BE1025184B1

BE1025184B1 - Sluitstuk voor een raam of deur

Info

Publication number: BE1025184B1
Application number: BE2017/5298A
Authority: BE
Inventors: PARYS Emmanuel Diederich Camille VAN
Original assignee: PARYS Emmanuel Diederich Camille VAN
Priority date: 2017-04-27
Filing date: 2017-04-27
Publication date: 2018-12-04
Also published as: EP3396084B1; EP3396084A1; ES2774250T3; PL3396084T3; BE1025184A1; PT3396084T; CN108797953B; US20180313112A1; CN108797953A

Abstract

Sluitstuk voor een raam of deur met een sluiting met een sluitstuk en sluitnok (11) om te kunnen vergrendelen, welk sluitstuk (7) bedoeld is om met een contactzone (12) contact te kunnen maken met de sluitnok (11), daardoor gekenmerkt dat het sluitstuk (7) is samengesteld uit een voet (13) en een kop (14), waarbij de voet (13) in gemonteerde toestand van het sluitstuk (7) in meerdere verschillende posities past tussen de flanken (6) van de beslaggroef (4), waarbij de verschillende posities van elkaar verschillen door een verdraaiing van het sluitstuk (7) rond een geometrische as (Z-Z') door een centerpunt (17) van de voet (13), en waarbij de kop (14) minstens twee verschillende voornoemde contactzones (12) bezit waarvan de afstand (A, B, C, D) tot de geometrische as (Z-Z') door het centerpunt (17) van de voet (13) verschillend is en/of de dikte (P,Q) verschillend is.

Description

Sluitstuk voor een raam of deur.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een sluitstuk voor een raam of deur.

Zoals bekend, bevat een raam of deur een vast kader dat in een muuropening wordt ingebouwd en een daarin verdraaibaar of kipbaar aangebrachte vleugel voor het openen en sluiten van het raam of van de deur.

Het vast kader en de vleugel zijn zoals bekend samengesteld uit profiele, uit aluminium of dergelijke die op de naar elkaar toe gerichte omtrekswanden zijn voorzien van een beslaggroef voor de montage van allerlei beslag.

Klassiek is het raam of de deur voorzien van een sluitmechanisme dat bijvoorbeeld bediend wordt door een verdraaibare kruk op de vleugel die een sluiting of sluitmechanisme in beweging zet dat verscholen zit ingebouwd in de ruimte tussen het vast kader en de vleugel.

Dit sluitmechanisme maakt gebruik van sluitlatten die verschuifbaar zijn aangebracht in een voornoemde beslaggroef van de vleugel en die een of meer sluitnokken dragen die door de beweging van de kruk kunnen worden vastgehaakt achter of in een sluitstuk dat vast op het kader is aangebracht ter plaatse van een voornoemde beslaggroef langs de binnenomtrek van het vast kader.

B E2017/5298

Aldus kan het raam of de deur vergrendeld worden in een gesloten positie. Door een omgekeerde beweging wordt de sluitnok van het sluitstuk weggetrokken om het raam of de deur te kunnen opendraaien of kantelen.

Door fabricage- en montagetoleranties doen er zich afwijkingen voor op de onderlinge posities tussen de vleugel en het kader ten opzichte van de ontwerpsituatie, waardoor een regeling van het sluitmechanisme noodzakelijk is, meer speciaal een regeling van de onderlinge positie tussen de sluitnok en het sluitstuk door regeling van de positie van het sluitstuk op de vleugel, dit om een spelingsvrije vergrendeling van het raam of van de deur te kunnen garanderen.

In gesloten toestand van het raam of van de deur kan een afwijking optreden van de onderlinge afstand tussen de naar elkaar gerichte omtrekswanden van het vast kader en van de vleugel in een richting evenwijdig met het vlak van de vleugel.

In dat geval dringt zich een diepteregeling op van de positie van het sluitstuk loodrecht op de omtrekswand waarop het sluitstuk is aangebracht in een beslaggroef.

Een andere afwijking die zich kan voordoen, is een afwijkende positie van de naar elkaar gekeerde wanden van het kader en van de vleugel in een richting loodrecht op het vlak van de vleugel.

B E2017/5298

Dat vereist een zijdelingse regeling van de positie van het sluitstuk in een richting loodrecht op de richting van de beslaggroef en evenwijdig met de omtrekswand waarop het sluitstuk is aangebracht in een beslaggroef.

Ook een regeling van de positie van het sluitstuk langsheen de beslaggroef is wenselijk.

Bij de bekende sluitmechanismen is de regeling van de positie van het sluitstuk relatief complex, tijdrovend en vergt meerdere verschillende onderdelen voor de regeling.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan één of meer van de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.

