BE1024401B1 - Inrichting voor het klemmen van inslagdraden - Google Patents

Inrichting voor het klemmen van inslagdraden Download PDF

Info

Publication number
BE1024401B1
BE1024401B1 BE2016/0121A BE201600121A BE1024401B1 BE 1024401 B1 BE1024401 B1 BE 1024401B1 BE 2016/0121 A BE2016/0121 A BE 2016/0121A BE 201600121 A BE201600121 A BE 201600121A BE 1024401 B1 BE1024401 B1 BE 1024401B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
clamping
opener
finger
eccentric
force
Prior art date
Application number
BE2016/0121A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1024401A1 (nl
Inventor
Eddy Verclyte
Wim Hoorelbeke
Ronny Coulembier
Original Assignee
Picanol N.V. Naamloze Vennootschap
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol N.V. Naamloze Vennootschap filed Critical Picanol N.V. Naamloze Vennootschap
Priority to BE2016/0121A priority Critical patent/BE1024401B1/nl
Priority to CN201780041988.8A priority patent/CN109415849B/zh
Priority to EP17728879.2A priority patent/EP3478882B1/en
Priority to PCT/EP2017/064277 priority patent/WO2018007104A1/en
Publication of BE1024401A1 publication Critical patent/BE1024401A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1024401B1 publication Critical patent/BE1024401B1/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/12Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein single picks of weft thread are inserted, i.e. with shedding between each pick
    • D03D47/125Weft holding devices
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means
    • D03D47/38Weft pattern mechanisms

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Inrichting voor het klemmen van meerdere inslagdraden (7, 8, 9, 10) bevattende minstens één klemeenheid - (20, 21), waarbij elk klemelement (22, 23, 24, 25) draaibaar op het steunelement (16) is gemonteerd omheen een draaias (17, 18) loodrecht op de klemrichting (14), en dat het openerelement (40) is ïo aangepast om in een bedrijfsstand aangebracht te worden, waarbij wanneer het openerelement (40) is aangebracht in de bedrijfsstand, bij een relatieve verplaatsing tussen het steunelement (16) en het openerelement (40) de minstens één vinger (41, 42, 43) met één van de klemelementen (22, 23, 24, 25) samenwerkt om voornoemd klemelement (22, 23, 24, 25) te laten draaien omheen de draaias (17, 18) tegen de kracht van het minstens één krachtelement (28, 29) om de bijhorende klem (60, 61, 62, 63) te openen. Werkwijze voor het klemmen van inslagdraden met een dergelijke inrichting (1).

Description

(30) Voorrangsgegevens :
(73) Houder(s) :
PICANOL N.V. Naamloze Vennootschap
8900, IEPER
België (72) Uitvinder(s) :
VERCLYTE Eddy 8900 IEPER België
HOORELBEKE, Wim 8650 WEVELGEM België
COULEMBIER Ronny 8900 IEPER België (54) Inrichting voor het klemmen van inslagdraden (57) Inrichting voor het klemmen van meerdere inslagdraden (7, 8, 9, 10) bevattende minstens één klemeenheid - (20, 21), waarbij elk klemelement (22, 23, 24, 25) draaibaar op het steuneiement (16) is gemonteerd omheen een draaias (17, 18) loodrecht op de klemrichting (14), en dat het openerelement (40) is ïo aangepast om in een bedrijfsstand aangebracht te worden, waarbij wanneer het openerelement (40) is aangebracht in de bedrijfsstand, bij een relatieve verplaatsing tussen het steuneiement (16) en het openerelement (40) de minstens één vinger (41, 42, 43) met één van de klemelementen (22, 23, 24, 25) samenwerkt om voornoemd klemelement (22, 23, 24, 25) te laten draaien omheen de draaias (17, 18) tegen de kracht van het minstens één krachtelement (28, 29) om de bijhorende klem (60, 61, 62, 63) te openen. Werkwijze voor het klemmen van inslagdraden met een dergelijke inrichting (1).
Figure BE1024401B1_D0001
f>9. 9
BELGISCH UITVINDINGSOCTROOI
FOD Economie, K.M.O., Middenstand & Energie
Publicatienummer: 1024401 Nummer van indiening: BE2016/0121
Dienst voor de Intellectuele Eigendom
Internationale classificatie: D03D 47/12 D03D 47/38 Datum van verlening: 13/02/2018
De Minister van Economie,
Gelet op het Verdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot Bescherming van de industriële Eigendom;
Gelet op de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, artikel 22, voor de voor 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op Titel 1 Uitvindingsoctrooien van Boek XI van het Wetboek van economisch recht, artikel XI.24, voor de vanaf 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien, artikel 28;
Gelet op de aanvraag voor een uitvindingsoctrooi ontvangen door de Dienst voor de Intellectuele Eigendom op datum van 04/07/2016.
Overwegende dat voor de octrooiaanvragen die binnen het toepassingsgebied van Titel 1, Boek XI, van het Wetboek van economisch recht (hierna WER) vallen, overeenkomstig artikel XI.19, § 4, tweede lid, van het WER, het verleende octrooi beperkt zal zijn tot de octrooiconclusies waarvoor het verslag van nieuwheidsonderzoek werd opgesteld, wanneer de octrooiaanvraag het voorwerp uitmaakt van een verslag van nieuwheidsonderzoek dat een gebrek aan eenheid van uitvinding als bedoeld in paragraaf 1, vermeldt, en wanneer de aanvrager zijn aanvraag niet beperkt en geen afgesplitste aanvraag indient overeenkomstig het verslag van nieuwheidsonderzoek.
Besluit:
Artikel 1. - Er wordt aan
PICANOL N.V. Naamloze Vennootschap, Steverlyncklaan 15, 8900 IEPER België;
vertegenwoordigd door
CARDOEN Marnick , Steverlyncklaan 15, 8900, IEPER;
een Belgisch uitvindingsoctrooi met een looptijd van 20 jaar toegekend, onder voorbehoud van betaling van de jaartaksen zoals bedoeld in artikel XI.48, § 1 van het Wetboek van economisch recht, voor: Inrichting voor het klemmen van inslagdraden.
UITVINDER(S):
VERCLYTE Eddy, Potakker 12, 8900, IEPER;
HOORELBEKE, Wim, