond haar as 9 minstens gedeeltelijk te compenseren.

Bij de bekende zonweringen van het beschreven type hebben de langsprofielen 6 en dwarsprofielen 7 eenzelfde kokervormige profilering zoals deze van het langsprofiel 6 in de figuren 2 en 3 en van het tweede dwarsprofiel 7b rechts in figuur 4.

Specifiek aan de uitvinding is echter dat. het eerste dwarsprofiel 7a aan zijn binnenzijde 26 is voorzien van een uitsparing 27 voor een gedeelte van de eerste lamel 6a die het dichtst bij dit eerste dwarsprofiel 7a is gelegen.

Deze uitsparing 27 is zodanig dat de voornoemde eerste lamel 6a minstens over een zekere breedte D van het eerste dwarsprofiel 7a en over een zekere breedte E van de lamel 6a vanaf haar tweede langsrand 16 kan weggedraaid worden tot in een maximaal geopende stand zoals weergegeven in figuur 6, waardoor de lamellen 5 verder kunnen worden opengedraaid dan in het geval van de bekende zonweringen zonder deze uitsparing in het eerste dwarsprofiel 7a.

Zodoende kunnen de lamellen 5, die onderling door middel van de bediendingslat 18 zijn gekoppeld, gezamenlijk over een grotere openingshoek A worden opengedraaid die groter is dan 110°, bij voorkeur groter is dan 120°, het liefst nog gelijk of groter is dan 130° zoals in het geval van

BE2018/5812 figuur 6, zodat de stralen van een laagstaande zon nog maximaal kunnen doorgelaten worden.

In het geval van de figuren wordt deze uitsparing begrensd door een schuine wand 28 die vanaf de binnenzijde 26 van het eerste dwarsprofiel 7a schuin naar de buitenzijde van het kader 3 toe omhoogloopt met een hellingshoek F die bij voorkeur begrepen is tussen de 50° en 70^e, zodat deze schuine wand 28 een aanslag vormt voor het opendraaien van de lamellen 5, meer bepaald voor de bovenzijde 13 van het e e rste 1ame 1 5 a.

Tussen de schuine wand 28 en de bovenwand van het. eerste dwarsprofiel 7a. is er in het voorbeeld van de figuren nog een. bijkomende uitsparing voorzien voor het uiteinde van. de bedieningslat 18 bij een maximale opening van de lamellen 5 zoals in figuur 6.

In de situatie van figuur 4 komt de laatste lamel 5b die 20 het dichtst tegen het tweede dwarsprofiel 7b is gelegen tot voorbij de binnenste rand 21 van de goot 20 aan het tweede dwarsprofiel 7b, zodat deze laatste lamel 6b gedeeltelijk over deze goot 20 uitsteekt.

Afhankelijk van de gewenste lengte van de zonwering 1 tussen de dwarsprofielen 7a en 7b kan het echter gebeuren dat deze laatste lamel 5b niet tot aan de binnenste rand 21 van de goot 20 reikt en er niet voldoende ruimte overblijft tussen deze laatste lamel 5b en de binnenzijde 26 van het tweede dwarsprofiel 7b voor nog een bijkomende lamel 5.

BE2018/5812

In dit geval kan de afstand tussen de laatste lamel 5b en de binnenste rand 21 worden overbrugd door middel van. een vaste smallere lamel 5c die langs onder hetzelfde uitzicht heeft als de andere lamellen 5 en die gootvormig is 5 uitgevoerd zoals weergegeven in figuur 7.

Het is duidelijk dat het kader 3 niet noodzakelijk horizontaal moet zijn, maar ook een helling kan hebben tussen 0 en 90° ten opzichte van een horizontaal vlak, 10 waarbij bijvoorbeeld het tweede dwarsprofiel 7b lager kan liggen dan het eerste dwarsprofiel 7a.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en. in de figuren weergegeven 15 uitvoeringsvorm, doch een zonwering volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Conclusies .

1 .- Zonwering bevattende een draagstructuur (2) met een kader (3) gevormd door twee langsprof ielen (6) die met elkaar zijn verbonden door twee dwarsprofielen (7), respectievelijk een eerste dwarsprofiel· (7a) aan één uiteinde van de zonwering (1) en een tweede dwarsprofiel· (7b) aan het ander uiteinde, waarbij het kader (3) op zijn binnenzijde (26) is voorzien van een naar binnen gerichte en verdiept liggende goot (20) en waarbij de zonwering (1) verder een aantal evenwijdige lamellen (5) bevat die zich in de lengterichting (X~X') tussen de langsprofielen (6) uitstrekken en die verdraaibaar zijn aangebracht rond een scharnieras (9), waarbij de lamellen (5) of minstens een deel ervan verdraaibaar met elkaar zijn gekoppeld en deze lamellen (5) verdraaibaar zijn tussen een gesloten stand, waarbij de lamellen (5) met hun onderzijde (12) de binnenste rand (21) van de goot. (20) afdekken van bovenuit gezien en een open stand waarbij deze lamellen (5) vanuit deze gesloten stand over een zekere openingshoek (A) omhoog zijn gekanteld rond hun. scharnieras (9) die langs of op een korte afstand van een eerste langsrand (10) is gelegen die zich, in gesloten toestand van de lamellen (5), het dichtst bij het eerste dwarsprofiel (7a) bevindt, daardoor gekenmerkt dat het eerste dwarsprofiel (7a) aan zijn binnenzijde (26) is voorzien van een uitsparing (27) voor de eerste lamel (5a) die het dichtst bij dit eerste dwarsprofiel (7a) is gelegen en waarin deze eerste lamel (5a) minstens over een zekere breedte kan weggedraaid worden tot in een maximaal geopende stand.

