BE1025862B1 - Oppervlak bevestigingsapparaat - Google Patents

Oppervlak bevestigingsapparaat Download PDF

Info

Publication number
BE1025862B1
BE1025862B1 BE2017/6039A BE201706039A BE1025862B1 BE 1025862 B1 BE1025862 B1 BE 1025862B1 BE 2017/6039 A BE2017/6039 A BE 2017/6039A BE 201706039 A BE201706039 A BE 201706039A BE 1025862 B1 BE1025862 B1 BE 1025862B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
claw
bridge
support system
arm
connecting part
Prior art date
Application number
BE2017/6039A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1025862A1 (nl
Inventor
Tom Cooreman
Original Assignee
Niko Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Niko Nv filed Critical Niko Nv
Priority to BE2017/6039A priority Critical patent/BE1025862B1/nl
Priority to DK18248047.5T priority patent/DK3506444T3/da
Priority to EP18248047.5A priority patent/EP3506444B1/en
Priority to PL18248047T priority patent/PL3506444T3/pl
Publication of BE1025862A1 publication Critical patent/BE1025862A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1025862B1 publication Critical patent/BE1025862B1/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/02Details
    • H02G3/08Distribution boxes; Connection or junction boxes
    • H02G3/12Distribution boxes; Connection or junction boxes for flush mounting
    • H02G3/121Distribution boxes; Connection or junction boxes for flush mounting in plain walls
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/02Details
    • H02G3/08Distribution boxes; Connection or junction boxes
    • H02G3/12Distribution boxes; Connection or junction boxes for flush mounting

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Connection Of Plates (AREA)

Abstract

Een montagesysteem voor het installeren van elektrische componenten (schakelaars, stopcontacten) in een gat van een oppervlak of een wand, omvat een klauw die twee langwerpige armen omvat met een proximaal deel en een tegenovergelegen distaal deel met verankeringsmiddelen. De langwerpige armen omvatten een rib die zich longitudinaal uitstrekt in de richting van het proximale deel. Het montagesysteem kan eveneens een brug omvatten om een klauw op aan te brengen. De brug omvat een verbindingsdeel met een klemzone, bedoeld om de klauw op de brug aan te brengen. Het verbindingsdeel omvat een opening die is aangepast om samen te werken met een steunsysteem dat is opgenomen in de klauw, zodat het steunsysteem enkel contact maakt met de brug op de klemzone van de brug bij het activeren van het steunsysteem.

