BE1025328B1

BE1025328B1 - Werkwijze voor het bedrukken van kunststoffolie met eetbare inkt

Info

Publication number: BE1025328B1
Application number: BE2017/5918A
Authority: BE
Inventors: Steve Verschoore; Kristof Callewaert
Original assignee: Saverde Bvba
Priority date: 2017-12-08
Filing date: 2017-12-08
Publication date: 2019-01-23
Also published as: EP3533335A1; EP3533335B1

Abstract

De huidige uitvinding heeft betrekking op werkwijzen voor het bedrukken van kunststoffolie met eetbare inkt, omvattende de stappen van het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma, het bedrukken van het met plasma behandeld oppervlak van genoemde kunststoffolie met eetbare inkt, en optioneel het drogen van de bedrukte kunststoffolie. Verder heeft de huidige uitvinding ook betrekking op een werkwijze voor het bedrukken van chocolade met eetbare inkt omvattende het overbrengen van een bedrukking van eetbare inkt gedrukt op een met plasma behandelde kunststoffolie naar chocolade. De huidige uitvinding heeft ook betrekking op een met plasma behandelde kunststoffolie omvattende een bedrukking van eetbare inkt.

Description

WERKWIJZE VOOR HET BEDRUKKEN VAN KUNSTSTOFFOLIE MET EETBARE INKT

GEBIED VAN DE UITVINDING

Hierin worden werkwijzen verschaft voor het bedrukken van kunststoffolie met eetbare inkt.

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

Het decoreren van voedingsproducten zoals zoetwaren en chocolade om zo deze producten aanlokkelijk te maken voor consumenten of te gebruiken voor reclamedoeleinden is welbekend. Vandaag de dag bestaan er dan ook allerhande werkwijzen en toebehoren om zulke gedecoreerde voedingsproducten te produceren. Een voedingsproduct kan bijvoorbeeld bedrukt worden met behulp van een transferdrukfolie met een gewenste afbeelding, patroon en/of tekst via een transferdrukproces of de gewenste afbeelding, patroon en/of tekst kan ook direct geprint worden op het oppervlak van het voedingsproduct met behulp van een inkjet printer die één of meerdere met eetbare inkt gevulde inktcartridges omvat of via een zeefdrukproces.

De verhoogde vraag voor hoog kwalitatieve gedecoreerde voedingsproducten alsook de verhoogde gedetailleerdheid en kleurschakeringen van de gewenste afbeeldingen, patronen en/of tekst, zorgen voor een verhoogde nood aan verbeterde, snellere en meer nauwkeurige werkwijzen en toebehoren voor het decoreren van voedingsproducten, geschikt voor de productie op industriële schaal.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

De huidige uitvinding voorziet een oplossing voor één of meerdere van de hierboven vernoemde uitdagingen.

Volgens een eerste uitvoeringsvorm heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het bedrukken van kunststoffolie met eetbare inkt, omvattende de stappen

a) het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma;

b) het bedrukken van het met plasma behandeld oppervlak van genoemde kunststoffolie met eetbare inkt; en

c) optioneel het drogen van de bedrukte kunststoffolie.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, verhoogt of verlaagt de oppervlaktespanning van de kunststoffolie met minimaal 5%, bij voorkeur minimaal 10%, door het behandelen van een oppervlak van de genoemde kunststoffolie met plasma.

BE2017/5918

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, gebeurt het bedrukken van de met plasma behandelde kunststoffolie met eetbare inkt via zeefdruk.

In een specifieke uitvoeringsvorm heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het bedrukken van chocolade met eetbare inkt omvattende het overbrengen van een bedrukking van eetbare inkt gedrukt op een met plasma behandelde kunststoffolie naar chocolade door middel van het verwarmen van de chocolade en/of de met plasma behandelde kunststoffolie.

In bepaalde uitvoeringsvormen omvat de werkwijze zoals hierin beschreven de stappen

a) het in contact brengen van chocolade met een temperatuur van minimaal 28°C met een met plasma behandelde kunststoffolie, waarbij de met plasma behandelde kunststoffolie een bedrukking van eetbare inkt omvat,

b) optioneel het afkoelen van de chocolade, en

c) het verwijderen van de met plasma behandelde kunststoffolie van de chocolade zodat de bedrukking van eetbare inkt vrij komt van de met plasma behandelde kunststoffolie en achterblijft op de chocolade.

In een specifieke uitvoeringsvorm heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een kunststoffolie omvattende een bedrukking van eetbare inkt, gekarakteriseerd in dat de kunststoffolie een met plasma behandelde kunststoffolie is.

In een specifieke uitvoeringsvorm heeft de onderhavige uitvinding betrekking op het gebruik van plasma voor het behandelen van kunststoffolie in een werkwijze voor het bedrukken van kunststoffolie met eetbare inkt.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze, de met plasma behandelde kunststoffolie of het gebruik van plasma zoals hierin beschreven, is het genoemd plasma atmosferisch plasma.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze, de met plasma behandelde kunststoffolie of het gebruik van plasma zoals hierin beschreven, is het genoemde plasma N2 plasma, wanneer de plasmabehandeling de oppervlaktespanning van de met plasma behandelde kunststoffolie verlaagt; of is het genoemde plasma 02 plasma, wanneer de plasmabehandeling de oppervlaktespanning van de met plasma behandelde kunststoffolie verhoogt.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze, de met plasma behandelde kunststoffolie of het gebruik van plasma zoals hierin beschreven, bestaat de genoemde kunststoffolie uit lagedichtheidpolyetheen (LDPE) en/of polyethyleentereftalaat (PET).

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze, de met plasma behandelde kunststoffolie of het gebruik van plasma zoals hierin beschreven, verlaagt de plasmabehandeling de oppervlaktespanning van de met plasma behandelde kunststoffolie, bij voorkeur tot een oppervlaktespanning van maximaal

BE2017/5918 mN/m; of verhoogt de plasmabehandeling de oppervlaktespanning van de met plasma behandelde kunststoffolie, bij voorkeur tot een oppervlaktespanning van minimaal 46 mN/m.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze, de met plasma behandelde kunststoffolie of het gebruik van plasma zoals hierin beschreven, omvat de genoemde eetbare inkt van 15 gewichtsprocent tot 65 gewichtsprocent vetten en/of oliën, waarbij de verhouding van vet/olie minimaal 2, bij voorkeur minimaal 4, is wanneer de plasmabehandeling de oppervlaktespanning van de met plasma behandelde kunststoffolie verlaagt; of waarbij de verhouding van vet/olie maximaal 0.45, bij voorkeur maximaal 0.25, is wanneer de plasmabehandeling de oppervlaktespanning van de met plasma behandelde kunststoffolie verhoogt.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze, de met plasma behandelde kunststoffolie of het gebruik van plasma zoals hierin beschreven, omvat de genoemde eetbare inkt van 0 gewichtsprocent tot 35 gewichtsprocent van één of meerdere voedingspigmenten, bij voorkeur van 15 tot 35 gewichtsprocent van één of meerdere voedingspigmenten.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze, de met plasma behandelde kunststoffolie of het gebruik van plasma zoals hierin beschreven, omvat de genoemde eetbare inkt één of meerdere zoetstoffen, één of meerdere kleurstoffen, één of meerdere bindmiddelen, één of meerdere verdikkingsmiddelen, één of meerdere melkpoeders, één of meerdere emulgatoren en/of één of meerdere oplosmiddelen.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze, de met plasma behandelde kunststoffolie of het gebruik van plasma zoals hierin beschreven, heeft de genoemde eetbare inkt een viscositeit van minimaal 200 cP en maximaal 4000 cP.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze, de met plasma behandelde kunststoffolie of het gebruik van plasma zoals hierin beschreven, heeft de vaste stof aanwezig in de genoemde eetbare inkt een maximale korrelgrootte van 50 μm.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN

Figuur 1 illustreert een exemplarisch schematisch overzicht van het transferdrukken op chocoladestukken.

Figuur 2 illustreert een met eetbare inkt bedrukte LPDE (Lage Dichtheid Polyetheen) folie verkregen volgens de werkwijze voor het bedrukken van kunststoffolie met eetbare inkt zoals hierin beschreven.

Figuur 3 illustreert chocolade gegoten in een gietvorm met stervormige uitsparingen op met eetbare inkt bedrukte LPDE folie volgens de werkwijze voor het bedrukken van kunststoffolie met eetbare inkt zoals hierin beschreven.

BE2017/5918

Figuur 4 illustreert met eetbare inkt bedrukte chocolade na het transferdrukproces.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING

Hoewel ze potentieel dienen als een gids voor het begrip, zal elk verwijzingsteken in de conclusies niet opgevat worden als een beperking voor de beschermingsomvang ervan.

Zoals hierin gebruikt, omvatten de enkelvoudige vormen een, het en de zowel enkelvoud als meervoud tenzij de context duidelijk anders aangeeft.

De termen omvattende, omvat en omvattend zoals hierin gebruikt, zijn synoniem met met inbegrip van, bevat of bevatten, bevat, en zijn inclusief of open-einde en sluiten bijkomende, niet-genoemde leden, elementen of werkwijzestappen niet uit. De termen omvattende, omvat en omvattend, wanneer verwezen wordt naar genoemde bestanddelen, elementen of werkwijzestappen, omvat ook uitvoeringen die bestaat uit, genoemde gereciteerde componenten, elementen of werkwijzestappen.

Bovendien worden de termen eerste, tweede, derde en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt om onderscheid te maken tussen gelijkaardige elementen en niet noodzakelijk voor het beschrijven van een opeenvolgende of chronologische volgorde, tenzij anders aangegeven. Het zal duidelijk zijn dat de aldus gebruikte termen onderling verwisselbaar zijn onder geschikte omstandigheden en dat de hierin beschreven uitvoeringsvormen kunnen werken in een andere volgorde dan hierin beschreven of geïllustreerd.

De waarden, zoals hierin gebruikt voor het verwijzen naar een meetbare waarde, zoals een parameter, een hoeveelheid, een tijdsduur, en dergelijke, zijn bedoeld om variaties van +/-10 % of minder te omvatten, bij voorkeur +/-5 % of minder, meer bij voorkeur +/-1 % of minder, en nog meer bij voorkeur +/-0,1 % of minder van de opgegeven waarde, voor zover dergelijke variaties geschikt zijn om één of meer van de technische effecten die hierin overwogen worden, te verzekeren. Het zal duidelijk zijn dat elke waarde zoals hierin gebruikt, zelf ook specifiek en bij voorkeur onthuld wordt.

