BE1024891B1 - Vloerbekledingsmateriaal en werkwijze voor het vervaardigen ervan - Google Patents

Abstract

Vloerbekledingsmateriaal, waarbij dit vloerbekledingsmateriaal (1) minstens een geschuimde laag (2), een daarop aangebracht gedrukt decor (3) en bij voorkeur een transparante slijtlaag (5) vertoont, waarbij het gedrukte decor (3) meerdere paneel- of tegelvormige elementen (7) weergeeft, waarbij aan de randen (9-10) van de voornoemde weergegeven elementen (7) verlaagde randgebieden (11-12) zijn gevormd die minstens een gedeelte van de omtrek van het betreffende element (7) vormen, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde verlaagde randgebieden (11-12) in dwarsdoorsnede beschouwd met minstens twee verschillende geometrieën zijn uitgevoerd. De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijk vloerbekledingsmateriaal (1).

Description

(73) Houder(s) :

IVC BVBA 8580, AVELGEM België (72) Uitvinder(s) :

DUYCK Stefaan Gerard Lucien

8870 IZEGEM

België

VAN VLASSENRODE Kristof

9800 DEINZE

België (54) Vloerbekledingsmateriaal en werkwijze voor het vervaardigen ervan (57) Vloerbekledingsmateriaal, waarbij dit vloerbekledingsmateriaal (1) minstens een geschuimde laag (2), een daarop aangebracht gedrukt decor (3) en bij voorkeur een transparante slijtlaag (5) vertoont, waarbij het gedrukte decor (3) meerdere paneel- of tegelvormige elementen (7) weergeeft, waarbij aan de randen (9-10) van de voornoemde weergegeven elementen (7) verlaagde randgebieden (11-12) zijn gevormd die minstens een gedeelte van de omtrek van het betreffende element (7) vormen, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde verlaagde randgebieden (11-12) in dwarsdoorsnede beschouwd met minstens twee verschillende geometrieën zijn uitgevoerd. De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijk vloerbekledingsmateriaal (1).

BELGISCH UITVINDINGSOCTROOI

FOD Economie, K.M.O., Middenstand & Energie

Publicatienummer: 1024891 Nummer van indiening: BE2017/5019

Dienst voor de Intellectuele Eigendom Internationale classificatie: B44C 1/24 B44C 5/04 D06N 7/00 E04F 15/00

Datum van verlening: 21/08/2018

De Minister van Economie,

Gelet op het Verdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot Bescherming van de industriële Eigendom;

Gelet op de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, artikel 22, voor de voor 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;

Gelet op Titel 1 Uitvindingsoctrooien van Boek XI van het Wetboek van economisch recht, artikel XI.24, voor de vanaf 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien, artikel 28;

Gelet op de aanvraag voor een uitvindingsoctrooi ontvangen door de Dienst voor de Intellectuele Eigendom op datum van 13/01/2017.

Overwegende dat voor de octrooiaanvragen die binnen het toepassingsgebied van Titel 1, Boek XI, van het Wetboek van economisch recht (hierna WER) vallen, overeenkomstig artikel XI.19, § 4, tweede lid, van het WER, het verleende octrooi beperkt zal zijn tot de octrooiconclusies waarvoor het verslag van nieuwheidsonderzoek werd opgesteld, wanneer de octrooiaanvraag het voorwerp uitmaakt van een verslag van nieuwheidsonderzoek dat een gebrek aan eenheid van uitvinding als bedoeld in paragraaf 1, vermeldt, en wanneer de aanvrager zijn aanvraag niet beperkt en geen afgesplitste aanvraag indient overeenkomstig het verslag van nieuwheidsonderzoek.

Besluit:

Artikel 1. - Er wordt aan

IVC BVBA, Nijverheidslaan 29, 8580 AVELGEM België;

vertegenwoordigd door

SCHACHT Benny, Ooigemstraat 3, 8710, WIELSBEKE;

VAN HOOYDONCK Guy, Ooigemstraat 3, 8710, WIELSBEKE;

een Belgisch uitvindingsoctrooi met een looptijd van 20 jaar toegekend, onder voorbehoud van betaling van de jaartaksen zoals bedoeld in artikel XI.48, § 1 van het Wetboek van economisch recht, voor: Vloerbekledingsmateriaal en werkwijze voor het vervaardigen ervan.

UITVINDER(S):

DUYCK Stefaan Gerard Lucien, Haaipanderstraat 91, 8870, IZEGEM;

VAN VLASSENRODE Kristof, Houtkantlaan 79, 9800, DEINZE;

VOORRANG:

AFSPLITSING :

Afgesplitst van basisaanvraag : Indieningsdatum van de basisaanvraag :

Artikel 2. - Dit octrooi wordt verleend zonder voorafgaand onderzoek naar de octrooieerbaarheid van de uitvinding, zonder garantie van de Verdienste van de uitvinding noch van de nauwkeurigheid van de beschrijving ervan en voor risico van de aanvrager(s).

Brussel, 21/08/2018,

Bij bijzondere machtiging:

BE2017/5019

Vloerbekledingsmateriaal en werkwijze voor het vervaardigen ervan.

Deze uitvinding heeft betrekking op een vloerbekledingsmateriaal en een werkwijze voor het vervaardigen ervan.

Meer speciaal betreft de uitvinding een vloerbekledingsmateriaal van het zogenaamde type “cushion vinyl”. Dergelijk vloerbekledingsmateriaal is ruim bekend, bijvoorbeeld uit het CA 1 046 869 en het WO 2005/118947. Het kan hierbij gaan om een baanvormig vloerbekledingsmateriaal dat van een rol wordt geleverd. In een kamer kunnen dan meerdere op lengte gesneden banen naast elkaar worden ge'installeerd, bijvoorbeeld door de betreffende banen aan hun randen op de ondervloer of op de ondergrond te kleven. Vloerbekledingsmateriaal van het type “cushion vinyl” kan opgebouwd zijn uitgaande van een drager (in het Engels ook “liner”), waarop zieh een geschuimde laag bevindt, namelijk de eigenlijke cushion vinyl laag. Deze geschuimde laag kan op zieh uit één of meerdere sublagen bestaan. Op de geschuimde laag bevindt zieh dan een gedrukt decor. Het gedrukt decor kan het zij worden aangebracht als een vooraf gedrukte folie, bijvoorbeeld een bedrukte PVC folie, of kan rechtstreeks op de geschuimde laag worden gevormd, bijvoorbeeld met tussenkomst van geschikte primers en andere grondlagen, zoals lagen op basis van PVC plastisol. Het gedrukte decor is aan de bovenzijde afgeschermd door een transparante slijtlaag, die eveneens gebaseerd kan zijn op PVC (polyvinylchloride). Eventueel kan aan het oppervlak van de slijtlaag een oppervlakkige acrylaat-, urethaanacrylaat- of polyurethaangebaseerde lak aanwezig zijn.