Hiertoe betreft de uitvinding een sluitstuk voor een raam of deur met minstens één profiel met een beslaggroef die in de breedte begrensd wordt door twee evenwijdige flanken en voorzien van een sluiting met een sluitstuk en een daarmee samenwerkende sluitnok om het raam of de deur in gesloten toestand te kunnen vergrendelen, welk sluitstuk bedoeld is om ter plaatse van een voornoemde beslaggroef gemonteerd te worden en om bij vergrendeling met een contactzone contact te kunnen maken met de sluitnok, waarbij het sluitstuk is samengesteld uit een voet en een langs een zijde daarop bevestigde kop, waarbij de voet in gemonteerde toestand van het sluitstuk in meerdere verschillende posities past tussen de flanken van de beslaggroef en waarbij met elke positie een geometrische centerlijn overeenstemt van de voet (13) die samenvalt met de middellijn tussen de flanken (6) van de groef en de verschillende posities van elkaar

B E2017/5298 verschillen door een verdraaiing van het sluitstuk rond een geometrische as door een centerpunt dat gelegen is op een voornoemde centerlijn of in het snijpunt van meerdere centerlijnen van de voet en waarbij de kop minstens twee verschillende voornoemde contactzones bezit waarvan de radiale aftstand tot de voornoemde geometrische as door het centerpunt van de voet verschillend is en/of de dikte verschillend is.

Een voordeel van een sluitstuk volgens de uitvinding is dat voor elke positie van de voet in de beslaggroef, telkens een andere contactzone van de kop tegenover de sluitnok wordt gepositioneerd.

Door de radiale afstand van deze contactzones tot de geometrische as te laten variëren langs de omtrek, kan men voor een eenvoudige zijdelingse regeling van de sluiting zorgen door het sluitstuk eenvoudigweg in een andere verdraaide positie in de beslaggroef te monteren waardoor de rand in zijdelingse richting ten opzichte van de beslaggroef verder weg of dichter bij het midden van de beslaggroef kan worden gebracht.

Door op analoge manier de dikte van de contactzones, meer bepaald de hoogte ten opzichte van de voet, te laten variëren, kan men een eenvoudige diepteregeling bekomen van de sluiting van het raam of deur door een verdraaiing van de gemonteerde positie van het sluitstuk ten opzichte van de beslaggroef.

B E2017/5298

Een combinatie van een variatie van de radiale afstand en van de dikte van de contactzones van de kop kan men met één enkel sluitstuk zowel een zijdelingse regeling als een diepteregeling mogelijk maken.

Doordat de voet in iedere positie past tussen de flanken van de beslaggroef, is het mogelij k om in iedere voornoemde positie ook de positie van het sluitstuk te regelen langsheen de lengte van de beslaggroef door een simpele verschuiving van de voet van het sluitstuk in de lengterichting van beslaggroef.

Bij voorkeur zijn er voor elk paar voornoemde posities van de voet waarin de voet tussen de flanken van de groef past en die van elkaar verschillen door een verdraaiing van het sluitstuk over een halve toer rond de geometrische aslijn, twee contactzones voorzien die ten opzicht van deze geometrische aslijn diametraal tegenover elkaar zijn gelegen en op een verschillende radiale afstand ervan en/of met een verschillende dikte.

Bij voorkeur is de voet uitgevoerd als een schijf met randen langs zijn omtrek in de vorm van een regelmatige veelhoek met een even aantal zijden en gekenmerkt door een ingeschreven cirkel met een middelpunt dat samenvalt met het voornoemde centerpunt van de voet en een diameter die gelijk is aan of iets kleiner is dan de breedte van de beslaggroef.

Bij deze uitvoeringsvorm bezit de voet een even aantal rechte randen, waarvan de tegenoverliggende randen

B E2017/5298 evenwijdig zijn aan elkaar en op een normaalaf stand van elkaar die gelijk is aan of iets kleiner is dan de breedte van de beslaggroef.

In dit geval bekomt men een discreet aantal verschillende standen waarin de voet in de beslaggroef past, waarbij dit aantal gelijk is aan het aantal zijden van de regelmatige veelhoek van de omtrek van de voet. Dit aantal mogelijke standen is tevens het maximale aantal regelstanden waarvoor het sluitstuk kan worden gebruikt.

Een voordeel is dat zulk sluitstuk, althans de voet ervan, gemakkelijk te dimensioneren en te vervaardigen is in functie van de breedte van de beslaggroef waarvoor het sluitstuk is bedoeld en in functie van het gewenste aantal regelstanden.

Een voordeel van de rechte overstaande randen van de voet is dat het sluitstuk in gemonteerde toestand, namelijk met de voet tussen de flanken van de beslaggroef, niet ongewild kan verdraaid worden zonder dat het sluitstuk eerst opnieuw moet worden gedemonteerd en aldus het sluitstuk ook niet ongewild kan worden ontregeld.

In extremis heeft de regelmatige veelhoek een oneindig aantal randen, wat er op neerkomt dat de veelhoek een cirkel is met een diameter gelijk aan of iets kleiner dan breedte van de beslaggroef. In dit geval kan het sluitstuk in een oneindig aantal regelstanden gemonteerd worden door verdraaiing, waarbij in dit geval de regeling door verdraaiing zelfs in gemonteerde toestand mogelijk is.

'7

B E2017/5298

Met betrekking tot de zijdelingse regeling geniet het de voorkeur dat de omtrek van de kop wordt gevormd door een regelmatige veelhoek, of in extremis een cirkel, met eenzelfde aantal zijden als deze van de voet en met een ingeschreven cirkel waarvan het middelpunt excentrisch is gelegen ten opzichte van het voornoemde centerpunt van de voet en de contactzones zijn gesitueerd langs de omtrek van de kop, bij voorkeur in de omgeving van de raakpunten van de randen met de ingeschreven cirkel.