Het vermelden van numerieke bereiken door eindpunten omvat alle getallen en fracties die binnen de respectievelijke bereiken liggen, evenals de vermelde eindpunten.

Alle documenten, geciteerd in de huidige beschrijving, worden hierbij opgenomen door verwijzing in hun geheel.

Tenzij anders gedefinieerd, hebben alle termen die gebruikt worden in de hierin beschreven concepten, met inbegrip van de technische en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals gewoonlijk begrepen door een vakman. Voor verdere begeleiding werden definities voor de gebruikte termen in de beschrijving opgenomen om beter de leer van de huidige beschrijving te begrijpen. De begrippen en

BE2017/5918 definities die hierin gebruikt worden, zijn uitsluitend bedoeld om te helpen bij het begrijpen van de leer die hierin voorzien wordt.

Verwijzing in deze beschrijving naar één uitvoeringsvorm of een uitvoering betekent dat een bepaald kenmerk, structuur of eigenschap, beschreven in verband met de uitvoeringsvorm omvat is in ten minste één uitvoeringsvorm die hierin overwogen wordt. Dus, het gebruik van de bewoordingen in één uitvoeringsvorm of in een uitvoeringsvorm op verschillende plekken in deze beschrijving verwijst niet noodzakelijk allemaal naar dezelfde uitvoeringsvorm, maar het kan. Verder kunnen de specifieke kenmerken, structuren of eigenschappen gecombineerd worden op elke geschikte wijze, zoals duidelijk zou zijn voor een vakman uit deze openbaring, in één of meer uitvoeringsvormen. Bovendien, terwijl sommige uitvoeringsvormen die hierin beschreven worden, sommige, maar niet andere kenmerken omvatten die omvat zijn in andere uitvoeringsvormen, worden combinaties van kenmerken van verschillende uitvoeringsvormen ook hierin overwogen, en vormen ze verschillende uitvoeringsvormen, zoals duidelijk zal zijn voor de vakman. Bijvoorbeeld kunnen in de bijgevoegde conclusies, elk van de kenmerken van de geclaimde uitvoeringsvormen worden gebruikt in elke combinatie.

De huidige uitvinding voorziet een oplossing voor één of meerdere van de hierboven vernoemde uitdagingen. De huidige uitvinders stelden vast dat het behandelen van kunststoffolie met plasma de perfonnantie van zeefdrukken en/of transferdrukken met eetbare inkt verbetert en de automatisering hiervan toelaat. De plasmamodificatie zorgt voor een adhesie tussen de kunststoffolie en de eetbare inkt die toelaat om een kwalitatieve, sneldrogende bedrukking met hoge resolutie op de kunststoffolie te verkrijgen via zeefdruk, maar tevens ook een heel snelle transferdruk toelaat op een voedingsproduct zoals chocolade, zonder het blijven kleven van resterende eetbare inkt op de kunststoffolie. Bovendien zorgt de plasmamodificatie van de kunststoffolie voor minder drukfouten door een homogenere en meer gestuurde functionaliteit van de folie en voor een vermindering van het aan elkaar kleven van vellen kunststoffolie na bedrukking en stapeling en/of oprollen van de vellen kunststoffolie. De huidige uitvinders vonden daarenboven ook dat de plasmamodificatie van de kunststoffolie een breder spectrum aan eetbare inkten (vb. gaande van zeer vloeibare tot meer viskeuze inkten) toelaat voor transferdrukken, waardoor de kwaliteit van de druk verbetert. Er kan bijvoorbeeld gedrukt worden met inktformuleringen die moeilijk bevochtigen bij een niet-gemodificeerde kunststoffolie, die een hogere concentratie aan hogere vetzuren hebben, die een hogere concentratie aan titaniumdioxide hebben, die een lagere viscositeit hebben en/of die snellere droogtij den/stoltij den (i.e. de droging van de inkt houdt het kristalliseren, en dus het stollen, van de inktformulering in) hebben. Volgens een eerste uitvoeringsvorm heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het bedrukken van kunststoffolie met eetbare inkt omvattende de stappen

a) het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma;

BE2017/5918

c) optioneel het drogen van de bedrukte kunststoffolie .De term “kunststoffolie” zoals hierin gebruikt, verwijst naar een dun vel kunststof, bestaande uit één of meerdere lagen van een specifieke kunststof of een combinatie van verschillende soorten kunststoffen. Bij voorkeur heeft de folie een dikte van 30 μm tot 800 μm, van 50 μm tot 500 μm, of van 50 μm tot 300 μm, bij voorkeur van 30 μm tot 100 μm. De folie kan doorschijnend of gekleurd zijn en/of een patroon, afbeelding en/of tekst bevatten. Nietlimiterende voorbeelden van soorten kunststof zijn kunststoffen geschikt voor de voedingsindustrie zoals lage dichtheid polyetheen (LDPE) (vb. lineair LDPE) en polyethyleentereftalaat (PET) (vb. amorf PET (APET), gekristalliseerd PET (C-PET), gerecycleerd PET (RPET), glycol-gemodificeerd PET (PETG)), medium-dichtheid polyetheen (MDPE), zeer lage dichtheid polyetheen (VLDPE), hoge dichtheid polyetheen (HDPE), PVC (polyvinylchloride), PP (polypropeen), polystyrene (PS), polyamide en polycarbonaat (PC).

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, bestaat de kunststoffolie uit één of meerdere lagen kunststof, waarbij de één of meerdere lagen kunststof kunnen bestaan uit éénzelfde of verschillende soorten kunststof.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, bestaat de kunststoffolie uit één of meerdere kunststoffen gekozen uit de groep omvattende lage dichtheid polyetheen (LDPE) (vb. lineair LDPE) en polyethyleentereftalaat (PET) (vb. amorf PET (APET), gekristalliseerd PET (CPET), gerecycleerd PET (RPET), glycol-gemodificeerd PET (PETG)), medium-dichtheid polyetheen (MDPE), zeer lage dichtheid polyetheen (VLDPE), hoge dichtheid polyetheen (HDPE), PVC (polyvinylchloride), PP (polypropeen), polystyrene (PS), polyamide en polycarbonaat (PC).

Bij voorkeur bestaat de kunststoffolie uit één of meerdere kunststoffen gekozen uit de groep omvattende PVC (polyvinylchloride), lagedichtheidpolyetheen (LDPE) en polyethyleentereftalaat (PET).

LDPE

Bij meer voorkeur bestaat de kunststoffolie zoals hierin beschreven uit lagedichtheidpolyetheen (LDPE) en/of polyethyleentereftalaat (PET) of bestaat minstens één buitenste laag (boven- en/of onderzijde) van een meerlagige kunststoffolie uit LDPE en/of PET.

Plasmabehandeling van het oppervlak van kunststoffolie kan de oppervlaktespanning van de kunststoffolie verlagen of verhogen. Het effect van de plasmabehandeling op de kunststoffolie kan onder meer bepaald worden door het type plasma dat gebruikt wordt tijdens de plasmabehandeling en/of de duur van de plasmabehandeling. De uitvinders hebben de bevinding gedaan dat wanneer met behulp van plasma de oppervlaktespanning van kunststoffolie verlaagd wordt (i.e. meer hydrofoob), de bedrukking van de behandelde kunststoffolie met eetbare inkten met een hoge concentratie aan

BE2017/5918 hogere en/of verzadigde vetzuren (i.e. meer viskeuze inkten); en/of waarbij de verhouding vet/olie minimaal 2, bij voorkeur minimaal 4 is; verbetert. Verder deden de uitvinders ook de bevinding dat wanneer met behulp van plasma de oppervlaktespanning van kunststoffolie verhoogd wordt (i.e. meer hydrofiel), de bedrukking van de behandelde kunststoffolie met eetbare inkten met een lage concentratie aan hogere en/of verzadigde vetzuren (i.e. meer vloeibare inkten); en/of waarbij de verhouding vet/olie maximaal 0.45, bij voorkeur maximaal 0.25 is; verbetert. In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, omvat het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verhogen of het verlagen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie met minimaal 5%, minimaal 10%, minimaal 15%, minimaal 20%, minimaal 25%, minimaal 30%, minimaal 35%, minimaal 40%, minimaal 45%, minimaal 50%, minimaal 55%, of minimaal 60%, bij voorkeur minimaal 10%.

De term “oppervlaktespanning” zoals hierin gebruikt verwijst naar een maat van de kracht die moleculen aan het oppervlak voelen uitgeoefend worden door de moleculen direct onder dit oppervlak. De oppervlaktespanning ontstaat doordat moleculen en atomen aan de buitenkant (dit is het oppervlak) van een materiaal andere interactiemogelijkheden hebben dan moleculen en atomen in de bulkfase van een materiaal. De oppervlaktespanning van een substraat kan bepaald worden met éénder welke methode voor het meten van oppervlaktespanning gekend door de vakman. Het meten van de oppervlaktespanning van een vaste fase, zoals een kunststoffolie kan uitgevoerd worden via elke methode gekend door de vakman voor het meten van de oppervlaktespanning van een vaste fase. Bijvoorbeeld, de oppervlaktespanning kan bepaald worden aan de hand van statische en/of dynamische contacthoekmetingen. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van een goniometer (vb. de goniometer van het bedrijf Paul N Gardner, type PGX+, werkzaam conform ASTM 5946). De oppervlaktespanning kan uitgedrukt worden als kracht per meter, zoals Newton per meter (N/m).