Description

Oppervlak bevestigingsapparaat
Vakgebied van de uitvinding
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op het vakgebied van elektrische verdeeldozen van de types die gemonteerd worden in wanden, vloeren, plafonds, of dergelijke, om de uiteinden op te nemen van elektrische geleiders, en om te fungeren als punt voor het monteren van een functioneel inzetstuk, zoals een stopcontact, een schakelaar, of een elektrische aansluitdoos waarmee gemakkelijk toegang kan verkregen worden tot een elektrische dienst. De onderhavige uitvinding heeft meer bepaald betrekking op dergelijke montage-inrichtingen welke een brug en klauwen omvatten.
Achtergrond van de uitvinding
Elektrische netwerken in structuren zoals gebouwen zijn gewoonlijk geïsoleerd en niet bereikbaar, bijvoorbeeld in wanden en vloeren. Om inrichtingen te verbinden met het elektrische netwerk zijn verdeeldozen nodig. Deze verdeeldozen dienen te voldoen aan strenge veiligheidsregels en normen, waardoor men geen al te grote vrijheid heeft bij het uitvoeren van het ontwerp ervan.
Verdeeldozen omvatten gewoonlijk een elektrische aansluitdoos die is voorzien in een wand, een vloer, een plafond, enzovoort. Uiteinden van geleiders (elektrische of datageleiders) worden vanuit de wand naar de inwendige ruimte van de elektrische aansluitdoos gebracht, waar ze verbonden worden met een functioneel inzetstuk, zoals een elektrisch stopcontact, een netwerkaansluiting, een op een wand gemonteerde inrichting zoals een sensor en/of een thermostaat, enzovoort. De verbinding is enerzijds elektrisch en anderzijds mechanisch. De mechanische verbinding is voorzien door een montage-inrichting die aangebracht is in de elektrische aansluitdoos. De montage-inrichting dient stevig verankerd te worden in de elektrische aansluitdoos, waarbij de verankeringsmiddelen sterker dienen te zijn dan welke krachten dan ook die er op zouden kunnen uitgeoefend worden (bijvoorbeeld de kracht die nodig is om een stekker uit een stopcontact te trekken). De eisen van het ontwerp, de installatie, en van de productie laten echter niet toe om gebruik te maken van diepe klinknagels of schroeven of dergelijke. De montage-inrichting dient modulair en gemakkelijk te installeren te zijn.
FIG 14 toont een verdeeldoos volgens de stand der techniek, met een elektrische aansluitdoos 11 die is aangepast om gemonteerd te worden in een wand, een vloer, een plafond, of dergelijke. Een functioneel inzetstuk 12 is aangebracht in de elektrische aansluitdoos 11 met behulp van een montage-inrichting 13. Het functionele inzetstuk 12 kan verbonden zijn met de
BE2017/6039 montage-inrichting 13 voor of na het verbinden van de montage-inrichting 13 met de elektrische aansluitdoos 11.
De montage-inrichting 13 omvat typisch, en eveneens in de illustratie in FIG 14, een brug 14 en klauwen die losbaar zijn van de brug 14. De klauwen zijn verbonden met de brug met behulp van schroeven 15. De klauwen houden de binnenwanden van de elektrische aansluitdoos 11 vast, waardoor een verankering ten opzichte van de doos 11 wordt gerealiseerd. Dit doet echter het aantal elementen en losse onderdelen toenemen. Het samenvoegen van de afzonderlijke onderdelen is een tijdrovend proces dat gewoonlijk uitgevoerd moet worden door de eindgebruiker die de installatie uitvoert. Een snelle verbinding en een gemakkelijke installatie zouden een tijdsvoordeel betekenen. Daarenboven moeten montage-inrichtingen compact zijn zodat ze niet al te veel volume innemen in de elektrische aansluitdoos, zodat er zoveel mogelijk ruimte wordt overgelaten voor het functionele inzetstuk en voor de geleiders.
Vanwege de veiligheidsnormen is het echter moeilijk om te voorzien in een systeem met een snelle verbinding en met een gemakkelijke installatie, en is het onmogelijk om het systeem gewoonweg kleiner maken om compacter te zijn, omdat de brug diverse andere kenmerken dient te omvatten zoals een aarding, schroef- en insteekklemmen, banaanvormige en paneelschroefgaten, bevestigingsmiddelen voor een eventuele kroon, enzovoort, terwijl tegelijkertijd dient voldaan te worden aan eisen op het vlak van de sterkte. Daarenboven dient de brug in staat te zijn om verschillende functionele inzetstukken op te nemen, wat betekent dat het niet mogelijk is om eenvoudigweg de grootte ervan te reduceren.
Samenvatting van de uitvinding
Een doel van de uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is om te voorzien in een compacte montage-inrichting voor het verankeren van een functioneel inzetstuk in een elektrische aansluitdoos.
Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat de klauw kort en dun kan uitgevoerd worden zonder dat de sterkte ervan gereduceerd wordt.
Volgens een eerste aspect omvat de onderhavige uitvinding een klauw die ten minste één langwerpige arm omvat met een proximaal deel en met een distaal deel dat tegenover het proximale deel is gelegen. Het distale deel omvat verankeringsmiddelen voor het uitvoeren van een verankering, bijvoorbeeld op een verdeeldoos. De ten minste ene langwerpige arm omvat een rib die zich longitudinaal uitstrekt in de richting van het proximale deel.
De ten minste ene langwerpige arm kan een longitudinale richting hebben, en de rib kan langs de longitudinale richting georiënteerd zijn. Ze kan ook op een zodanige wijze
BE2017/6039 gepositioneerd zijn dat ze zich uitstrekt in de richting van het proximale deel van de arm. Ze kan dichter bij het proximale deel van de arm gepositioneerd zijn.
De klauw kan twee langwerpige armen omvatten met een proximaal deel en met een tegenovergelegen distaal deel, met verankeringsmiddelen. Beide langwerpige armen kunnen een rib omvatten die zich longitudinaal uitstrekt in de richting van het proximale deel.
In sommige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat de klauw een steunsysteem, met inbegrip van een klemmoer, waarin ten minste één arm en de moer zijn aangepast om te passen om zodoende een rotatie van de moer te voorkomen. Het is een voordeel van de uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding dat de activering van het steunsysteem vergemakkelijkt is, wat het vastklemmen van de klauwen, bijvoorbeeld op een brug, vereenvoudigt. In welbepaalde uitvoeringsvormen omvat ten minste één arm van de klauw een longitudinale groef, waarbij de vorm van de klemmoer is aangepast om in de longitudinale groef van de arm of van de armen te passen. De moer kan bijvoorbeeld een uitstekend deel omvatten of de randen van de moer kunnen afgerond zijn (zo kunnen bijvoorbeeld de randen van een vierkanten moer weggesneden zijn), zodat de moer in de groef past. Het betekent een bijkomend voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat de opening van de klauw (bijvoorbeeld naar aanleiding van het lossen van het steunsysteem van de klauw) wordt voorkomen door het feit dat de moer in de groef klikt.
In uitvoeringsvormen van de klauw die de longitudinale groef omvat, kunnen de rib en de groef voorzien zijn aan tegenovergelegen zijden van de arm, en het profiel van de rib van de arm kan complementair zijn aan het profiel van de groef van die arm. Het betekent een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat de rib en de groef tegelijkertijd vervaardigd kunnen worden, bijvoorbeeld door gebruik te maken van een vormbewerking of van stansen.
In sommige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat het proximale deel van de klauw een verbindingsdeel dat bedoeld is om samen te werken met een steunsysteem, en om de klauw te verbinden met een brug. Het verbindingsdeel kan een sleuf of een spleet omvatten die geschikt is om op verwijderbare wijze het steunsysteem aan te brengen in de geassembleerde vorm. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat het steunsysteem gemakkelijk en snel kan verbonden worden met de klauw, zonder de noodzaak om het steunsysteem op de klauw te assembleren, waardoor de tijd nodig voor de installatie van het geheel gereduceerd wordt.
In sommige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat ten minste één arm van de klauw een vergrendelsysteem dat geschikt is om samen te werken met een
BE2017/6039 overeenstemmend vergrendelsysteem in een brug, met het oog op het fixeren van de positie van de klauw ten opzichte van de brug in de geassembleerde toestand. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat de positie van de klauw kan vergrendeld worden ten opzichte van de brug vóór de installatie van de montage-inrichting.
In welbepaalde uitvoeringsvormen omvat het vergrendelsysteem een inkeping op de rib die geschikt is om te passen met een uitlijntand op een brug. Het is een voordeel dat het vergrendelsysteem gemakkelijk voorzien kan worden op de klauw.
In sommige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat de klauw bovendien een structureel element dat zich longitudinaal uitstrekt tussen de armen, weg van het proximale deel langs de zijde van de arm tegenover de verankeringsmiddelen. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat het structurele element geen contact maakt met het oppervlak waarop de klauw verbonden is, waardoor de flexibiliteit van het ontwerp en de verbinding van de klauw verbeterd wordt.
Volgens een bijkomend aspect van de onderhavige uitvinding wordt er voorzien in een brug om een klauw volgens welke uitvoeringsvormen dan ook in overeenstemming met het eerste aspect van de uitvinding, aan te brengen. De brug omvat een verbindingsdeel met een klemzone voor het verbinden van de klauw met de brug. Het verbindingsdeel omvat een opening die is aangepast om samen te werken met een steunsysteem dat is opgenomen in de klauw, zodat het steunsysteem in hoofdzaak enkel contact maakt met de brug in de klemzone van de brug bij het activeren van het steunsysteem. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat de klauwen dicht bij elkaar op een brug kunnen gepositioneerd worden zonder de oppervlakte van het centrum van de brug te reduceren.
In sommige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is de opening aangepast qua afmetingen en vorm, zodat een klauw kan verbonden worden met de brug terwijl ze de mogelijkheid heeft om te kantelen ten opzichte van de brug. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat de opslag van een brug met gedeeltelijk geassembleerde klauwen gemakkelijk en met een beperkte ingenomen ruimte kan plaatsvinden.
In sommige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is de opening een rechte sleuf of een opening in de vorm van een sleutelgat, waardoor de doorgang van ten minste een deel van een steunsysteem mogelijk wordt gemaakt. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat de brug een snelle en gemakkelijke samenwerking met de klauw mogelijk maakt.
In sommige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is het verbindingsdeel van de brug qua afmetingen en vorm aangepast, zodat een klemmoer van een steunsysteem van
BE2017/6039 een klauw die verbonden dient te worden met de brug past in de opening van het verbindingsdeel. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat de moer in positie kan gehouden worden, waarbij een rotatie voorkomen wordt, terwijl het steunsysteem geactiveerd wordt.
In sommige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat de brug bovendien een vergrendelsysteem dat ten minste één tand omvat voor het uitvoeren van een uitlijning en voor het vergrendelen van een klauw die verbonden dient te worden met de brug. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat de brug het mogelijk maakt om de positie van de klauw te vergrendelen om zodoende de assemblage in een oppervlak te vereenvoudigen, bijvoorbeeld in een elektrische verdeeldoos in een oppervlak zoals een wand.
In welbepaalde uitvoeringsvormen omvat de ten minste ene tand een uitstekende rand aan de punt van om de vergrendeling van de klauw te verbeteren. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat de klauw op de brug kan geklikt worden zonder dat daarvoor rubber of plastic vereist is.
Volgens een bijkomend aspect van de uitvinding wordt er voorzien in een montageinrichting die een brug volgens uitvoeringsvormen van het voorgaande aspect omvat, alsook een klauw volgens uitvoeringsvormen van het eerste aspect, met inbegrip van het steunsysteem. Het steunsysteem dat is opgenomen in de klauw is aangepast om te passen in de opening van de brug. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat een montage-inrichting kan gerealiseerd worden met een compact klemsysteem en een verbindingssysteem op een elektrische verdeeldoos, waarbij de beschikbare ruimte voor elektrische componenten niet gereduceerd wordt.
Welbepaalde en te verkiezen aspecten van de uitvinding worden beschreven in de bijgevoegde onafhankelijke en afhankelijke conclusies. Kenmerken van de afhankelijke conclusies kunnen gecombineerd worden met kenmerken van de onafhankelijke conclusies en met kenmerken van andere, afhankelijke conclusies, zoals dat nodig zou blijken, en niet enkel zoals expliciet vermeld in de conclusies.
Korte beschrijving van de tekeningen
FIG 1 geeft een weergave van een klauw volgens uitvoeringsvormen van een eerste aspect van de onderhavige uitvinding,
FIG 2 geeft een gedetailleerde weergave van een steunsysteem dat deel uitmaakt van een klauw, alsook van de interactie van het steunsysteem met een brug, volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding,
BE2017/6039
FIG 3 geeft een weergave van een detail van een verbindingsdeel van een klauw volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding (een rib wordt echter niet weergegeven),
FIG 4 geeft een weergave van een detail van een alternatief verbindingsdeel van een klauw volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding,
FIG 5 geeft een weergave van een deel van een steunsysteem (een moer) volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding,
