NL9320022A

NL9320022A - Penroosterreeksen.

Info

Publication number: NL9320022A
Application number: NL9320022A
Authority: NL
Original assignee: Aavid Engineering
Priority date: 1992-02-14
Filing date: 1993-02-11
Publication date: 1995-02-01
Also published as: WO1993016580A1; GB9415414D0; GB2278734B; DE4390584T1; CA2129334A1; GB2278734A; US5304735A

Description

Penroosterreeksen.

»

Gebied van de uitvinding

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op het bevestigen en verwijderen van een subsamenstel van klem en warmteafvoer gebruikt bij een halfgeleiderinrichting.

Achtergrond van de uitvinding

Microprocessoren en andere halfgeleiderinrichtingen zijn vaak uitgevoerd met zogenaamde penroosterreeksen grid arrays ("PGA"). Dit zijn in feite zeer kleine plaatjes met vele stroomkringen met een groot aantal geleidende contacten of pennen waarmee zij elektrisch verbonden kunnen worden met een grotere printplaat. In veel gevallen bezit de penrooster-reeks een groot aantal pennen welke dicht opeen zijn opgesteld, en wanneer verbonden, zijn de pennen van de penroosterreeks gewoonlijk gesoldeerd aan de printplaat of via een sokkel verbonden. Een warmteafvoer is gewoonlijk verwijderbaar verbonden met de penroosterreeks voor het afvoeren van warmte welke ontwikkeld is door de halfgeleider tijdens het gebruik. De warmteafvoer kan verbonden zijn met de penroosterreeks door een bepaald type verwijderbare klem of knijper, zodat de warmteafvoer kan worden verwijderd van het penroosterreeksorgaan of ander halfgeleideror-gaan. Door de ruimtelijke eisen op de platen, bevinden PGA's of halfge-leiderorganen zich gewoonlijk zo dicht mogelijk bijeen. Dientengevolge is het vaak moeilijk om tijdens het samenvoegen de verschillende kleine klemmen welke gebruikt worden om de warmteafvoer te verbinden met de penroosterreeks fysisch te positioneren, onder gelijktijdig juist uitlijnen van de warmteafvoer en de penroosterreeks. Bovendien raken de omstandigheden zelfs slechter wanneer geprobeerd wordt de connectoren te verwijderen nadat de penroosterreeks aangebracht is op de printplaat.

Door het soldeer dat gebruikt wordt bij het verbinden en verwijderen van de penroos terreeks, is het soms noodzakelijk om de warmteafvoer te verwijderen van en opnieuw te verbinden met de penroos terreeks nadat deze laatste aangebracht is op de plaat, zonder dat de penroosterreeks zelfs verwijderd wordt van de plaat.

Echter betekent de meest gebruikerlijke lijmmethode (empoxymethode) voor het verbinden van warmteafvoeren met penroosterreeksen, dat deze niet gemakkelijk is te schieden van de penroosterreeks wanneer laatstgenoemde is gesoldeerd aan de printplaat. Sommige knijpers voor het verbin den van warmteafvoeren met PGA-s zijn klein en het is moeilijk om deze goed vast te pakken en/of te positioneren in de omgeving van een bijzonder volgepakte printplaat. Vaak bestaat er onvoldoende ruimte tussen de penroosterreeks en andere componenten op de plaat om mogelijk te maken dat de samensteller een bekende connector kan vasthouden en verbinden, en doordat de connectoren soms vervaardigd zijn van metaal, kunnen zij andere kostbare elektronische inrichtingen beschadigen wanneer men ze laat vallen op de printplaat zelfs, of wanneer zij losraken.

Een extra probleem met de bekende verbinding- en verwijderprocedu-res is dat zij gepaard gaan met het uitoefenen van een neerwaarts gerichte kracht op de printplaat, hetgeen onwenselijk is. Tijdens het samenvoegen zijn de platen gewoonlijk aan tegenover gelegen zijden ondersteund op rails, waardoor zij in het midden kunnen verbuigen. Een dergelijke verbuiging, hetgeen veroorzaakt wordt door die neerwaarts gerichte kracht, leidt tot het rekken en mogelijk breken van de geleidende sporen op de plaat, in het bijzonder die welke dwars over de plaat tussen de rails lopen. Daardoor dient de samensteller bijzonder voorzichtig te zijn om niet de plaat te verbuigen, naast dat er een ruimteprobleem is bij het bevestigen of verwijderen van een warmteafvoer met een op een plaat bevestigde penroosterreeks.