De oppervlaktespanning van onbehandelde of niet met plasma behandelde kunststoffolie is afhankelijk van het soort kunststof.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, bestaat de onbehandelde kunststoffolie uit lagedichtheidpolyetheen (LDPE) met een oppervlaktespanning van minimaal 35mN/m en maximaal 40 mN/m.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, bestaat de onbehandelde kunststoffolie uit polyethyleentereftalaat (PET) met een oppervlaktespanning van minimaal 38 mN/m en maximaal 44 mN/m, bij voorkeur van minimaal 38 mN/m en maximaal 41 mN/m. In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, omvat het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verlagen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie tot een oppervlaktespanning van maximaal 36 mN/m, maximaal 35 mN/m, maximaal 34 mN/m, maximaal 33 mN/m, maximaal 32 mN/m, maximaal 31 mN/m, maximaal 30 mN/m, maximaal

BE2017/5918 mN/m, of maximaal 28 mN/m. Bij voorkeur heeft de met plasma behandelde kunststoffolie een oppervlaktespanning van maximaal 30 mN/m. In bepaalde uitvoeringsvormen, wanneer genoemde kunststoffolie bestaat uit LDPE, omvat het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verlagen van de oppervlaktespanning van LDPE tot een oppervlakte spanning van bij voorkeur maximaal 32 mN/m. In bepaalde uitvoeringsvormen, wanneer genoemde kunststoffolie bestaat uit PET, omvat het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verlagen van de oppervlaktespanning van PET tot een oppervlakte spanning van bij voorkeur maximaal 36 mN/m.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, omvat het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verlagen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie tot een oppervlaktespanning van minimaal 20 mN/m, minimaal 21 mN/m, minimaal 22 mN/m, minimaal 23 mN/m, minimaal 24 mN/m, minimaal 25 mN/m, minimaal 26 mN/m, minimaal 27 mN/m, of minimaal 28 mN/m, bij voorkeur minimaal 28 mN/m.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, omvat het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verlagen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie tot een oppervlaktespanning van 20 mN/m tot 36 mN/m, van 21 mN/m tot 35 mN/m, van 22 mN/m tot 34 mN/m, van 23 mN/m tot 33 mN/m, van 24 mN/m tot 32 mN/m van 25 mN/m tot 31 mN/m van 26 mN/m tot 30 mN/m, van 27 mN/m tot 30 mN/m, of van 28 mN/m tot 30 mN/m, bij voorkeur van 28 mN/m tot 30 mN/m.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, omvat het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verhogen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie tot een oppervlaktespanning van minimaal 42 mN/m, minimaal 43 mN/m, minimaal 44 mN/m, minimaal 45 mN/m, minimaal 46 mN/m, minimaal 47 mN/m, minimaal 48 mN/m, minimaal 49 mN/m, of minimaal 50 mN/m, bij voorkeur minimaal 46 mN/m. In bepaalde uitvoeringsvormen, wanneer genoemde kunststoffolie bestaat uit LDPE, omvat het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verhogen van de oppervlaktespanning van LDPE tot een oppervlakte spanning van bij voorkeur minimaal 42 mN/m. In bepaalde uitvoeringsvormen, wanneer genoemde kunststoffolie bestaat uit PET, omvat het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verhogen van de oppervlaktespanning van PET tot een oppervlakte spanning van bij voorkeur minimaal 46 mN/m.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, omvat het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verhogen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie tot een oppervlaktespanning van 42 mN/m tot 50 mN/m, van 43 mN/m tot 50 mN/m, van 44 mN/m tot 50 mN/m, van 45 mN/m tot 50 mN/m, van 46 mN/m tot 50 mN/m van 47 mN/m tot

BE2017/5918 mN/m van 48 mN/m tot 50 mN/m, of van 49 mN/m tot 50 mN/m, bij voorkeur van 42 mN/m tot 50 mN/m.

De term “plasma” zoals hierin gebruikt verwijst naar een geheel of gedeeltelijk geïoniseerd gas bestaande uit positieve ionen en vrije elektronen in zulke proporties dat het resulterende plasma geen elektrische lading heeft. (DrijfjGassen kunnen omgezet worden in plasma door (drijfjgas te verhitten en/of te onderwerpen aan een sterk elektromagnetisch veld. Bij een plasmabehandeling van een substraat, zoals kunststoffolie, kunnen functionele groepen aan het oppendak van het substraat gepositioneerd worden. De types van functionele groepen zijn afhankelijk van het gekozen (drijfjgas. Bijvoorbeeld, in het geval van lucht als (drijfjgas, spreekt men van vlamplasma en kunnen groepen aangebracht worden met koolstofatomen in een hogere oxidatieve trap. Bij het gebruik van andere types aan gas, kunnen gericht chemische modificaties aan het oppervlak worden uitgevoerd, bijvoorbeeld het enten van fluorverbindingen, alkylverb indingen, enz., of combinaties ervan. Hierdoor kunnen de eigenschappen van het substraatoppervlak worden gewijzigd zonder de bulkeigenschappen (treksterkte, buigzaamheid, densiteit...) van het substraat te beïnvloeden.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, is het plasma luchtplasma of corona. Bij een corona-behandeling wordt een corona-ontladingsplasma met lage temperatuur gebruikt om opzettelijk veranderingen in de eigenschappen van een oppervlak, zoals het oppervlak van kunststoffolie, te veroorzaken. Er kan een reeks van electroden gebruikt worden om een gordijn van corona-plasma te verkrijgen, waardoor producten, zoals kunststoffolie, kunnen worden gevoerd om de oppervlakte-energie van het materiaal te veranderen.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, heeft de tuit of het mondstuk (“nozzle”) van de plasmatoorts een diameter van minimaal 2 cm, minimaal 2.5 cm, of minimaal 3 cm, bij voorkeur van minimaal 2.5 cm. De nozzle kan cilindervormig zijn met een ronde opening.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, is de nozzle een roterende nozzle. De rotatie kan bijdragen tot de homogeniteit van het plasma. Bijvoorbeeld, de RD1004 roterende nozzle van Plasmatreat, Duitsland.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, is de lengte van de plasmatoorts maximaal 7 cm, maximaal 6 cm, maximaal 5 cm of maximaal 4 cm, bij voorkeur maximaal 5 cm.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, is de afstand tussen de nozzle of ioniserende balk en het oppervlak van de kunststoffolie maximaal 4 cm, maximaal 3 cm, maximaal 2 cm, maximaal 1.5 cm, of maximaal 1 cm, bij voorkeur maximaal 1.5 cm.

De term “ioniserende balk”, “ioniserende staaf’, of “statische balk” zoals hierin beschreven, verwijst naar apparaat dat wordt gebruikt voor het verwijderen van statische elektriciteit uit een productielijn.

BE2017/5918 Ioniserende balken kunnen opgehangen boven een transportband of ander apparaat in een productielijn zodat het te behandelen product (vb. kunststoffolie) onder de ioniserende balk heen kan bewegen. De afstand tussen de ioniserende balk en het te behandelen product wordt meestal gekalibreerd voor de specifieke toepassing. De ioniserende balk werkt door een geïoniseerd corona op de onderliggende producten te emitteren. Als dan een product op de productielijn een positieve of negatieve statische lading heeft, terwijl het door het geïoniseerd spanningsveld dat gecreëerd wordt door de ioniserende balk loopt, zal het product de tegengestelde positieve of negatieve ionen aantrekken en elektrisch neutraal worden.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, wordt de plasmabehandeling uitgevoerd bij 760 mm Hg, dit is de atmosferische druk. Bij een plasmabehandeling bij atmosferische druk kan plasma gegenereerd worden door elektrodes met een hoog vermogen (vb. 1000W), in aanwezigheid van gas op atmosferische druk. Plasma geproduceerd uit gas op atmosferische druk wordt ook wel “atmosferische-druk plasma” of “atmosferisch plasma” genoemd. Plasma kan gegenereerd worden met behulp van eender welke methode of toestel gekend door de vakman voor het genereren van plasma. Bijvoorbeeld, plasma kan gegenereerd worden met behulp van de FG500I plasmagenerator van Plasmatreat, Duitsland.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, is het plasma atmosferisch plasma is.In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, wordt het plasma gegenereerd met lucht, zuurstof (O2), stikstof (N₂), Helium (He), Argon (Ar), Fluor (F) of een combinatie hiervan, als drijfgas.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, bij voorkeur in de werkwijzen zoals hierin beschreven waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verlagen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat, wordt het plasma gegenereerd met het drijfgas N₂,F, of een combinatie hiervan, bij voorkeur N₂.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de huidige werkwijzen, bij voorkeur in de werkwijzen zoals hierin beschreven waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verlagen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat, is het plasma N₂ plasma, F plasma, of een combinatie hiervan, bij voorkeur N₂ plasma.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, bij voorkeur in de werkwijzen zoals hierin beschreven waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verlagen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat, is het plasma atmosferisch plasma gegenereerd met het drijfgas N₂, drijfgas F, of een combinatie hiervan, bij voorkeur N₂ en in de afwezigheid van een ander type drijfgas.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, bij voorkeur in de werkwijzen zoals hierin beschreven waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde

BE2017/5918 kunststoffolie met plasma het verhogen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat, wordt het plasma gegenereerd met het drijfgas O2 of lucht.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, vindt de plasmabehandeling van de kunststoffolie plaats gedurende een tijdsperiode van 10 milliseconden tot 500 milliseconden, van 10 milliseconden tot 250 milliseconden, of van 10 milliseconden tot 100 milliseconden. Bijvoorbeeld, de plasmabehandeling van de kunststoffolie vindt plaats gedurende een tijdsperiode van

1.4 seconden

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, bijvoorbeeld wanneer het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verhogen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat, is de duur van de plasmabehandeling van de kunststoffolie van 0.5 seconden tot 2.5 seconden, of van 1 seconde tot 2 seconden, bij voorkeur van 0.5 seconden tot 2.5 seconden.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, is het plasma N₂ plasma is, wanneer de plasmabehandeling de oppervlaktespanning van de met plasma behandelde kunststoffolie verlaagt; of O₂ plasma is, wanneer de plasmabehandeling de oppervlaktespanning van de met plasma behandelde kunststoffolie verhoogt.

Door het variëren van de plasmabehandelingstijd, kan het oppervlak van de kunststoffolie meer of minder hydrofiel en/of hydrofoob gemaakt worden.

De term “eetbare inkt” zoals hierin gebruikt, verwijst naar een gekleurde en/of gepigmenteerde voedingsgeschikte compositie die gebruikt kan worden om voedingsproducten te kleuren en/of te bedrukken. De eetbare inkt kan een of meerdere voedingskleurstoffen, voedingspigmenten, lipofiele stoffen (vb. vetzuren), emulgatoren, oppervlakte actieve stoffen, conserveermiddelen, voedingszuren, geleermiddelen, bindmiddelen, stabilisatoren, verdikkingsmiddelen, zuurteregelaars, antiklontermiddelen, smaakversterkers, glansmiddelen, antischuimmiddelen, zoetstoffen, suikers, hulpstoffen en/of smaakstoffen omvatten. De eetbare inkt is bij voorkeur niet transparant.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, omvat de eetbare inkt maximaal 40 gewichtsprocent, maximaal 30 gewichtsprocent, of maximaal 20 gewichtsprocent, bij voorkeur maximaal 40 gewichtsprocent, van één of meerdere voedingskleurstoffen.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, omvat de eetbare inkt van 0 gewichtsprocent tot 40 gewichtsprocent, of van 10 gewichtsprocent tot 30 gewichtsprocent van één of meerdere voedingskleurstoffen. Bij voorkeur omvat de eetbare inkt van 20 gewichtsprocent tot 30 gewichtsprocent van één of meerdere voedingskleurstoffen. Bijvoorbeeld, de eetbare inkt kan 25 gewichtsprocent van één of meerdere voedingskleurstoffen omvatten.