FIG 6 geeft een weergave in dwarsdoorsnede van het verbindingsdeel van de klauw volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, langs de stippellijn die is terug te vinden in FIG4,
FIG 7 geeft een weergave van een brug volgens uitvoeringsvormen van een tweede aspect van de onderhavige uitvinding, samen met een detail van verschillende alternatieve openingen en verbindingsdelen van de brug in de twee onderste tekeningen,
FIG 8 geeft een weergave van drie stappen van de kanteling van een klauw die wordt mogelijk gemaakt door de opening van een brug volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding,
FIG 9 geeft een weergave van twee verschillende openingen van een brug volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding,
FIG 10 geeft een weergave van een detail van een vergrendelsysteem van een brug en van een vergrendelsysteem van een klauw, die samen een vergrendelgeheel vormen, volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding,
FIG 11 geeft een weergave van een vergrendelgeheel dat gevormd is door samenwerkende vergrendelsystemen van een klauw en van een brug, volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding,
FIG 12 geeft een weergave van een alternatief vergrendelgeheel volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding,
FIG 13 geeft een weergave in zijaanzicht van een montage-inrichting die is gevormd door een brug en door twee klauwen, volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding,
FIG 14 geeft een weergave van een elektrische verdeeldoos volgens de stand der techniek, met een functioneel inzetstuk dat daarin gemonteerd is met behulp van een montageinrichting die een brug en klauwen omvat.
De tekeningen zijn enkel schematisch en zijn niet beperkend. In de tekeningen kunnen de afmetingen van bepaalde elementen overdreven zijn en niet op schaal getekend zijn voor illustratieve doeleinden.
Welke referentiecijfers dan ook in de conclusies mogen niet beschouwd worden als een
BE2017/6039 beperking van de reikwijdte van de uitvinding inhoudende.
In de verschillende tekeningen verwijzen dezelfde referentiecijfers naar dezelfde of naar analoge elementen.
Gedetailleerde beschrijving van illustratieve uitvoeringsvormen
De onderhavige uitvinding zal beschreven worden aan de hand van welbepaalde uitvoeringsvormen en onder verwijzing naar bepaalde tekeningen, maar het moge duidelijk zijn dat de uitvinding niet daartoe beperkt is en dat de reikwijdte van de bescherming enkel bepaald wordt door de conclusies. De tekeningen die beschreven worden, zijn enkel schematisch en zijn niet beperkend. In de tekeningen kunnen de afmetingen van sommige elementen niet op schaal getekend zijn voor illustratieve doeleinden. De afmetingen en de relatieve afmetingen stemmen niet overeen met werkelijke praktijkgevallen van de uitvinding.
De termen eerste, tweede, en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies worden gebruikt om een onderscheid te maken tussen gelijkaardige elementen, en niet noodzakelijkerwijze voor het aangeven van een opeenvolging, zij dat in de tijd, in de ruimte, qua belang, of op welke andere wijze dan ook. Er dient begrepen te worden dat de termen die op deze wijze gebruikt worden onderling verwisselbaar zijn in geschikte omstandigheden, en dat de uitvoeringsvormen van de uitvinding zoals die hier beschreven worden eveneens kunnen werken in andere opeenvolgingen dan deze die hier beschreven of geïllustreerd zijn.
Daarenboven worden de termen boven, onder, en dergelijke in de beschrijving en de conclusies enkel gebruikt voor beschrijvende doeleinden en niet noodzakelijkerwijze voor het beschrijven van relatieve posities. Men dient te begrijpen dat de termen die op deze wijze gebruikt worden, onderling verwisselbaar zijn in geschikte omstandigheden, en dat de uitvoeringsvormen van de uitvinding zoals die hier beschreven worden, eveneens kunnen werken in andere opeenvolgingen dan deze hier beschreven of geïllustreerd zijn.
Men dient op te merken dat de term “omvattende “zoals die gebruikt wordt in de conclusies niet mag beschouwd worden als beperkt zijnde tot de middelen die vervolgens opgesomd worden; de term sluit ook andere elementen of stappen niet uit. De term moet dan ook geïnterpreteerd worden als de aanwezigheid specificerende van de vermelde kenmerken, gehele getallen, stappen, of componenten waarnaar verwezen wordt, zonder echter de aanwezigheid of het toevoegen van één of meerdere andere kenmerken, gehele getallen, stappen, of componenten, of groepen daarvan uit te sluiten. De reikwijdte van de uitdrukking “inrichting die middelen A en B omvat” mag dan ook niet beperkt worden tot inrichting die enkel de componenten A en B omvat. De uitdrukking betekent in de context van de onderhavige
BE2017/6039 uitvinding dat de enige relevante componenten van de inrichting A en B zijn.
Wanneer in deze beschrijving verwezen wordt naar “één uitvoeringsvorm” of naar “een uitvoeringsvorm” betekent dit dat een welbepaald kenmerk, een welbepaalde structuur, of een welbepaalde karakteristiek die beschreven wordt in de context van de uitvoeringsvormen is opgenomen in ten minste één uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Het voorkomen van de uitdrukkingen “in één uitvoeringsvorm” of “in een uitvoeringsvorm” op verschillende plaatsen in deze beschrijving verwijst dan ook niet noodzakelijkerwijze naar dezelfde uitvoeringsvorm, terwijl dat echter wel mogelijk is. Daarboven kunnen de bepaalde kenmerken, structuren, of karakteristieken op welke geschikte wijze dan ook gecombineerd worden, zoals duidelijk zal zijn voor de vakman in het vakgebied waartoe deze beschrijving behoort, in één of meerdere uitvoeringsvormen.
Op gelijkaardige wijze dient opgemerkt te worden dat in de beschrijving van voorbeelden van uitvoeringsvormen van de uitvinding diverse kenmerken van de uitvinding soms gegroepeerd worden tot een enkele uitvoeringsvorm, een enkele FIG, of een beschrijving daarvan, met het oog op het stroomlijnen van de beschrijving en om te helpen bij het begrijpen van één of meerdere van de diverse aspecten van de uitvinding. Deze wijze waarop de beschrijving wordt gegeven, mag echter niet geïnterpreteerd worden als de intentie inhoudende dat de geclaimde uitvinding meer kenmerken vereist dan expliciet vermeld worden in elke conclusie. Zoals de volgende conclusie laat zien, zijn inventieve aspecten terug te vinden in minder dan alle kenmerken van een enkele voorgaand beschreven uitvoeringsvorm. De conclusies die volgen op de gedetailleerde beschrijving zijn dan ook expliciet opgenomen in deze gedetailleerde beschrijving, waarbij elke conclusie onafhankelijk dient beschouwd te worden als een afzonderlijke uitvoeringsvormen van deze uitvinding.
Alhoewel sommige uitvoeringsvormen die hier beschreven worden sommige kenmerken omvatten terwijl andere niet aanwezig zijn maar wel opgenomen zijn in andere uitvoeringsvormen, zullen combinaties van kenmerken uit verschillende uitvoeringsvormen daarenboven verondersteld worden binnen de reikwijdte van de uitvinding te vallen en verschillende uitvoeringsvormen te vormen, zoals duidelijk moge zijn voor de vakman in het vakgebied. In de volgende conclusies kunnen welke dan ook van de geclaimde uitvoeringsvormen in welke combinatie dan ook gebruikt worden.
In de hier gegeven beschrijving worden diverse specifieke numerieke details gegeven. Het moge echter duidelijk zijn dat uitvoeringsvormen van de uitvinding in de praktijk kunnen worden gebracht zonder deze specifieke details. In andere gevallen werden welgekende werkwijzen, structuren, en technieken niet nader in detail weergegeven beschreven om zodoende
BE2017/6039 het begrip van deze uitvinding niet onnodig te bemoeilijken.
Montage-inrichtingen voor het verankeren van een functioneel inzetstuk in een elektrische verdeeldoos in een bouwstructuur zoals een wand, een vloer, een plafond, een kolom, of dergelijke, omvatten gewoonlijk een brug en klauwen. Gewoonlijk is er sprake van twee klauwen aan tegenovergelegen zijden van de brug, voor het fixeren van de positie van de montage-inrichting in de elektrische verdeeldoos. De normen zijn streng en het ontwerp dient te voldoen aan regels met betrekking tot bijvoorbeeld de afmetingen en de sterkte. De onderhavige uitvinding voorziet in een klauw, een brug, en een montage-inrichting die een dergelijke klauw en brug omvat, waarmee een reductie van de afmetingen van een elektrische aansluitdoos mogelijk wordt gemaakt zonder de nuttige oppervlakte ervan te reduceren voor de opname van een functioneel inzetstuk, terwijl nog steeds voldaan wordt aan de veiligheids- en sterkte-eisen. Dit wordt gerealiseerd door enerzijds de grootte van de klauw te beperken en door anderzijds het vastklemmen van de brug en van de klauwen aan te passen, zodat de afstand tussen de klauwen kan gereduceerd worden.
Volgens een eerste aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een klauw die kan gebruikt worden met welke standaard brug dan ook, met een gereduceerde breedte en optioneel compacter uitgevoerd, maar met een hoge sterkte. In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zijn de klauwen losbaar en omvatten zij een systeem (dat losbaar kan zijn van de klauw) voor het vastklemmen van de klauw op de brug wanneer de klauw op de brug wordt aangebracht. Tegelijkertijd met de klemmende werking wordt de klauw vergrendeld in een aangebrachte positie door het activeren van het steunsysteem wanneer de brug en de klauw geïnstalleerd zijn op een oppervlak, bijvoorbeeld in een elektrische aansluitdoos, waarbij de klauw is voorzien van verankeringsmiddelen die aandrukken tegen de elektrische aansluitdoos, waardoor de positie ervan ten opzichte van de doos wordt vergrendeld en eveneens de positie van de brug waarop de klauw is vastgeklemd, wordt vergrendeld.
FIG 1 geeft een weergave van een klauw 100 volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding. De klauw 100 omvat ten minste één arm 101, en bij voorkeur twee, in hoofdzaak parallelle armen die verbonden zijn door een structureel element 112, zoals een plaat of staven tussen de armen 101. In sommige uitvoeringsvormen kunnen de twee armen 101 gevormd zijn uit platte langwerpige platen die gemakkelijk te produceren en te vormen zijn. De ten minste ene arm 101 omvat een proximaal deel 110 dat een verbindingsdeel 111 omvat dat geschikt is om een verbinding te vormen met een brug, alsook een distaal deel 120 dat verankeringsmiddelen 121 omvat om de klauw 100 te verankeren op een bouwstructuur, bijvoorbeeld op een gat of een elektrische aansluitdoos die in een wand, een kolom, een plafond,
BE2017/6039 een vloer, of dergelijke is aangebracht. De verankeringsmiddelen 121 kunnen bijvoorbeeld haken omvatten die bijvoorbeeld, bij het aanbrengen van de klauw 100 op de brug en bij het activeren van het steunsysteem, een druk uitoefenen tegen de bouwstructuur, bijvoorbeeld tegen de wanden van een gat daarin, of tegen de wanden van een elektrische aansluitdoos die daarin is aangebracht of die op een andere wijze in een gat in een bouwstructuur vastgehouden kunnen worden.
De klauw 100 omvat een longitudinale rib 105, bijvoorbeeld een rib op elke arm 101, bijvoorbeeld een rib die zich uitstrekt in de richting van het proximale deel 110 van de arm. De lengte, de breedte, en de diepte van de rib in een welbepaald voorbeeld zijn bijvoorbeeld respectievelijk 30,6 mm, 13 mm, en 5,7 mm, waarbij de uitvoeringsvormen daar niet toe beperkt zijn. De rib kan een uitstekende vorm hebben aan een zijde, bijvoorbeeld de buitenzijde, van de arm 101 van de klauw 100, en een gekartelde vorm aan de andere zijde ervan, bijvoorbeeld de binnenzijde. De binnenzijden van twee armen 101 van de klauw 100 zijn naar elkaar toe gericht, terwijl de buitenzijden van elkaar weg zijn gericht. De rib 105 verhoogt de sterkte van de klauw 100. Dit maakt een reductie mogelijk van de totale grootte van de klauw 100. De klauw 100 kan bijvoorbeeld korter en/of dunner zijn dan een gelijkaardige klauw met gelijke afmetingen maar zonder dat de rib 105 aanwezig is, terwijl toch dezelfde sterkte wordt gerealiseerd. De rib 105 verbetert aldus de compactheid van de klauw 100. De breedte 130 van het breedste deel van de armen 101 kan bijvoorbeeld gelegen zijn tussen ongeveer 8 mm en 30 mm, en de arm 101 kan een moment vertonen van ten minste 200 N.cm. De klauw 100 kan bijvoorbeeld vervaardigd zijn uit een aluminiumlegering, een zinklegering, enzovoort.
In sommige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is een steunsysteem 200 opgenomen, zoals is terug te vinden in FIG 2. Het steunsysteem 200 is voorzien om de klauw 100 te bevestigen op een brug 300, zoals is terug te vinden in de onderste tekening van FIG2 en in FIG 8. Het steunsysteem 200 kan bijvoorbeeld aangepast zijn om samen te werken met het verbindingsdeel 111 in de klauw 100 en een verbindingsdeel 301 in een brug 300, zodat, wanneer het steunsysteem 200 geactiveerd wordt, het de klauw 100 en de brug 300 samenklemt. In sommige uitvoeringsvormen is het steunsysteem 200 een subsysteem dat deel uitmaakt van de klauw 100, en dat optioneel daarvan kan losgemaakt worden. Het steunsysteem 200 kan bijvoorbeeld een bevestigingsmiddel of moer 201 omvatten, bijvoorbeeld een vlakke plaat die is voorzien van een van schroefdraad voorzien gat 205, en een overeenstemmende schroef 202 die geschikt kan zijn om een verbindingsdeel 301 van de brug 300 en een verbindingsdeel 111 van de klauw 100 te sandwichen. De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de beschreven verbindingsdelen 101, 301 en tot het steunsysteem 200, en welk ander geschikt systeem dan ook
BE2017/6039 kan gebruikt worden om op losbare wijze de klauw 100 en de brug 300 onderling te verbinden.