Het vloerbekledingsmateriaal uit de stand van de techniek vertoont in de meeste gevallen een monotoon en glanzend oppervlak. Door de weerspiegeling of verstrooiing van invallend licht is het gedrukte decor vanop een afstand onzichtbaar. Hierdoor wordt het vloerbekledingsmateriaal vlug ervaren als een plastiek imitatieproduct.

Uit de stand van de techniek, bijvoorbeeld uit het GB 1,171,177, het US 3,958,054, het GB 1,255,156, het US 3,887,678 en het US 3,953,639 is het gekend een relief aan het

BE2017/5019 oppervlak van dergelijk vloerbekledingsmateriaal te verwezenlijken. Het GB’177, US‘054 en het GB’156 bereiken het relief door het toepassen van de techniek van het chemisch embossen of het chemisch van relief voorzien, waarbij de schuimingsgraad van de geschuimde laag plaatselijk beïnvloed wordt, bijvoorbeeld aan de hand van een zogenaamde inhibitor. Een relief verkregen door een chemische techniek is grof, vertoont Sterke afrondingen en laat hierdoor weinig mogelijkheid voor variatie van de betreffende reliëfkenmerken. Het US’678 en het US‘639 maken gebruik van mechanisch embossen of het mechanisch van relief voorzien, waarbij een gedeelte van het vloeroppervlak wordt ingedrukt. In de voorbeelden van het US’678 en het US’63 9 wordt een vloerbekledingsmateriaal met relief bereikt waarvan het gedrukte decor meerdere tegelvormige elementen weergeeft die aan de randen van de voomoemde weergegeven elementen een imitatie van cementvoegen vertonen. Met mechanische indrukkingen kunnen scherpe reliëfkenmerken worden gerealiseerd. In die gevallen waarbij de indrukkingen dienen samen te vallen met kenmerken van het gedrukte decor zijn extreme maatregelen vereist in de productie om het reliëf en het gedrukte decor in register te krijgen en te houden.

De huidige uitvinding beoogt in de eerste plaats een alternatief vloerbekledingsmateriaal aan te bieden, waarbij volgens verschillende voorkeurdragende uitvoeringsvormen oplossingen worden geboden voor de Problemen met de vloerbekledingsmaterialen en andere bekledingsmaterialen uit de stand van de techniek.

Hiertoe betreft de uitvinding volgens haar eerste onafhankelijk aspect een vloerbekledingsmateriaal, waarbij dit vloerbekledingsmateriaal minstens een geschuimde laag en een daarop aangebracht gedrukt decor omvat, waarbij het bekledingsmateriaal verder een transparante slijtlaag vertoont of waarbij het gedrukt decor het oppervlak van het bekledingsmateriaal vormt, waarbij het gedrukte decor meerdere paneel- of tegelvormige elementen weergeeft, waarbij aan de randen van de voomoemde weergegeven elementen verlaagde randgebieden zijn gevormd die minstens een gedeelte van de omtrek van het betreffende element vormen, met als kenmerk dat de voomoemde verlaagde randgebieden in dwarsdoorsnede beschouwd

BE2017/5019 met minstens twee verschillende geometrieën zijn uitgevoerd. Doordat minstens twee verschillende geometrieën worden toegepast kan een verbeterde levensechtheid van het vloerbekledingsmateriaal worden bekomen. De aanwezigheid van verlaagde randgebieden doorbreekt op zieh al het gebruikelijk monotoon uitzicht van het vloerbekledingsmateriaal. De beschikbare verschillende geometrieën dragen verder bij tot een meer realistische weergave van het paneel- of tegelvormig imitatieproduct dat afgebeeld is in het gedrukte decor. Het is duidelijk dat de verlaagde randgebieden van het voornoemde eerste aspect van de uitvinding eorresponderen met de randen van de in het gedrukte decor weergegeven panelen of tegels.

In die gevallen waarbij geen transparante slijtlaag aanwezig is en het gedrukte decor het oppervlak van het bekledingsmateriaal vormt, wordt een zeer goede weergave van het gedrukte decor bekomen, ook in tegenlicht, waarbij de verlaagde randgebieden van verschillende geometrie de realistisch indruk verder verhogen. Bij voorkeur betreft het in dergelijk geval een digitaal gedrukt decor dat direct op de onderliggende lagen van het vloerbekledingsmateriaal is gevormd, bij voorkeur met tussenkomst van één of meerdere primers en/of grondlagen, bijvoorbeeld gebaseerd op PVC, zoals gebaseerd op PVC plastisol. Een voldoende slijtvastheid kan worden bekomen doordat de inkten op zieh enige slijtvastheid vertonen. Zulks is bijvoorbeeld het geval bij UV geharde inktlagen. Volgens een andere mogelijkheid wordt een voldoende slijtvastheid bereikt doordat de inkt PVC en/of harde partikels zoals aluminiumoxide omvat, en/of doordat het gedrukte decor zieh over een zekere afstand in de diepte in de onderliggende primers en/of grondlagen voortplant, bijvoorbeeld over een afstand meer dan 0,1 millimeter. Een voorbeeld van een techniek geschikt voor het verkrijgen van de laatstgenoemde mogelijkheid is beschreven in het WO 2011/129757.

Bij voorkeur vertoont de omtrek van elk van voornoemde tegel- of paneelvormige elementen telkens verlaagde randgebieden van beide typen, namelijk van beide onderling verschillende geometrieën.

Bij voorkeur zijn de voornoemde elementen die zijn weergegeven in het gedrukte decor rechthoekig. Bij voorkeur strekken de voornoemde verlaagde randgebieden zieh in zulk

BE2017/5019 geval dan uit langsheen beide paren van tegenoverliggende randen, waarbij het verlaagde randgebied dat zieh uitstrekt längs een eerste paar van voornoemde tegenoverliggende randen met een geometrie is uitgevoerd die verschiilend is van de geometrie van het verlaagde randgebied dat zieh uitstrekt längs een tweede paar van voornoemde tegenoverliggende randen. Bij voorkeur is de geometrie van een verlaagd randgebied wel constant of nagenoeg constant langsheen een substantieel deel van de rand of langsheen de voiledige, of nagenoeg de voiledige rand waar dit verlaagd randgebied zieh bevindt. Dit laatste is bij voorkeur ook het geval wanneer de voornoemde elementen een andere vorm vertonen, bijvoorbeeld de vorm van een zeshoek of achthoek. Bij voorkeur is de geometrie van een verlaagd randgebied gelijk aan beide randen van het betreffende paar van tegenoverliggende randen. In het geval van rechthoekige en langwerpige elementen kunnen bijvoorbeeld verlaagde randgebieden aanwezig zijn aan het paar lange randen en aan het paar körte randen, waarbij de verlaagde randgebieden aan beide lange randen met een gelijke geometrie uitgevoerd zijn, doch verschiilend van de verlaagde randgebieden aan beide körte randen, welke verlaagde randgebieden aan beide körte randen op zieh een aan elkaar gelijke geometrie vertonen.