BE2017/5918

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, omvat de eetbare inkt maximaal 35 gewichtsprocent, maximaal 30 gewichtsprocent, of maximaal 25 gewichtsprocent van één of meerdere voedingspigmenten. Bij voorkeur omvat de eetbare inkt maximaal 35 gewichtsprocent van één of meerdere voedingspigmenten.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, omvat de eetbare inkt minimaal 5 gewichtsprocent, minimaal 10 gewichtsprocent, minimaal 15 gewichtsprocent, of minimaal 20 gewichtsprocent van één of meerdere voedingspigmenten. Bij voorkeur omvat de eetbare inkt minimaal 15 gewichtsprocent van één of meerdere voedingspigmenten.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, omvat de eetbare inkt van 0 gewichtsprocent tot 35 gewichtsprocent, van 5 gewichtsprocent tot 30 gewichtsprocent, van 10 gewichtsprocent tot 30 gewichtsprocent, of van 15 gewichtsprocent tot 25 gewichtsprocent van een voedingspigment of een combinatie van voedingspigmenten. Bij voorkeur omvat de eetbare inkt van 15 gewichtsprocent tot 35 gewichtsprocent van één of meerdere voedingspigmenten. . Bijvoorbeeld, de eetbare inkt kan 25 gewichtsprocent van één of meerdere voedingspigmenten omvatten.

Een hogere concentratie van één of meerdere voedingspigmenten zorgt gebruikelijk voor een verhoogd dekkend vermogen en/of het sneller drogen van de inkt.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, is het voedingspigment één of meerdere voedingspigmenten gekozen uit de groep bestaande uit titanium dioxide (TiO₂; E171), calcium carbonaat (E170), ijzeroxide (E172), ijzerhydroxide (E172), aluminium (E173), zilver (E174) en goud (El75), bij voorkeur is het voedingspigment titanium dioxide. In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven omvat de eetbare inkt één of meerdere vetzuren, bij voorkeur een combinatie van verzadigde en onverzadigde vetzuren.

De term “vetzuur” zoals hierin gebruikt, verwijst naar een organisch carbonzuur met een keten van minimaal twee koolstofatomen en een carboxylgroep. Een vetzuur is een onverzadigd vetzuur wanneer het vetzuur minstens één dubbele carbon-carbon binding omvat. Niet-limiterende voorbeelden van onverzadigde vetzuren zijn enkelvoudig onverzadigde vetzuren, meervoudig onverzadigde vetzuren transvetzuren zoals cholesterol. Een vetzuur is een verzadigd vetzuur wanneer het geen dubbele carbon-carbon binding omvat. Vetzuren kunnen verder ook opgedeeld worden in hogere en lagere vetzuren. Zoals hierin gebruikt, verwijst de term “hogere vetzuren” naar vetzuren met een koolstofketen van minimaal 11 koolstofatomen. Zoals hierin gebruikt, verwijst de term “lagere vetzuren” naar vetzuren met een koolstofketen van maximaal 11 koolstofatomen. De aanwezigheid van overwegend lagere vetzuren in de eetbare inkt zorgt gebruikelijk voor een lagere viscositeit van de inkt. De aanwezigheid van overwegend hogere vetzuren in de eetbare inkt zorgt gebruikelijk voor een hogere viscositeit van de inkt.

BE2017/5918 Verzadigde vetzuren, ook wel verzadigde vetten genoemd, komen voornamelijk voor in dierlijke producten (vb. volle melkproducten, vet vlees), maar ook in sommige plantaardige producten (vb. kokosvet en palmolie). Verzadigde vetzuren zijn gebruikelijk hard op kamertemperatuur (dit is omgevingstemperatuur). Onverzadigde vetzuren komen voornamelijk voor in oliën. Oliën zijn gebruikelijk vloeibaar bij kamertemperatuur en bestaan uit minstens 80% onverzadigde vetzuren. In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven omvat de eetbare inkt minimaal 10 gewichtsprocent, minimaal 15 gewichtsprocent, minimaal 20 gewichtsprocent, minimaal 25 gewichtsprocent, minimaal 30 gewichtsprocent, bij voorkeur minimaal 15 gewichtsprocent, van één of meerdere vetzuren, bij voorkeur één of meerdere vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen, minimaal 14 koolstofatomen, of minimaal 16 koolstofatomen, bij nog meer voorkeur één of meerdere vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven omvat de eetbare inkt maximaal 80 gewichtsprocent, maximaal 75 gewichtsprocent, maximaal 70 gewichtsprocent, maximaal 65 gewichtsprocent, maximaal 60 gewichtsprocent, maximaal 55 gewichtsprocent, maximaal 50 gewichtsprocent, maximaal 45 gewichtsprocent, of maximaal 40 gewichtsprocent, bij voorkeur maximaal 65 gewichtsprocent, van één of meerdere vetzuren, bij voorkeur één of meerdere vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen, minimaal 14 koolstofatomen, of minimaal 16 koolstofatomen, bij nog meer voorkeur één of meerdere vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven omvat de eetbare inkt van 10 gewichtsprocent tot 80 gewichtsprocent, van 15 gewichtsprocent tot 75 gewichtsprocent, van 15 gewichtsprocent tot 70 gewichtsprocent, van 15 gewichtsprocent tot 65 gewichtsprocent, van 20 gewichtsprocent tot 60 gewichtsprocent, van 20 gewichtsprocent tot 50 gewichtsprocent, of van 20 gewichtsprocent tot 40 gewichtsprocent, bij voorkeur van 15 gewichtsprocent tot 65 gewichtsprocent, van één of meerdere vetzuren, bij voorkeur één of meerdere vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen, minimaal 14 koolstofatomen, of minimaal 16 koolstofatomen, bij nog meer voorkeur één of meerdere vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen.

De huidige uitvinders hebben gevonden dat het verlagen van de oppervlaktespanning van kunststoffolie door het oppervlak van de kunststoffolie te behandelen met plasma, het mogelijk maakt om een hoogkwalitatieve bedrukking te verkrijgen met eetbare inkten die een hogere concentratie hogere vetzuren dan lagere vetzuren bevat; en/of het drukproces te versnellen; en/of een betere dispersie van voedingspigmenten te verkrijgen; zelfs wanneer de hoge concentratie aan hogere vetzuren gecombineerd wordt met hoge concentraties aan vaste stof, zoals één of meerdere voedingspigmenten.

BE2017/5918

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verlagen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat, omvatten de één of meerdere vetzuren minimaal 65 gewichtsprocent, minimaal 70 gewichtsprocent, minimaal 75 gewichtsprocent, minimaal 80 gewichtsprocent, minimaal 85 gewichtprocent, minimaal 90 gewichtsprocent, of minimaal 95 gewichtsprocent, bij voorkeur minimaal 80 gewichtsprocent, van verzadigde vetzuren, bij voorkeur verzadigde vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen, minimaal 14 koolstofatomen, of minimaal 16 koolstofatomen, bij nog meer voorkeur één of meerdere verzadigde vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verlagen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat, omvatten de één of meerdere vetzuren maximaal 30 gewichtsprocent, maximaal 25 gewichtsprocent, maximaal 20 gewichtsprocent, of maximaal 15 gewichtsprocent, bij voorkeur maximaal 20 gewichtsprocent, van één of meerdere onverzadigde vetzuren, bij voorkeur één of meerdere onverzadigde vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen, minimaal 14 koolstofatomen, of minimaal 16 koolstofatomen, bij nog meer voorkeur één of meerdere onverzadigde vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen.

Of anders verwoord, in bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verlagen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat, omvat de eetbare inkt van 12 gewichtsprocent tot 60 gewichtsprocent, van 15 gewichtsprocent tot 60 gewichtsprocent, van 20 gewichtsprocent tot 60 gewichtsprocent, van 25 gewichtsprocent tot 60 gewichtsprocent, van 30 gewichtsprocent tot 60 gewichtsprocent, van 35 gewichtsprocent tot 60 gewichtsprocent, van 40 gewichtsprocent tot60 gewichtsprocent, van 45 gewichtsprocent tot 55 gewichtsprocent, van 50 gewichtsprocent tot55 gewichtsprocent, van 50 gewichtsprocent tot 53 gewichtsprocent, of van 50 gewichtsprocent tot52 gewichtsprocent van één of meerdere verzadigde vetzuren, bij voorkeur één of meerdere verzadigde vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen, minimaal 14 koolstofatomen, of minimaal 16 koolstofatomen, bij voorkeur minimaal 12 koolstofatomen.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verlagen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat, omvat de eetbare inkt van 0 gewichtsprocent tot 15 gewichtsprocent, van 0 gewichtsprocent tot 13 gewichtsprocent, van 1 gewichtsprocent tot 15 gewichtsprocent, van 3 gewichtsprocent tot 15 gewichtsprocent, van 3 gewichtsprocent tot 13 gewichtsprocent, of van 5 gewichtsprocent tot 10 gewichtsprocent, van één of meerdere onverzadigde vetzuren, bij voorkeur één of meerdere onverzadigde vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen, minimaal

BE2017/5918 koolstofatomen, of minimaal 16 koolstofatomen, bij nog meer voorkeur één of meerdere onverzadigde vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verhogen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat, omvatten de één of meerdere vetzuren minimaal 65 gewichtsprocent, minimaal 70 gewichtsprocent, minimaal 75 gewichtsprocent, minimaal 80 gewichtsprocent, minimaal 85 gewichtsprocent, minimaal 90 gewichtsprocent, of minimaal 95 gewichtsprocent, bij voorkeur minimaal 80 gewichtsprocent, van één of meerdere onverzadigde vetzuren, bij voorkeur één of meer onverzadigde vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen, minimaal 14 koolstofatomen, of minimaal 16 koolstofatomen, bij nog meer voorkeur één of meerdere onverzadigde vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verhogen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat, omvatten de één of meerdere vetzuren maximaal 30 gewichtsprocent, maximaal 25 gewichtsprocent, maximaal 20 gewichtsprocent, of maximaal 15 gewichtsprocent, bij voorkeur maximaal 20 gewichtsprocent, van één of meerdere verzadigde vetzuren, bij voorkeur één of meerdere verzadigde vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen, minimaal 14 koolstofatomen, of minimaal 16 koolstofatomen, bij nog meer voorkeur één of meerdere verzadigde vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen.