De kop van	een	dergelijk sluitstuk	is eenvoudig	te
dimensioneren	en te	vervaardigen net zoals de voet van	het
sluitstuk.
Bij voorkeur	lopen	de randen langs de	omtrek van de	kop
evenwijdig met de	randen langs de omtrek van de voet,

waardoor de regeling makkelijker wordt aangezien en er in elke positie van de voet twee randen zijn die evenwijdig lopen met de lengterichting van de beslaggroef, en waarvan er één rand verderaf ligt van het midden van de beslaggroef dan de andere rand en/of een andere dikte vertoont.

Volgens een praktische uitvoeringsvorm is de diameter van de ingeschreven cirkel van de omtrek van de kop groter dan de diameter van de ingeschreven cirkel van de voet en dus ook groter dan de breedte van de beslaggroef waarvoor het sluitstuk is bedoeld.

Een sluitstuk zoals hiervoor beschreven is bij voorkeur voorzien van een doorgang voor een schroef en van een daarin passende schroef waarmee het sluitstuk in één van

B E2017/5298 voornoemde posities kan vastgeschroefd worden door de schroef in de bodem van de beslaggroef vast te schroeven om de kop van het sluitstuk vast te kunnen klemmen tegen de flanken van de beslaggroef.

Het vastzetten van het sluitstuk is daardoor zeer eenvoudig.

Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm op gebied van de bevestiging van het sluitstuk op het profiel, is de voet van het sluitstuk zoals hiervoor beschreven aan zijn tegenoverliggende zijde van de kop voorzien van een klemstuk dat langs iedere rand van de voet met een kraag zijdelings uitsteekt ten opzichte van de voet.

Het sluitstuk kan dan met een voornoemde kraag achter de flanken van de beslaggroef worden gehaakt en door middel van een schroef van de bodem van de beslaggroef worden weggeduwd om het de sluitstuk met deze kraag tegen de achterzijde van de flanken vast te klemmen.

Een voordeel van deze bevestigingswijze is dat het profiel waarop het sluitstuk wordt bevestigd niet wordt beschadigd door een schroef en dat een kleine correctie van de positie van het sluitstuk door verschuiving in de lengterichting van de beslaggroef mogelijk is zonder dat een reeds gemaakt schroefgat hinderlijk is voor het opnieuw vastschroeven van het sluitstuk wanneer het nieuwe schroefgat overlapt met het oude schroefgat.

B E2017/5298

Om zulk sluitstuk met een kraag in de beslaggroef te kunnen inhaken en te kunnen inkantelen is de kop bij voorkeur verbonden met de voet door middel van een tussenstuk met een dikte die bij voorkeur groter is dan de dikte van de flanken van de beslaggroef en dat minstens langs twee niet overstaande randen van de voet zijdelings naar binnen inspringt ten opzichte van deze randen.

Op die manier creëert men voldoende bewegingsvrijheid om het sluitstuk in een voornoemde positie in de beslaggroef te kunnen inkantelen nadat de profielen van het raam of deur reeds geassembleerd zijn en het dus met andere woorden op dat ogenblik niet meer mogelijk is om het sluitstuk langs een open uiteinde van de beslaggroef in de beslaggroef te schuiven.

Volgens een variante vorm van sluiting kan het sluitstuk zijn uitgevoerd als een U-vormig profiel dat bij het vergrendelen van het raam of de deur over de sluitnok wordt geschoven, waarbij de sluitnok bijvoorbeeld is uitgevoerd als een pen die tussen de benen van het sluitstuk past.

In dat geval bevinden de contactzones zich op de naar elkaar gerichte randen van de benen van het sluitstuk, waarbij de kop zodanig is georiënteerd dat deze randen evenwijdig lopen met een centerlijn van de voet en zich elk op een verschillende afstand bevinden van deze centerlijn, waarbij voor gebruik het sluitstuk zo moet gedraaid worden dat de betreffende centerlijn van de voet evenwijdig loopt met de lengterichting van de beslaggroef en daardoor ook de benen volgens deze richting georiënteerd zijn.

B E2017/5298

Een voordeel is dat zulke sluiting gemakkelijk te realiseren is.

Bij voorkeur is de voet zo uitgevoerd dat hij slechts twee posities toelaat van het sluitstuk, waarbij in elke positie de benen volgens de lengterichting van de beslaggroef gericht zijn.

Aldus kan het sluitstuk nooit verkeerd gepositioneerd worden.

De regeling door verdraaiing van zulk sluitstuk volgens deze variant is echter beperkt tot twee posities.

Een ruimere regeling kan in dat geval mogelijk gemaakt worden door de dikte van de benen van het U-vormig profiel te laten variëren in de profielrichting van de benen.