Volgens een afwijkende variante van het eerste aspect zijn de voornoemde elementen langwerpig, waarbij het eerste paar randen gevormd wordt door de lange randen, en waarbij in de plaats van een verlaagd randgebied met een andere geometrie, aan de körte randen geen verlaagd randgebied beschikbaar is. Het is duidelijk dat een dergelijke variatie eveneens bijdraagt tot het verhogen van de levensechtheid van het vloerbekledingsmateriaal.

De voornoemde geometrieën kunnen op verschillende mogelijke manieren van elkaar verschillen, waarvan hieronder, zonder exhaustief te willen zijn, enkele belangrijke mogelijkheden worden opgesomd.

Volgens een eerste mogelijkheid vertoont het vloerbekledingsmateriaal de eigenschap dat een eerste verlaagd randgebied een diepste punt vertoont dat lager, respectievelijk hoger, is gelegen dan het diepste punt van een tweede verlaagd randgebied. Een

BE2017/5019 verschil in diepte tussen twee verlaagde randgebieden, die bij voorkeur minstens een gedeelte van de omtrek van eenzelfde weergegeven element vormen, vermijdt dat, in tegenlicht gezien, een onnatuurlijk zuiver geometrisch patroon zou worden waargenomen.

Volgens een tweede mogelijkheid vertoont het vloerbekledingsmateriaal de eigenschap dat een eerste verlaagd randgebied aan het eigenlijke oppervlak van het vloerbekledingsmateriaal een breedte vertoont die meer, respectievelijk minder is dan de breedte van een tweede verlaagd randgebied aan het eigenlijke oppervlak van het vloerbekledingsmateriaal. Het verschil in breedte tussen twee verlaagde randgebieden, die bij voorkeur minstens een gedeelte van de omtrek van eenzelfde weergegeven element vormen, draagt ook bij tot het vermijden van het boven genoemde onnatuurlijk zuiver geometrisch patroon.

Volgens een derde mogelijkheid vertoont het vloerbekledingsmateriaal de eigenschap dat een eerste verlaagd randgebied wanden vertoont die gemiddeld een hoek vormen met het eigenlijke bovenoppervlak die steiler, respectievelijk minder steil, is dan in het geval van een tweede verlaagd randgebied. Het verschil in hoeken bij twee verlaagde randgebieden, die bij voorkeur minstens een gedeelte van de omtrek van eenzelfde weergegeven element vormen, leidt tot een verschil van reflectie of verstrooiing van invallend licht, hetgeen aanleiding geeft tot een meer realistisch uitzicht van het vloerbekledingsmateriaal.

Volgens een vierde mogelijkheid vertoont het vloerbekledingsmateriaal de eigenschap dat de geschuimde laag ter plaatse van een eerste verlaagd randgebied een hogere, respectievelijk lagere, schuimingsgraad vertoont dan ter plaatse van een tweede verlaagd randgebied. Met schuimingsgraad wordt bedoeld de gewichtsreductie in de betreffende laag ter plaatse van het betreffende randgebied bekomen door de schuiming. Het verschil in schuimingsgraad bedraagt bij voorkeur minstens 20% van de globale schuimingsgraad van de geschuimde laag. In de plaats van een verschil in schuimingsgraad kan ook met een verschil in dikte van de geschuimde of te schuimen laag worden gewerkt. Het verschil in dikte bedraagt bij voorkeur ook minstens 20%

BE2017/5019 van de globale dikte van het vloerbekledingsmateriaal. Zo bijvoorbeeld is het mogelijk dat de geschuimde laag ter plaatse van het tweede verlaagde randgebied niet of nauwelijks is geschuimd, doordat dit verlaagde randgebied is bekomen door de techniek van het chemisch voorzien van indrukkingen, terwijl de geschuimde laag ter plaatse van het eerste verlaagde randgebied wel geschuimd is, doordat dit verlaagde randgebied is bekomen door de techniek van mechanische indrukking met behoud van een significant gedeelte van de schuiming. Het is duidelijk dat in dergelijk gevai de dikte van de geschuimde laag ter plaatse van het eerste verlaagde randgebied groter zal zijn dan ter plaatse van het tweede verlaagde randgebied. Verder is het duidelijk dat een dergelijk vloerbekledingsmateriaal ook voldoet aan bovenstaande eerste mogelijkheid waarbij het tweede verlaagde randgebied dieper is uitgevoerd dan het eerste verlaagde randgebied.

Voigens een vijfde mogelijkheid vertoont het vloerbekledingsmateriaal de eigenschap dat een eerste verlaagd randgebied is bekomen aan de hand van de techniek van mechanische indrukkingen, terwijl een tweede verlaagd randgebied is bekomen aan de hand van de techniek van het chemisch voorzien van indrukkingen, of andersom. Het verschil in methode voor het bekomen van een eerste en tweede verlaagd randgebied, die bij voorkeur minstens een gedeelte vormen van de omtrek van eenzelfde in het gedrukt decor weergegeven element, leidt inherent tot een verschillende geometrie van de betreffende verlaagde randgebieden.

Voigens een zesde mogelijkheid vertoont het vloerbekledingsmateriaal de eigenschap dat een eerste verlaagd randgebied een V-vormige doorsnede vertoont, terwijl een tweede verlaagd randgebied een U-vormige doorsnede vertoont, of andersom. Het randgebied met de U-vormige doorsnede vertoont hierbij wanden die steiler zijn dan het randgebied met de V-vormige doorsnede en/of een bodemzone die breder is dan het gevai is bij het randgebied met de V-vormige doorsnede.

Voigens een zevende mogelijkheid vertoont het vloerbekledingsmateriaal de eigenschap dat het gedrukte decor ter plaatse van een eerste verlaagd randgebied zieh op een hoger niveau bevindt dan ter plaatse van een tweede verlaagd randgebied, of

BE2017/5019 vice versa. Zo bijvoorbeeld kan het gedrukte decor ter plaatse van het tweede verlaagd randgebied de geometrie van dit randgebied volgen, terwijl het gedrukte decor ter plaatse van het eerste verlaagd randgebied minder of niet volgt. In dit laatste geval verloopt het gedrukte decor doorheen het verlaagd randgebied op hetzelfde niveau als zijn globale niveau in het vloerbekledingsmateriaal.