Of anders verwoord, in bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verhogen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat, omvat de eetbare inkt van 12 gewichtsprocent tot 60 gewichtsprocent, van 15 gewichtsprocent tot 60 gewichtsprocent, van 20 gewichtsprocent tot 60 gewichtsprocent, van 25 gewichtsprocent tot 60 gewichtsprocent, van 30 gewichtsprocent tot 60 gewichtsprocent, van 35 gewichtsprocent tot 60 gewichtsprocent, van 40 gewichtsprocent tot60 gewichtsprocent, van 45 gewichtsprocent tot 55 gewichtsprocent, van 50 gewichtsprocent tot55 gewichtsprocent, van 50 gewichtsprocent tot 53 gewichtsprocent, of van 50 gewichtsprocent tot52 gewichtsprocent van één of meerdere onverzadigde vetzuren, bij voorkeur één of meerdere onverzadigde vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen, minimaal 14 koolstofatomen, of minimaal 16 koolstofatomen, bij voorkeur minimaal 12 koolstofatomen.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verhogen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat, omvat de eetbare inkt van 0 gewichtsprocent tot 15 gewichtsprocent, van 0 gewichtsprocent tot 13 gewichtsprocent, van 1 gewichtsprocent tot 15 gewichtsprocent, van 3 gewichtsprocent tot 15 gewichtsprocent, van 3 gewichtsprocent tot 13 gewichtsprocent, of van 5

BE2017/5918 gewichtsprocent tot 10 gewichtsprocent, van één of meerdere verzadigde vetzuren, bij voorkeur één of meerdere verzadigde vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen, minimaal 14 koolstofatomen, of minimaal 16 koolstofatomen, bij nog meer voorkeur één of meerdere verzadigde vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven zijn de één of meerdere vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen één of meerdere vetzuren geselecteerd uit de lijst bestaande uit stearinezuur, laurinezuur, palmitinezuur, oliezuur, myristinezuur, elaïdinezuur, palmitoloïnezuur, linolzuur, alpha-linoleenzuur en arachidonzuur.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven zijn de één of meerdere verzadigde vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen één of meerdere verzadigde vetzuren geselecteerd uit de lijst bestaande uit stearinezuur, laurinezuur, palmitinezuur, en myristinezuur.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven zijn de één of meerdere vetzuren aanwezig in de eetbare inkt in de vorm van één of meerdere vetten en/of oliën, bij voorkeur dierlijke en/of plantaardige vetten en/of oliën. Niet-limiterende voorbeelden van dierlijke en/of plantaardige vetten en/of oliën zijn reuzel, boter, melkvet, sojaolie, palmpitolie, kokosvet, kokosolie, palmolie, cacaoboter, palm vet, palmpitolie, hennepolie, maïsolie, walnootolie, koolzaadolie, katoenzaadolie, raapzaadolie, tarwekiemolie, zonnebloemolie, of een combinatie hiervan.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven omvat de eetbare inkt van 10 gewichtsprocent tot 80 gewichtsprocent, van 15 gewichtsprocent tot 75 gewichtsprocent, van 15 gewichtsprocent tot 70 gewichtsprocent, van 15 gewichtsprocent tot 65 gewichtsprocent, van 20 gewichtsprocent tot 60 gewichtsprocent, van 20 gewichtsprocent tot 50 gewichtsprocent, of van 20 gewichtsprocent tot 40 gewichtsprocent, bij voorkeur van 15 gewichtsprocent tot 65 gewichtsprocent, van één of meerdere vetten en/of oliën.ln bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven omvat de eetbare inkt één of meerdere dierlijke of plantaardige vetten en/of oliën geselecteerd uit de lijst bestaande uit reuzel, boter, melkvet, sojaolie, palmpitolie, kokosvet, kokosolie, palmolie, cacaoboter, palm vet, hennepolie, maïsolie, walnootolie, koolzaadolie, katoenzaadolie, raapzaadolie, tarwekiemolie en zonnebloemolie, bij voorkeur één of meerdere plantaardige vetten en/of oliën geselecteerd uit de lijst bestaande uit sojaolie, palmpitolie, kokosvet, palmolie, cacaoboter, palm vet, maïsolie, walnootolie, koolzaadolie en raapzaadolie, bij nog meer voorkeur één of meerdere plantaardige vetten en/of oliën geselecteerd uit de lijst bestaande uit cacaoboter, kokosvet en palm vet.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verlagen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat, is de verhouding van vet/olie minimaal 2, minimaal 2.5, minimaal 3,

BE2017/5918 minimaal 4, minimaal 4.5, bij voorkeur minimaal 4. In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verlagen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat, omvatten de één of meerdere vetten en/of oliën minimaal 65 gewichtsprocent, minimaal 70 gewichtsprocent, minimaal 75 gewichtsprocent, minimaal 80 gewichtsprocent, bij voorkeur minimaal 70 gewichtsprocent, van één of meerdere vetten, bij voorkeur één of meerdere vetten geselecteerd uit de groep omvattende cacaoboter, kokosvet en palm vet.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verlagen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat, omvatten de één of meerdere vetten en/of oliën maximaal 30 gewichtsprocent, maximaal 25 gewichtsprocent, maximaal 20 gewichtsprocent, maximaal 15 gewichtsprocent, bij voorkeur maximaal 20 gewichtsprocent, van één of meerdere oliën.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verhogen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat, is de verhouding van vet/olie maximaal 0.45, maximaal 0.40, maximaal 0.35, maximaal 0.30, of maximaal 0.25, bij voorkeur maximaal 0.25.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verhogen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat, omvatten de één of meerdere vetten en/of oliën minimaal 65 gewichtsprocent, minimaal 70 gewichtsprocent, minimaal 75 gewichtsprocent, minimaal 80 gewichtsprocent, bij voorkeur minimaal 70 gewichtsprocent, van één of meerdere oliën.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verhogen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat, omvatten de één of meerdere vetten en/of oliën maximaal 30 gewichtsprocent, maximaal 25 gewichtsprocent, maximaal 20 gewichtsprocent, maximaal 15 gewichtsprocent, bij voorkeur maximaal 20 gewichtsprocent, van één of meerdere vetten, bij voorkeur van één of meerdere vetten geselecteerd uit de groep omvattende cacaoboter, kokosvet en palm vet. In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven omvat de eetbare inkt één of meerdere zoetstoffen, kleurstoffen, bindmiddelen, verdikkingsmiddelen, melkpoeders, emulgatoren en/of oplosmiddelen. De vakman zal begrijpen dat zoetstoffen, kleurstoffen, bindmiddelen, verdikkingsmiddelen, melkpoeders, emulgatoren en/of oplosmiddelen elk gekende en voedingsgeschikte zoetstof, kleurstof, bindmiddel, verdikkingsmiddel, melkpoeder, emulgator en/of oplosmiddel kan zijn. De term “zoetstof’ zoals hierin gebruikt verwijst naar een natuurlijke of synthetisch stof die zoet smaakt. Niet-limiterende voorbeelden van zoetstoffen zijn suikers,

BE2017/5918 kunstmatige zoetstoffen en suikervervangers. Bijvoorbeeld, monoscaccharides, dissacharides, polysaccharides, aspartaam, stevioglycosiden, sucralose en acesulfaam-K.

De term “suiker” zoals hierin gebruikt verwijst naar een zoet smakend koolhydraat. Niet-limiterende voorbeelden van suikers zijn monosaccharides, omvattende drie tot zeven carbon suikers, zoals pentosen (vb. Ribose, arabinose, xylose, lyxose, ribulose en xylulose) en hexosen (vb. allose, altrose, glucose, mannose, gulose, idose, galactose, talose, sorbose, psicose, fructose, en tagatose); oligosaccharides zoals disacchariden (vb. maltose, sucrose, cellobiose, trehalose en lactose); en polysaccharides zoals zetmeel, dextrin, cellulose en glycogen.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven is de zoetstof sucrose of glucose, bij voorkeur sucrose.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven is de voedingskleurstof een kleurstof geselecteerd uit de lijst bestaande uit E100, E101, E102, E103, E104, E105, E106, E107, E110, E120, E122, E123, E124, E127, E128, E129, E131, E132, E133, E140, E141, E142, E150a, E150b, E150c, E150d, E151, E153, E154, E155, E160a, E160b, E160c, E160d, E160e, E160f, E161a, E161b, E161c, E161d, E161h, E161Î, E162, E163, E180 en E181.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven is het bindmiddel een bindmiddel geselecteerd uit de lijst bestaande uit dextrine, maltrose en gemodificeerd zetmeel.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven is het verdikkingsmiddel een verdikkingsmiddel geselecteerd uit de lijst bestaande uit gelatine, agaragar, pectine, alginaat, Xanthaan derivaat en arabische gom.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijzen zoals hierin beschreven, omvat het melkpoeder caseïne, lactose en melkvet.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijzen zoals hierin beschreven is de emulgator een monoof diglyceride, zoals een polysorbaat (vb. polyoxyethylene (20) sorbitan monostearate), of lecithine.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven is het oplosmiddel water, ethanol of een combinatie van water en ethanol, bij voorkeur water.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijzen zoals hierin beschreven, omvat de eetbare inkt:

van 0 gewichtsprocent tot 40 gewichtsprocent voedingskleurstoffen;

van 0 gewichtsprocent tot 35 gewichtsprocent voedingspigmenten, bij voorkeur TiO₂; en van 15 gewichtsprocent tot 65 gewichtsprocent vetten en/of oliën; bij voorkeur, waarbij de verhouding van vet/olie minimaal 2, bij voorkeur minimaal 4, is wanneer de werkwijze het verlagen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat; en waarbij de verhouding van vet/olie maximaal 0.45, bij voorkeur maximaal 0.25, is wanneer de werkwijze het verhogen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat.