Zoals reeds vermeld, kunnen de armen 101 van de klauw 100 verbonden zijn door een structureel element 102. In sommige uitvoeringsvormen kan het structurele element 102 zich uitstrekken langs de longitudinale richting tussen de armen, zoals is terug te vinden in FIG 1. Het structurele element 102 dat de armen 101 van een klauw 100 verbindt langs de longitudinale richting ervan kan bij voorkeur gepositioneerd zijn aan de achterzijde van de klauw, dat wil zeggen aan de zijde die is weggericht van de zijde die contact maakt met de bouwstructuur wanneer de montage-inrichting in de bouwstructuur is verankerd, zodat het structurele element 102 geen fysiek contact maakt met de bouwstructuur wanneer de montage-inrichting is geïnstalleerd. Het kan gepositioneerd zijn op een afstand van de schroeven van elektrische aansluitdozen die gebruikt worden voor toepassingen. De armen 101 en de verankeringsmiddelen 121 zijn dan ook zodoende het enige contact met de wanden van het gat of met de elektrische aansluitdoos. Omdat er geen plaat is aan de voorzijde van de klauw 100 die contact maakt met of die tegen de wanden van het gat of de elektrische aansluitdoos wordt aangedrukt, kan de afstand tussen de klauwen 100 (de afstand tussen de verankeringsmiddelen 121 van de klauwen 100 die verbonden zijn met een brug 300) gereduceerd worden.
In andere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, zoals is terug te vinden in FIG3 (waarin de ribben 105 niet zijn weergegeven), is een structureel element 112 dat de armen 101 verbindt, voorzien aan het proximale deel 110, bijvoorbeeld aan het proximale einde. Het structurele element 112 kan bijvoorbeeld een U-vormige plaat omvatten met de armen 101 van de klauw 100. Het verbindingsdeel 111 van de klauw 100 kan zodoende tegelijkertijd het structurele element 112 omvatten dat de twee armen 101 verbindt; het verbindingsdeel 111 kan bijvoorbeeld het plaatmateriaal omvatten die de twee armen 101 van de klauw 100 verbindt aan het proximale einde, en kan aangepast zijn om samen te werken met het steunsysteem (niet weergegeven). De plaat kan bijvoorbeeld een gat 113 omvatten om een schroef 202 in aan te brengen, zodat de moer 101 van het steunsysteem 200 op de plaat drukt wanneer de schroef 202 wordt aangespannen. In andere uitvoeringsvormen kan de plaat een sleuf omvatten die de rand bereikt van de plaat en deze zodoende opent langs één zijde, in de plaats van een gat 113. De positionering van de schroef 202 en van de moer 201 kan gemakkelijk doorgevoerd worden langs de open zijde van het verbindingsdeel 111. De moer en de schroef kunnen eveneens voorzien worden langs beide armen van de klauw.
In een andere uitvoeringsvorm, zoals is terug te vinden in FIG4, kan het verbindingsdeel 111 een lip 114 omvatten die uitsteekt ten opzichte van elke arm 101, waardoor daartussen een spleet 115 wordt opengelaten en waardoor de lippen 114 volledig van elkaar gescheiden worden,
BE2017/6039 zodat het steunsysteem 200 (bijvoorbeeld de schroef 202 en de moer 201) op interessante wijze gemakkelijk gepositioneerd kunnen worden in de klauw 100 langs elke zijde van de klauw (voorzijde of achterzijde). De spleet 115 tussen de lippen 114 kan bijvoorbeeld breed genoeg zijn om het lichaam van de schroef 202 op te kunnen nemen, maar klein genoeg opdat de moer 201 contact zal maken en een overlapping vertonen met beide lippen 114, waardoor het contact mogelijk wordt gemaakt tussen de moer 201 en het verbindingsdeel 111 (lippen 114) van de klauw 100. In dit laatste geval laat de spleet 115 niet toe om de twee armen 101 te verbinden zoals dat wel het geval was in FIG 3, wat betekent dat een bijkomend structureel element 102 langs de armen 101 van de klauw 100 dient gepositioneerd te worden, bijvoorbeeld aan de achterzijde, zoals reeds verklaard werd met betrekking tot FIG1.
Vanwege de spleet 115 (of de sleuf, zoals besproken met betrekking tot FIG 3), voorzien in het bevestigingsdeel 111, kan het steunsysteem 200 voorgeassembleerd worden, verwijderd van de klauw 100, en vervolgens in diens voorgeassembleerde vorm in de klauw 100 opgenomen worden door de spleet 115 of de sleuf. Het betekent een voordeel dat er geen behoefte is aan het assembleren van het steunsysteem 200 rechtstreeks in de klauw 100, wat een grotere complexiteit zou inhouden en tijdrovend zou zijn. De schroef 202 en de moer 201 kunnen vooraf op elkaar geschroefd worden en enkel wanneer het nodig is, aangebracht worden in het verbindingsdeel 111 van de klauw 100. Het verbindingsdeel 111 kan eveneens aanslagen 116 omvatten in de zijden van de sleuf of op de lippen 114, teneinde het risico te reduceren of te voorkomen dat het steunsysteem 200 per ongeluk uit de klauw 100 zou schuiven. Het verwijderen uit en het bevestigen van het steunsysteem 200 in het bevestigingsdeel 111 van de klauw 100 kan gemakkelijk met de hand uitgevoerd worden of met behulp van eenvoudige en algemeen beschikbare gereedschappen, zoals een tang.
In sommige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zijn de armen 101 van de klauw 100 en het steunsysteem 200 aangepast om nauwsluitend samen te werken en de bevestiging te verbeteren. Het steunsysteem 200 kan bijvoorbeeld een van schroefdraad voorziene moer 201 omvatten die zodanig gevormd is dat ze nauwsluitend past op de armen 101 van de klauw 100. Zoals men bijvoorbeeld kan terugvinden in FIG 5 kan de lengte 204 van de moer 201 dan sluitend overeenstemmen met de afstand tussen de oppervlakken van de armen die naar elkaar gericht zijn. Daarenboven of als alternatief kan de moer 201 van het steunsysteem 200 uitstekende delen 203 omvatten die respectievelijk passen in longitudinale groeven 104 die voorzien zijn in de oppervlakken die naar elkaar gericht zijn van de beide armen 101 van de klauw 100 (zoals is terug te vinden in de figuren 4 en 6). Een groef 104 kan, zonder dat dat evenwel noodzakelijk is, gevormd zijn door materiaal naar de andere zijde van de arm 101 te
BE2017/6039 persen zodat de rib 105 gevormd wordt die hiervoor reeds werd besproken. Beide opties (de lengte van de moer 201 die overeenstemt met de afstand tussen de armen 101 van een klauw 100, en uitstekende delen 203 die passen in de groeven 104) zullen, afzonderlijk of in combinatie, de positionering verbeteren van de moer 201 en de rotatie ervan reduceren of voorkomen wanneer de schroef 202 wordt aangespannen, waardoor de klemwerking verbeterd wordt.
In sommige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zijn de vorm of het profiel van de rib 105 en van de longitudinale groef 104 in elke arm 101 onderling complementair. Dit is terug te vinden in FIG6 waarin een schematische weergave te zien is van de dwarsdoorsnede van de klauw 100 uit FIG 4 (de dwarsdoorsnede van de klauw 100 langs de stippellijn VI-VI). Het verkrijgen van een dergelijk profiel kan eenvoudig gerealiseerd worden, bijvoorbeeld door het stansen en het vormen van metaalplaat om de armen 101 van de klauw 100 te vormen.
In sommige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat de klauw 101 een vergrendelsysteem 106, terug te vinden in FIG 4. Het vergrendelsysteem 106 kan geschikt zijn om samen te werken met de brug 300, zo kan het vergrendelsysteem 106 bijvoorbeeld een inkeping 107 op de ribben 105 omvatten die kan samenwerken met een paar uitlijntanden 313 van de brug 300, en de positie van de klauw 100 fixeren, bijvoorbeeld de hoekpositie. Andere vergrendelsystemen kunnen echter opgenomen zijn, zoals een gat 108 op de arm (terug te vinden in FIG 3), dat kan samenwerken met uitlijntanden van de brug, zoals met ribbels 312 die voorzien zijn op tanden 311 (zoals hieronder nader in detail besproken wordt onder verwijzing naar FIG 9).
In een tweede aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een brug die is aangepast om samen te werken met de klauw van het eerste aspect van de onderhavige uitvinding.
De brug is geschikt om een functioneel inzetstuk op te nemen, bijvoorbeeld elektrische componenten en/of inrichtingen, bijvoorbeeld een stopcontact, een stopcontact, USB-poorten, schakelaars zoals een 24 volt schakelaar, dimmers, sensoren, en/of apparaten zoals thermostaten die in een gat of een holle ruimte kunnen gemonteerd worden dat is aangebracht in een bouwstructuur zoals een wand, een plafond, een vloer, enzovoort, bijvoorbeeld in een elektrische aansluitdoos of verdeeldoos die is aangebracht in het gat of in de holle ruimte. De brug kan een compacte installatie mogelijk maken door de afstand tussen de klauwen te reduceren. De brug kan voldoen aan de 45 χ 45 mm standaard.
De bovenste tekening 700 van FIG 7 geeft een voorbeeld van een brug 340 die een
BE2017/6039 hoofdframe 309 omvat, met inbegrip van verankeringsmiddelen voor het verder fixeren van de brug 300 op een bouwstructuur, voor het fixeren van een functioneel inzetstuk zoals elektrische componenten, enzovoort, en om het mogelijk te maken om bijkomende elementen te bevestigen op de brug. De centrale lege zone 320 van de brug 300 kan het functionele inzetstuk opnemen, bijvoorbeeld elektrische componenten, zoals stopcontacten, schakelaars, sensoren, enzovoort. De brug 300 omvat een verbindingsdeel 301 dat kan samenwerken met bijvoorbeeld een verbindingsdeel 111 van een klauw 100, waarbij de klauw 100 een steunsysteem 200 omvat. Het verbindingsdeel 301 van de brug 300 omvat een opening 302 die is aangepast om samen te werken met het steunsysteem 200. Twee verschillende voorbeelden van verbindingsdelen 301 (gaten 302, 306 omvattende met verschillende vorm) zijn gekend en terug te vinden in de onderste tekeningen 701, 702 van FIG 7. Tekening 701 en tekening 702 geven een weergave van een verbindingsdeel 301 dat een klemzone 303 omvat. De openingen 302, 306 zijn gevormd door twee delen, waarbij het eerste deel zich in de klemzone bevindt, en vormen een hoek, bijvoorbeeld een rechte hoek of een hoek van 175°, of een hoek met een waarde die daartussen is gelegen. In de opening 302 van de linker onderste tekening 701 van FIG 7 kan de opening gevormd zijn door twee gaten die met elkaar contact maken, of door een gat en een sleuf die een enkele opening vormen met de vorm van een sleutelgat. Het deel van de opening in de klemzone kan kleiner zijn dan de kop van de schroef, maar breed genoeg om de rest van het lichaam van de schroef op te nemen. Het deel van de opening onder een hoek met de klemzone kan echter groter zijn, zodat de kop van de schroef door dit deel van de opening kan gestoken worden. In de opening 306 van de rechter onderste tekening 702 van FIG 7 kan de opening gevormd zijn door twee verbonden sleuven. Zoals hiervoor kan het deel van de opening in de klemzone de kop van de schroef opnemen. De onderste rechter tekening 702 geeft eveneens weer hoe het verbindingsdeel samenwerkt met een deel van een steunsysteem 200, meer bepaald met de moer 201, volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.
Meer bepaald is de opening 302, 306 van het verbindingsdeel 301 van de brug 300 aangepast zodat het nauwsluitend samenwerkt met en past op het steunsysteem 200 dat is opgenomen in de klauw 100 wanneer de montage-inrichting geïnstalleerd is, bijvoorbeeld bij het activeren van het steunsysteem 200. Dit is terug te vinden in de onderste tekening van FIG 2 en inde onderste rechter tekening van FIG7. De opening 302 laat een gereduceerd contact toe of een gebrek daaraan tussen het steunsysteem 200 en het frame 309 van de brug 300 in welke andere plaats dan ook dan op de klemzone 303 van het verbindingsdeel 301 van de brug 300. Zoals hierna nader zal worden verklaard, kan een deel van het steunsysteem 200 (bijvoorbeeld de moer 201) bijvoorbeeld in de opening 302 passen, waardoor contact tussen het frame 309 van
BE2017/6039 de brug 300 en het onderdeel wordt gereduceerd of vermeden. Dit maakt op interessante wijze een flexibiliteit van het ontwerp mogelijk, en de afstand 1300 tussen twee tegenovergelegen klauwen 100 op een brug 300 van een montage-inrichting 400 (zoals deze die zijn terug te vinden in FIG 13) kan gereduceerd worden waardoor de klauwen 130 bij de centrale zone 320 van de brug worden gebracht. Met de term “afstand tussen twee tegenovergelegen klauwen” wordt de afstand bedoeld tussen de verst uit elkaar gelegen punten tussen elke klauw 100 wanneer ze samenwerken met een brug 300 in de montagepositie, zoals is terug te vinden in FIG 13, bijvoorbeeld waarbij het steunsysteem 200 geactiveerd is, bijvoorbeeld waarbij de klauwen een hoek van 90° maken ten opzichte van de brug. Deze reductie kan nog verbeterd worden door de breedte 130 van de klauw zelf te reduceren, volgens uitvoeringsvormen van het eerste aspect. Zoals hierna nader zal verklaard worden, kan er sprake zijn van een kleine interactie tussen de opening 302, 306 en de moer 201 die de klemwerking verbetert zonder echter de klauw 100 “weg te duwen” van het centrum van de brug 300, waarbij de bevestiging van de moer 2012 verbeterd wordt tijdens de klemmende werking.
In sommige uitvoeringsvormen maken het verbindingsdeel 301 van de brug en de opening 302, 306 een vooraf bepaalde hoeveelheid speling mogelijk. De opening 302 kan meer bepaald, zoals is terug te vinden in de opeenvolging in FIG8, een kanteling van het steunsysteem 200 mogelijk maken zodat de klauw 100 waarin het steunsysteem 200 is opgenomen of kan opgenomen zijn, kan kantelen. De opening 302 kan dienst doen als een geleiding voor het steunsysteem 200, een geleiding die voldoende los is om het mogelijk te maken om de klauwen 100 neer te leggen, bijvoorbeeld op hetzelfde niveau als het frame 309, zonder echter de klauw 100 van de brug 300 los te maken. De posities zijn terug te vinden in de tekening 801 aan de linkerzijde van FIG 8. De klauwen 100 kunnen los vastgehouden worden door het verbindingsdeel 301 en het steunsysteem 200 op de brug 300, waardoor bijvoorbeeld de klauwen onder een hoek van 0° kunnen worden geplaatst ten opzichte van de brug 300. Het in een rechtopstaande positie plaatsen van de klauwen 100, bijvoorbeeld onder een hoek van 90° ten opzichte van een hoofdoppervlak van de brug, kan uitgevoerd worden door de eindgebruiker, net voor de installatie. Deze positie is terug te vinden in de tekening 803 aan de rechterzijde van FIG8.
