BE1024682A1

BE1024682A1 - Afdichting voor een gevelelement van een gordijngevel en gevelelement en gordijngevel voorzien van zulke afdichting.

Info

Publication number: BE1024682A1
Application number: BE20165810A
Authority: BE
Inventors: Stephanie Catharina R Claeys; Laurens Leonard J Claeys; Nausikaä Els P Claeys
Original assignee: Stephanie Catharina R Claeys; Laurens Leonard J Claeys; Claeys Nausikaae Els P
Priority date: 2016-10-21
Filing date: 2016-10-27
Publication date: 2018-05-18
Also published as: EA201990962A1; MA45804B1; MA45804A1; EA039269B1; US20200032510A1; BE1024682B1; BE1024681B1; JP7108159B2; ZA201902020B; MX2019004480A; EA201990963A1; US11002009B2; JP2019532200A; BE1024681A1; EA039728B1; SA519401479B1; MA46578A

Abstract

Afdichting voor het afdichten van een gevelelement met een vast kader samengesteld uit stijlen (9) en regels (10) met haaks afgewerkte uiteinden waarmee de regels (10) tussen de stijlen (9) zijn bevestigd, waarbij het vast kader (3) is voorzien van minstens één vak met een sponning (40) voor een deelkader (3") met een opvulelement (6) voor het creèren van een opengaande vleugel, hetzij voor het vervangen van een beschadigd opvulelement (6), daardoor gekenmerkt dat de afdichting is bedoeld ten behoeve van het creëren van een wind- en waterdichte verbinding tussen de stijlen (9) en regels (10) in de hoeken van een voornoemd vak, waarbij de afdichting is uitgevoerd als een hoekstuk (44) dat zo gevormd en gedimensioneerd is dat het ter plaatse van de af te dichten hoeken aansluit op de vorm van de sponning (40) in de betreffende stijl (9) en regel (10) en daarbij de aansluiting tussen deze stijl (10) en regel (10) ter plaatse van de sponning (40) bedekkend overlapt.

Description

(30) Voorrangsgegevens :

21/10/2016 BE BE 2016/5794 (71) Aanvrager(s) :

CLAEYS Stephanie Catharina R.

2240, ZANDHOVEN

België

CLAEYS Laurens Leonard J. 2240, ZANDHOVEN België

CLAEYS Nausikaä Els P.

2240, ZANDHOVEN België (72) Uitvinder(s) :

CLAEYS Stephanie Catharina R

2240 ZANDHOVEN

België

CLAEYS Laurens Leonard J. 2240 ZANDHOVEN België

CLAEYS Nausikaä Els P.

2240 ZANDHOVEN België (54) Afdichting voor een gevelelement van een gordijngevel en gevelelement en gordijngevel voorzien van zulke afdichting.

(57) Afdichting voor het afdichten van een gevelelement met een vast kader samengesteld uit stijlen (9) en regels (10) met haaks afgewerkte uiteinden waarmee de regels (10) tussen de stijlen (9) zijn bevestigd, waarbij het vast kader (3) is voorzien van minstens één vak met een sponning (40) voor een deelkader (3) met een opvulelement (6) voor het creèren van een opengaande vleugel, hetzij voor het vervangen van een beschadigd opvulelement (6), daardoor gekenmerkt dat de afdichting is bedoeld ten behoeve van het creëren van een wind- en waterdichte verbinding tussen de stijlen (9) en regels (10) in de hoeken van een voornoemd vak, waarbij de afdichting is uitgevoerd als een hoekstuk (44) dat zo gevormd en gedimensioneerd is dat het ter plaatse van de af te dichten hoeken aansluit op de vorm van de sponning (40) in de betreffende stijl (9) en regel (10) en daarbij de aansluiting tussen deze stijl (10) en regel (10) ter plaatse van de sponning (40) bedekkend overlapt.

B E2016/5810

Afdichting voor een gevelelement van een gordijngevel en gevelelement en gordijngevel voorzien van zulke afdichting.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een afdichting voor een gevelelement van een gordijngevel, meer speciaal voor een gevelelement met een tweedelig kader.

Zoals bekend kunnen gordijngevels modulair zijn opgebouwd uit doorgaans rechthoekige geprefabriceerde gevelelementen die met tussenkomst van dichtingen zijdelings tegen elkaar aansluiten in zieh boven elkaar uitstrekkende horizontale rijen.

De uitvinding heeft meer speciaal betrekking op een type van gordijngevel met gevelelementen met een tweedelig kader zoals in het geval van een gevelelement met opengaande vleugel dat is samengesteld uit een vast deelkader en een daarin aangebracht opengaand deelkader dat voorzien is van een opvulelement.

Bij traditionele gevelsystemen wordt een opengaande vleugel uitgevoerd als samengesteld en bestaande uit een apart buitenkader enerzijds en een apart vleugelkader anderzijds, die volledig in het gevelelement wordt ingebouwd.

Dat heeft als onmiddellijk gevolg dat dit extra kader en vleugel goed zichtbaar zijn en op die manier sterk verschillen qua uitzicht aan de binnenzijde ten opzichte van modules met vaste opvulelementen.

BE2016/5810

De congtructie van een dubbel kader brengt vanzelfsprekend ook een extra kost met zieh mee.

De afdichting tussen het buitenkader en het vleugelkader zorgt vaak ook voor de nodige probierten.

Bij deze traditionele Systemen worden de kaders samengesteid met holle profielen die in de hoeken in verstek met elkaar worden verbonden door middel van L~ vormige hoekstukken die met hun benen in de holle profielen worden geschoven en er dan in worden vastgekleefd.

Deze verbindingstechniek van de profielen is omslachtig en moet met de nodige nauwkeurigheid worden uitgevoerd en vergt veel manuren.

De huidige uitvinding betreft een ander type van gevelelement dat is opgebouwd uit een tweedelig kader, namelijk een eerste vast deelkader aan de binnenzijde van de gordijngevel, waarbij het deelkader is voorzien van een sponning voor een tweede deelkader, bijvoorbeeld van een opengaande vleugel, dat van buitenaf gezien bedekt wordt door een daarop structureel vastgelijmd opvulelement.