Een bijkomende regeling wordt dan mogelijk door verschuiving van het sluitstuk volgens de lengterichting van de beslaggroef.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een sluitstuk volgens de uitvinding voor een raam of deur, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :

B E2017/5298 figuur 1 schematisch een dwarsdoorsnede weergeeft van een stijl van een raam of deur uitgerust met een sluiting met een regelbaar sluitstuk volgens de uitvinding ;

figuur 2 een perspectief zicht weergeeft van een sectie van het profiel dat in figuur 1 met F2 is aangeduid;

figuur 3 op grotere schaal het sluitstuk volgens de uitvinding dat in figuur 2 met F3 is aangeduid;

de figuren 4 tot 6 respectievelijk aanzichten weergegeven van het hulpstuk volgens de uitvinding, respectievelijk volgens de pijlen F4 tot F6 in figuur 3, waarbij in figuur 6 het hulpstuk wordt weergegeven in één van zijn mogelijke gemonteerde posities;

de figuren 7 tot 9 analoge aanzichten geven zoals dat van figuur 6, doch telkens in een andere gemonteerde montagepositie;

de figuren 10 tot 14 dezelfde zichten weergeven als die van de figuren 2 tot 6, doch voor een alternatieve uitvoeringsvorm van een sluitstuk volgens de uitvinding en met het sluitstuk van figuur 6 in niet gemonteerde toestand;

figuur 15 een doorsnede weergeeft volgens lijn XV-XV in figuur 14;

figuur 16 een zicht weergeeft volgens figuur 14, doch tijdens de montage van het sluitstuk op een profiel van het raam of deur;

figuur 17 dezelfde figuur toont als figuur 16, doch in gemonteerde toestand;

B E2017/5298 de figuren 18 tot 20 een zicht weergeven volgens figuur 16, doch in verschillende regelstanden van het sluitstuk;

figuur 21 een zicht weergeeft zoals dat van figuur 4, doch voor een andere alternatieve uitvoeringsvorm van een sluitstuk volgens de uitvinding;

de figuren 22 en 23 een zicht weergeven, respectievelijk volgens de pijlen F22 en F23 van figuur 21;

de figuren 24 tot 27 het sluitstuk van de figuren 21 tot 23 weergeeft in verschillende regelstanden;

figuur 28 een andere variante toont van een sluitstuk volgens de uitvinding;

de figuren 29 en 30 nog een andere variant tonen;

figuur 31 een doorsnede toont volgens lijn XXXI-XXXI in figuur 29;

figuur 32 een variant toont van figuur 31;

figuur 33 nog een andere variant toont volgens figuur 29.

In figuur 1 is de stijl weergegeven van een raam in een gesloten toestand, meer speciaal een profiel 1 van het vast kader van het raam en een profiel 2 van de scharnierbare vleugel. De profielen 1 en 2 zijn bijvoorbeeld profielen uit aluminium.

Op de naar elkaar gerichte zijden 3 zijn de profielen 1 en 2 voorzien van een beslaggroef 4 die zich uitstrekt volgens de lengterichting x en die wordt afgebakend door twee opstaande ribben 5 met haaks naar elkaar toe gerichte

B E2017/5298 bekken die de flanken 6 vormen van de beslaggroef 4 en die de breedte W van deze beslaggroef 4 begrenzen.

In de beslaggroef 4 van het profiel 1 van het vast kader is een sluitstuk 7 volgens de uitvinding bevestigd door middel van een schroef 8 die in de bodem 9 van de groef 4 is vastgeschroefd.

In de beslaggroef 4 van het profiel 2 van de vleugel is een sluitlat 10 voorzien die verschuifbaar in de beslaggroef 4 is aangebracht en die op bekende wijze in de beslaggroef 4 kan worden verschoven door middel van een kruk of ander bedieningsorgaan om het raam te openen of te sluiten.

De sluitlat 10 draagt een sluitnok 11 die in dit geval haakvormig is uitgevoerd en die door middel van de voornoemde kruk achter het sluitstuk 7 kan worden gehaakt zoals weergegeven in figuur 1 of ervan kan worden weggetrokken om het raam te kunnen openen.

Een alternatieve sluiting is bekend waarbij de sluitlat 10 geblokkeerd is in de beslaggroef in een stand waarbij de sluitnok 11 een vaste positie inneemt tussen de scharnieren van het raam tegenover het sluitstuk 7, één en ander zodanig dat de sluitnok 11 achter het sluitstuk 7 haakt door de draaibeweging van de vleugel bij het sluiten van het raam of deur.

Beide manieren van vergrendeling zijn mogelijk, hetzij met de kruk of door de draaibeweging van de vleugel.

B E2017/5298

In elk van deze beide manieren is het voor een goede sluiting nodig dat de sluitnok 11 goed aandrukt tegen het sluitstuk 7 in de zijdelingse richting y' loodrecht op de lengterichting x' van de beslaggroef 4.

Hiervoor is het nodig dat de positie van de contactzone 12 tussen de sluitnok 11 en het sluitstuk 7 regelbaar is om de fabricage- en montagetoleranties te kunnen opvangen die ervoor zorgen dat de onderlinge posities van de tegenover 10 elkaar gesitueerde beslaggroeven 4 van het vast kader en van de vleugel kunnen wijzigen in de zijdelingse richting y en in de diepterichting z door wijziging van hun onderlinge afstand.

Hiertoe is in het geval van de uitvinding het sluitstuk regelbaar op een manier zoals hierna beschreven.

Het sluitstuk 7 zoals weergegeven in de figuren 3 tot 5 is samengesteld uit een voet 13 en een langs één zijde 20 rechtstreeks daarop bevestigde kop 14.