Dienovereenkomstig is het een doel van de uitvinding een element te verschaffen waarmee een warmteafvoer gemakkelijk kan worden bevestigd met en kan worden verwijderd van een penroosterreeks of andere inrichting die op de plaat aanwezig is.

Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een warmteafvoer, welke de klem/klemmen op hun plaats houden alsof de warmteafvoer en de klemmen een enkele eenheid zijn.

Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een gereedschap voor het gemakkelijk aanbrengen van een connector voor bevestiging van een warmteafvoer met een penroosterreeks of andere inrichting zonder de printplaat te verbuigen waarmee de penroosterreeks of de andere inrichting reeds kan zijn verbonden.

Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een gereedschap voor het gemakkelijk verwijderen van de klem voor bevestiging van een warmteafvoer met een penroosterreeks of andere inrichting.

Samenvatting van de uitvinding

De uitvinding omvat een groef aan de zijden van een warmteafvoer, welke groef ten minste twee vervormingen of indrukkingen bezit zodat een verbindingsklem verschoven kan worden in de groef en op zijn plaats gehouden wordt door de indrukking aan elke zijde zodat bij het samenvoegen van de warmteafvoer aan een penroosterreeks of andere inrichting, de warmteafvoer en de bevestigingsklemmen als een enkele eenheid voor de samenvoeger zijn. Voorts bezit de uitvinding een samensteltang, welke werkt om de warmteafvoer te grijpen (waarbij de aangebrachte klemmen op hun plaats gehouden worden in de warmteafvoergroeven) en de penrooster-reeks als een enkele eenheid, waarbij de tang de klemmen uitlijnt en indrukt zodat zij in een handeling de warmteafvoer verbinden met de pen-roosterreeks zonder de daarmee verbonden printplaat te verbuigen of daar een neerwaartse kracht op uit te oefenen. Tot de uitvinding behoort tevens een losneemtang met nauwe, bijzonder uitgevoerde punten welke geschikt zijn om die klemmen vast te grijpen en te verwijderen zelfs wanneer de penroosterreeks is verbonden met een bijzonder dicht bepakte printplaat.

Volgens de voorkeursuitvoering is een verbindingsklem van het algemene type zoals beschreven in het Amerikaanse octrooiaanvrage nr. 07/609.265. ingediend op 5 november 1990, toegepast. De klem bezit een in hoofdzaak "C" -vormige dwarsdoorsnede, waarbij de bovenzijde van de "C" een afgeronde punt bezit voor opnemen van de warmteafvoer en een beneden-poot voor het vastgrijpen van de penroosterreeks. De klem wordt bevestigd door de bovenzijde te steken in de warmteafvoer en dan de klem samen te drukken zodat de onderpoot verbuigt voor het bevestigen van de penroos-terreeks. De voordelige klem is echter aangepast zodat deze een lengte bezit van ongeveer een halve inch zodat deze elke warmteafvoer en pen-roosterreeks over die lengte grijpt. De warmteafvoer is zodanig uitgevoerd dat deze een groef bezit langs ten minste twee tegenover gelegen zijden, welke groeven zijn uitgevoerd voor het opnemen van de bovenzijde van de klem. De klem wordt in de groef gestoken door zijn bovenzijde uit te lijnen met een van de open einden van de groef en dan vervolgens de klem in de groef te schuiven. De groef bezit op een vooraf bepaalde plaats een vervorming, waarlangs de klem niet kan schuiven. Een tweede vervorming wordt dan uitgevoerd uit de tegenover zijde van de klem, waardoor deze dan op zijn plaats in de groef gehouden wordt. Dientengevolge behoeft een samensteller niet afzonderlijke kleine klemmen vast te houden en te trachten deze uit te lijnen met de warmteafvoer tijdens een poging om de totale inrichting samen te stellen.

Volgens de voorkeursuitvoering omvat een bevestigingstang een stel blokken welke zijn uitgevoerd voor het positioneren en vasthouden van een warmteafvoer. De tang bezit tevens aan elk punt een concave indrukking welke geschikt is om te passen over een van de klemmen wanneer de warmteafvoer door de blokken is ondersteund. Tijdens de werking brengen de blokken de warmteafvoer met de zich in de groeven aan tegenover gelegen zijden bevindende klemmen in positie. De concave indrukkingen houden de klemmen vast. Daardoor wordt dat gedeelte van het totale samenstel op doelmatige wijze in een hand van de samensteller vastgehouden, welke in feite de tang vasthoudt. De samensteller kan vervolgens de penrooster-reeks boven de warmteafvoer plaatsen, en door het inknijpen van de tang, worden de klemmen samengedrukt zodat zij zijn te verbinden met de pen-roosterreeks, zoals hierboven beschreven.