Een voordeel van zulk gevelelement met een tweedelig kader volgens de uitvinding is dat dit gevelelement visueel niet te onderscheiden is van de andere gevelelementen met vaste opvulelementen op vaste kaders en dit zowel gezien vanaf de buitenzijde van de gordijngevel als vanaf de binnenzijde.

B E2016/5810

Een ander voordeel is dat zulk gevelelement met een tweedelig kader geen buitenkader rond het opvulelement bevat, waardoor de kost ervan vervalt,

Het vast deelkader is volgens de uitvinding opgebouwd uit stijlen en regels die gevormd zijn uit holle profielen. met een zijwand en een daarop aansluitende buitenwand, waarbij de regels aan hun uiteinden haaks zijn afgewerkt en met deze haakse uiteinden tegen een zijwand van de stijlen zijn bevestigd door middel van schroeven of dergelijke.

Een voordeel van dergelijke kaders is dat zij veel eenvoudiger te produceren zijn dan kaders met een verstekverbinding.

De uitvinding heeft meer speciaal betrekking op een afdichting voor het afdichten van een gevelelement met een vast kader samengesteld uit stijlen en regels met haaks afgewerkte uiteinden waarmee de regels tussen de stijlen zijn bevestigd, waarbij het vast kader is voorzien van minstens één vak met een sponning voor een deelkader met een opvulelement voor het creëren van een opengaande vleugel, hetzij voor het vervangen van een beschadigd opvulelement, met als kenmerk dat de afdichting is bedoeld voor het creëren van een wind- en waterdichte verbinding tussen de stijlen en regels in de hoeken van een voornoemd vak, waarbij de afdichting is uitgevoerd als een hoekstuk uit rubber of dergelijke dat zo gevormd en gedimensioneerd 1s dat het ter plaatse van de af te dichten hoeken aansluit op de vorm van de sponning in de betreffende stijl en regel

B E2016/5810 en daarbij de aansluiting tussen deze stijl en regel ter plaatse van de sponning bedekkend overlapt.

Op deze manier zijn de hoekverbindingen tussen de stijlen en regels met een sponning voor een deelkader gemakkelijk te realiseren door in de hoeken de voornoemde hoekstukken aan te brengen en erin te bevestigen.

Voor de uitvinding kan voor het vast deelkader gebruik worden gemaakt van holle profielen die voorzien zijn van een interne zijkamer die begrensd wordt door een zijwand en buitenwand van de profielen en door een op deze zijwand en buitenwand aansluitende tussenwand, waarbij de zijkamer ter vorming van de voornoemde sponning voor het tweede deelkader wordt opengemaakt door het lokaal verwijderen van de zijwand, buitenwand en verbindingswand in de stijlen en in twee daarop aansluitende regels, waarbij in elke hoek van de aldus gevormde sponning de aansluiting van de regels op de stijlen is afgedicht door middel van een hoekstuk uit rubber of dergelijke dat in de sponning is aangebracht en dat de aansluiting van de regels op de stijlen in de sponning bedekkend overlapt.

Op die manier kan op eenvoudige manier een sponning worden voorzien in profielen die ook bruikbaar zijn voor het samenstellen van kaders van gevelelementen zonder sponning zoals gebruikt voor gevelelementen met vaste opvulelementen waarvoor geen deelkader nodig is.

Na het realiseren van de sponning volstaat het om de sponning in de hoeken af te dichten door hoekstukken te

B E2016/5810 voorzien waarvan de vorm en de afmetingen zodanig ontworpen zijn dat zij in de hoeken aanliggen tegen de overblijvende wanden van opengemaakte zijkamers van de stijlen en regels waardoor een perfect wind- en waterdiçhte aansluiting en verbinding wordt gecreëerd.

Bij voorkeur is het hoekstuk zo ontworpen dat het in de hoeken over het overblijvende gedeelte van de verbindingswanden van de stijlen en regels van de opengemaakte zijkamer grijpt.

Hiertoe bezit het hoekstuk bijvoorbeeld een U-vormig geprofileerd lichaam met een rug en benen waarmee het hoekstuk over het overblijvend gedeelte van de verbindingswand van de opengemaakte zijkamer van een regel grijpt.

Bijkomend kan de zijrand van het hoekstuk U-vormig zijn afgewerkt doordat bijvoorbeeld de voornoemde benen van het hoekstuk verlengd zijn met een gedeelte dat uitsteekt ten opzichte van de rand van de rug van het hoekstuk, waarbij het hoekstuk met deze verlengde gedeelten over het overblijvend gedeelte grijpt van de verbindingswand van de opengemaakte zijkamer van een aangrenzende stijl.

De gebruikte profielen kunnen ter verbindingswanden detailleringen die plaatse van de van opliggende van de hoeken voorzien· zijn dan ter plaatse gedeeltelijk kunnen worden verwijderd over een bepaalde lengte die zodanig is dat bij het aantrekken van de regel tegen een aangrenzende stijl, het hoekstuk geklemd wordt

B E2016/5810 tussen het overblijvend gedeelte van de opliggende detailleringen en de aangrenzende stijl.

In geval van een gevelelement met een tussenregel wordt de tussenregel gevormd door een profiel met twee zijwanden en aan elke zijwand een zijkamer waarvan er één aan de zijde van het opengaand opvulelement wordt opengemaakt voor de vorming van de sponning.

De hoekstukken voor dergelijke tussenregel zijn bij voorkeur längs een vrije rand van één been van het U-vormig lichaam van het hoekstuk voorzien van een lip die aanligt tegen een verbindingswand van de niet opengemaakte zijkamer en die voorzien is van een verlengd gedeelte dat zieh afdichtend uitstrekt tot in de sponning van het aansluitend stijlprofiel.