BE2017/5918 In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verlagen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat, heeft de eetbare inkt een viscositeit van 50 cP tot 250 cP, van 50 cP tot 225 cP, van 50 cP tot 200 cP, van 100 cP tot 200 cP, bij voorkeur van 50 cP tot 250 cP, bij nog meer voorkeur van 50 cP tot 200 cP. De viscositeit van de eetbare inkt wordt bij voorkeur gemeten op een temperatuur van 32°C.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verhogen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat, heeft de eetbare inkt een viscositeit van 250 cP tot 5000 cP, van 300 cP tot 5000 cP, van 500 cP tot 5000 cP, van 1000 cP tot 5000 cP, van 1000 cP tot 4000 cP, van 1000 cP tot 3000 cP, van 2000 cP tot 5000 cP, van 3000 cP tot 5000 cP, van 4000 cP tot 5000 cP, bij voorkeur van 250 cP tot 5000 cP, bij nog meer voorkeur van 300 cP tot 5000 cP. De viscositeit van de eetbare inkt wordt bij voorkeur gemeten op een temperatuur van 32°C.

De vakman zal begrijpen dat de samenstelling en viscositeit van de eetbare inkt afhankelijk is van de ratio vet/olie en/of de hoeveelheid vaste stof aanwezig in de inkt; en/of afgestemd dient te worden op de werkwijze van drukken. Eetbare inkten geschikt voor inkjetprinten hebben gebruikelijk een lagere viscositeit dan deze voor zeefdrukken.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven heeft de vaste stof aanwezig in de eetbare inkt een maximale korrelgrootte heeft van 50 μm, 60 μm, 70 μm, 80 μm, bij voorkeur 50 μm. De term “vaste stof’ zoals hierin beschreven verwijst naar materie die zich in de vaste aggregatietoestand bevindt, bijvoorbeeld voedingspigmenten en antioxidantia.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven heeft de eetbare inkt een pH van 5.2 tot 8.0.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven is de eetbare inkt geschikt voor het bedrukken van chocolade. Indien de eetbare inkt geschikt is voor het bedrukken van chocoladeoppervlaktes kan hier ook gerefereerd naar worden met de term “chocolade inkt”.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven heeft de eetbare inkt een smelttemperatuur van minimaal 25°C, minimaal 26°C, minimaal 27°C, minimaal 28°C, minimaal 29°C, minimaal 30°C, minimaal 31 °C, minimaal 32°C, minimaal 33°C, minimaal 34°C, of minimaal 35°C, bij voorkeur minimaal 28°C.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven heeft de eetbare inkt een droogtijd en/of stoltijd van 0.25 seconden tot 15 seconden.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijzen zoals hierin beschreven omvat de eetbare inkt één of meerdere van de volgende eigenschappen:

BE2017/5918 een voldoende bevochtigbaarheid ten opzichte van de te bedrukken kunststoffolie, een goed afgestemde reologie, thixotroop bij lage afschuifspanning, een goede mengbaarheid van alle componenten, een snelle droogtijd bij lagere temperaturen, en/of een voldoende dekkend vermogen.

De term “bedrukken” zoals hierin gebruikt, verwijst naar het aanbrengen van een tekst, afbeelding en/of patroon op een substraat door middel van een druktechniek. Niet-limiterende voorbeelden van zulke druktechnieken zijn hoogdruk, vlakdruk, diepdruk, doordruk (vb. zeefdruk) of digitaal druk (vb. inkjetprinter).

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, gebeurt het bedrukken van de met plasma behandelde kunststoffolie met eetbare inkt via zeefdruk. Zeefdruk wordt bij voorkeur gebruikt bij het bedrukken van de met plasma behandelde kunststoffolie met eetbare inkt waarbij de ratio van vet/olie minimaal 2, bij voorkeur minimaal 4, is en/of in de werkwijzen zoals hierin beschreven waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verlagen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat.De term “zeefduk” of “serigrafie” zoals hierin gebruikt, verwijst naar een druktechniek waarbij inkt door een zeef geperst wordt. Bij zeefdruk wordt gebruikelijk een stuk fijn gaas, bijvoorbeeld gaas van zijde, polyester of staal, over een raamwerk wordt gespannen. Het zeefdrukraam kan vervolgens voorzien worden van een lichtgevoelige laag die door middel van een positieffilm belicht wordt. De op het positief aanwezige donkere vlakken kunnen bij het ontwikkelen worden weggewassen zodat doorlatende plekken op het zeefdrukraam ontstaan die een gewenst sjabloon vormen, waar de inkt doorheen gedrukt kan worden. Vervolgens kan men inkt op het raam aanbrengen en uitsmeren, bijvoorbeeld met behulp van een rakel, waardoor de vorm van het sjabloon op het te bedrukken voorwerp (de beelddrager) kan worden afgedrukt. Deze techniek kan herhaald worden met verschillende kleuren en vormen die naast elkaar of over elkaar worden gedrukt. Op die manier kunnen complexe figuren op een substraat, zoals kunststoffolie, worden aangebracht. Het voordeel van zeefdruk is dat er goed dekkende formuleringen kunnen worden aangewend, en zodoende ook gedrukt kan worden op donkere beelddragers. De vakman zal begrijpen dat voor het zeefdrukken van eetbare inkt bij voorkeur een fijne zeef gebruikt wordt. Bij voorkeur heeft de draad van de zeef een dikte van 30 tot 40 μm. De vakman zal begrijpen dat de dikte van de aangebrachte bedrukking deels bepaald wordt door de bedrading van de gebruikte zeef. Zeefdrukken kan zowel handmatig als machinaal worden uitgevoerd.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, vindt het bedrukken van de met plasma behandelde kunststoffolie met eetbare inkt maximaal 10 seconden, maximaal 20 seconden, maximaal 30 seconden, maximaal 40 seconden, maximaal 50 seconden, of maximaal 1 minuut, bij

BE2017/5918 voorkeur maximaal 1 minuut, na het behandelen van het oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma plaats.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, vindt het bedrukken van de met plasma behandelde kunststoffolie met eetbare inkt maximaal 2 seconden, maximaal 3 seconden, maximaal 4 seconden, maximaal 5 seconden, maximaal 10 seconden, maximaal 20 seconden, maximaal 30 seconden, bij voorkeur maximaal 2 seconden, na het behandelen van het oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma plaats.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, vindt het bedrukken van de met plasma behandelde kunststoffolie met eetbare inkt onmiddellijk na het behandelen van het oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma plaats.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, vindt het drogen en/of stollen van de bedrukte kunststoffolie plaats op een temperatuur van 5°C tot 24°C, van 10°C tot 20°C, of van 12°C tot 18°C, bij voorkeur van 10°C tot 20°C. De vakman zal begrijpen dat de maximale en minimale droog-/stoltemperatuur afhankelijk is van de samenstelling van de eetbare inkt en van de dikte van de bedrukking van eetbare inkt. Bijvoorbeeld, de vakman zal begrijpen dat de droog/stoltemperatuur bij voorkeur lager is dan de smelttemperatuur van de eetbare inkt.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, vindt het drogen plaats volgens een meerstaps proces. Bijvoorbeeld, het drogen en/of stollen van de bedrukte kunststoffolie vindt stapsgewijs plaats als volgt: 0 tot 2 seconden op 10°C, 0 tot 2 seconden op 14°C, 0 tot 2 seconden op 16°C, vervolgens 0 tot 2 seconden op 20°C.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, is de dikte van bedrukking van eetbare inkt op de kunststoffolie maximaal 150 μm, maximaal 200 μm of maximaal 300 μm, bij voorkeur maximaal 300 μm. In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, is de dikte van bedrukking van eetbare inkt minimaal 30 μm, minimaal 50 μm, minimaal 100 μm, bij voorkeur minimaal 30 μm.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, is de dikte van bedrukking van eetbare inkt van 30 μm tot 350 μm, van 30 μm tot 300 μm, van 50 μm tot 200 μm, of van 100 μm tot 150 μm, bij voorkeur van 30 μm tot 300 μm. De bekomen bedrukte kunststoffolie kan gebruikt worden als transferfolie voor het bedrukken van voedingsproducten, zoals chocolade, via transferdruk.

De term “transferdrukken” of “transferprinten” zoals hierin gebruikt verwijst naar het drukproces waarbij een afbeelding, tekst en/of patroon gedrukt op een flexibel substraat, zoals papier of folie, bijvoorbeeld kunststoffolie, getransfereerd wordt naar een ander substraat, zoals een voedingsproduct, bijvoorbeeld chocolade. Dit kan plaatsvinden door middel van een thermisch proces, bijvoorbeeld door het verwarmen van het substraat.

BE2017/5918

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, wordt de werkwijze machinaal uitgevoerd.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het bedrukken van chocolade met eetbare inkt omvattende het overbrengen van een bedrukking van eetbare inkt gedrukt op een met plasma behandelde kunststoffolie naar chocolade door middel van het verwarmen van de chocolade en/of de met plasma behandelde kunststoffolie.De term “chocolade” zoals hierin gebruikt verwijst naar een compositie omvattende cacao boter, vetvrije cacaobestanddelen, suikers en/of zoetstoffen. Chocolade kan één of meerdere plantaardige vetten en/of oliën, melkpoeders, melkpoedervervangers, cacao poeders, cacao poeder vervangers, emulgatoren, smaakstoffen, suikers en/of suikervervangers omvatten. Meer bepaald, de term “chocolade” zoals hierin gebruikt verwijst naar chocolade zoals beschreven in de richtlijn 2000/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juni 2000 inzake cacao- en chocoladeproducten voor menselijke consumptie.