Op interessante wijze kan een montage-inrichting die een brug 300 volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat, geassembleerd worden voorafgaand aan de levering aan de eindgebruiker. De klauwen 100 kunnen bijvoorbeeld verbonden worden met het verbindingsdeel 301 van de brug 300, zonder echter geklemd te zijn, dat wil zeggen zonder dat er sprake is van een samenwerking tussen het steunsysteem 200 en het
BE2017/6039 verbindingsdeel 301 van de brug 300. De klauwen 100 kunnen bijvoorbeeld geassembleerd worden onder een hoek van 0° ten opzichte van een hoofdoppervlak van de brug 300, of onder welke andere geschikte hoek dan ook. De montage-inrichting kan opgeslagen worden in de vorm van een geassembleerde maar niet-geklemde eenheid, en kan in hoofdzaak in een vlakke toestand opgeslagen worden, bijvoorbeeld met de klauwen 100 ter hoogte van hetzelfde niveau als de brug 300 (linker tekening 801 in FIG 8). Het transport en de opslag van individuele klauwen 100, gescheiden van de brug 300, is daarom niet noodzakelijk omdat de montageinrichting geassembleerd is (waardoor het aantal afzonderlijke onderdelen beperkt wordt die verloren zouden kunnen gaan), en tegelijkertijd wordt er ruimte bespaard omdat montageinrichtingen met op hetzelfde niveau als de brug 300 neergelegde klauwen 100 gemakkelijker en in grotere aantallen kunnen gestapeld worden in hetzelfde volume dan montage-inrichtingen met opgerichte klauwen 100.
De eindgebruiker kan, net voor de installatie, de klauw 100 kantelen, zoals is terug te vinden in de centrale tekening 802 in FIG 8, wat mogelijk wordt gemaakt door de vorm van de opening 302 van de brug 300. Meer bepaald kan het distale deel 120 van de klauw 100 achterwaarts gekanteld worden, in de richting van de centrale zone 320 van de brug, weg van de richting waarin de verankeringsmiddelen 121 gericht zijn, en in een rechtopstaande positie gefixeerd worden onder een hoek van 90° ten opzichte van de brug.
In sommige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is het verbindingsdeel 301 qua vorm aangepast zodat een nauwsluitende passing van het steunsysteem 200 mogelijk wordt gemaakt wanneer het steunsysteem 200 geactiveerd wordt, zodat het steunsysteem 200 of delen daarvan vlak liggen met het hoofdoppervlak 305 van de brug 300 op het moment van de klemming, waardoor een compacte en vlakke montage-inrichting wordt gerealiseerd en een vlotte verbinding met andere onderdelen mogelijk wordt gemaakt, zoals schakelaars of kronen. In sommige uitvoeringsvormen omvat een deel van het verbindingsdeel 301 van de brug 300 bijvoorbeeld een klemzone 303 of een oppervlak met een inkeping (bijvoorbeeld een hellende of conische inkeping) die is aangepast om de kop van de schroef 202 van het steunsysteem 200 op te nemen. De inkeping kan bijvoorbeeld op een vooraf bepaalde diepte voorzien zijn, bijvoorbeeld een diepte van 1,8 mm, ten opzichte van het oppervlak 305 van de brug 300 dat tegenover het oppervlak van de brug 300 is gelegen dat gericht is naar het verbindingsdeel 111 van de klauw 100, zoals is terug te vinden in de onderste tekening van FIG 2. Dit betekent dat, wanneer de brug 300 en de klauw 100 samengeklemd worden, de kop van de schroef in hoofdzaak vlak kan liggen met het oppervlak 305 van de brug.
In sommige uitvoeringsvormen omvat het verbindingsdeel 301 van de brug 300 een
BE2017/6039 blokkeerlip 304 die geschikt is om een structurele steun te vormen voor de klauw 100, en om te voorkomen dat deze achterwaarts buigt of knikt, weg van de inwendige wanden van het gat of van de elektrische verdeeldoos in de bouwstructuur waarop de montage-inrichting verondersteld wordt aangebracht te worden. Een dergelijke blokkeerlip 304 is bijvoorbeeld terug te vinden in de onderste tekening van FIG7 en in FIG8. In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding strekt de blokkeerlip 304 zich uit in opwaartse richting (bijvoorbeeld onder een hoek van 90° of onder andere hoeken, zoals 175°) ten opzichte van het oppervlak 305 dat de klemzone 303 van het verbindingsdeel 301 van de brug omvat. De blokkeerlip 304 kan aangepast zijn om in contact te staan met de klauw 100, waarbij enkel contact wordt gemaakt met de armen 101 daarvan. De blokkeerlip 304 kan bijvoorbeeld in het bezit zijn van een zodanige hoogte dat het structurele element 102 aan de achterzijde van de klauw 100 niet in contact komt met de blokkeerlip 304 wanneer de klauw 100 en de brug 300 worden samengeklemd. De blokkeerlip kan bijvoorbeeld vlak liggen met het structurele element 102 (bijvoorbeeld verbindingsplaat) van de klauw 100, waarbij daartussen eventueel een spleet wordt gelaten. Dit is terug te vinden in tekening 803 van FIG8. Het structurele element 102 van de klauw 100 raakt zodoende noch de brug 300 noch de elektrische verdeeldoos wanneer het voorzien is in de achterzijde van de klauw 100 en op een afstand van het verbindingsdeel 110 van de klauw, in een zodanige positie op de blokkeerlip 304 van de brug 300 dat het geen interferentie vertoont met het structurele element 102. Dit beperkt op interessante wijze verder de breedte die nodig is om de montage-inrichting aan te brengen in een gat of in een elektrische verdeeldoos in een bouwstructuur.
In sommige uitvoeringsvormen strekt de opening 302, 306 van het verbindingsdeel 301 van de brug 300 zich uit van de klemzone 303 naar de blokkeerlip 304 van de brug 300. De kanteling van de klauw 100 kan zodoende mogelijk gemaakt worden door het steunsysteem 200 te kantelen (bijvoorbeeld de schroef 202) langs de opening 302, van de klemzone 303 naar het deel van de opening 302 dat zich uitstrekt door de blokkeerlip 304, bijvoorbeeld onder een hoek van 90° ten opzichte van het oppervlak 305 van de brug. In sommige uitvoeringsvormen, zoals is terug te vinden in de onderste rechter tekening 702 van FIG 7, is de opening 306 een eenvoudige rechte sleuf die gemakkelijk te realiseren is, terwijl ze echter eveneens andere geschikte vormen kan aannemen.
In sommige uitvoeringsvorm maakt de opening 302, 306 van het verbindingsdeel 301 van de brug het aanbrengen mogelijk van de moer 201 van het steunsysteem 200 in het deel van de opening dat zich uitstrekt door de lip 304. In de onderste rechter tekening 702 van FIG7 kan de moer 201 bijvoorbeeld vastgehouden worden door de opening 306 doordat ze gedeeltelijk daarin past. Het is te verkiezen dat de opening 306 gebruikt wordt om de moer 201 op haar plaats
BE2017/6039 te houden. Zoals hiervoor reeds werd vermeld, maakt de opening 302, 306 het het systeem bovendien mogelijk om het contact te reduceren van het steunsysteem 200 met de brug 300, zodat de enige interacties tussen delen van het steunsysteem 200 en de brug 300 klemmende interacties zijn en er dus geen behoefte is om te compenseren voor andere interacties of om de afstand op te drijven tussen de klauwen 100. In sommige uitvoeringsvormen past de klemmoer 201 bijvoorbeeld in de opening 302, 306 van de brug 300, zodat de moer 201 enkel contact maakt met de verbindingszone 111 van de klauw 100 wanneer de klemming is uitgevoerd, en wordt ze niet gehinderd of verstoord door welk contact dan ook met welk deel dan ook van de brug 300, zoals bijvoorbeeld de blokkeerlip 304 van de brug 300. Zonder de opening 302, 306 dient de dikte van de blokkeerlip 304 in beschouwing genomen te worden bij het ontwerp van de brug 300 en van de klauw 100, omdat de moer 201 en de klauw 100 verder van de centrale zone 320 van de brug 300 zouden geïnstalleerd moeten worden. De brug 300 kan zodoende op een zodanige wijze voorzien zijn dat de afstand tussen de klauwen 100 aan tegenovergelegen zijden van de brug 300 kan gereduceerd worden (bijvoorbeeld zelfs tot tweemaal de dikte van de blokkeerlip, bijvoorbeeld 2 mm, of bijvoorbeeld tweemaal de dikte van het materiaal waaruit de brug gevormd is.
In sommige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan de opening 302, 306) in het verbindingsdeel 301 van de brug 300 aangepast zijn om de verbinding en het losmaken van de klauw 100 mogelijk te maken zonder het steunsysteem 200 los te maken of te ontspannen. Deze opties maken een gemakkelijke introductie mogelijk van het steunsysteem 200, alsook een snelle assemblage waardoor de installatietijd van de montage-inrichting gereduceerd wordt. Het steunsysteem 200 kan bijvoorbeeld reeds samengevoegd zijn met de klauw 100, zodat de klauw 100 waarin het steunsysteem 200 is opgenomen, gemakkelijk kan gemonteerd worden op de brug 300. Het betekent een voordeel van ten minste sommige uitvoeringsvormen dat de klauwen niet gedemonteerd hoeven te worden. De typische breedte van de ingebouwde doos kan ongeveer 52 mm bedragen, wat inhoudt dat het systeem ingebouwd kan worden in de vorm van een enkel geheel.
FIG 9 geeft een weergave van twee voorbeelden van uitvoeringsvormen daarvan. De tekening 901 aan de linkerzijde van FIG 9 toont dat de opening 302 de vorm heeft van een sleutelgat, met een vooraf bepaalde grootte die is aangepast om de doorgang mogelijk te maken van het steunsysteem 200. Het brede gat van de opening in de vorm van een sleutelgat kan bijvoorbeeld de doorgang mogelijk maken van de schroefkop van het steunsysteem 200, terwijl het smalle deel van de opening in de vorm van een sleutelgat smaller kan zijn dan de kop, zodat de schroef 202 op haar plaats wordt gehouden. Het sleutelgat kan aanwezig zijn in het deel van
BE2017/6039 de opening die deel uitmaakt van de blokkeerlip 304. De tekening 902 aan de rechterzijde van FIG9 toont dat de opening 307 zich uitstrekt tot aan een rand van de brug. De opening 307 kan zich bijvoorbeeld uitstrekken door de lip 308 en deze in twee opsplitsen. Een dergelijke opening 307 kan gemakkelijk gerealiseerd worden, en de maat van de kop van de schroef 202 is van minder kritisch belang omdat de schroef kan aangebracht worden via de open rand van de opgesplitste lip 308. Algemeen gesteld, wordt de sterkte van de brug 300 verbeterd.
In ieder geval kan de opening 302, 307 een brede kantelhoek van de klauw mogelijk maken, bijvoorbeeld tot 90°, en eveneens een gemakkelijke bevestiging van de klauw 100 en van de brug 300.
Tijdens de installatie van de montage-inrichting is het te verkiezen om de klauwen 100 in een specifieke richting te houden met het oog op een betere verankering. Gewoonlijk verdient het de voorkeur om welke beweging dan ook van de klauwen 100 beperkt te houden tot een beweging in een vlak.
In sommige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan de brug 300 dan ook een uitlijnsysteem omvatten voor het verbeteren van de installatie. Een dergelijk systeem is terug te vinden in FIG 10. De brug 300 kan bijvoorbeeld een tand of tanden 313 omvatten met een spleet daartussen om daar de klauw 100 in op te nemen. Een dergelijk systeem (bijvoorbeeld tanden 313) kan bijvoorbeeld voorzien zijn op de blokkeerlip 304, op een afstand van het verbindingsdeel 301 van de brug 300, en gericht naar de achterzijde van de klemzone 303 van de brug. In sommige uitvoeringsvormen steken de tanden 313 uit ten opzichte van de lip 304, waarbij het oppervlak van de tanden coplanair (parallel) is aan het oppervlak 305 van de brug, of het kan een hoek vertonen ten opzichte van het oppervlak. De tanden vormen een frame voor het verbindingsdeel 301 van de brug, waardoor een correcte samenwerking met de klauw mogelijk wordt gemaakt terwijl tegelijkertijd de mogelijkheid tot de kanteling ervan behouden blijft en wordt voorkomen dat de klauw 100 een richting aanneemt die uit het kantelvlak steekt, omdat een dergelijke beweging van de klauw 100 geblokkeerd zou worden door het uitlijnsysteem, bijvoorbeeld door de randen van de tanden 313 die onderling parallel zijn.
In sommige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is een vergrendelsysteem 310 opgenomen in de brug 300, dat met een vergrendelsysteem 106 van de klauw kan samenwerken waardoor de positie (bijvoorbeeld de hoekpositie, bijvoorbeeld een rechtopstaande positie onder een hoek van 90° ten opzichte van de brug) wordt gefixeerd van de klauw 100. In te verkiezen uitvoeringsvormen wordt het vergrendelsysteem 310 van de brug 300 gecombineerd met het uitlijnsysteem ervan, zo kan bijvoorbeeld het uitlijnsysteem gecombineerd zijn met tanden 313 en ribbels 314.
BE2017/6039
In sommige uitvoeringsvormen, zoals is terug te vinden in FIG 11, omvat het vergrendelsysteem 310 tanden 311 met een samenwerkende rand 312 die is aangepast om contact te maken met het vergrendelsysteem 106 van de klauw 100. Elke tand 311 van het uitlijnsysteem kan bijvoorbeeld een been 312 omvatten dat is aangepast om in een gat 108 of holle ruimte te passen op een vooraf bepaalde positie langs de armen 101 van de klauw 100, zoals is terug te vinden in FIG 3 en in FIG 11. Meer bepaald is in FIG 11 een dwarsdoorsnede te zien van een klauw 100 die vergrendeld is op tanden 311. De klauw 100 omvat ribben 105 die holle ruimten of gaten 108 omvatten op een vooraf bepaalde positie langs elke arm 101. De afstand tussen de randen van de tanden 311 kan voldoende zijn om te passen met de armen van de klauw 100, met inbegrip van de ribben 105, zodat de vergrendeling wordt verkregen door de uitlijning van het vergrendelsysteem van de klauw (gaten 108) en het vergrendelsysteem van de brug (benen 312).