BE2018/5812

2 .~ Zonwering volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de uitsparing (27) zodanig is dat de verdraaibaar gekoppelde lamellen (5) kunnen opengedraaid worden over een openingshoek (A) die groter is dan 110°.

3 .- Zonwering volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de uitsparing (27) zodanig is dat de verdraaibaar gekoppelde lamellen (5) kunnen opengedraaid worden over een openingshoek (A) die groter is dan 120°, bij voorkeur gelijk of groter dan 130°.

4 .-- Zonwering volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de afstand waarop de scharnieras (9) van de eerste lamel (5a) van het eerste dwarsprofiel (7a) is gelegen zodanig is gekozen dat de uitsparing (27) een aanslag vormt voor de bovenzijde (13) van het eerste dwarsprofiel (7a).

5,” Zonwering volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de goot (20) een binnenste rand (21) vertoont op een afstand van het eerste dwarsprofiel (7) en dat de scharnieras (9) van de eerste lamel (5a) van bovenuit gezien, gelegen is tussen het eerste dwarsprofiel (7a) en de binnenste rand (21) van de goot (20) op dit profiel (7a) ,

6.- Zonwering volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de scharnieras (9) van de eerste lamel. (5a) op een korte afstand van maximaal 3 cm. is gelegen van de binnenste rand (21) van de goot. (20) op het eerste dwarsprofiel (7a), liever nog op een afstand is gelegen die maximaal 2cm is.

BE2018/5812

7,- Zonwering volgens één van voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de breedte van de lamellen (5) en de tussenafstand tussen de scharnierassen (9) van de lamellen (5) zodanig is gekozen dat de lamellen (5) elkaar 5 in de gesloten toestand in de breedte gedeeltelijk overlappen.

8,- Zonwering volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de lamellen (5) langs hun eerste langsrand (10) zijn

9 .“ Zonwering volgens conclusie 7 of 8, daardoor gekenmerkt dat alle verdraaibaar gekoppelde lamellen (5), met inbegrip van de eerste lamel (5a), eenzelfde breedte bezitten en hun scharnierassen (9) op eenzelfde tussenafstand van elkaar 20 zijn gelegen en dat de lamellen (5) scharnierbaar met elkaar gekoppeld zijn door middel van een bedieningslat (18) waarmee elke verdraaibaar gekoppelde lamel scharnierbaar gekoppeld is op een vaste radiale afstand van de scharnieras (9) van de betreffende lamel (5). 25

10 .- Zonwering volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de bedieningslat (18) evenwijdig is aan de langsprofielen (6) en dat de voornoemde uitsparing (27) in het eerste dwarsprorrel (7a) desgevallend ook plaats biedt voor het 30 uiteinde van deze bedieningslat (18) aan de eerste lamel (5a) .

BE2018/5812

10 voorzien van een gootvormig gedeelte (14) en langs hun tweede langsrand (16) zijn voorzien van een zijdelings overstekend haakvormig gedeelte (17) dat in gesloten toestand van de lamellen (5) in het gootvormig gedeelte (14) van een aangrenzende lamel (5) haakt. 1 b

11 .™ Zonwering volgens één van. de conclusies 7 tot 10, daardoor gekenmerkt dat wanneer de afstand tussen de laatste verdraaibars lamel (5b) en het dwarsprofiel (7b) aan het tweede uiteinde van de zonwering (1) kleiner is dan de vaste breedte van de tweede en volgende lamellen (5), een smallere vaste lamel (Sc) wordt toegepast die op de goot (2ü) rust en aie de afstand overbrugt tussen de laatste verdraaibare lamel (5b) en de binnenste rand (21) van de goot (20) aan het tweede dwarsprofiel (7b).

12 .- Zonwering volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de vaste lamel (5c) gootvormig is uitgevoerd en dat de laatste verdraaibare lamel (5b) over de ópstaande rand (21) haakt van de gootvormige vaste lamel (5c).

.13. Zonwering volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het kader (3) hoofdzakelij k