De hoekstukken kunnen optioneel worden vastgekleefd,

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een modulaire gordijngevel en daarbij toegepaste gevelelementen en hoekstukken voor de afdichting volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:

figuur 1 schematisch en met gedeeltelijke weglating een buitenaanzicht weergeeft van een gordijngevel volgens de uitvinding in opbouw;

B E2016/5810 figuur 2 een binnenaanzicht weergeeft van een gevelelement zoals aangeduid met F2 in figuur 1; figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens de lijn IIIIII in figuur 1;

figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens de lijn IV-IV in figuur 1, doch in uiteengenomen toestand; de figuren 5 en tot 6 doorsneden weergeven, respectievelijk volgens de lijnen V-V en VI-VI in figuur 1;

de figuren 7 tot 9 in perspectief en in uiteengenomen toestand bepaalde samenstellende delen toont van een gevelelement zoals dat van figuur 2;

figuur 10 een situatie weergeeft zoals deze van figuur 1 maar waarbij een gevelelement volgens de uitvinding is toegevoegd met een opendraaiende vleugel;

de figuren 11 tot 14 doorsneden weergeven volgens de lijnen XI-XI tot XIV-XIV in figuur 10, evenwel met in figuur 11 en 14 een losse vleugel;

figuur 15 een doorsnede weergeeft volgens lijn XV-XV in figuur 14;

figuur 16 de samenstellende delen weergeeft van het kader van een gevelelement met een opendraaiende vleugel;

de figuren 17 en 18 de wijze van monieren toont van het onderdeel dat in figuur 16 met F17 is aangeduid; de figuren 19A en 19B een productieiijn weergeven voor het vervaardigen van gevelelementen volgens de uitvinding;

figuur 20 een situatie toont zoals deze van figuur 12 maar waarbij één gevelelement een gebarsten of

B E2016/5810 beschädige! opvulelement vertoont dat vervangen moet worden;

de figuren 21 en 22 een doorsnede weergeven volgens de lijnen XXI-XXI in figuur 20 en dit tijdens twee opeenvolgende stappen bij het vervangen van een gebarsten of beschadigd opvulelement;

de figuren 23 en 24 een doorsnede weergeven respectievelijk volgens de lijnen XXIII-XXIII en XXIVXXIV in figuur 20 maar na het vervangen van het beschadigd opvulelement.

De in figuur 1 weergegeven gordijngevel 1 is opgebouwd uit individuele geprefabriceerde rechthoekige gevelelementen 2 die in rijen naast elkaar en boven elkaar worden gemonteerd om een egale vlakke gevel te vormen.

Zoals blijkt uit figuur 2 zijn de gevelelementen 2 samengesteld uit een kader 3 van geassembieerde profielen 4 aan de binnenzijde 5 van de gordijngevel 1 en uit rechthoekige opvulelementen 6 aan de buitenzijde 7 van de gordijngevel 1 die het kader 3 zo goed als voiiedig bedekken, waarbij het kader 3 dus verscholen zit achter de opvulelementen 6 zodat het lijkt alsof de buitenzijde 7 van de gordijngevel 1 voiiedig uit glasopvulelementen of dergelijke bestaat.

De gevelelementen 2 worden aan een ruwbouw opgehangen ter plaatse van de vloeren 8, waarbij een gevelelement 2 de hoogte van een verdiep overbrugt.

BE2016/5810

De gevelelementen 2 zijn bij voorkeur voorzien van twee opvulelementen, zijnde een doorkijk opvulelement 6a op het niveau van de verdieping en een bij voorkeur niet doorschijnend of opaak opvulelement 6b om de dikte van de vloeren 8 te verbergen.

In het voorbeeld van de figuren worden de opvulelementen 6 gevormd door een driedubbele beglazing alhoewel dit niet noodzakelijk is.

Het kader 3 is opgebouwd uit stijlen 9 en regels 10, waarbij de regels 10 aan hun uiteinden haaks zijn afgewerkt en tussen de stijlen 9 zijn aangebraeht en ermee zijn verbonden door middel van schroeven 11.

Zoals blijkt uit figuur 3 bevat het kader 3 twee soorten stijlen 9 die telescopisch in elkaar passen, respectievelijk een stijl 9a met een open U-vormig vrouwelijk koppelgedeelte 12 en een stijl 9b met een open

U-vormig mannelijk koppelgedeelte 13, waarbij de twee soorten stijlen 9a en 9b met hun koppelgedeelten telescopisch in elkaar schijven en waarbij deze stijlen 9a en 9b, op de koppelgedeelten na, nagenoeg symmetrisch zijn

ten opzichte var	i een mediaanvlak 14.
De stijlen 9a	en 9b	van	naast	elkaar	aangrenzende
gevelelementen	2 zijn op	die	manier	aan elkaar gekoppeld
zoals afgebeeld	in figuur	3 en	vormen	daarbij	in gekoppelde
toestand als	het ware	een same	ngesteld	rechthoekig
balkvormig basisprofiel	4c	same	ngesteld	uit twee

hoofdzakelijk symmetrische halfprofielen 4a en 4b.

BE2016/5810

Het mannelijk koppelgedeelte 13 wordt in het voorbeeld gevormd door twee evenwijdige benen 15 die tussen evenwijdige wanden van het vrouwelijk gedeelte grijpen en er op zijn afgedicht door middei van dichtingen 16 en 17 aan het vrij uiteinde van de benen 15.

Deze dichtingen zijn bij voorkeur gevormd door coëxtrusie van een of twee materialen, respectievelijk een rubber of dergelijke en een stijf materiaal ter vorming van een stijve voet 16' en 17' die toeiaat de dichting bij assemblage van het kader 3 in zijn lengterichting in een daartoe voorziene detaillering te schuiven.

Het kader bevat in het voorbeeld van de figuren drie regels, zijnde een onderregel 10a en een bovenregel 10b en een tussenregel 10c.

De bovenregel 10a en de onderregel 10b zijn qua profilering identiek aan de profielen 4a en 4b van de stijlen 9a en 9b en passen op dezelfde manier telescopisch in elkaar zoals afgebeeld in figuur 4, waarbij de onderregel 10a een naar onder gericht vrouwelijk koppelgedeelte 12 bevat en de bovenregel 10b is voorzien van een naar boven gericht mannelijk koppelgedeelte 13 dat zieh in gemonteerde toestand uitstrekt tot in het vrouwelijk koppelgedeelte 12 van een bovenliggend gevelelement 2.