Volgens een achtste mogelijkheid vertoont het vloerbekledingsmateriaal de eigenschap dat de transparante slijtlaag ter plaatse van een eerste verlaagd randgebied dünner is, respectievelijk dikker is, dan ter plaatse van een tweede verlaagd randgebied. Het verschil in dikte van de transparante slijtlaag ter plaatse van twee verlaagde randgebieden, die bij voorkeur minstens een gedeelte van de omtrek van eenzelfde weergegeven element vormen, bedraagt bij voorkeur minstens 20% van de globale dikte van de transparante slijtlaag.

Het spreekt voor zieh dat de hierboven vermelde mogelijkheden zonder beperkingen kunnen worden gecombineerd. Zo bijvoorbeeld kan een eerste verlaagd randgebied, dat bijvoorbeeld bekomen is met een chemische techniek, breder zijn dan een tweede verlaagd randgebied, dat bijvoorbeeld bekomen is met een mechanische techniek en dan bij voorkeur wel dieper is uitgevoerd.

Zoals voornoemd kan de schuimingsgraad van voomoemde geschuimde laag en/of de dikte van de transparante slijtlaag ter plaatse van de betreffende randgebieden verschillend zijn. In het geval van de boven nog vermelde vijfde mogelijkheid is de dikte van de transparante slijtlaag ter plaatse van het mechanisch gevormde verlaagde randgebied bij voorkeur kleiner dan ter plaatse van het chemisch gevormd verlaagde randgebied. De transparante slijtlaag kan ter plaatse van het chemisch gevormd verlaagde randgebied een dikte vertonen die gelijk is of nagenoeg gelijk aan de globale dikte van de transparante slijtlaag, bijvoorbeeld minstens 85% daarvan bedraagt, terwijl de transparante slijtlaag ter plaatse van het mechanisch gevormd randgebied een kleinere dikte vertoont dan de globale dikte van de transparante slijtlaag, bijvoorbeeld 80% of minder van de globale dikte.

BE2017/5019

Bij voorkeur is het vloerbekledingsmateriaal baanvormig, waarbij het gedrukte decor bij voorkeur een weergave vormt van een parketvloer, waarbij bijvoorbeeld vloerpanelen in naast elkaar gelegen rijen zijn afgebeeld. Bij voorkeur strekken de voomoemde rijen zieh in de lengterichting van voomoemd baanvonnig vloerbekledingsmateriaal uit. In zulk geval vertoont het baanvormig vloerbekledingsmateriaal op één of beide lange randen van de baan bij voorkeur eveneens een verlaagd randgebied. Dergelijk verlaagd randgebied kan een naad of las in enige mate verbergen of maskeren. Bij voorkeur vallen één of beide lange randen van de baan samen met de langsranden van één van voornoemde afgebeelde rijen van vloerpanelen. Bij voorkeur vertoont de voomoemde weergave een zogenaamd wildverband van de afgebeelde vloerpanelen, waarbij de posities van vloerpanelen in aanliggende rijen op een willekeurige en/of niet herhalende manier onderling verschoven zijn. Uiteraard zijn vaste verbanden ook mogelijk, zoals haliverband, waarbij de körte randen van de vloerpanelen in een rij telkens ongeveer samenvallen met het middelpunt van de vloerpanelen in een aanliggende rij.

Het spreekt voor zieh dat een baanvormig vloerbekledingsmateriaal met de kenmerken van de uitvinding ook een andere weergave kan vormen dan die van paneelrijen. Zo bijvoorbeeld kan worden gewerkt met de weergave van een parketvloer in visgraatmotief of in een ander motief, of met de weergave van keramiektegels of natuursteentegels, al dan niet in vast verband.

Volgens de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding geeft het gedrukte decor naast elkaar gelegen rijen van rechthoekige parketpanelen, bij voorkeur in wildverband, weer. Hierbij zijn beide tegenoverliggende lange randen van elk afgebeeld parketpaneel voorzien van een verlaagd randgebied met een eerste geometrie, waarbij dit verlaagd randgebied zieh uitstrekt over de volledige betreffende rand en waarbij de geometrie langsheen de betreffende rand niet of nauwelijks verändert. De verlaagde randgebieden behorend bij weergegeven parketpanelen van dezelfde rij sluiten op elkaar aan, en vormen een over de lengte van het baanvormig vloerbekledingsmateriaal doorlopend verlaagd randgebied met de voomoemde eerste geometrie. Aan beide tegenoverliggende korte randen van elk afgebeeld parketpaneel

BE2017/5019 zijn verlaagde randgebieden met een tweede geometrie voorzien, waarbij dit verlaagd randgebied zieh uitstrekt over de volledige betreffende rand en waarbij de geometrie langsheen de betreffende rand niet of nauwelijks verändert. Bij voorkeur is het verlaagd randgebied van de eerste geometrie bekomen aan de hand van een mechanische techniek, terwijl het verlaagd randgebied van de tweede geometrie is bekomen aan de hand van een chemische techniek en/of is de dikte van de schuimlaag ter plaatse van de verlaagde randgebieden met de eerste geometrie dikker dan ter plaatse van het verlaagde randgebied met de tweede geometrie en/of is de dikte van de transparante slijtlaag ter plaatse van de verlaagde randgebieden met de eerste geometrie dünner dan ter plaatse van het verlaagde randgebied met de tweede geometrie.

Volgens een alternatief van bovenstaande meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm kunnen de verlaagde randgebieden behorend bij weergegeven parketpanelen van dezelfde rij onderbroken zijn ter plaatse van de dwarse paneelranden, en dus het verlaagde randgebied met de tweede geometrie. Op deze manier kan een eventueel verlopen van het verlaagde randgebied in dwarse richting in enige mate worden gemaskeerd. Dergelijke onderbreking leidt tevens tot een minder kritische productie.

Bij voorkeur hebben de weergegeven tegel- of paneelvormige elementen alien dezelfde afmetingen, of althans toch minstens, in het geval van rechthoekige elementen, alien dezelfde breedte.

Het is duidelijk dat het vloerbekledingsmateriaal nog verdere materiaallagen kan omvatten, zoals een drager of liner en/of een oppervlakkige laklaag. In het geval een drager of liner wordt toegepast betreft dit bij voorkeur een glasvezellaag en/of een textiellaag en/of een viltlaag. De drager of liner bevindt zieh bij voorkeur aan de van het decor afgewende zijde van de geschuimde laag, of intern in de geschuimde laag.

Er wordt opgemerkt dat het oppervlak van het vloerbekledingsmateriaal naast de reeds genoemde verlaagde randgebieden nog andere reliëfkenmerken kan vertonen. Zo bijvoorbeeld kan het oppervlak ter plaatse van de afgebeelde elementen reliëfdelen vertonen die een meer realistische indruk van het ge'imiteerde element verwezenlijken.