Niet-limiterende voorbeelden van chocolade zijn:

- zwarte of pure chocolade, zijnde een product verkregen van cacao massa, suikers, cacaoboter, lecithine en natuurlijk vanille aroma, omvattende minimaal 54 % droge cacao bestanddelen;

- melkchocolade, zijnde een product verkregen van suiker, cacaoboter, volle melkpoeder, cacaomassa, lecithine en natuurlijk vanille aroma, omvattende minimaal 33 % van een droge cacao bestanddelen; en witte chocolade, zijnde een product verkregen van suiker, cacaoboter, volle melkpoeder, lecithine en natuurlijk vanille aroma, omvattende minimaal 27 % droge cacao bestanddelen. Chocolade kan ook verwijzen naar chocoladeproducten die vullingen of inclusies omvatten. Niet-limiterende voorbeelden van chocoladeproducten die vullingen omvatten zijn pralines en gevulde chocoladerepen. Nietlimiterende voorbeelden van chocoladeproducten die inclusies bevatten zijn chocolade met (gedroogd) fruit, noten, gepofte granen en/of speculaas.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, heeft de chocolade een egaal of vlak oppervlak.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, wordt de bedrukte kunststoffolie op de chocolade geplaatst op zo een manier dat de bedrukking overlapt met het chocoladeoppervlak.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, wordt de chocolade en/of de met plasma behandelde kunststoffolie verwarmd tot de chocolade vloeibaar is.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, wordt de chocolade en/of de met plasma behandelde kunststoffolie verwarmd tot een temperatuur van minimaal 28°C, minimaal

BE2017/5918

29°C, minimaal 30°C, minimaal 35°C, minimaal 36°C, minimaal 37°C, minimaal 38°C, minimaal

39°C, of minimaal 40°C, bij voorkeur minimaal 28°C.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, wordt de chocolade en/of de met plasma behandelde kunststoffolie verwarmd tot een temperatuur van maximaal 120°C, maximaal 100°C, maximaal 80°C, maximaal 60°C, maximaal 50°C, bij voorkeur maximaal 100°C.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, wordt de chocolade en/of de met plasma behandelde kunststoffolie verwarmd tot een temperatuur van minimaal 28°C en maximaal 100°C, of minimaal 38°C en maximaal 100°C, bij voorkeur minimaal 28°C en maximaal 100°C.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, wordt de bedrukte kunststoffolie in contact gebracht met het chocoladeoppervlak gedurende minimaal 5 seconden, minimaal 10 seconden, minimaal 20 seconden, minimaal 30 seconden of minimaal 1 minuut, bij voorkeur gedurende minimaal 10 seconden.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, wordt het chocoladeoppervlak en de bedrukte kunststoffolie na het verwarmen terug afgekoeld alvorens de kunststoffolie van het chocoladeoppervlak te verwijderen, zodat de bedrukking van eetbare inkt vrij komt van de met plasma behandelde kunststoffolie en achterblijft op het chocoladeoppervlak.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, wordt de bedrukte kunststoffolie in contact gebracht met het chocoladeoppervlak totdat het chocoladeoppervlak en de kunststoffolie afgekoeld zijn, bij voorkeur afgekoeld tot een temperatuur van maximaal 30°C, maximaal 29°C, maximaal 28°C, maximaal 27°C, maximaal 26°C, maximaal 25°C, maximaal 24°C, maximaal 23°C, maximaal 22°C, maximaal 21 °C, maximaal 20°C, bij voorkeur tot een temperatuur van maximaal 25°C. Bijvoorbeeld, tot een temperatuur van 25°C, 24°C, 23°C, 22°C, 21°C, 20°C, 19°C of 18°C, bij voorkeur tot op kamertemperatuur.

De vakman zal overigens begrijpen dat de zijde van de kunststoffolie waarop de eetbare inkt gedrukt is, moet worden gepositioneerd naar het chocoladeoppervlak, omdat de verhitting van de kunststoffolie en/of het chocoladeoppervlak ervoor zal zorgen dat de bedrukking van eetbare inkt aan het chocoladeoppervlak vastgehecht wordt.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, wordt de bedrukte kunststoffolie geperst op het chocoladeoppervlak, bij voorbeeld met behulp van een hittepers.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, omvat de werkwijze de volgende stappen:

BE2017/5918

b) optioneel het afkoelen van de chocolade, en

c) het verwijderen van de met plasma behandelde kunststoffolie van de chocolade zodat de bedrukking van eetbare inkt vrij komt van de met plasma behandelde kunststoffolie en achterblijft op de chocolade.In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, komt de tijd tussen het in contact brengen van een chocolade oppervlakte met een temperatuur van minimaal 28°C met een met plasma behandelde kunststoffolie, waarbij de met plasma behandelde kunststoffolie een bedrukking van eetbare inkt omvat, en het verwijderen van de met plasma behandelde kunststoffolie van het chocolade oppervlakte zodat de bedrukking van eetbare inkt vrij komt van de met plasma behandelde kunststoffolie en achterblijft op het oppervlak van de chocolade, overeen met de tijd die nodig is voor het stollen en/of drogen van de eetbare inkt.

a) het gieten van vloeibare chocolade met een temperatuur van minimaal 28°C in een gietvorm die openingen omvat die in direct contact staan met een met plasma behandelde kunststoffolie, waarbij de met plasma behandelde kunststoffolie een bedrukking van eetbare inkt omvat,

b) het alkoelen van de chocolade, de gietvorm en/of de met plasma behandelde kunststoffolie,

c) het omdraaien van de met chocolade gevulde gietvorm en de daaraan vastzittende met plasma behandelde kunststoffolie,

d) het verwijderen van de met plasma behandelde kunststoffolie van de chocolade zodat de bedrukking van eetbare inkt vrij komt van de met plasma behandelde kunststoffolie en achterblijft op de chocolade; en

e) het verwijderen van de gietvorm van de chocolade zodat met eetbare inkt bedrukte chocoladestukken verkregen worden.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, wordt de kunststoffolie verwijderd. Bij voorkeur wordt de kunststoffolie verwijderd wanneer de kunststoffolie een temperatuur heeft van maximaal 30°C, maximaal 29°C, maximaal 28°C, maximaal 27°C, maximaal 26°C, maximaal 25°C, maximaal 24°C, maximaal 23°C, maximaal 22°C, maximaal 21°C, maximaal 20°C, bij voorkeur een temperatuur van maximaal 25°C.. Bijvoorbeeld, een temperatuur van 25°C, 24°C, 23°C, 22°C, 21°C, 20°C, 19°C of 18°C, bij voorkeur kamertemperatuur.

Het verwijderen van de kunststoffolie kan manueel of machinaal gebeuren. Bij voorkeur wordt de kunststoffolie verwijderd door de kunststoffolie in een enkele beweging en in een hoek van maximaal 45° voorwaarts van het bedrukt chocoladeoppervlak af te trekken. De huidige methode laat toe de kunststoffolie van de chocolade te verwijderen zonder het blijven kleven van restmateriaal, namelijk resterende bedrukking van eetbare inkt en/of chocolade, aan de kunststoffolie.

BE2017/5918

Volgens een verdere uitvoeringsvorm heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een kunststoffolie omvattende een bedrukking van eetbare inkt, gekarakteriseerd in dat de kunststoffolie een met plasma behandelde kunststoffolie is. Bij voorkeur is de eetbare inkt een eetbare inkt die geschikt is voor het bedrukken van chocolade, bij meer voorkeur een eetbare inkt die van 15 gewichtsprocent tot 65 gewichtsprocent vetten en/of oliën omvat, waarbij de verhouding van vet/olie minimaal 2, bij voorkeur minimaal 4, is wanneer de werkwijze het verlagen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat; en waarbij de verhouding van vet/olie maximaal 0.45, bij voorkeur maximaal 0.25, is wanneer de werkwijze het verhogen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat.

In bepaalde uitvoeringsvormen van de met plasma behandelde kunststoffolie zoals hierin beschreven, is de met plasma behandelde kunststoffolie omvattende een bedrukking van eetbare inkt geproduceerd volgens de werkwijze zoals hierin beschreven.

De vakman zal begrijpen dat de uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven, voornamelijk deze met betrekking tot de kunststoffolie en de eetbare inkt, ook gelden voor de met plasma behandelde kunststoffolie zoals hierin beschreven.

De met plasma behandelde kunststoffolie omvattende een bedrukking van eetbare inkt geproduceerd volgens de werkwijze zoals hierin beschreven kan opgeslagen worden gedurende een periode van minimaal 3 maanden, minimaal 6 maanden, minimaal 12 maanden, minimaal 18 maanden, minimaal 24 maanden, bij voorkeur minimaal 12 maanden, en pas later in gebruik worden genomen.

Verschillende vellen van de met plasma behandelde kunststoffolie omvattende een bedrukking van eetbare inkt geproduceerd volgens de werkwijze zoals hierin beschreven kunnen gestapeld en/of opgerold worden zonder dat deze aan elkaar kleven.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm heeft de onderhavige uitvinding betrekking op het gebruik van plasma voor het behandelen van kunststoffolie in een werkwijze voor het bedrukken van kunststoffolie met eetbare inkt, bij voorkeur een eetbare inkt die geschikt is voor het bedrukken van chocolade, bij meer voorkeur een eetbare inkt die van 15 gewichtsprocent tot 65 gewichtsprocent vetten en/of oliën omvat, waarbij de verhouding van vet/olie minimaal 2, bij voorkeur minimaal 4, is wanneer de werkwijze het verlagen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat; of waarbij de verhouding van vet/olie maximaal 0.45, bij voorkeur maximaal 0.25, is wanneer de werkwijze het verhogen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm heeft de onderhavige uitvinding betrekking op het gebruik van plasma voor het verhogen van de adhesie tussen kunststoffolie en eetbare inkt, bij voorkeur een eetbare inkt die geschikt is voor het bedrukken van chocolade, bij meer voorkeur een eetbare inkt die van 15 gewichtsprocent tot 65 gewichtsprocent vetten en/of oliën omvat, waarbij de verhouding van vet/olie minimaal 2, bij voorkeur minimaal 4, wanneer de werkwijze het verlagen van de

BE2017/5918 oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat; of waarbij de verhouding van vet/olie maximaal 0.45, bij voorkeur maximaal 0.25, is wanneer de werkwijze het verhogen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie omvat.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm heeft de onderhavige uitvinding betrekking op het gebruik van plasma voor het versnellen van het bedrukken van kunststoffolie met eetbare inkt en/of het drogen van de met eetbare inkt bedrukte kunststoffolie.Volgens een verdere uitvoeringsvorm heeft de onderhavige uitvinding betrekking op het gebruik van een met plasma behandelde kunststoffolie voor het verbeteren van de kwaliteit van de transferdruk, voor het verhogen van de snelheid van het transferdrukken en/of voor het automatiseren van het transferdrukken.

De vakman zal begrijpen dat de uitvoeringsvormen van de werkwijze zoals hierin beschreven ook gelden voor het gebruik van plasma en/of van een met plasma behandelde kunststoffolie, zoals hierin beschreven.