De voet 13 is gevormd als een schijf met randen 15 die een omtrek definiëren in de vorm van een regelmatige veelhoek met een even aantal zijden en gekenmerkt door met een in 25 figuur 5 in streeplijn getekende ingeschreven cirkel 16 met een middelpunt 17 en een diameter K die gelijk is aan of iets kleiner is dan de breedte W van de beslaggroef 4.

De diameter K van de ingeschreven cirkel is tevens gelijk 30 aan de afstand tussen twee overstaande randen 15 van de

B E2017/5298 voet, waarbij de afstand op die plaats de breedte bepaalt van de voet 13.

In het weergegeven voorbeeld van de figuren 1 tot 5 is de regelmatige veelhoek een vierkant met breedte K.

Dergelijke voet past aldus tussen de flanken 6 van de beslaggroef 4 en dit in zoveel verschillende posities als er randen 15 zijn.

In het weergegeven voorbeeld met een vierkante voet 13 kan het sluitstuk 7 met zijn voet 13 in vier verschillende posities passend tussen de flanken 6 van de beslaggroef 4 worden gemonteerd zoals weergegeven in de figuren 6 tot 9.

De verschillende posities verschillen van elkaar door een verdraaiing van het sluitstuk 7 rond een geometrische as ZZ' door een centerpunt van de voet 13 dat samenvalt met het middelpunt 17 van de ingeschreven cirkel 16 en dat in gemonteerde toestand gelegen is in het midden van de beslaggroef 4. Het centerpunt 17 kan ook bepaald worden als het snijpunt van de geometrische centerlijnen van de groef die in elke positie op de voet 13 kunnen worden afgetekend.

In figuur 5 zijn deze centerlijnen aangegeven met als lijnen U-U' en V-V' , waarbij de centerlijnen van elk paar posities met een verdraaiing over een halve toer samenvallen.

In elk van deze gemonteerde posities is het sluitstuk 7 tussen de flanken 6 van de beslaggroef 4 geblokkeerd tegen verdraaiing.

BE2017/5298

De geometrische as Z-Z' valt in het voorbeeld samen met de aslijn van de schroef 8, wat echter niet noodzakelijk het geval moet zijn.

In extremis kan de voet ook zijn uitgevoerd als een schijf met cirkelvormige omtrek die samenvalt met de ingeschreven cirkel 16. Dit komt er op neer dat de regelmatige veelhoek een oneindig aantal zijden heeft en er een oneindig aantal tussenposities zijn.

De kop 14 van het sluitstuk 7 heeft een omtrek met rechte randen 20 die bepaald worden door de zijden van een regelmatige veelhoek met een ingeschreven cirkel 18 met een diameter die groter is dan de breedte W van de beslaggroef en waarvan het middelpunt 19 excentrisch is gelegen ten opzichte van de geometrische as Z-Z' door het centerpunt 17 van de voet 13, waardoor de radiale normaalafstand van de randen 20 tot de geometrische as Z-Z' verschillend is voor elke rand 20. Met rechte randen 20 wordt hier bedoeld randen die rechtlijnig lopen tussen twee hoekpunten.

In het weergegeven voorbeeld is middelpunt 19 ten opzichte van het centerpunt 17 verschoven volgens twee orthogonale richtingen x en y en over een verschillende afstand in elke richting.

Bij voorkeur is het aantal rechte randen van de kop 14 gelijk aan het aantal rechte randen van de voet 13 en lopen de randen 15 en 20 evenwijdig aan elkaar, zodat er voor iedere rechte rand 15 een overeenstemmende rand 20 is waarvan de orthogonale afstand tot de geometrische as Z-Z'

B E2017/5298 verschillend is zoals blijkt uit figuur 5 waarin deze afstanden respectievelijk zijn aangeduid met de letters Ά tot D en waarbij in dit geval de afstand D de grootste is, gevolgd door de afstanden A en C om te eindigen met de 5 kleinste afstand B.

Door dit verschil in afstanden A tot D bekomt men tevens een verschil in de afstanden A' tot D' tussen de rechte randen 20 van de kop 14 en de overeenstemmende rechte 10 randen 15 van de voet 13.

De afstanden A tot D bepalen de positie van de rand 20 die het dichtst bij de sluitnok 11 is gelegen en evenwijdig is met de lengterichting x van de beslaggroef 4 ten opzichte 15 van het midden van deze beslaggroef 4.

Dat betekent dat deze afstanden tevens de zijdelingse positie bepalen van deze rand 20 ten opzichte van de sluitnok 11.

Op die manier wordt een zijdelingse regeling mogelijk van de sluiting 7-11 door een simpele verdraaiing van de montagepositie van het sluitstuk 7.

In de figuren 10 tot 13 is een alternatieve uitvoeringsvorm weergegeven van een sluitstuk 7 volgens de uitvinding dat erin verschilt dat in dit geval de voet 13 aan de tegenoverliggende zijde van de kop 14 is voorzien van een klemstuk 21 dat langs iedere rand 15 van de voet 13 met een kraag 22 zijdelings uitsteekt ten opzichte van de randen 15 van de voet 13.