BE2017/5019

Zo bijvoorbeeld kunnen in het geval van elementen die houtdelen of houtpanelen imiteren, indrukkingen worden voorzien die houtporen, houtnerven of houtnoten imiteren. Bij voorkeur vallen dergelijke indrukkingen samen met gedrukte gedeelten van het decor, of volgen zij dergelijke gedrukte gedeelten. Zo bijvoorbeeld kunnen meerdere langwerpige indrukkingen met de vomi van houtporen het verloop van een in het decor afgebeelde houtnerf volgen. Bij voorkeur worden dergelijke indrukkingen bekomen aan de hand van een mechanische techniek, al is het niet uitgesloten dat zij ook geheel of gedeeltelijk aan de hand van een chemische techniek zouden worden bereikt. Bij voorkeur is de diepte van dergelijke indrukkingen kleiner dan die van de verlaagde randgebieden aan de omtrek van het betreffende element.

Het is duidelijk dat de uitvinding in de eerste plaats een PVC (polyvinylchloride) gebaseerd vloerbekledingsmateriaal betreff al is het niet uitgesloten dat de uitvinding zou worden toegepast bijvoorbeeld bij linoleum gebaseerde vloerbekledingsmaterialen, bij polyurethaangebaseerde, of bij acrylaatgebaseerde vloerbekledingsmaterialen.

Volgens de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat bij voorkeur minstens de geschuimde laag en/of de eventuele transparante slijtlaag PVC en/of vulmiddelen zoals kalk, of bestaat de geschuimde laag en/of de transparante slijtlaag in hoofdzaak uit PVC en/of vulmiddelen zoals kalk. Volgens een altematieve uitvoeringsvorm omvat minstens de geschuimde laag een acrylaat, en/of vulmiddelen zoals kalk, waarbij de geschuimde laag bij voorkeur minstens gedeeltelijk bekomen is uit een opschuimbaar plastisol van acrylaat, of bestaat de geschuimde laag in hoofdzaak uit dergelijk acrylaat en/of vulmiddelen zoals kalk.

Er wordt nog opgemerkt dat de combinatie van verlaagde zones met minstens twee verschillende geometrieën ook interessant is wanneer het gedrukte decor van het vloerbekledingsmateriaal andere visuele eenheden weergeeft dan paneel- of tegelvormige elementen. Hierbij kunnen één of meerdere van de typen verlaagde zones eventueel in het eigenlijke oppervlak van de betreffende visuele eenheid aanwezig zijn. Zo bijvoorbeeld zouden bij een weergegeven steen mozaik van een willekeurige vorm de interne scheidingslijnen tussen de individuele mozaïksteentjes een eerste geometrie

BE2017/5019 kunnen vertonen, terwijl de omtrek van de vorm van het voiledige moza'ik een tweede geometrie vertonen.

Met hetzelfde doel als in het eerste aspect betreft de huidige uitvinding voigens een onafhankelijk tweede aspect nog een werkwijze voor het vervaardigen van een vloerbekledingsmateriaal, waarbij dit vloerbekledingsmateriaal minstens een geschuimde laag, een daarop aangebracht gedrukt decor en een transparante slijtlaag omvat, waarbij het gedrukt decor meerdere paneel- of tegelvormige elementen weergeeft, waarbij aan de randen van de voomoemde weergegeven elementen eerste en tweede verlaagde randgebieden zijn gevormd die beide minstens een gedeelte van de omtrek van het betreffende element vormen, met als kenmerk dat de werkwijze minstens de volgende stappen omvat:

- het voorzien van een te schuimen laag, eventueel op een drager of liner;

- het aanbrengen van een inhibitor op de te schuimen laag ter plaatse van een te vormen tweede randgebied, en het schuimen van de te schuimen laag;

- het aanbrengen van een gedrukt decor op de te schuimen of reeds geschuimde laag;

- het eventueel aanbrengen van een transparante slijtlaag op het gedrukt decor;

- het mechanisch indrukken of embossen van het reeds opgeschuimde geheel ter plaatse van een te vormen eerste randgebied; en

- eventueel het aanbrengen van een oppervlakkige laklaag.

Het is duidelijk dat de werkwijze van het tweede aspect bij voorkeur wordt aangewend voor het vormen van het vloerbekledingsmateriaal van het eerste aspect of de voorkeurdragende uitvoeringsvormen ervan. Verder is het duidelijk dat de in de inleiding en de verdere beschrijving vermelde materialen ook in het kader van het tweede aspect kunnen worden toegepast voor de geschuimde laag, de liner of drager, de slijtlaag, het gedrukt decor en de oppervlakkige laklaag.

Verder wordt opgemerkt dat, in de plaats van met een schuimingsinhibitor, ook met een schuimingspromotor zou kunnen worden gewerkt, waarbij deze promotor dan over een oppervlak overeenstemmend met het volledig oppervlak van het weergegeven element

BE2017/5019 moet worden voorzien, met uitzondering van het oppervlak ter plaatse van het te vormen verlaagd tweede randgebied.

De inhibitor of promotor wordt bij voorkeur door middel van een bedrukking aangebracht, hetzij met een drukrol, hetzij met een digitale drukinrichting zoals met een inkjet of valvejet.

Bij voorkeur wordt een transparante slijtlaag aangebracht boven het gedrukte decor. Het is echter ook mogelijk dat het vloerbekledingsmateriaal vrij is van transparante slijtlaag, en dat, met andere woorden het oppervlak van het vloerbekledingsmateriaal gevormd wordt door het gedrukte decor. Bij voorkeur betreff het in dergelijk geval een digitaal gedrukt decor dat direct op de onderliggende lagen van het vloerbekledingsmateriaal is gevormd, bij voorkeur met tussenkomst van één of meerdere primers en/of grondlagen, bij voorbeeid gebaseerd op PVC, zoals gebaseerd op PVC plastisol.

De eventuele oppervlakkige laklaag wordt bij voorkeur aangebracht na de stap van het mechanisch indrukken. Het is echter duideiijk dat zij ook kan worden aangebracht voor het mechanisch indrukken.

Het mechanisch indrukken wordt bij voorkeur uitgevoerd nadat de eventuele slijtlaag geheel of gedeeltelijk is aangebracht. De slijtlaag wordt bij voorkeur warm aan het perselement, bij voorkeur een perswals, toegevoerd. De perswals is bij voorkeur gekoeld. Het betreffende perselement kan ook voorzien zijn om andere mechanische indrukkingen in het eigenlijke oppervlak van de weergegeven elementen te voorzien, zoals bijvoorbeeld indrukkingen ter imitatie van houtporen en dergelijke meer. Het is ook mogelijk dat voor deze andere mechanische indrukkingen een afzonderlijk perselement wordt voorzien, bij voorkeur eveneens een perswals. Verder is het mogelijk dat de voornoemde eerste randgebieden aan de hand van meerdere perselementen zijn bekomen, waarvan bij voorkeur de positie onafhankelijk aanstuurbaar is, bijvoorbeeld op basis van opgenomen beeiden van het gedrukte decor.