De tussenregel 10c verdeelt het kader 3 in twee vakken 3a en 3b en bezit een dwarsdoorsnede zoals weergegeven in figuur 6 die qua profilering, op het vrouwelijk en

11.

B E2016/5810 mannelijk koppelgedeelte na, hoofdzakelijk overeenkomt met het samengesteld basisprofiel 4c.

De kaderstructuur van de ogenschijnlijk uitsluitend basisprofieien samengestelde tussenregels.

4c, zij stijlen en gordijngevel 1 samengesteld uit het samengesteld regels of niet is aldus identieke voor de voor de

Het basisprofiel 4c van figuur 6 overeenstemmend met een tussenregel 10c is een rechthoekig kokerprofiel met een binnenwand 18 en een buitenwand 19, het is te zeggen een naar de binnenzijde 5 van de gordijngevel 1 gerichte binnenwand 18 en een naar de buitenzijde 7 van de gordijngevel 1 gerichte buitenwand 19 waartegen de opvulelementen 6 zijn bevestigd, welke wanden 18 en 19 met elkaar zijn verbonden door twee evenwijdige zijwanden 20.

Het basisprofiel is door een tussenschot 21 op een afstand van de binnenwand 18 en van de buitenwand 19 in twee kamers verdeeld, respectievelijk een binnenkamer 22 aan de binnenzijde van de gordijngevel 1 en een buitenkamer 23, waarbij de buitenkamer 23 door middel van twee verbindingswanden 24 tussen de buitenwand 19 en het tussenschot 21 in drie kamers onderverdeeld, respectievelijk in een middenkamer 23a en in twee zijkamers 23b aan weerskanten van de middenkamer 23a.

Zoals weergegeven in figuur 4 en 5 bevatten de samengestelde stijlen en regels hoofdzakelijk dezelfde kenmerken met dit verschil dat de binnenkamer 22 nu wordt

BE2016/5810 gevormd door de vrouwelijke en mannelijke koppelgedeelten 12 en 13 die in elkaar grijpen en dat de middenkamer 23a nu open is en het tussenschot 21 dubbelwandig is uitgevoerd en in twee is verdeeld.

De verbindingswanden 24 zijn op de naar elkaar gerichte zijden voorzien van identieke, doch symmetrische detailleringen 25 voor het bevestigen van dichtingen of andere onderdelen en van een naar binnen gericht uitsteeksel 26.

Ook de buitenwand 19 is ter plaatse van de middenkamer 23a voorzien van detailleringen 25 en ter plaatse van elke zijkamer 23b van een detaillering 25 in de vorm van T15 vormige uitsparingen die voorzien is voor de bevestiging van de opvulelementen 6 door middei van aluminium latten 27 die rondom tegen de binnenzijde van de opvulelementen 6 zijn gekleefd door middei van een structurele lijm 28, bijvoorbeeld structurele silicone, waarbij de latten 27 zijn voorzien van een T-vormige voet 29 die passend in een voornoemde T-vormige uitsparing kan geschoven worden. De latten 27 dienen individueel gekeurd te worden op gebied van oppervlaktebehandeling die niet mag loskomen bij toepassing van een structurele beglazing.

Ook het tussenschot 21 is op de naar buiten gerichte zijde voorzien van detailleringen 25 voor montage van dichtingen of dergelijke.

BE2016/5810

De regels en stijlen zijn als halfprofielen 4a en 4b van het basisprofiel 4c voorzien van dezelfde detailleringen 25.

Langs de omtrek van opvulelement 6 zijn isolatieprofielen 30 voorzien die, zoals weergegeven in figuur 8, op de stijlen 9 en regels 10 van het kader 3 zijn bevestigd door middel van haken 31 die, zoals weergegeven in de figuren 3 en 4, in daartoe voorziene detailleringen 25 op de verbindingswanden 24 worden vastgeklikt,

Op de tussenregel 10c wordt een isolatieprofiel 32 bevestigd zoals weergegeven in figuur 6, welk isolatieprofiel 32 de isolatieprofielen 30 van de stijlen 9 met elkaar verbindt.

In de hoeken worden de isolatieprofielen 30 onderling en de isolatieprofielen 30 van de stijlen 10 met het isolatieprofiel 32 van de tussenregel 10c met elkaar verbonden door middel van L-vormige hoekverbinders 33 zoals weergegeven in figuur 8 die met hun benen in de holle isolatieprofielen 30 en 32 worden geschoven.

De isolatieprofielen 30 en 32 strekken zieh vanaf het kader

3 naar de buitenzijde 7 van de gordijngevel 1 toe uit over de dikte van de randen van de opvulelementen 6 en zijn aan hun naar buiten gerichte vrije uiteinden afgedicht ten opzichte van de opvulelementen 6 door middel van een silicone- of andere afdichtingskit.

BE2016/5810

Tussen twee rijen aansluitende gevelelementen 2 is, zoals weergegeven in figuur 5, een horizontale dichting 34 aangebracht die zieh doorlopend in horizontale richting over de breedte van de gordijngevel 1 uitstrekt en aldus doorloopt over de stijlen 9 tussen naburige op elkaar aansluitende gevelelementen 2.

Deze horizontale dichting 34 wordt bij het opbouwen van de gordijngevel 1, telkens nadat een volledige rij gevelelementen 2 is opgebouwd, bovenop de rij gevelelementen 2 aangebracht over de ganse lengte van de rij, waarna aan de montage van een volgende rij gevelelementen 2 kan worden begonnen.

De horizontale dichting 34 is een profiel uit EPDM of dergelijke met een hoofdzakelijk vlak gedeelte 34a dat bovenop de onderliggend rij gevelelementen 2 rust en de isolatieprofielen 30 van de onderliggende gevelelementen 2 bedekt.

Wanneer de lengte van een horizontale dichting 34 ontoereikend is om de hele lengte van de onderliggende rij te bedekken, dan wordt gebruik gemaakt van meerdere lengtes van dergelijke dichting 35 die op elkaar aansluiten binnen de breedte van een bovenliggend gevelelement 2 waar er geen gevaar is voor het ontstaan van lekken ter plaatse van deze aansluiting.