Ook volgens de voorkeursuitvoering, bezit een verwijdertang een stel werkpunten welke naar elkaar uitsteken. De punten zijn smal om te passen tussen de klemmen en de warmteafvoer en/of penroosterreeks. Wanneer tijdens het gebruik zo verplaatst, zal het inknijpen van de handgrepen van de tang de punten onder klem drijven, waardoor deze weggetrokken wordt van de penroosterreeks en de pen daardoor ontkoppeld raakt. Tegelijkertijd grijpt de tang de klem zodat deze niet op de printplaat kan vallen.

Beschrijving van de voorkeursuitvoering

Nu wordt overgegaan op een beschrijving van de voorkeursuitvoeringen, nadat eerst de tekeningen in het kort worden besproken.

Fig. 1 is een aanzicht in perspectief van een warmteafvoer en een penroosterreeks welke met klemmen aaneen zijn verbonden.

Fig. 2 is een vergroot zijaanzicht van de warmteafvoer van fig. 1, waarin een stel zijgroeven is weergegeven;

Fig. 3Δ, 3B en 3C zijn vergrote aanzichten van een gedeelte van de warmteafvoer van fig. 2, waarin de verbinding van een klem met een penroosterreeks is getoond;

Fig, 4 is een aanzicht in perspectief van een verbindingstang volgens de uitvinding;

Fig. 5 is een zijaanzicht van de tang van fig. 4 opgesteld om een paar klemmen te verbinden met een warmteafvoer en een penroosterreeks;

Fig. 6 is een aanzicht in perspectief van een verwijdertang volgens de uitvinding;

Fig. 7 is een aanzicht van de tang van fig. 6 opgesteld om een klem te verwijderen welke een warmteafvoer verbindt met een penroosterreeks.

Opbouw

Onder verwijzing naar fig. 1 en 2, is weergegeven bij 10 een warmteafvoer overeenkomstig de uitvinding. De warmteafvoer 10 is van het vin-type met een reeks evenwijdige, doorlopende vinnen, welke zijn bevestigd op een basis 13 en welke dienen voor het afvoeren van warmte. Echter zal het duidelijk zijn, dat dit type warmteafvoer slechts voor illustratie-doeleinden is weergegeven, en andere soorten warmteafvoer kunnen worden gebruikt met de uitvinding. Zoals weergegeven in fig. 1 is de warmteafvoer 10 verbonden met een penroosterreeks 30 door middel van een stel klemmen 40 (waarvan er slechts een is weergegeven). De penroosterreeks 20 bezit een reeks uitstekende pennen 32 en is geschikt voor het opnemen van een halfgeleider (niet getoond) aan het vlak tegenover de warmteafvoer 10. Met de halfgeleider, is de penroosterreeks 13 uitgevoerd om te zijn verbonden met een printplaat (eveneens niet getoond) door zijn pennen 32 vast te solderen aan de plaat.

Zoals het duidelijkst is weergegeven in fig. 2, is een stel groeven 14, 16 aangebracht langs tegenover gelegen zijden van de warmteafvoer 10. De groeven 14, 16 lopen over de lengte van de warmteafvoer 10 en zijn over hun totale lengte begrensd door een stel lippen 18, 20. De diepte en de vorm van de groeven 14, 16 hangt af van het type klem dat moet worden gebruikt om de warmteafvoer 10 verbinden met de penroosterreeks 30· In de voordelige uitvoering, is de klem 40, zoals weergegeven in de fig. 3B en 3C, van het algemene type zoals beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage 07/609265, behalve dat de klem 40 een lengte bezit van ongeveer halve inch. Andere lengten zijn natuurlijk ook mogelijk. Zoals getoond in 3B en 30, bezit de klem een afgeronde bovenzijde 42, een buitenwaarts gekromde rug 44, en een benedenpoot 46. De klem 40 is enigszins buigzaam. De groeven 14, 16 zijn gevormd voor het opnemen van de afgeronde bovenzijde 42 van de klem 40. Terwijl de bovenzijde 42 in de groef 14 over de lengte van de groef kan schuiven, zijn de kromming van de rug 44 en de plaats van de poot 46 zodanig dat de bovenzijde 42 niet uit de groef 14 bij de einden naar buiten kan vallen.