In sommige uitvoeringsvormen is er geen samenwerkend been nodig, en het uitlijnsysteem kan aangepast zijn om samen te werken met het vergrendelsysteem 106 van de klauw 100, zoals is terug te vinden in FIG 10. De dikte van de randen van de tanden kan bijvoorbeeld passend uitgevoerd zijn met inkepingen 107 die voorzien zijn op een vooraf bepaalde positie van de ribben 105 langs de armen 101 van de klauw. Daarenboven kan de opening tussen de tanden zodanig gevormd zijn dat de armen na het sluiten kunnen aangepast worden door het proximale deel 110 van de klauw, zoals is terug te vinden in FIG 12. In dergelijke gevallen kunnen ribbels 314 voorzien zijn aan de bovenzijde van de tanden, wat de vergrendeling ten goede komt. De “ribbels” voorkomen de noodzaak aan elastische bandjes om de klauwen is een positie te houden. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een ribbel 314 die met een hoogte van 0,2 mm uitsteekt ten opzichte van de punt van de tand.
In een bijkomend aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een montageinrichting 400, met inbegrip van de klauw 100 volgens uitvoeringsvormen van het eerste aspect van de onderhavige uitvinding, en de brug 300 volgens uitvoeringsvormen van het tweede aspect van de onderhavige uitvinding, in een configuratie zoals is terug te vinden in FIG 13.
De montage-inrichting 400 combineert de reductie van de grootte van de klauw 100 met de reductie van de afstand tussen de klauwen 100 in de brug 300, waardoor een compacte montage-inrichting 400 wordt gerealiseerd die nog steeds voldoet aan de normen met betrekking tot de oppervlakte die nodig is om stopcontacten, schakelaars, en andere elektrische elementen aan te brengen. De reductie van de grootte is te danken aan de aanwezigheid van de rib 105 die een reductie mogelijk maakt van de breedte, zonder echter de sterkte in het gedrang te brengen. De reductie van de afstand 1300 tussen klauwen 100 is te danken aan de aanwezigheid van een
BE2017/6039 opening 302, 306, 307 in de brug 300, aangepast om de interactie te reduceren tussen het steunsysteem 200 dat is opgenomen in de klauw 100, en onderdelen van de brug die buiten de klemzone 303 ervan zijn gelegen, en eveneens aan de reductie van de grootte van de klauw en aan het positioneren van de structurele verbinding 102 van de klauw in de achterzijde ervan. De afstand 1300 tussen de klauwen kan bijvoorbeeld 52 mm bedragen (wat ongeveer 5 mm kleiner is dan in bestaande systemen), terwijl nog steeds voldoende ruimte aanwezig blijft in een centrale zone 320 van de brug 300 om standaard functionele inzetstukken op te nemen zoals elektrische componenten. De klauw kan zodoende in haar positie blijven tijdens de montage, wat inhoudt dat er geen demontage vereist is.
De opening in de brug maakt eveneens een kanteling van de klauw mogelijk waardoor de opslag en de manipulatie verbeterd worden. Sommige uitvoeringsvormen maken een gemakkelijke assemblage van de klauw en van de brug mogelijk, bijvoorbeeld de uitvoeringsvorm die een opening in de vorm van een sleutelgat voorziet, of de opening die is terug te vinden in de rechter tekening 902 van FIG 9, waardoor een verschuiving in opwaartse richting van het steunsysteem in de klauw mogelijk wordt gemaakt. Algemeen gesteld, is dit systeem zeer gebruiksvriendelijk en veilig.
Een gebruiker moet bijvoorbeeld typisch de verbindingsdelen van de brug en de klauw uitlijnen, de positie behouden en vervolgens het steunsysteem bevestigen, zowel op de brug als op de klauw. Dit is een relatief delicate bewerking die ervaring en tijd vereist. De onderhavige uitvinding maakt het een gebruiker echter mogelijk om het steunsysteem 200 (bijvoorbeeld een schroef en moer) aan te brengen in de spleet 115 tussen twee lippen 114 (met aanslagen 116 om het steunsysteem 200 tegen te houden) op het verbindingsdeel 111 van de klauw 100. Een eenvoudig gereedschap zoals een tang kan gebruikt worden indien dat gewenst of vereist is. Dit maakt het mogelijk om snel en eenvoudig een klauw 100 te produceren die een steunsysteem 200 omvat. Vervolgens kan het steunsysteem 200 door de opening 302, 307 van het verbindingsdeel 301 van de brug geïntroduceerd worden. De kop van de schroef 202 van het steunsysteem 200 kan bijvoorbeeld door het brede gat geïntroduceerd worden van de opening 302 met de vorm van een sleutelgat. Als alternatief kan het deel van het lichaam van de schroef 202 tussen de kop ervan en het verbindingsdeel 111 van de klauw 100 geïntroduceerd worden door de opening 307 die zich uitstrekt tot aan de rand van de lip 314.
In ieder geval maakt de opening 302, 307 een zeer snelle samenwerking van de klauw 100 en van de brug 300 mogelijk, waardoor een snelle assemblage van de montage-inrichting mogelijk wordt gemaakt zonder dat er daarvoor een specifieke training vereist is. Er zijn geen speciale gereedschappen nodig en de bewerking kan uitgevoerd worden in een paar seconden,
BE2017/6039 zonder dat ervoor voorafgaande ervaring vereist is.
De klauwen 100 kunnen in hetzelfde vlak als de brug 300 neergelegd worden, waardoor een eenvoudig en compact transport en opslag mogelijk worden gemaakt met een beperkt of geen risico op ontbrekende onderdelen. Dit voordeel kan verkregen worden met uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, zelfs indien gebruik wordt gemaakt van een opening 306 (FIG 7, onderste rechter tekening 702) die geen gemakkelijke montage mogelijk maken zoals dat wel het geval zou zijn met de opening 307 in de vorm van een open sleuf of met de opening 302 in de vorm van een sleutelgat. Vervolgens kan de eindgebruiker, bij het installeren van de montage-inrichting 400, in plaats van de klauwen op de brug te moeten bevestigen, eenvoudigweg de klauwen 100 over 90° draaien ten opzichte van de brug 300 waardoor ze op de brug vergrendeld worden in die positie, zonder ze te moeten vasthouden of zonder gebruik te moeten maken van een elastiek. Vervolgens kande eindgebruiker te montageinrichting 400 aanbrengen in een geschikt gat of in een elektrische verdeeldoos in een bouwstructuur, en het steunsysteem 200 aanspannen.
Het verbindingsdeel 111 van de klauw 100 maakt bijvoorbeeld ten minste contact met de moer 201 wanneer de schroef 200 wordt aangespannen, waarbij de schroef 200 wordt vastgehouden door het verbindingsdeel 301 van de brug 300. De moer 201 en het verbindingsdeel 111 van de klauw 100 worden uitgelijnd onder invloed van de activering, en de klauw 100 wordt buitenwaarts gedwongen waardoor ze tegen de inwendige wanden van het gat of van de elektrische verdeeldoos wordt aangedrukt. De schroef 202 kan van buitenaf toegankelijk zijn na de installatie van de montage-inrichting in de wand, zoals gekend is uit de stand der techniek. Het lossen van de schroef 202 reduceert de druk van de klauw 100, waardoor de montage-inrichting 400 kan verwijderd worden.
Het assembleren van de onderdelen enhet verankeren van de montage-inrichting 400 in het gat of in de elektrische verdeeldoos met behulp van de klauwen 100 kan zeer snel en eenvoudig uitgevoerd worden, en het geheel is compatibel met standaarddozen van 52 mm. Ook het verwijderen van de montage-inrichting kan snel uitgevoerd worden, zonder dat de noodzaak bestaat tot het demonteren van de klauwen van de brug.
Omdat de klauwen 100 kleiner en dunner kunnen worden uitgevoerd, zonder de sterkte ervan te reduceren, kunnen de klauwen 100 gebruikt worden met standaardbruggen.
In sommige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat de montageinrichting 400 een vergrendelgeheel, bijvoorbeeld ten minste een vergrendelsysteem 106 omvattende dat voorzien is in de klauw, bovendien optioneel een vergrendelsysteem 310 omvattende dat voorzien is in de brug 300 en dat bedoeld is om samen te werken met het
BE2017/6039 vergrendelsysteem 106 van de klauw 100. Het vergrendelgeheel kan de positie van de klauw ten opzichte van de brug fixeren, bijvoorbeeld wanneer de gebruiker de klauw kantelt in een rechtopstaande positie ten opzichte van de brug alvorens de montage-inrichting wordt geïnstalleerd. Het vergrendelgeheel kan helpen bij het positioneren van de montage-inrichting, zonder dat het noodzakelijk is om de klauw vast te zetten op de brug, bijvoorbeeld door de positie van de klauw ten opzichte van de brug te vergrendelen, of door ten minste de kanteling te reduceren of te voorkomen.
In sommige uitvoeringsvormen van het vergrendelgeheel kunnen de armen van de klauw een holle ruimte of gat 108 omvatten dat is aangepast om een been 312 op te nemen dat voorzien is in de brug, bijvoorbeeld voorzien op een gevormde tand van de brug (FIG 3, FIG 11). Het vergrendelgeheel is zodoende gevormd door een vergrendelgat in de arm van de klauw, en een samenwerkend deel langs de kant van de brug. Dit heeft een betrouwbare vergrendeling van de positie van de klauw tot gevolg.
Meer in detail ziet men, zoals is weergegeven in FIG 11, dat, alhoewel de afstand tussen de randen van de tanden 311 voldoende dan zijn om de armen van de klauw, met inbegrip van de ribben, op te nemen, de benen 312 een druk zouden uitoefenen op de armen 101. De armen en/of de benen kunnen lichtjes buigen, en wanneer de vergrendelsystemen van de klauw en van de brug worden uitgelijnd, wordt de druk vrijgegeven en passen de benen 312 in de gaten 108 van de armen, waardoor de positie vergrendeld wordt. Deze vergrendeling is echter omkeerbaar door de elastische kracht te overwinnen tegen de buiging en de wrijving. De klauw 100 kan zodoende gemakkelijk eenvoudig van de brug 300 worden verwijderd.
Een alternatief vergrendelgeheel is terug te vinden in FIG10 en in FIG 12. FIG12 geeft een weergave in dwarsdoorsnede van een klauw die verbonden is met tanden 313. De armen van de klauw omvatten ribben 105 die een inkeping 107, in de plaats van een gat omvatten, met het oog op het aanbrengen van een vergrendelsysteem van een brug. De inkeping dient zich ten minste in zoverre langs de arm uit te strekken als de dikte van de rand van de tanden 313. De vorm van het proximale deel 110, meer bepaald het uiteinde ervan, kan aangepast zijn om te passen op het vergrendelsysteem 310 van de brug indien dat nodig zou zijn. De hoeken kunnen bijvoorbeeld uitgevlakt en/of afgerond zijn, zoals is terug te vinden in FIG 10. De ribben 105 vergroten de afstand tussen de buitenste zijde van de armen. De druk neemt zodoende toe omdat de opening tussen de tanden 313 lichtjes kleiner is dan de afstand tussen de armen van de klauw met de ribben. Deze druk kan een lichte buiging inwaarts veroorzaken van de armen 101 van de klauw. De elastische verbuiging van de armen kan verbeterd worden indien de verbindingsstructuur 102 langs de armen van de klauw gepositioneerd is, maar op een afstand
BE2017/6039 van het proximale deel 110 (zoals is terug te vinden in FIG 10). De brug is echter aangepast opdat de inkeping 107 past met de opening tussen de tanden 313, waardoor de druk wordt vrijgegeven en de klauw op losbare wijze, net zoals hiervoor, wordt vergrendeld ten opzichte van de brug. Dit maakt het mogelijk om de klauw te gebruiken met welke brug dan ook die is voorzien van het uitlijnsysteem. In sommige uitvoeringsvormen heeft de inkeping bijvoorbeeld een diepte van ongeveer 0,3 mm ten opzichte van de top van de rib 105. De inkeping 107 kan gemakkelijk voorzien worden, bijvoorbeeld door te stansen, te slijpen, enzovoort. De tanden 313 van de brug kunnen ribbels 314 omvatten aan de punt ervan, die één van de hellingen van de rib 105 omhullen of er contact mee maken, teneinde de vergrendeling van de klauw te verbeteren zonder gebruik te moeten maken van elastisch materiaal. De ribbel 314 wordt weergegeven in FIG 10 maar niet in FIG 12.
In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan gemakkelijk voorzien worden in het vergrendelgeheel, zonder de noodzaak om te voorzien in een holle ruimte of om een gat aan te brengen door de arm, waardoor een beperking van de sterkte ervan voorkomen wordt, en zonder de noodzaak om een been te voorzien op de tand van de brug dat is aangepast om in de holle ruimte of in het gat te passen. Het vergrendelsysteem in de klauw kan bijvoorbeeld eenvoudigweg een reductie van de dikte van de rib zijn, wat met behulp van eenvoudige mechanische middelen kan gerealiseerd worden, met een zodanige maat dat het geheel ongeveer past op de rand van de tand van de brug. Omdat de tand een eenvoudige plaat of lip kan zijn met een vooraf bepaalde dikte kan gemakkelijk voorzien worden in het vergrendelsysteem in de brug, zonder toevoegingen, benen, of complexe uitsnijdingen en vormbewerkingen.
De positie van het vergrendelgeheel kan de relatieve positie bepalen van de klauw 100 ten opzichte van de brug 300, bijvoorbeeld de afstand tussen de verbindingsdelen van de klauw en van de brug, wat de verbindingssterkte beïnvloedt tussen de klauw en de brug (bijvoorbeeld bij het klemmen, bijvoorbeeld bij het aanspannen van de schroef van de verbindingsmiddelen).
Onder verwijzing naar de beschreven uitvoeringsvormen van het vergrendelgeheel kan de relatieve positie tussen de inkeping 107 van de rib 105 of het gat 108 van de klauw en de rand van de tand 313 of het been 312 bijvoorbeeld de afstand bepalen tussen het verbindingsdeel 111 van de klauw 110 en het verbindingsdeel 301 van de brug 300. De afstand tussen het vergrendelsysteem en de klauw (bijvoorbeeld gat op volle ruimte) en het proximale einde van de klauw kan bijvoorbeeld dezelfde zijn of enigszins kleiner zijn dan de afstand tussen vergrendelsysteem van de brug en het verbindingsdeel van de brug. De afstand kan geoptimaliseerd zijn zodat een maximale klemmende werking verkregen kan worden wanneer het proximale einde net in contact komt met het verbindingsdeel van de brug, zonder een
BE2017/6039 buitensporige kracht uitoefenen op welke dan ook van het vergrendelgeheel, de verbindingsdelen, en/of het steunsysteem. Dit reduceert het risico op schade (bijvoorbeeld naar aanleiding van een vervorming van het been of van de tand, of de rib of de klauw, of de moer of de verbindingsdelen van de klauw of van de brug), terwijl er toch een geschikte klemmende 5 werking wordt gerealiseerd.