Het bovenvlak van het vlak gedeelte 34a loopt schuin af naar de buitenzijde 7 van de gordijngevel 1 toe voor een goede afwatering.

B E2016/5810

Voor de bevestiging van de horizontale dichting 34 is het vlak gedeelte 34a aan de onderzijde voorzien van een neerwaarts gerichte profilering 34b die, zoals afgebeeld in figuur 4, voorzien is van weerhaken en die klemmend past in een groef die begrensd wordt door de wanden van het dubbelwandig tussenschot 21 van de onderliggende regel 10b.

De horizontale dichting 34 is aan zijn naar buiten gerichte rand voorzien van een detaillering 34d waarmee de dichting 34 op het onderliggend isolatieprofiel 30 kan bevestigd worden,

Verder is de horizontale dichting 34 uitgevoerd met een opstaande rand 34e van bijvoorbeeld 20 mm hoogte die zieh uitstrekt tot in het vrouwelijk koppelgedeelte 12 van de onderste regel 10a van de bovenliggende gevelelementen 2 en die afdichtend geklemd zit tussen dit vrouwelijk koppelgedeelte 12 en een zieh daarin naar boven uitstrekkend eerste been 15 van het mannelijk koppelgedeelte 13.

De opstaande rand 34e houdt eventueel infiItratiewater buiten en is bovenaan voorzien van een haakvormig omgebogen uiteinde 34f dat over het opstaand been 15 grijpt.

Ter plaatse van de bovenste hoeken van een onderliggende rij aansluitende gevelelementen worden de zijdelings aansluitende gevelelementen met elkaar verbonden door middel van een koppelprofiel 35 om de aansluitende gevelelement perfect op elkaar uit te lijnen om er voor te

B E2016/5810 zorgen dat de opvulelementen 6 aan de buitenzijde 7 van de gordijngevel 1 één vlak vormen.

De gevelelementen 2 zijn längs hun omtrek in de diepte op vier niveaus A, B, C, D afgedicht ten opzichte van mekaar zoals weergegeven in de figuren 3, 4 en 9.

Een eerste niveau A het dichtst bij de buitenzijde 7 van de gordijngevel 1 wordt gevormd door eerste dichtingen 36 die respectievelijk zijn aangebracht op de isolatieprofielen 30 van de stijlen 9 en van de onderste regel 10a.

Het tweede niveau B wordt gevormd door tweede dichtingen 37 die op de stijlen 9 en op de onderste regel 10 van het kader 2 zijn bevestigd in een detaillering 25 van de verbindingswanden 24.

De eerste en tweede dichtingen 36 en 37 op de stijlen dichten af op elkaar, terwijl de eerste en de tweede dichting 36 en 37 op de onderste regel 10a afdichten op de onderliggende horizontale dichting 34.

Het derde niveau C wordt gevormd door de opstaande rand 34e van de horizontale dichting 34 en door de daarop aansluitende voornoemde dichtingen 17 tussen de vrouwelijke en mannelijke koppelgedeelten 12 en 13.

Het meest naar binnen gelegen vierde niveau wordt gevormd door de voornoemde dichtingen 16 tussen de vrouwelijke en mannelijke koppelgedeelten 12 en 13.

BE2016/5810

Aldus wordt een perfecte afdichting op gebied van water- en luchtdichtheid verwezenlijkt tussen de gevelelementen 2 onderling en dankzij de horizontaal doorlopende dichting 34 ook de rijen onderling, waarbij iedere rij van een andere rij is geïsoleerd op gebied waterafvoer en al het water van elke rij via de horizontale dichting 34 naar de buitenzijde 7 van de gordijngevel 1 wordt afgevoerd.

In figuur 10 is een gordijngevel 1 voigens de uitvinding 10 weergegeven waarbij naast de gevelelementen 2 met vaste opvulelementen 6 nu ook een gevelelement 2 is voorzien in de vorm van een raam met een naar buiten opendraaiend opvulelement 6a in het vak 3a van het kader 3,

Het vak 3a van het kader 3 waarop het opendraaiend opvulelement 6a is aangebracht wordt in dit geval gevormd door twee deelkaders, zijnde een eerste vast deelkader 3' aan de binnenzijde 5 van de gordijngevel 1 en een tweede deelkader 3 van een vleugel dat beweegbaar is ten opzichte van het vast kader 3' en waarop aan de buitenzijde 7 het opendraaiend opvulelement 6a is bevestigd met behulp van een structurele lijm 28.

Het vast kader 3' en het vleugelkader 3 zijn elk samengesteld uit twee deelstijien 9' en 9 in de vorm van deelprof ielen en twee deelregels 10' en 10 die, wanneer het raam gesloten is, samen hoofdzakelijk de vorm hebben van de stijlen 6 en regels 10 zoals hierboven beschreven.

In vergelijking met de stijl 9b links in figuur 11 voor een vast opvulelement 6a heeft de deelstijl 9b' voor een

BE2016/5810 opendraaiend opvulelement 6a rechts in figuur 11 dezelfde vorm, met dit verschil dat voor de deelstijl 9b' een gedeelte van de wanden ontbreekt, meer in het bijzonder een gedeelte van de wanden van de zijkamer 23b, waardoor deze zijkamer een open kamer 23b' wordt die een sponning vormt voor het deelkader 3 van de vleugel.

Hiertoe ontbreekt	meer speciaal	de	zijwand 20	van	de
zijkamer 23a tot	aan het dubbelwandig	tussenschot	21,	de
10 buitenwand 19 van	de zijkamer 23a	en	een gedeelte	van	de

verbindingswand 24 tot aan het uitsteeksel 26.

De naar buiten gerichte zijden van het overblijvend tussenschot 22 en van het uitsteeksel 26 vormen beiden een aanslag voor het deelkader 3 van de vleugel, dit met tussenkomst van een dichting 38, respectievelijk 39, waarvan de dichting 38 is bevestigd in de detaillering 25 van het tussenschot 21 en de dichting 39 is aangebracht op het deelkader 3' van de vleugel.