B E2017/5298

De kop 14 is in dit geval verbonden met de voet 13 door middel van een tussenstuk 23 met een dikte L die gelijk is aan of groter is dan de dikte M van de flanken 6 van de beslaggroef 4 en dat minstens langs twee niet overstaande randen 15 van de voet 13 zijdelings naar binnen inspringt ten opzichte van deze randen 15.

Deze uitvoeringsvorm van een sluitstuk 7 is bij voorkeur zo gedimensioneerd dat het sluitstuk 7 met de kraag 22 van het klemstuk 21 achter een flank 6 van de beslaggroef 4 kan ingehaakt worden en kan ingekanteld worden tot in één van de voornoemde posities op een manier zoals afgebeeld in figuur 16.

Hierbij kan het nuttig zijn dat, afhankelijk van de diepte van de beslaggroef 4, de bodem 24 van het klemstuk 21 vernauwend is afgeschuind naar de randen 25 van het klemstuk 21 toe, waarbij de randen 25, of een deel ervan, zelf ook naar binnen toe kunnen zijn afgeschuind.

In deze uitvoeringsvorm met klemstuk 21 is het sluitstuk 7 voorzien van een schroefdraaddoorgang 26 met inwendige draad en van een daarin passende schroef 27 die zich bij het inschroeven in de schroefdraaddoorgang 26 kan afzetten op de bodem 9 van de beslaggroef 4 om het sluitstuk 7 met de kraag 22 van het klemstuk 21 tegen de flanken 6 van de beslaggroef 4 vast te klemmen zoals weergegeven in de figuren 17 tot 20 die de verschillende regelstanden toont van het sluitstuk 7, en dit op dezelfde manier als de figuren 6 tot 9 van eerste uitvoeringsvorm.

B E2017/5298

In de figuren 21 tot 23 is nog een derde uitvoeringsvorm beschreven van een sluitstuk Ί volgens de uitvinding waarbij in dit geval het middelpunt 19 in de twee orthogonale richtingen x en y over eenzelfde afstand is verschoven, zodat telkens twee aangrenzende randen 20 van de kop 14 op eenzelfde afstand A, respectievelijk B, zijn gelegen van het centerpunt 17 van de voet 13.

Twee overstaande randen 20 zijn uitgevoerd met eenzelfde dikte P, terwijl de twee andere overstaande wanden zijn uitgevoerd met een andere dikte Q zoals weergegeven in de

figuren	22	en 23, waarbij de dikte	P	en	Q worden gemeten
volgens	een	richting evenwijdig met	de	geometrische as Z-Z'
15 van het	sluitstuk 7.
Ook in	dit	geval heeft het sluitstuk	7	vier regelstanden

die zijn afgebeeld in de figuren 24 tot 27, waarbij in dit geval zowel een zijdelingse regeling als een diepteregeling 20 kan worden verwezenlijkt.

In de standen van de figuren 24 en 26 is in beide gevallen de rand 20 die in contact is met de sluitnok 11 even dik met een dikte P maar kan door het sluitstuk 7 een halve 25 toer te draaien de zijdelingse afstand van die rand 20 tot het midden van de beslaggroef 4 worden geregeld en daardoor ook de zijdelingse positie van die rand 20 ten opzichte van de sluitnok 11.

Door uitgaande van de positie van figuur 24 het sluitstuk een kwart toer te verdraaien tot in de positie van figuur

B E2017/5298

27, blijft de zijdelingse regelafstand A behouden, maar komt de sluitnok 11 nu in contact met een dikkere rand 20 met dikte Q.

Op die manier wordt een gecombineerde regeling zijdelings en in diepte mogelijk.

Alternatief is dat de kop 14 niet excentrisch is verschoven ten opzichte van de voet 13 en dat de vier randen 20 een verschillende dikte vertonen.

In dit geval is de regeling beperkt tot een diepteregeling.

Het is duidelijk dat de voet 13 niet noodzakelijk rechte randen moet hebben, maar een vorm moet hebben die toelaat van de voet 13 in verschillende posities te blokkeren in de beslaggroef, welke posities van elkaar verschillen door een onderlinge verdraaiing van de posities rond een geometrische as Z~Z' door een centerpunt 17 dat bepaald wordt als snijpunt van de centerlijnen van de beslaggroef 4 die in de verschillende posities op de voet 13 kunnen worden geprojecteerd. Een mogelijk voorbeeld hiervan is weergegeven in figuur 28 waarin de voet 13 stervormig is uitgevoerd met een centerpunt 17 in het snijpunt van de centerlijnen U-U' en V-V'.

Het is duidelijk dat de randen van de kop niet noodzakelijk recht moeten zijn, maar dat bijvoorbeeld een cirkelvormige kop 14 kan gecombineerd worden met een veelhoekige voet 13 of een kop 14 met een grillige vorm waarvan de randen 20 lokaal langs de verschillende middellijnen van elk paar

B E2017/5298 evenwijdige randen van de voet 13 op een verschillende afstand A,B,C,D zijn gelegen van het geometrische as Z-Z' vermist op deze lokale plaatsen de contactzone 12 met de sluitnok 11 is gesitueerd. Figuur 28 is hiervan een voorbeeld met een stervormige kop die gecentreerd is ten opzichte van het centerpunt 17.