Claims (16)

  1. Conclusies
    1. Klauw (100), ten minste één langwerpige arm (101) omvattende die een proximaal deel (110) en een tegenovergelegen distaal deel (120) omvat met verankeringsmiddelen (121), waarin de ten minste ene langwerpige arm (101) een rib (105) omvat die zich longitudinaal uitstrekt in de richting van het proximale deel (110).
  2. 2. Klauw (100) volgens conclusie 1, waarbij de klauw twee langwerpige armen omvat die elk een proximaal deel (110) en een tegenovergelegen distaal deel (120) omvatten met verankeringsmiddelen (121).
  3. 3. Klauw (100) volgens een der voorgaande conclusies, bovendien een steunsysteem (200) omvattende, met inbegrip van een klemmoer (201), waarbij de ten minste ene arm (101) en de moer (201) zijn aangepast aan elkaar om een eventuele rotatie van de moer (201) te voorkomen.
  4. 4. Klauw (100) volgens conclusie 3, waarin de ten minste ene arm (101) een longitudinale groef (104) omvat, en waarbij de klemmoer (201) een uitstekend deel (203) omvat dat bedoeld is om samen te werken met en te passen in de longitudinale groef (104).
  5. 5. Klauw (100) volgens conclusie 4, waarin de rib (105) en de groef (104) zijn voorzien aan tegenovergelegen zijden van de arm (101), en waarbij het profiel van de rib (105) van de arm (101) complementair is aan het profiel van de groef (104) van die arm (101).
  6. 6. Klauw (100) volgens een der voorgaande conclusies, waarin het proximale deel een verbindingsdeel (111) omvat dat bedoeld is om samen te werken met een steunsysteem (200), en om de klauw (100) te verbinden met een brug (300), waarbij het verbindingsdeel (111) een sleuf of een spleet (115) omvat die geschikt is om het steunsysteem (200) op verwijderbare wijze aan te brengen in een geassembleerde vorm.
  7. 7. Klauw (100) volgens een der voorgaande conclusies, waarin de ten minste ene arm (101) een vergrendelsysteem (106) omvat dat geschikt is om samen te werken met een overeenstemmend vergrendelsysteem (310) in een brug (300), met het oog op het vergrendelen van de positie van de klauw (100) ten opzichte van de brug (300), in geassembleerde toestand.
  8. 8. Klauw (100) volgens conclusie 7, waarin het vergrendelsysteem (106) een inkeping (107) op de rib (105) omvat die geschikt is om te passen met een uitlijntand (313) op een brug (300).
  9. 9. Klauw (100) volgens een der voorgaande conclusies, waarin de klauw (100) twee armen (101) omvat, en waarin de klauw (100) bovendien een structureel element (102) omvat dat zich longitudinaal uitstrekt tussen de armen (101), weg van het proximale deel (110) langs
    BE2017/6039 de zijde van de arm die tegenover de verankeringsmiddelen (121) gelegen is.
  10. 10. Brug (300), geschikt om een klauw (100) volgens een der voorgaande conclusies aan te brengen, waarbij de brug (300) een verbindingsdeel (301) omvat met een klemzone (303) om de klauw (100) te verbinden met de brug (300), waarbij het verbindingsdeel (301) een opening (302, 306, 307) omvat die is aangepast om samen te werken met een steunsysteem (200) dat omvat is in de klauw (200), zodat het steunsysteem (200) in hoofdzaak enkel contact maakt met de brug (300) op de klemzone (303) van de brug bij het activeren van het steunsysteem (200).
  11. 11. Brug (300) volgens conclusie 10, waarbij de opening (302, 306, 307) qua afmetingen en vorm is aangepast, zodat een klauw (100) kan verbonden worden met de brug (300) terwijl ze de mogelijkheid heeft om te kantelen ten opzichte van de brug (300).
  12. 12. Brug (300) volgens conclusie 10 of conclusie 11, waarbij de opening (302) een rechte sleuf (306, 307) of een sleutelgat (302) is om de doorgang mogelijk te maken van ten minste een deel van een steunsysteem (200).
  13. 13. Brug (300) volgens een der conclusies 10 tot en met 12, waarin het verbindingsdeel (301) van de brug (300) qua afmetingen en vorm is aangepast, zodat een klemmoer (201) van een steunsysteem (200) van een klauw die bevestigd moet worden op de brug (300) in de opening (302) van het verbindingsdeel (301) past.
  14. 14. Brug (300) volgens een der conclusies 10 tot en met 13, bovendien een vergrendelsysteem omvattende dat ten minste één tand (311, 312, 313, 314) omvat om een klauw (100) die verbonden moet worden met de brug (300) uit te lijnen en te vergrendelen.
  15. 15. Brug (300) volgens een der conclusies 10 tot en met 14, waarin de ten minste ene tand (313) een uitstekende rand (314) omvat aan de punt ervan, teneinde de vergrendeling vande klauw te verbeteren.
  16. 16. Montage-inrichting (400), met een brug (300) volgens een der conclusies 10 tot en met 15, en met een klauw (100) volgens een der conclusies 3 tot en met 9, waarin het steunsysteem (200) dat deel uitmaakt van de klauw (100) is aangepast om in de opening (302, 306, 307) van de brug (200) te passen.
BE2017/6039A 2017-12-30 2017-12-30 Oppervlak bevestigingsapparaat BE1025862B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2017/6039A BE1025862B1 (nl) 2017-12-30 2017-12-30 Oppervlak bevestigingsapparaat
DK18248047.5T DK3506444T3 (da) 2017-12-30 2018-12-27 Overflademonteringsanordning
EP18248047.5A EP3506444B1 (en) 2017-12-30 2018-12-27 Surface mounting device
PL18248047T PL3506444T3 (pl) 2017-12-30 2018-12-27 Urządzenie do montażu na powierzchni