Zoals blijkt uit figuur 16 kan een dergelijke deelstijl 9b' van het vast deelkader 3' bekomen worden door een gepast deel 40 van een stijl 9b en weg te frezen of dergelijke ter vorming van de sponning 40 en dit ook op dezelfde manier voor een deelstijl 9a'.

Op dezelfde manier is in de onderste deelregel 10a' en in de deeltussenregel 10c' een sponning 40 gerealiseerd door, uitgaande van een regel 10a en van een tussenregel 10c zoals hierboven beschreven voor een gevelelement 2 met

BE2016/5810 vaste opvulelementen, de gepaste delen van de wanden 20, 23 en 24 van de zijkamer 23b weg te nemen.

Het deelkader 3 van de vleugel wordt gevormd door een 5 hoofdzakelijk L-vormig profiel 41 dat met de naar de buitenzijde 7 van de gordijngevel 1 gerichte buitenzijde met één been 41a door middei van een voornoemde aluminium lat 27 rondom tegen de binnenzijde van het opendraaiend opvulelement 6a is gelijmd met behulp van een structurele lijm 28 en met het ander been 41b loodrecht op deze binnenzijde is gericht.

De dichting 39 en een ingekort isolatieprofiel 30 zijn bevestigd op het been 41a.

De sponning 40 is ruim genoeg bemeten voor een klassiek beslag 42 voor het openen en sluiten van het raam.

Ter hoogte van de deeltussenregel 10c' wordt een extra isolatielat 43 aangebraeht zoals weergegeven in de figuren 13 en 16.

In de hoeken van het deelkader 3' wordt tegen de binnenzijde van de sponning 40 een afdichtend hoekstuk 44 aangebraeht dat is weergegeven in de doorsneden van de figuren 14 en 15 en waarvan de plaatsing wordt verduidelijkt aan de hand van de figuren 16 tot 18.

Het in de figuren weergegeven hoekstuk 44 is zodanig gevormd en gedimensioneerd dat het ter hoogte van de sponning 40 van de deeltussenregel 10c' tegen de onderzijde

B E2016/5810 van de overblijvende verbindingswanden 24 en tegen de buitenzijde van de overblijvende uitsteeksels 26 aansluit zoals afgebeeld in figuur 14 en in figuur 17 onderaan.

Zoals weergegeven in figuur 17 kunnen bepaalde detailleringen 25 daartoe in de hoekenover een bepaalde lengte M worden verwijderd door frezen of dergelijke om vlakke oppervlakken te bekomen waartegen het hoekstuk 44 goed kan aansluiten zonder dat het hoekstuk 44 een complexe vorm hoeft te hebben.

De lengte M waarover de detailleringen 25 worden verwijderd kan zodanig gekozen dat bij het aantrekken van de regel 10 tegen een aangrenzende stijl 9, het hoekstuk 44 geklemd wordt tussen het overblijvend gedeelte van de opliggende detailleringen 25 en de aangrenzende stijl 9.

Voor wat de hoekstukken 44 betreft in de hoeken van de deeltussenregel 10c' is het hoekstuk 44 in verticale doorsnede hoofdzakelijk U-vormig met een rug 44a en een kort been 44b en een lange been 44c en aan de vrije rand van het lang been 44c een zieh haaks op dit been 44c naar buiten uitstrekkende lip 44d die aanligt tegen een verbindingswand 24 van een aangrenzende zijkamer 23b opvulelement (6).

Het kort been 44b zit daarbij passend gevat in een zieh naar boven uitstrekkende groef 46 van een verbindingswand 24 van de deeltussenregel 10c' van het vast deelkader 3'.

BE2016/5810

Op dezelfde manier wordt in de hoeken van de onderste deelregel 10a' een analoog hoekstuk 44 aangebracht met het kort been 44b passend in een overeenstemmende naar onder gerichte groef 45 van deze deelregel 10a' van het vast deelkader 3 ' .

In de horizontale doorsnede van figuur 15 en in figuur 18 onderaan is te zien dat het hoekstuk 44 met een zijrand 44e van de rug 44a aansluit tegen het overblijvend gedeelte van de verbindingswand 24 van de sponning 40.

Het kort been 44b is zijdelings verlengd voorbij de rand 44e van de rug 44a en zit met dit verlengd gedeelte 44b' zijdelings gevat in de groef 45 van een deelstijl 9'.

Het lang been 44c is ook zijdelings verlengd en grijpt met dit verlengd gedeelte 44c' over het uitsteeksel 26 van de overblijvende verbindingswand 24.

Ook de lip 44d is met een gedeelte 44d' verlengd voorbij de rand 44e tot in de sponning 40 van de aangrenzende stijl 9, daarbij aansluitend tegen de snijvlakken 46 die de sponning 40 in de stijlen längs boven en längs onder begrensd.

De hoekstukken 44 worden bij voorkeur in het vast deelkader 3' gekleefd.

Het is duidelijk dat een hoekstuk 44 voor aansluiting op de linkse stijl 9 het spiegelbeeld is van het hoekstuk 44 van de figuren voor aansluiting op de rechtse stijl 9.

BE2016/5810

Het is duidelijk dat de hoekstukken voor de onderregel enigszins verschillend moeten zijn dan het hoekstuk 44 van de figuren,

Een systeem van gordijngevel 1 voigens de uitvinding leent zieh uitermate goed om de gevelelementen 2 in een geautomatiseerde productielijn te prefabriceren in werkomstandigheden die nauwkeurig te controleren zijn en die daardoor ook een perfecte afwerking garanderen.

Een dergelijke productielijn is schematisch weergegeven in de figuren 19A en 19B waarin gebruik gemaakt wordt van een productieband 47.