BE2017/5019

In dergelijk geval kan een goede registratie tussen het decor en de betreffende randgebieden worden bekomen en behouden.

Bij voorkeur vertoont het bekledingsmateriaal een breedte tussen 2 en 6 meter en een lengte van enkele tientallen meters. Het voomoemde tweede randgebied, namelijk het randgebied gevormd aan de hand van de chemische techniek waarin de schuimingsgraad van de geschuimde laag wordt bei'nvloed strekt zieh bij voorkeur dwars uit op de lengterichting van het bekledingsmateriaal. Het voomoemde eerste randgebied, namelijk het randgebied gevormd aan de hand van de mechanische indrukkingstechniek, strekt zieh bij voorkeur in hoofdzaak in de lengterichting van het vloerbekledingsmateriaal uit. Deze combinatie levert een zeer vlotte productie op, waarin de overeenstemming tussen de verkregen randgebieden en de randen van de elementen weergegeven in het gedrukte decor bevredigend is. In lengterichting van het vloerbekledingsmateriaal moet namelijk rekening gehouden worden met enige dimensionele expansie, die zelfs variabel kan zijn. Een chemische techniek voor het vormen van randgebieden die zieh dwars uitstrekken op de lengterichting kan op een meer eenvoudige manier in register worden gehouden. Bij voorkeur wordt de inhibitor of promotor aangebracht door middel van een bedrukkingsoperatie, bijvoorbeeld middels één of meerdere drukwalsen, of middels een inkjet of valvejet. In breedterichting is een dimensionele verandering van het vloerbekledingsmateriaal eenvoudiger te bewaken en constanter. Eventueel kunnen de mechanische indrukkingen, zoais voomoemd, uitgevoerd worden aan de hand van één of meerdere perselementen die in de breedterichting van het vloerbekledingsmateriaal aanstuurbaar zijn zodat hun positie kan gewijzigd worden, bijvoorbeeld op basis van een camerabewaking van het gedrukte decor.

Zowel bij het eerste als het tweede aspect kan het gedrukte decor worden aangebracht door middel van een bedrukte folie, bijvoorbeeld een PVC folie, of door het decor te drukken op de geschuimde laag, bij voorkeur met tussenkomst van één of meerdere primers of grondlagen, bij voorkeur op basis van PVC plastisol. Het gedrukte decor wordt bij voorkeur afgeschermd door middel van een transparante slijtlaag. Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van het eerste en het tweede aspect is het

BE2017/5019 vloerbekledingsmateriaal vrij van transparante slijtlaag, en wordt, met andere woorden het oppervlak van het vloerbekledingsmateriaal gevormd door het gedrukte decor. Bij voorkeur betreft het in dergelijk geval een digitaal gedrukt decor dat direct op de onderliggende lagen van het vloerbekledingsmateriaal is gevormd, bij voorkeur met tussenkomst van één of meerdere primers en/of grondlagen, bij voorbeeid gebaseerd op PVC, zoals gebaseerd op PVC plastisol. Een voidoende slijtvastheid kan worden bekomen doordat de inkten op zieh enige slijtvastheid vertonen, bijvoorbeeld doordat zij met UV zijn uitgehard of doordat zij PVC en/of harde partikels zoals aluminiumoxide omvatten, en/of doordat het gedrukte decor zieh over een zekere afstand in de diepte in de onderliggende primers en/of grondlagen voortplant, bijvoorbeeld over een afstand meer dan 0,1 millimeter.

Er wordt nog opgemerkt dat de uitvinding volgens zijn meest algemene formulering op onaflbankelijke wijze betrekking heeft op een werkwijze voor het vervaardigen van vloer- of wandbekledingsmateriaal, waarbij dit bekledingsmateriaal minstens een geschuimde laag en een daarop aangebracht gedrukt decor omvat, met als kenmerk dat de werkwijze minstens de volgende stappen omvat:

- het voorzien van een te schuimen laag, bij voorkeur op een liner of drager;

- het aanbrengen van een schuimingsinhibitor of schuimingspromotor op de te schuimen laag en het schuimen van de te schuimen laag bij voorbeeid door middei van een bedrukkingstechniek met behulp van één of meerdere walsen of met behulp van een inkjet of valvejet;

- het aanbrengen van een gedrukt decor op de te schuimen of reeds geschuimde laag;

- het mechanische indrukken van het reeds gedrukte geheel en bij voorkeur reeds geschuimde geheel.

De uitvinding betreft dus volgens het bovenstaande meer algemene onafhankelijke aspect een bekledingsmateriaal dat zowel reliëfkenmerken vertoont bekomen door een chemische techniek, namelijk reliëfkenmerken bekomen door het be'invloeden van de schuimingsgraad van de te schuimen laag, als reliëfkenmerken bekomen door een mechanische techniek, namelijk door het plaatselijk indrukken van het oppervlak van

BE2017/5019 het bekledingsmateriaal. Het spreekt voor zieh dat de uitvinding van het tweede aspect een voorkeurdragend voorbeeld vonnt van dit meer algemene aspect en dat het bekledingsmateriaal van het eerste aspect kan zijn bekomen aan de hand van de werkwijze van het huidig meer algemene aspect. Volgens een ander voorbeeld wordt de mechanische techniek minstens aangewend voor het vormen van houtporen, houtnerven, matte of glanzende zones en dergeiijke meer. Het betreft hierbij de meer fijne reliëfkenmerken. De chemische techniek wordt bij voorkeur minstens aangewend voor het vormen van verlaagde randgebieden en reliëfkenmerken zoals houtnoten, kraken, spleten en dergeiijke meer. Het betreft hierbij de meer grove reliëfkenmerken.

Het spreekt voor zieh dat de opbouw van het bekomen bekledingsmateriaal en de daarin aangewende materialen, alsook de aangewende inrichtingen in het kader van dit meer algemene aspect dezelfde kunnen zijn als boven nog besproken in het kader van het eerste en/of het tweede aspect, waarbij het dan niet noodzakelijk is dat verlaagde randgebieden worden gevormd aan de hand van de betreffende techniek.

Bij voorkeur is de dikte van de eventuele slijtlaag ter plaatse van de mechanische indrukkingen dünner dan ter plaatse van de chemisch gevormde reliëfdelen of structuurelementen.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hiema, als voorbeelden zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:

Figuur 1 in bovenaanzicht een vloerbekledingsmateriaal weergeeft met de kenmerken van de uitvinding;

Figuren 2 en 3 op grotere schaal een dwarsdoorsnede weergeven volgens de op figuur 1 weergegeven lijn II-II, respectievelijk III-III;

Figuren 4 en 5 in gelijkaardige zichten als respectievelijk figuren 2 en 3 een variante weergeven; en

Figuren 6 en 7 in gelijkaardige zichten als respectievelijk figuren 2 en 3 nog een variante weergeven.