Zoals is weergegeven in fig. 1, bezit de groef 14 een stel indruk-kingen 48, 50 welke zijn aangebracht aan tegenover gelegen zijden van elke klem 40. De tegenover gelegen groef 16 bezit een identiek stel in-drukkingen (niet getoond). De indrukking 48 is het duidelijkst weergegeven in fig. 3A, de andere indrukkingen zijn identiek. In het bijzonder, zoals getoond in fig. 3A, steekt de indrukking 48 over een voldoende afstand uit in de groef 14 om te voorkomen dat de afgeronde bovenzijde 42 van de klem 40 voorbij de indrukking 48 in de groef 14 kan schuiven. Volgens de voorkeursuitvoering zijn de indrukkingen 48, 50 uitgevoerd met een centerpons aan elke zijde van de klem 40, zodra de klem 40 geschoven is in de groef 154 en aangebracht is op zijn gewenste plaats in de groef 14. Zodra de indrukkingen 48, 50 zijn uitgevoerd, kan de klem 40 niet uit de groef 14 schuiven, en zal op zijn plaats blijven in de warmteafvoer 10, hoewel deze losjes is vastgehouden.

Onder verwijzing naar fig. 4 en 5. is bij 60 weergegeven een beves-tigingstang. De tang 60 bezit een stel handgrepen 62 , 64 welke met een pen 66 verbonden zijn bij een scharnier. Een stel samendrukdelen 68, 70 is aangebracht tegenover de handgrepen 62, 64. De delen 68, 70 bezitten een stel eerste uitsteeksels 72, 74 en een stel tweede uitsteeksel 76» 78. De tweede uitsteeksels 76, 78 bezitten elk punten 80 , 82 welke elk een concave indrukking 84, 86 bezitten welke globaal gevormd zijn om te passen over de rug 44 van een klem 40. De tang 60 bezit voorts een stel blokken 88, 90, welke verbonden zijn met de verlengingen 72, 74, welke blokken 88, 90 elk een zittingvlak 92, 94 bezitten en een stel uitstekende lippen 96, 98 (slechts een paar is getoond, zie fig. 5). De afmetingen van de blokken 88, 90 zijn zodanig geselecteerd zodat de warmteafvoer 10 welke is te verbinden zit op de vlakken 92, 94 en binnen de lippen 96, 98, bij voorkeur met een kleine tussenruimte. De blokken 88, 90 zijn met een veer 105 verbonden.

Onder verwijzing naar fig. 6 en 7, is een verwijdertang bij 110 getoond. De tang 110, welke overeenstemt met een tang met een puntneus, bezit een stel handgrepen 112, 114, verbonden bij een pen 116. een stel verlengingen 118, 120 verloopt vanaf de handgrepen 112, 114 aan de tegenover zijde van de pen 116. De verlengingen 118, 120 bezitten elk een eindgedeelte 122, 124, welke in hoofdzaak L-vormig is met een stel tapse punten 126, 128, welke zo zijn opgesteld dat zij naar elkaar uitsteken.

Tijdens het verbinden worden de bovenzijden 42 van de klemmen 40 geschoven in de groeven l4, 16 aan de warmteafvoer 10 welke is te verbinden met penroosterreeks 30· In het algemeen worden een of twee klemmen 40 gebruikt voor elke groef 14, 16. Het positioneren van de klemmen 40 in de groeven 14, 16 kan afhangen van de plaats waar penroosterreeks 30 uiteindelijk geplaatst wordt op de printplaat, en dientengevolge kunnen de klemmen 40 op elke plaats in de groeven 14 geplaatst wordt op de printplaat, en dientengevolge kunnen de klemmen 40 op elke plaats in de groeven 14, 16 worden aangebracht, behalve bij de uiteinden. Zodra een klem 4θ is aangebracht in een groef 14, wordt het stel indrukkingen 48, 50 met een centerpons aan elke zijde van de klem 40 uitgevóerd. De klem 40 wordt daardoor op zijn plaats in de groef 40 gehouden, doordat de bovenzijde 42 van de klem 40 niet langs de indrukkingen 48, 50 in de groef 14 kan schuiven. Dit wordt voor alle met de warmteafvoer te verbinden klemmen uitgevoerd.