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2017/6039A BE1025862B1 (nl) 2017-12-30 2017-12-30 Oppervlak bevestigingsapparaat

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1025862A1 BE1025862A1 (nl) 2019-07-24
BE1025862B1 true BE1025862B1 (nl) 2019-07-30

Family

ID=61868090

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2017/6039A BE1025862B1 (nl) 2017-12-30 2017-12-30 Oppervlak bevestigingsapparaat

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP3506444B1 (nl)
BE (1) BE1025862B1 (nl)
DK (1) DK3506444T3 (nl)
PL (1) PL3506444T3 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102020112731A1 (de) * 2020-05-11 2021-11-11 Schneider Electric Industries Sas Befestigungsanordnung

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2744849A1 (fr) * 1996-02-09 1997-08-14 Legrand Sa Coffret, en particulier coffret electrique, a encastrer dans une cloison
EP1703605A1 (en) * 2005-03-16 2006-09-20 Niko, N.V. Improved sunken module
DE102009060378B3 (de) * 2009-12-24 2011-05-12 Albrecht Jung Gmbh & Co. Kg Elektrisches Installationsgerät
EP3109960A1 (en) * 2015-06-26 2016-12-28 Niko NV Mounting assembly with improved mounting box

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
ES1056620Y (es) * 2004-01-23 2004-08-01 Simon Sa Bastidor metalico para dispositivos electricos con garras de anclaje incorporables.

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2744849A1 (fr) * 1996-02-09 1997-08-14 Legrand Sa Coffret, en particulier coffret electrique, a encastrer dans une cloison
EP1703605A1 (en) * 2005-03-16 2006-09-20 Niko, N.V. Improved sunken module
DE102009060378B3 (de) * 2009-12-24 2011-05-12 Albrecht Jung Gmbh & Co. Kg Elektrisches Installationsgerät
EP3109960A1 (en) * 2015-06-26 2016-12-28 Niko NV Mounting assembly with improved mounting box

Also Published As

Publication number Publication date
BE1025862A1 (nl) 2019-07-24
EP3506444B1 (en) 2022-02-02
PL3506444T3 (pl) 2022-03-07
EP3506444A1 (en) 2019-07-03
DK3506444T3 (da) 2022-02-21

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US9935439B2 (en) Mounting bracket for electrical or communication device
US7554032B2 (en) Electrical box with multi-mount features
US4526435A (en) Cable clamping device
NL9320022A (nl) Penroosterreeksen.
BE1025862B1 (nl) Oppervlak bevestigingsapparaat
US6581251B2 (en) Drop wire clamp
US20150093925A1 (en) Adapter For Contacting Bus Bars
IL263974B2 (en) Spring device and connecting device
EP3449065B1 (en) Improved system for coupling two prefabricated panels for construction
JPS623891Y2 (nl)
KR102085676B1 (ko) 분전반의 접촉자어셈블리
EP1720227A1 (en) Fixing system for fixing a box on a ladder track
JP2008178353A (ja) 電柱用の営巣防止具
NL7907645A (nl) Inrichting voor het verbinden van bekistingsplaten in het bijzonder in het bereik van een verspringing in het verloop van een gebouw.
NL193549C (nl) Kabelkanaal.
AU2017266491B2 (en) Cable grip for housing system for electrical connectors
EP3336367B1 (en) Dowel for establishing a sliding attachment between two plates
EP3139714B1 (de) Gehäuse für eine elektronische baugruppe
EP2634879A2 (en) Support frame for electrical devices
JPH0917497A (ja) コネクタ
NL8003923A (nl) Tweeslachtige verbindingsinrichting.
KR200343375Y1 (ko) 조립식 아웃레트박스
FR2526261A1 (fr) Semelle d'adaptation destinee au montage d'un appareil electrique sur un support
KR20240046522A (ko) 클램핑 장치
JP2528898Y2 (ja) コッター

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20190730

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20221231