BE2017/5019

Figuur 1 geeft een gedeelte van een vloerbekledingsmateriaal 1 weer. In dit geval betreft het een baanvormig vloerbekledingsmateriaal 1. De breedte B van een dergelijk vloerbekledingsmateriaal 1 kan variëren tussen 2 en 6 meter en bedraagt bij voorkeur van 3,5 tot 5,5 meter. De lengte L kan verschillende tientallen meters bedragen, bijvoorbeeld tussen 20 en 50 meter. Het betreft in het voorbeeld immers een vloerbekledingsmateriaal 1 dat van een rol wordt geleverd.

Figuur 2 geeft duidelijk weer dat dit vloerbekledingsmateriaal 1 minstens een geschuimde laag 2 en een daarop aangebracht gedrukt decor 3 vertoont. De geschuimde laag 2 betreft een geschuimde PVC-laag, of zogenaamd “cushion vinyl”. Het gedrukte decor 3 is in dit geval voorzien als een bedrukte PVC folie 4, bijvoorbeeld van 60 micrometer tot 150 micrometer dik. In dit geval is boven het gedrukte decor 3 een transparante slijtlaag 5 aangebracht. De slijtlaag 5 vertoont bij voorkeur een dikte T1 van 0,15 tot 0,75 millimeter, en beter nog tussen 0,25 en 0,55 millimeter. De totale dikte T van het vloerbekledingsmateriaal 1 kan tussen 2 en 5 millimeter bedragen, bij voorkeur van 2 tot en met 3,5 millimeter.

In het voorbeeld is de voornoemde geschuimde laag 2 aangebracht op een liner 6 van vilt.

Het gedrukte decor 2 geeft meerdere paneelvormige elementen 7 weer, in dit geval paneelvormige elementen 7 die een imitatie vormen van parketpanelen. De elementen 7 zijn rechthoekig en zijn in wildverband weergegeven in naast elkaar gelegen rijen 8.

Aan de randen 9-10 van de weergegeven elementen 7 zijn verlaagde randgebieden 1112 gevormd die, in het voorbeeld, de volledige omtrek van elk element 7 vormen. De verlaagde randgebieden 11-12 zijn hierbij, in de dwarsdoorsnede van figuren 2 en 3 beschouwd, met minstens twee verschillende geometrieën uitgevoerd. Het verlaagde randgebied 11 dat zieh uitstrekt längs een eerste paar tegenoverliggende randen 9, namelijk längs het paar lange randen, heeft, zoals weergegeven in de doorsnede van figuur 2, een geometrie die verschillend is van de geometrie van het verlaagde

BE2017/5019 randgebied 12 dat zieh uitstrekt längs een tweede paar tegenoverliggende randen 10, namelijk längs het paar korte randen, zoals weergegeven in de doorsnede van figuur 3. Het verschil tussen de twee geometrieën is in dit geval veelvuldig. Het randgebied dat zieh uitstrekt längs de lange randen 9 heeft een kleinere diepte Dl, een kleinere breedte BI aan het oppervlak en een hogere helling A1 van de wanden dan de diepte D2, breedte B2 en helling A2 in het geval van het randgebied 12 dat zieh uitstrekt längs de korte randen 10. Het randgebied 11 dat zieh uitstrekt längs de lange randen 9 is eerder V-vormig, terwijl het randgebied 12 dat zieh uitstrekt längs de korte randen 10 eerder U-vormig is, gezien het betreffende randgebied 10 duidelijk een bodemgedeelte 13 vertoont. De schuimingsgraad ter plaatse van het langse randgebied 11 is hoger dan de schuimingsgraad ter plaatse van het dwarse randgebied 12. Het gedrukte decor 3 bevindt zieh bij het randgebied 12 van de korte randen 10 op een lager niveau N2 dan het niveau N1 in het geval van het randgebied 11 van de lange randen 9.

Op figuur 2 is verder nog weergegeven dat aan de rand 9A van de baan eveneens een verlaagd randgebied 11A aanwezig kan zijn. In dit geval valt zulk randgebied 11A samen met de rand van een weergegeven rij 8. Bij voorkeur vertoont dergelijk randgebied 11A een geometrie die overeenstemt met een helft van een verlaagd randgebied 11 dat zieh aan de lange randen 9 intern in het vloerbekledingsmateriaal 1 bevindt.

Het randgebied 11 weergegeven op figuur 2 is in dit geval bekomen door het mechanisch vervormen of indrukken van de transparante slijtlaag 5, terwijl het randgebied 12 weergegeven op figuur 3 is bekomen door een chemisch techniek, namelijk doordat ter plaatse van het te vormen randgebied 12 een schuimingsinhibitor is aangebracht alvorens de geschuimde laag 2 opgeschuimd werd. Het is derhalve duidelijk dat het vloerbekledingsmateriaal 1 van de figuren 1 tot 3 bekomen is of bekomen kan worden aan de hand van een werkwijze met de kenmerken van het tweede aspect van de uitvinding.

Naast de verlaagde randgebieden 11 A-11-12 omvat het oppervlak van het vloerbekledingsmateriaal 1 verder nog reliëfdelen 14 ter plaatse van het eigenlijke

BE2017/5019 element 7 dat is weergegeven in het gedrukte decor 2. Het betreft in dit geval imitaties van houtporen die bekomen zijn door het mechanisch indrukken van de transparante slijtlaag 5.

Figuren 4 en 5 geven een variante en praktische uitvoeringsvorm weer waarbij dit vloerbekledingsmateriaal 1 twee afzonderlijk gevormde schuimlagen 2-15 omvat, namelijk een eerste geschuimde laag 2 die is aangebracht op een liner 6, en een tweede geschuimde laag 15 die zieh daarboven bevindt. Het gedrukte decor 3 is rechtstreeks op de tweede geschuimde laag 15 gedrukt. Het verlaagde randgebied 11 van figuur 4 is bekomen door een mechanische indrukking, terwijl het verlaagde randgebied 12 van figuur 5 bekomen is door een chemische techniek. Voor het verwezenlijken van het randgebied 12 uit figuur 5 is de schuimingsgraad van de tweede geschuimde laag 15 be'invloed aan de hand van een schuimingsinhibitor. De verlaagde randgebieden 11-12 van de Figuren 4 en 5 vertonen een onderling verschillende geometrie, bijvoorbeeld doordat de wanden een verschillende hellingsgraad A1-A2 vertonen.