VOORBEELDEN

Voorbeeld 1: werkwijze voor het bedrukken van LDPE folie met eetbare inkt

Een vel LDPE folie werd in de template van een zeefdruk geplaatst en vervolgens aangezogen via een vacuüm om het vel goed te positioneren. Hierna werd het vel LDPE folie behandeld met atmosferisch plasma met behulp van een plasmagenerator (Plasmatreat) gedurende 1.4 seconden om de oppervlaktespanning van het volledige oppervlak van de LDPE folie te verlagen. De instellingen van de piasmagenerator waren de volgende: afstand kunststoffolie tot plasmatoorts 0-8 cm, aangewende druk van het drijfgas: 1000 - 3000 mBar, Drijfgas: open lucht, N₂, Ar, F en Spanning: 9 -15 keV. Na de plasmabehandeling werd het vel LDPE folie bedekt met een zeefdruktemplate en bedrukt met eetbare inkt omvattende 25 gewichtsprocent vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen en 25 gewichtsprocent TiO2. Na 0.8 seconden werd de zeefdruktemplate verwijderd en de inkt aanwezig op de LDPE folie lichtjes gedroogd gedurende 1.1 seconden. Na deze initiële droging werd het bedrukte vel LDPE folie verwijderd en geplaatst op een droogrek. Na intens drogen werd het vel bedrukte LDPE folie op een stapel met andere bedrukte vellen bedrukte LDPE folie geplaatst.

De plasmabehandeling van de LDPE folie zorgde voor een optimale adhesie tussen de eetbare inkt en de LDPE folie. Verder liet de plasmabehandeling van de LDPE folie toe de druktijd en de droogtijd van het zeefdrukproces te verkorten, waardoor procesautomatisatie mogelijk was en de vellen bedrukte LDPE folie gestapeld konden worden. Bovendien zorgde de plasmabehandeling van de LDPE folie ook voor een kwalitatievere bedrukking, met een hogere resolutie (Figuur 2) en dat de vellen LDPE folie niet aan elkaar kleven op korte en mid-lange termijn.

BE2017/5918

Voorbeeld 2: werkwijze voor het bedrukken van chocolade met eetbare inkt

De met eetbare inkt bedrukte LDPE folie van voorbeeld 1, werd gebruikt voor het bedrukken van stervormige chocoladestukken (Figuur 1). Meer bepaald, een gietvorm met stervormige uitsparingen werd zo gepositioneerd op de met eetbare inkt bedrukte LDPE folie dat telkens één bedrukking zich in het midden van één van de stervormige uitsparingen bevond. Vervolgens werd er vloeibare chocolade op een temperatuur van 38-40°C gegoten in de stervormige uitsparingen van de gietvorm en op de met eetbare inkt bedrukte LDPE folie (Figuur 3). Na het afkoelen van de chocolade werd de gietvorm omgedraaid en de kunststoffolie verwijderd, waarbij de bedrukkingen van eetbare inkt achterbleven op de chocoladestukken. Vervolgens werden de bedrukte chocoladestukken verwijderd uit de gietvorm (Figuur 4).

De initiële plasmabehandeling van de LDPE folie, zorgde ervoor dat de aanhechting van de eetbare inkt aan de LDPE folie niet te sterk was, zodat er geen restmateriaal achterbleef op de LDPE folie na de transferdruk op de chocolade.

Voorbeeld 3: werkwijze voor het bedrukken van LDPE folie met eetbare inkt

Een vel LDPE folie wordt van een stapel van meerdere vellen LDPE folie genomen en behandeld met corona met behulp van een ionisator om de oppervlaktespanning van het volledige oppervlak van de LDPE folie te verlagen. Vervolgens wordt het vel LDPE folie bedekt met een zeefdruktemplate en bedrukt met eetbare inkt omvattende 25 gewichtsprocent vetzuren met een koolstofketen van minimaal 12 koolstofatomen en 25 gewichtsprocent TiO2.

De coronabehandeling van de LDPE folie zorgde voor een optimale adhesie tussen de eetbare inkt en de LDPE folie. Verder laat de coronabehandeling van de LDPE folie toe de druktijd en de droogtijd van het zeefdrukproces te verkorten, waardoor procesautomatisatie mogelijk is en de vellen bedrukte LDPE folie gestapeld kunnen worden. Bovendien zorgde de coronabehandeling van de LDPE folie ook voor een kwalitatievere bedrukking, met een hogere resolutie en dat de vellen LDPE folie niet aan elkaar kleven op korte en mid-lange termijn.

Claims

AANGEPASTE CONCLUSIES (hertypt)

1. Een werkwijze voor het bedrukken van chocolade met voedingsgeschikte inkt, omvattende de stappen

a) het behandelen van een oppervlak van kunststoffolie met plasma;

5 b) het bedrukken van het met plasma behandeld oppervlak van genoemde kunststoffolie met voedingsgeschikte inkt; en

c) optioneel het drogen van de bedrukte kunststoffolie, waarbij de voedingsgeschikte inkt geschikt is voor het bedrukken van chocolade, en waarbij de bedrukte kunststoffolie gebruikt wordt voor het bedrukken van chocolade via

10 transferdruk.
2. De werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het behandelen van een oppervlak van genoemde kunststoffolie met plasma het verhogen of het verlagen van de oppervlaktespanning van de kunststoffolie met minimaal 5%, bij voorkeur minimaal 10%, omvat.
3. De werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij het bedrukken van de met plasma behandelde

15 kunststoffolie met voedingsgeschikte inkt gebeurt via zeefdruk.
4. De werkwijze voor het bedrukken van chocolade met voedingsgeschikte inkt volgens één van de conclusie 1 tot en met 3, omvattende het overbrengen van een bedrukking van voedingsgeschikte inkt van de bedrukte kunststoffolie naar chocolade door middel van het verwarmen van de chocolade en/of de bedrukte kunststoffolie.

20
5. De werkwijze voor het bedrukken van chocolade met voedingsgeschikte inkt volgens conclusie 4, omvattende de stappen

a) het in contact brengen van chocolade met een temperatuur van minimaal 28°C met de bedrukte kunststoffolie,

b) optioneel het afkoelen van de chocolade, en

25 c) het verwijderen van de bedrukte kunststoffolie van de chocolade zodat de bedrukking van voedingsgeschikte inkt vrij komt van de bedrukte kunststoffolie en achterblijft op de chocolade.
6. Een kunststoffolie voor het bedrukken van chocolade met voedingsgeschikte inkt omvattende een bedrukking van voedingsgeschikte inkt, gekarakteriseerd in dat de kunststoffolie een met plasma behandelde kunststoffolie is en de voedingsgeschikte inkt geschikt is voor het bedrukken van

30 chocolade.
7. Gebruik van plasma voor het behandelen van kunststoffolie in een werkwijze voor het bedrukken van chocolade met voedingsgeschikte inkt, waarbij de voedingsgeschikte inkt geschikt is voor het bedrukken van chocolade.
8. De werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 5, de kunststoffolie volgens conclusie 6 of

35 het gebruik van plasma volgens conclusie 7, waarbij genoemd plasma atmosferisch plasma is.
9. De werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 5 of 8, de kunststoffolie volgens conclusie

6 of 8, of het gebruik van plasma volgens conclusie 7 of 8, waarbij genoemd plasma N2 plasma is, wanneer de plasmabehandeling de oppervlaktespanning van de met plasma behandelde

BE2017/5918 kunststoffolie verlaagt; of waarbij genoemd plasma 02 plasma is, wanneer de plasmabehandeling de oppervlaktespanning van de met plasma behandelde kunststoffolie verhoogt.
10. De werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 5, 8 of 9, de kunststoffolie volgens één van de conclusie 6, 8 of 9, of het gebruik van plasma volgens één van de conclusies 7 tot en met 9, waarbij genoemde kunststoffolie bestaat uit lagedichtheidpolyetheen (LDPE) en/of polyethyleentereftalaat (PET).
11. De werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 5 of 8 tot en met 10, de kunststoffolie volgens één van de conclusie 6 of 8 tot en met 10, of het gebruik van plasma volgens één van de conclusies 7 tot en met 10, waarbij de plasmabehandeling de oppervlaktespanning van de met plasma behandelde kunststoffolie verlaagt, bij voorkeur verlaagt tot een oppervlaktespanning van maximaal 32 mN/m; of waarbij de plasmabehandeling de oppervlaktespanning van de met plasma behandelde kunststoffolie verhoogt, bij voorkeur verhoogt tot een oppervlaktespanning van minimaal 46 mN/m.
12. De werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 5 of 8 tot en met 11, de kunststoffolie volgens één van de conclusie 6 of 8 tot en met 11, of het gebruik van plasma volgens één van de conclusies 7 tot en met 11, waarbij genoemde voedingsgeschikte inkt van 15 gewichtsprocent tot 65 gewichtsprocent vetten en/of oliën omvat, waarbij de verhouding van vet/olie minimaal 2, bij voorkeur minimaal 4, is wanneer de plasmabehandeling de oppervlaktespanning van de met plasma behandelde kunststoffolie verlaagt; of waarbij de verhouding van vet/olie maximaal 0.45, bij voorkeur maximaal 0.25, is wanneer d e plasmabehandeling de oppervlaktespanning van de met plasma behandelde kunststoffolie verhoogt.
13. De werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 5 of 8 tot en met 12, de kunststoffolie volgens één van de conclusie 6 of 8 tot en met 12, of het gebruik van plasma volgens één van de conclusies 7 tot en met 12, waarbij genoemde voedingsgeschikte inkt van 0 gewichtsprocent tot 35 gewichtsprocent van één of meerdere voedingspigmenten omvat, bij voorkeur van 15 tot 35 gewichtsprocent van één of meerdere voedingspigmenten.
14. De werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 5 of 8 tot en met 13, de kunststoffolie volgens één van de conclusie 6 of 8 tot en met 13, of het gebruik van plasma volgens één van de conclusies 7 tot en met 13, waarbij genoemde voedingsgeschikte inkt één of meerdere zoetstoffen, één of meerdere kleurstoffen, één of meerdere bindmiddelen, één of meerdere verdikkingsmiddelen, één of meerdere melkpoeders, één of meerdere emulgatoren en/of één of meerdere oplosmiddelen omvat.
15. De werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 5 of 8 tot en met 14, de kunststoffolie volgens één van de conclusie 6 of 8 tot en met 14, of het gebruik van plasma volgens één van de conclusies 7 tot en met 14, waarbij genoemde voedingsgeschikte inkt een viscositeit heeft van minimaal 200 cP en maximaal 4000 cP.
16. De werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 5 of 8 tot en met 15, de kunststoffolie volgens één van de conclusie 6 of 8 tot en met 15, of het gebruik van plasma volgens één van de conclusies 7 tot en met 15, waarbij de vaste stof aanwezig in genoemde voedingsgeschikte inkt een maximale korrelgrootte heeft van 50 μm.