De productie van de beglaasde gevelelementen 2 gebeurt in de tien opeenvoigende stappen a tot en met j zoals weergegeven in figuur 19:

a/ op lengte zagen van alle profielen van de stijlen 9 en regels 10 en van de isolatieprofielen 30 en 32;

b/ bewerken, frezen waar nodig van de profielen met behulp van een bewerkingsautomaat voor het realiseren van een sponning 40;

c/ het op de productieband 47 positioneren van de profielen met de binnenzijde van de stijlen 9 en regels 10 naar onder gericht in een onderlinge positie van een te fabriceren kader 3;

d/ het inschuiven van de aluminium latten 27 ten behoeve van de structurele verlijming van de opvulelementen 6 en het aanbrengen van de glassteunen 48;

B E2016/5810 e/ het assembleren van de kaders 3 door het plaatsen van de schroeven 11 welke de stijlen 9 met de regels 10 verbinden en het plaatsen van aile rubber dichtingen 16, 17, 36, 37,

38, 39 en hoekstukken 44;

f / in de vakken waarin een opengaande vleugel is voorzien, het plaatsen van de deelkaders 3 van de opengaande vleugels en van het daarvoor nodige beslag 42;

g/ het plaatsen van de opvulelementen 6;

h/ het aanbrengen van de structurele lijm 28;

i/ het plaatsen en borgen van de isolatieprofielen 30 en 32 voor de thermische onderbreking;

j/ het längs de randen van de opvulelementen 6 afdichten van de isolatieprof ielen 30 en 32 met behulp van een silicone of andere afdichtingskit.

Er valt op te merken dat gedurende het ganse productieproces de kaders vlak op de productieband blijven liggen en er dus geen tijdrovende manipulaties dienen te gebeuren op de kaders om te draaien, wat een ernstige tijdswinst betekent.

Het systeem van een gordijngevel 1 volgens de uitvinding leent zieh bovendien ook goed om een vast opvulelement 6a te vervangen, bijvoorbeeld wegens een barst 49 in een opvulelement 6a zoals weergegeven in figuur 20 of om eender welke andere reden.

Hiertoe wordt op voorhand een deelkader 3 met een vervangopvulelement 6a gefabriceerd zoals dit van figuur 11 voor een opendraaiende vleugel samengesteld uit L-vormige profielen 41 met de nodige isolatieprofielen 30 en 32

2.4

BE2016/5810 afgekit längs de randen van het opvulelement 6a en rondom dichtingen 36 en 39.

De L-vormige profielen 41 worden op het been 41b voorzien 5 van een zijdelingse elastische klipskoppeling 50a op de stijlen en het bovenprofiel en op het onderprofiel een complementaire steunnok 51a met een naar onder gerichte lip.

Om het gebroken opvulelement 6a te verwijderen worden van binnenuit eerst één of meerdere zuignappen aangebracht op de binnenzijde van het gebroken opvulelement om dit het opvulelement van binnenuit te kunnen vasthouden en te manipuleren. De zuignappen worden daarbij aan de binnenzijde van het gebouw bevestigd op zodanige manier dat het te vervangen opvulelement onmogelijk naar beneden zou kunnen vallen.

Vervolgens wordt het kader 3 rond het gebroken opvulelement

6a doorgezaagd of doorgeslepen längs de lijnen E zoals afgebeeld in figuur 21, waardoor het te vervangen opvulelement 6a met een gedeelte van het kader 3 kan verwijderd worden zoals aangeduid met pijl O in figuur 21 en er in het overblijvend gedeelte van het kader 3 een sponning 40 overblijft waartegen één of meer complementaire klipskoppeling 50b worden bevestigd met schroeven of dergelijke ter plaatse van de stijlen en van de bovenregel en één of meer steunnokken 51b op de onderregel, elke steunnok 51b met een naar boven gerichte lip.

B E2016/5810

Wanneer het gebroken opvulelement 6a met het daaraan bevestigd doorgeslepen kaderdeel verwijderd is, wordt vervolgens in de overgebleven detaiilering 25 op het tussenschot 21 een dichting 38 bevestigd en in de tussenregel 10 wordt een isolatielat 43 aangebracht.

Het volstaat vervolgens om het op maat gemaakt geprefabriceerd deelkader 3 met het vervangopvulelement 6a eerst van binnenuit in de overgebleven opening in de gordijngevel 1 aan te brengen, gebruik makend van de voornoemde zuignappen, door het tweede deelkader 3 van binnenuit naar buiten te draaien en met steunnokken 51a op zijn onderregel op de onderste steunnokken 51b in de sponning 40 te plaatsenmet de lip van de steunnokken 51a hakend achter de lip van de steunnokken 51b.

Eens het deelkader 3 horizontaal op de juiste positie is gebracht wordt het tweede deelkader 3 steunend op de steunnokken 51a en 51b met een trekbeweging naar binnen gekanteld zoals weergegeven met pijl I in figuur 22, en in de gordijngevel 1 vastgeklipst door de elastische klipskoppelingen 50a en 50b in elkaar te laten haken zoals weergegeven in de figuren 23 en 24.

De steunnokken 51a en 51b zijn dermate vormgegeven dat het tweede deelkader 3 zieh makkelijk laat inglijden op de juiste positie in de sponning 40.

Gedurende de ganse operatie bevinden de monteurs zieh aan de binnenzijde van het gebouw.

BE2016/5810

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm van een modulaire gordijngevel volgens de uitvinding en daarbij toegepaste gevelelementen en hoekstukken voor de afdichting, doch een dergelijke gordijngevel, gevelelement en hoekstuk volgens de uitvinding kunnen in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

BE2016/5810

Claims

Conclusies .