Zodra de klemmen 40 zo verbonden zijn met de warmteafvoer 10, zijn de warmteafvoer 10 en de klemmen 40 in feite een enkele eenheid welke gemakkelijk is te hanteren door een samensteller. Die eenheid is dan zo uitgevoerd dat de bovenzijde van de vinnen 12 van de warmteafvoer 10 liggen tegen de vlakken 92, 94 van de blokken 88, 90 van de bevestigings-tang 60. Wanneer aldus gepositioneerd, passen de concave indrukkingen 84, 86 aan de punten 80, 82 van de tang over de concave ruggen 44 van de klemmen 40 aan de warmteafvoer 10, zoals het duidelijks is weergegeven in fig. 4. Op dat moment bevindt de klem 40 zich in de in fig. 3B getoonde stand. Een licht samendrukken van de handgrepen 62 , 64 van de bevesti-gingstang 60 dient om de warmteafvoer 10 en de klemmen 40 op hun plaats te houden, zoals getoond in fig. 4. De samensteller plaats dan de bodem van de penroosterreeks 30 tegenover zijn pennen 32 tegen de warmteafvoer, zoals weergegeven in fig. 3B· Zodra de penroosterreeks 30 zich op zijn plaats bevindt, knijpt de samensteller de handgrepen 62, 64 van de beves-tigingstang 60 samen. Daardoor worden de klemmen 40 aan beide zijden van de warmteafvoer 110 tegelijkertijd samengedrukt en worden de poten 46 van de klemmen 40 over de bovenrand van de penroosterreeks 30 gedreven, zoals getoond in fig. 30. (De klem 40 is enigszins buigzaam en vervormt iets (niet getoond) wanneer deze tegen de penroosterreeks 30 drukt). Dientengevolge houden de klemmen 40 de penroosterreeks 30 tegen de warmteafvoer 10. De tang 60 wordt dan verwijderd, en de penroosterreeks 30 en de warmteafvoer 10 kunnen worden verbonden met een printplaat, zodra de halfgeleider verbonden met de penroosterreeks 30, indiende penroosterreeks 30 niet al is bevestigd op de plaat. Het zal duidelijk zijn dat onder bepaalde omstandigheden de warmteafvoer 10 wordt verbonden met een penroosterreeks 30 welke reeds bevestigd is op een plaat. In dat geval wordt opgemerkt dat de bevestigingstang 60 niet een neerwaartse of verticale kracht uitoefent op zo'n plaat wanneer de klemmen 40 met de penroosterreeks wordt verbonden, en daardoor zal de plaat niet verbuigen, hetgeen van nadeel kan zijn op de dunne geleidingsbanen welke op de plaat zijn uitgevoerd. De verwijdertang 110 wordt gebruikt om de warmteafvoer 10 te verwijderen van de penroosterreeks 30. zoals getoond in fig. 7 wordt de tang 110 zodanig opgesteld dat de tapse punten 126, 128, die naar elkaar uitsteken, worden geplaatst onder de rug 44 van de klem 40 tussen de rug 44 en de lip 18 van de groef 14 van de warmteafvoer 10. Zoals getoond in fig. 3C is er een ruimte tussen de concave rug 44 en de warmteafvoer 10 wanneer de klem 40 zich op zijn plaats bevindt, en de punten 126, 128 van de tang passen in die ruimten vanaf beide einden van de klem 40. Door het samendrukken van de handgrepen 112, 114 van die tang 110 worden de tapse punten 126, 128 naar elkaar toegedreven. Doordat zij taps uitlopen, zullen de plinten 126, 128 de ruimte tussen de klem 40 en dwarmteafvoer 10 vergroten, en ten slotte zal de poot 46 weeggetrokken worden van de pen-roosterreeks en zal de pen 40 worden ontkoppeld. Zodra alle klemmen 40 aan een zijde van de warmteafvoer zijn ontkoppeld, kan die zijde van de warmteafvoer 10 weggetrokken worden van de penroosterreeks 30» net welke handeling alle klemmen 40 aan de andere zijde ontkoppeld raken. Doordat de klemmen 40 nog steeds op hun plaats zijn gehouden door de indrukkingen 48, 50, raken zij niet los en vallen zij niet op de printplaat.