In de figuren 29 en 30 is een andere variant weergegeven van een sluitstuk 7 volgens de uitvinding.

Het is ook duidelijk dat de diameter van de ingeschreven cirkel 18 kleiner kan zijn dan de diameter van de ingeschreven cirkel 16. In dat geval kan het sluitstuk 7 in de beslaggroef 4 worden bevestigd door middel van een voornoemd klemstuk 21 of door het sluitstuk 7 vast te schroeven tegen de bodem 9 van de beslaggroef 4.

Een variante uitvoeringsvorm van een sluitstuk 7 volgens de uitvinding is weergegeven in de figuren 29 tot 32.

In dit geval is de voet 13 uitgevoerd als een rechthoekige lat die slechts op twee manieren in de beslaggroef past, namelijk in twee posities die een halve toer ten opzichte van elkaar zijn verdraaid rond een as Z-Z' door een centerpunt 17 gelegen op centerlijn U-U' van de voet 13 overeenstemmend met voornoemde tweede posities.

De kop is in het voorbeeld uitgevoerd als een U-vormig profiel dat bij het vergrendelen van het raam of de deur over een sluitnok 11 in de vorm van een pen grijpt met deze sluitnok 11 tussen de benen 28.

B E2017/5298

In dit geval bevinden de contactzones 12 met de sluitnok 11 zich op de naar elkaar gerichte randen 29 van de benen 28 van het sluitstuk 7.

De kop 14 is zodanig met de voet verbonden dat de randen 29 volgens hun lengterichting georiënteerd zijn evenwijdig met de centerlijn U-U' van de voet 13, waarbij het U-vormig kopstuk excentrisch is verschoven ten opzichte de centerlijn U-U' in een richting loodrecht op de centerlijn U-U' of althans zodanig dat de randen 29 en dus ook de contactzones 12 zich op een verschillende afstand A, respectievelijk B, bevinden van de centerlijn U-U'.

Op die manier bekomt men een eenvoudige zijdelingse regeling in twee standen door het sluitstuk 7 in de ene of in de andere van de twee mogelijke posities te monteren in de beslaggroef 4 zoals geïllustreerd met de figuren 29 en 30 die elk één van de twee standen tonen.

In de variante uitvoeringsvorm van figuur 31 is de dikte van de benen 28 bijkomend variërend uitgevoerd in de profielrichting van de benen zodat de afstand van de randen 29 van de benen 28 ook varieert in die richting zodat de breedte van de gleuf 30 tussen de benen 28 vanaf elk uiteinde van de U-vormige kop 14 naar het midden toe kleiner en deze gleuf 30 dus naar het midden toe versmalt.

Dit maakt een bijkomende zijdelingse regeling mogelijk door het sluitstuk in de ene of in de andere positie te verschuiven in de lengterichting x van de beslaggroef 4.

B E2017/5298

In figuur 32 is nog een optionele bijkomende diepteregeling voorzien door de randen 29 van de benen 28 schuin uit te voeren zodat de breedte van de gleuf 30 kleiner wordt van de opening van de gleuf 30 naar de bodem van deze gleuf 30 toe en de dikte van de randen 29 met andere woorden variabel is in de richting Z-Z'.

Dit maakt een diepteregeling mogelijk door verschuiving van

10	het sluitstuk 7 volgens	de lengterichting	x van de
	beslaggroef	4 .
	De huidige	uitvinding	is	geenszins beperkt	tot de als
	voorbeeld	beschreven	en	in de figuren	weergegeven
15	uitvoeringsvormen, doch	een	sluitstuk volgens de uitvinding

voor een raam of deur kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Sluitstuk voor een raam of deur met minstens één

Conclusies .

profiel een beslaggroef (4) die in de breedte begrensd wordt door twee evenwijdige flanken ( 6 ) en voorzien van een sluiting met een sluitstuk en een daarmee samenwerkende sluitnok (11) om het raam of deur in de gesloten toestand te kunnen vergrendelen, welk sluitstuk is om ter plaatse van een voornoemde beslaggroef gemonteerd te worden en om bij vergrendeling met te kunnen maken met de sluitnok (11), daardoor gekenmerkt dat het sluitstuk en een langs een de voet gemonteerde toestand van het sluitstuk meerdere verschillende posities past tussen de flanken van de geometrische centerlijn (U~U',V~V') overeenstemt van in een de voet (13) die samenvalt met de middellijn tussen de flanken (6) van de beslaggroef (4) en de verschillende posities van elkaar verschillen door een verdraaiing van het sluitstuk (7) rond een geometrische as (Z-Z') door een centerpunt (17) dat gelegen is op een voornoemde centerlijn of in het snijpunt van meerdere centerlijnen (U-U',V-V' ) van de voet (13), en waarbij de kop (14) minstens twee verschillende voornoemde contactzones (12) bezit waarvan de afstand (A,B,C,D) tot de geometrische as (Z-Z') door het centerpunt (17) van de voet (13) verschillend is en/of de dikte (P,Q) verschillend is.