1. - Afdichting voor het afdichten van een gevelelement met 5 een vast kader samengesteld uit stijlen (9} en regels (10) met haaks afgewerkte uiteinden waarmee de regels (10) tussen de stijlen (9) zijn bevestigd, waarbij het vast kader (3) is voorzien van minstens één vak met een sponning (40) voor een deelkader (3) met een opvulelement (6) voor

10 het creëren van een opengaande vleugel, hetzij voor het vervangen van een beschadigd opvulelement (6), daardoor gekenmerkt dat de afdichting is bedoeld ten behoeve van het creëren van een wind- en waterdichte verbinding tussen de stijlen (9) en regels (10) in de hoeken van een voornoemd

15 vak, waarbij de afdichting is uitgevoerd als een hoekstuk (44) dat zo gevormd en gedimensioneerd is dat het ter plaatse van de af te dichten hoeken aansluit op de vorm van de sponning (40) in de betreffende stijl (9) en regel (10) en daarbij de aansluiting tussen deze stijl (10) en regel

20 (10) ter plaatse van de sponning (40) bedekkend overlapt.
2. - Afdichting voigens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de dichting bedoeld is voor het afdichten van een vast deelkader (
3') dat gevormd is uit holle profielen (4) met

25 een zijwand (20) en een daarop aansluitende buitenwand (19) en die voorzien zijn van een interne zijkamer (23b) die begrensd wordt door een voornoemde zijwand (20) en buitenwand (19) en door een op deze zijwand (20) en buitenwand (19) aansluitende tussenwand (21) en

30 verbindingswand (24), welke zijkamer (23b) ter vorming van een doorlopende sponning (40) voor het tweede deelkader

BE2016/5810 (3) is opengemaakt door het lokaal verwijderen van de zijwand (20), buitenwand (19) en verbindingswand (21) in de stijlen (9) en in twee daarop aansluitende regels (10).

5 3.- Afdichting volgens conciusie 2, daardoor gekenmerkt dat het hoekstuk (44) in de hoeken aanligt tegen de overblijvende wanden (21,24) van de stijlen (9) en regels (10) van de opengemaakte zijkamer (23b) van de stijlen (9) en regels (10) .
4. - Afdichting volgens conciusie 3, daardoor gekenmerkt dat het hoekstuk (44) in de hoeken over het overblijvend gedeelte van de verbindingswanden (24) van de stijlen (9) en regels (10) van de opengemaakte zijkamer (23b) grijpt.
5. - Afdichting volgens conciusie 4, daardoor gekenmerkt dat het hoekstuk (44) een U-vormig geprofileerd lichaam bezit met een rüg (44a) en benen (44b, 44c) waarmee het hoekstuk (44) over het overblijvend gedeelte van de verbindingswand

20 (24) van de opengemaakte zijkamer (23b) van een regel (10) grijpt.
6. - Afdichting volgens conciusie 5, daardoor gekenmerkt dat een zijrand van het hoekstuk (44) U-vormig is afgewerkt

25 doordat de voornoemde benen (44b,44c) verlengd zijn met een gedeelte (44b',44c') dat uitsteekt ten opzichte van de rand (44e) van de rug (44a) van het hoekstuk (44) en dat met deze verlengde gedeelten (44b',44c') grijpt over het overblijvend gedeelte van de verbindingswand (24) van de

30 opengemaakte zijkamer (23b) van een aangrenzende stijl (10) .

BE2016/5810
7. Afdichting volgens conclusie 5 of 6, daardoor gekenmerkt dat minstens één van de regels (10) met een sponning (40) een tussenregel (10c) is met twee zijwanden

5 en aan elke zijwand een zijkamer (23b) waarvan er één wordt opengemaakt voor de vorming van de sponning (40) en dat de hoekstukken (44) voor deze tussenregel (10c) längs een vrije rand van één been (44c) zijn voorzien van een lip (44d) die aanligt tegen een verbindingswand (24) van de

10 niet opengemaakte zijkamer (23b) en voorzien is van een verlengd gedeelte (44d') dat zieh afdichtend uitstrekt tot in de sponning (40) van het aansluitend stijlprofiel (10).
8. - Afdichting volgens één van de conclusies 5 tot 7,

15 daardoor gekenmerkt dat ter plaatse van de verbindingswanden (24) opliggende detaiHeringen (25) zijn voorzien die ter plaatse van de hoeken gedeeltelijk zijn verwijderd over een bepaalde lengte die zodanig is dat bij het aantrekken van de regel (10) tegen een stijl (9) het

20 hoekstuk (44) geklemd wordt tussen het overblijvend gedeelte van de opliggende detailleringen (25) en de aangrenzende stijl (9).
9. - Afdichting volgens één van de voorgaande conclusies,

25 daardoor gekenmerkt dat het hoekstuk (44) wordt vastgelijmd in de sponning (40).
10. - Gevelelement voor een gordijngevel, daardoor gekenmerkt dat het is voorzien van één of meer afdichtingen

30 in de vorm van een hoekstuk (44) volgens één van voorgaande conclusies.

B E2016/5810
11.- Gordijngevel, daardoor gekenmerkt dat hij is voorzien van één of meer gevelelementen (2) volgens conciusie 10.

BE2016/5810

BE2016/5810

BE2016/5810

BE2016/5810

BE2016/5810

B E2016/5810

Κι K

BE2016/5810

BE2016/5810

BE2016/5810 e*

BE2016/5810

JiJÎff.lO

BE2016/5810

BE2016/5810

BE2016/5810

Ici ff. IST

BE2016/5810

BE2016/5810

BE2016/5810 /Oa'

BE2016/5810

BE2016/5810

BE2016/5810

BE2016/5810

BE2016/5810 '\

BE2016/5810

BE2016/5810

BE2016/5810

BE2016/5810

BE2016/5810

Afdichting voor een gevelelement van een gordijngevel en gevelelement en gordijngevel voorzien van zulke afdichting.

5 Afdichting voor het afdichten van een gevelelement met een vast kader samengesteld uit stijlen (9) en regels (10) met haaks afgewerkte uiteinden waarmee de regels (10) tussen de stijlen (9) zijn bevestigd, waarbij het vast kader (3) is

voorzien van minstens één vak met een sponning (40) voor 10 een deelkader (3 ) met een opvulelement (6) voor het creëren van een opengaande vleugel, hetzij voor het vervangen van een beschadigd opvulelement (6), daardoor

gekenmerkt dat de afdichting is bedoeld ten behoeve van het creëren van een wind- en waterdichte verbinding tussen de
15 stijlen (9) en regels (10) in de hoeken van een voornoemd vak, waarbij de afdichting is uitgevoerd als een hoekstuk (44) dat zo gevormd en gedimensioneerd is dat het ter plaatse van de af te dichten hoeken aansluit op de vorm van de sponning (40) in de betreffende stijl (9) en regel (10)
20 en daarbij de aansluiting tussen deze stijl (10) en regel (10) ter plaatse van de sponning (40) bedekkend overlapt.