Andere variaties zullen duidelijk zijn voor de vakman. Waarvoor rechten zijn gevraagd is:

Claims

1. Warmteafvoer voor bevestiging aan een penroosterreeks omvattende: een warmtedissiperend gedeelte, en een basis, welk warmte dissiperende gedeelte verbonden is met die basis, welke basis ten minste een groef bezit uitgevoerd voor het opnemen van een element voor verbinding van die warmteafvoer met een penroosterreeks, welke groef ten minste een indrukking bezit, welke indrukking werkt om dat element vast te houden voor bevestiging in die groef zodat die warmteafvoer en dat element voor de bevestiging als een enkele eenheid kan worden gehouden voor montage en demontage met een penroosterreeks.

2. Warmteafvoer volgens conclusie 1, waarbij die groef een lip bezit.

3· Warmteafvoer volgens conclusie 2, waarbij zowel die groef als die lip over de lengte van een zijde van die basis van die warmteafvoer lopen.

4. Warmteafvoer volgens conclusie 1, waarbij die warmteafvoer een stel groeven bezit welke zijn aangebracht aan tegenover gelegen zijden van die basis van die warmteafvoer en over de lengte van elke van die zijde loopt.

5. Warmteafvoer volgens conclusie 1, waarbij dat element voor de bevestiging ten minste een klem bevat, welke klem een bovenzijde bezit welke geschikt is om te passen in die groef en welke in die groef kan schuiven behalve dat die indrukking voorkomt dat de bovenzijde van die klem in die groef daar langs kan schuiven.

6. Warmteafvoer volgens conclusie 5. waarbij een stel indrukkingen is gebruikt, welke indrukkingen zijn aangebracht aan tegenover gelegen zijden van die klem.

7· Tang om een warmteafvoer te verbinden met een penroosterreeks, omvattende: een stel handgrepen verbonden met een scharnierpen; een stel verlengingen, verbonden met die handgrepen tegenover die pen, welke verlengingen een stel uitstekende punten bezit geschikt voor het opnemen van een element voor verbinden; en een zittingelement geschikt voor het opnemen van een warmteafvoer, welk zittingelement verbonden is met die verlengingen; waarbij de warmteafvoer geplaatst is grenzend aan dat zittingelement terwijl die punten het element voor verbinden opnemen, en wanneer de penroosterreeks zich op zijn plaats bevindt grenzend aan de warmteafvoer, samendrukken van die handgrepen die verlengingen naar elkaar drijft om het element voor verbinden te drukken tegen de warmteafvoer en penroosterreeks met een kracht evenwijdig aan de hoofdvlakken van beide, waardoor het element voor verbinden wordt verbonden met de warmteafvoer en met de penroosterreeks zonder kracht uit te oefenen op de penroosterreeks welke deze zou doen verbuigen of elke printplaat waarmee deze kan worden verbonden.

8. Tang volgens conclusie 7 voorts met een veer geplaatst tussen die verlengingen.

9. Tang volgens conclusie 7 waarbij die punten een concaaf oppervlak bezitten voor het opnemen van het element voor verbinden.

10. Tang volgens conclusie 7 waarbij dat zittingelement een stel blokken bezit, elk geplaatst aan een van die verlengingen tegenover elkaar grenzend aan die pen.

11. Tang volgens conclusie 10 waarbij elk bedoeld blok een vlak bezit geschikt voor het opnemen van een warmteafvoer, welk vlak zich bevindt tegenover die handgrepen.

12. Tang volgens conclusie 11 waarbij elk bedoel blok een stel lippen bezit welke zijn opgesteld om uit te steken over de einden van de warmteafvoer wanneer deze zich op zijn plaats bevindt tegen dat vlak van dat blok.

13. Tang voor het verwijderen van een warmteafvoer van een penroosterreeks omvattende: een stel handgrepen verbonden met een scharnierpen; een stel verlengingen verbonden met die handgrepen tegenover die pen, welke verlengingen elk een gedeelte bezitten dat loodrecht op het vlak van die verlengingen is opgesteld, waarbij elk bedoeld gedeelte aan zijn einde een uitstekende punt bezit, welke punten aan elkaar gericht zijn en naar elkaar bewegen wanneer die handgrepen naar elkaar gedrukt worden waardoor die punten een element voor verbinden kunnen grijpen en verwijderen welke de warmteafvoer verbindt met de penroosterreeks zelfs wanneer de penroosterreeks op een printplaat is bevestigd.

14. Tang volgens conclusie 13 waarbij die punten taps zijn met het dikste einde grenzend aan die gedeelten.