B E2017/5298
2.- Sluitstuk volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat er voor elk paar voornoemde posities van de de voet (13) tussen de flanken (6) van de past en die van elkaar verschillen door een verdraaiing van het sluitstuk opzichte van (7) over een halve twee contactzones deze geometrische tegenover elkaar zijn gelegen radiale afstand (A,B,C,D) ervan dikte (P,Q).
3.~ Sluitstuk volgens conclusie dat de omtrek aantal een schijf is toer rond de geometrische (12) voorzien zijn die ten en op een verschillende en/of met een verschillende

1 of 2, daardoor gekenmerkt in de vorm zijden en (16) met voornoemde die gelijk van een regelmatige veelhoek met een even gekenmerkt door een middelpunt (17) centerpunt (17) van de is aan of iets kleiner een dat voet ingeschreven cirkel samenvalt met het (13) en een diameter is dan de breedte (W) van
4.- Sluitstuk volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat als het ware een gelijk is aan of schijf is met een cirkelvormige omtrek en oneindig aantal zijden en met diameter die iets kleiner is dan de breedte (W) van de
5.- Sluitstuk volgens conclusie 3 dat de omtrek van de kop (14) regelmatige waarvan het opzichte van of 4, daardoor gekenmerkt wordt gevormd door een veelhoek met een ingeschreven middelpunt (19) excentrisch is het centerpunt (17) van de voet cirkel gelegen ten

B E2017/5298 twee orthogonale richtingen (x,y) waarvan er minstens één loodrecht is gericht op een rand (15) van de voet (13), waarbij de contactzones (12) zijn gelegen langs de omtrek.
6.- Sluitstuk volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de contactzones (12) zijn gesitueerd langs de omtrek van de kop (14) ter plaatse van de raakpunten van de randen met de ingeschreven cirkel (18).

'
7.~ Sluitstuk volgens conclusie 5 of 6, daardoor gekenmerkt dat de randen (20) langs de omtrek van de kop (14) evenwijdig lopen met de randen (15) langs de omtrek van de voet ( 13) .
8. - Sluitstuk volgens één van de conclusies 5 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de diameter van de ingeschreven cirkel (18) van de omtrek van de kop (14) groter is dan de diameter van de ingeschreven cirkel (16) van de voet (13).
9. - Sluitstuk volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het sluitstuk (7) is voorzien van een doorgang voor een schroef en van een daarin passende schroef (8) waarmee het sluitstuk (7) in één van voornoemde posities kan worden geblokkeerd door de schroef in de bodem (9) van de beslaggroef (4) vast te schroeven.
10. - Sluitstuk volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de dikte (P,Q) van de randen (20) langs de omtrek van de kop (14) niet constant is, waarbij de dikte beschouwd wordt in een richting evenwijdig met de voornoemde geometrische as (Z-Z') van de voet (13).

2 7

B E2017/5298
11, - Sluitstuk volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat minstens twee niet overstaande randen (20) van de kop (13) een verschillende dikte (P,Q) vertonen.
12, ~ Sluitstuk volgens één van de voornoemde conclusies, daardoor gekenmerkt dat de kop (14) rechtstreeks op de voet (13) is bevestigd.
13, - Sluitstuk volgens één van de conclusies 1 tot 11, daardoor gekenmerkt dat de voet (13) aan de tegenoverliggende zijde van de kop (14) is voorzien van een klemstuk (21) dat langs iedere rand (15) van de voet (13) met een kraag (22) zijdelings uitsteekt ten opzichte van de voet (13).
14, - Sluitstuk volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat de kop (14) verbonden is met de voet (13) door middel van een tussenstuk (23) met een dikte (L) die gelijk is aan of groter is dan de dikte (M) van de flanken (6) van de beslaggroef (4) en dat minstens langs twee niet overstaande randen (15) van de voet (13) zijdelings naar binnen inspringt ten opzichte van deze randen (15).
15, - Sluitstuk volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat het zodanig is gedimensioneerd dat het met een kraag (22) van het klemstuk (21) achter een flank (6) van de beslaggroef (4) kan ingehaakt worden en kan ingekanteld worden tot in één van de voornoemde posities.

B E2017/5298
16.- Sluitstuk volgens conclusie 14 of

15, daardoor gekenmerkt dat de bodem van het klemstuk (21) vernauwend is afgeschuind naar de randen (24) van het
17.

Sluitstuk volgens één van de conclusies 13 tot

16, daardoor gekenmerkt dat het voorzien is van een die zich schroefdraaddoorgang en van een bij het van het klemstuk (21) daarin passende schroef inschroeven kan afzetten op de sluitstuk tegen de flanken in de bodem (9) de kraag (6) van van (22) de beslaggroef (4) vast te klemmen.
18.- Sluitstuk volgens één van de conclusies tot 4, daardoor gekenmerkt dat het sluitstuk (7) wordt gevormd door een kop (14) in de vorm van een U-vormig profiel met twee benen (28) met contactzones (12) op de naar elkaar gerichte randen (29) van de benen (28) en met minstens twee over een halve toer ten opzichte van elkaar verdraaide posities tussen de flanken (6) van de beslaggroef (4) waarin de naar elkaar gerichte randen (29) evenwijdig lopen met de centerlijn (U-U' ) van de voet (13) overeenstemmend met die twee verschillende posities van de voet (13) en elk op een verschillende afstand (A,B) van deze centerlijn (U

U' ) .