Figuren 6 en 7 geven nog een uitvoeringsvorm weer respectievelijk gelijkaardig aan die van Figuren 2 en 3, doch waarbij het gedrukte decor 3 het oppervlak van het vloerbekledingsmateriaal 1 vormt, en waarbij, met andere woorden de transparante toplaag 5 is weggelaten. Het gedrukte decor 3 is rechstreeks gevormd op het vloerbekledingsmateriaal 1 en vertoont een dikte T2 van 0,1 millimeter oF meer doordat het ingedrongen is in een zieh aan het oppervlak bevindende PVC laag, zodanig dat enige slijtvastheid wordt bekomen. De geometrie van het verlaagde randgebied 11 uit figuur 6 is voor het overige gelijk aan die van figuur 2, en de geometrie van het verlaagde randgebied 12 is voor het overige gelijk aan die van figuur 3. De respectievelijke verlaagde randgebieden 11-12 zijn ook op gelijkaardige manier bekomen.

In het algemeen wordt nog opgemerkt dat de combinatie van minstens twee verschillende geometrieën voor verlaagde randgebieden en/of de combinatie van mechanische en chemische embossingstechnieken ook kan worden toegepast voor wandbekledingen.

BE2017/5019

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke vloerbekledingsmaterialen en werkwijzen kunnen voigens verschillende Varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

BE2017/5019

Claims (11)

1. Conclusies:

   1. - Vloerbekledingsmateriaal, waarbij dit vloerbekledingsmateriaal (1) minstens een geschuimde laag (2-15), een daarop aangebracht gedrukt decor (3) en een transparante slijtlaag (5) vertoont, waarbij het gedrukte decor (3) meerdere paneel- of tegelvormige elementen (7) weergeeft, waarbij aan de randen (9-10) van de voornoemde weergegeven elementen (7) verlaagde randgebieden (11-12) zijn gevormd die minstens een gedeelte van de omtrek van het betreffende element (7) vormen, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde verlaagde randgebieden (11-12) in dwarsdoorsnede beschouwd met minstens twee verschillende geometrieën zijn uitgevoerd.
2. 2. - Vloerbekledingsmateriaal volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde elementen (7) rechthoekig zijn en dat de voomoemde verlaagde randgebieden zieh uitstrekken langsheen beide paren van tegenoverliggende randen (910), waarbij het verlaagde randgebied (11) dat zieh uitstrekt längs een eerste paar- van voomoemde tegenoverliggende randen met een geometrie is uitgevoerd die verschillend is van de geometrie van het verlaagde randgebied (12) dat zieh uitstrekt längs een tweede paar van voomoemde tegenoverliggende randen.
3. 3. - Vloerbekledingsmateriaal volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde elementen (7) langwerpig zijn, waarbij het eerste paar randen (9) gevormd wordt door de lange randen, en waarbij in de plaats van een verlaagd randgebied met een andere geometrie, aan de körte randen (10) geen verlaagd randgebied beschikbaar is.
4. 4.- Vloerbekledingsmateriaal volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het verschil tussen voornoemde geometrieën minstens één of een combinatie van twee of meer van volgende eigenschappen vertoont:

   - de eigenschap dat het eerste verlaagde randgebied (11) een diepste punt vertoont dat lager is gelegen dan het diepste punt van het tweede verlaagde randgebied (12);

   BE2017/5019

   - de eigenschap dat het eerste verlaagde randgebied (il) aan het eigenlijke oppervlak van het vloerbekledingsmateriaal een breedte (Bl) vertoont die meer is dan de breedte (B2) van het tweede verlaagde randgebied (12) aan het eigenlijke oppervlak van het vloerbekledingsmateriaal (1);

   - de eigenschap dat het eerste verlaagde randgebied (il) wanden vertoont die gemiddeld een hoek (Al) vormen met het eigenlijke bovenoppervlak die steiler is dan in het geval van het tweede verlaagde randgebied (12).
5. 5. - Vloerbekledingsmateriaal volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de schuimingsgraad van voornoemde geschuimde laag (2) ter plaatse van de betreffende randgebieden (11-12) verschiilend is.
6. 6. - Vloerbekledingsmateriaal volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het een baanvormig vloerbekledingsmateriaal (1) betreft, waarbij het gedrukte decor (3) een weergave vormt van een parketvloer, waarbij vloerpanelen in naast elkaar gelegen rijen (8) zijn afgebeeld.
7. 7. - Vloerbekledingsmateriaal volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde rijen (8) zieh in de lengterichting (L) van voornoemd baanvormig vloerbekledingsmateriaal (1) uitstrekken.
8. 8. - Werkwijze voor het vervaardigen van een vloerbekledingsmateriaal, waarbij dit vloerbekledingsmateriaal (1) minstens een geschuimde laag (2), een daarop aangebracht gedrukt decor (3) en een transparante slijtlaag (5) omvat, waarbij het gedrukt decor (3) meerdere paneel- of tegelvormige elementen (7) weergeeft, waarbij aan de randen (9-10) van de voornoemde weergegeven elementen (7) eerste en tweede verlaagde randgebieden (11-12) zijn gevormd die beide minstens een gedeelte van de omtrek van het betreffende element (7) vormen, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze minstens de volgende stappen omvat:

   - het voorzien van een te schuimen laag;

   - het aanbrengen van een inhibitor op de te schuimen laag ter plaatse van een te vormen tweede randgebied (12), en het schuimen van de te schuimen laag;

   BE2017/5019

   - het aanbrengen van een gedrukt decor (3) op de te schuimen of reeds geschuimde laag (2);

   - het aanbrengen van een transparante slijtlaag (5) op het gedrukt decor;

   - het mechanisch embossen van het reeds opgeschuimde geheel ter plaatse van een

   5 te vormen eerste randgebied (11).
9. 9.- Werkwijze voor het vervaardigen van vloer- of wandbekledingsmateriaal, waarbij dit bekledingsmateriaal (1) minstens een geschuimde laag (2) en een daarop aangebracht gedrukt decor (3) omvat, met als kenmerk dat de werkwijze minstens de
10. 10 volgende stappen omvat:

    - het voorzien van een te schuimen laag, bij voorkeur op een liner (6) of drager;

    - het aanbrengen van een schuimingsinhibitor of schuimingspromotor op de te schuimen laag en het schuimen van de te schuimen laag bij voorbeeld door middel van een bedrukkingstechniek met behulp van één of meerdere walsen of
11. 15 met behulp van een inkjet of valvejet;

    - het aanbrengen van een gedrukt decor (3) op de te schuimen of reeds geschuimde laag (2);

    - het mechanische indrukken van het reeds gedrukte geheel en bij voorkeur reeds geschuimde geheel.

    BE2017/5019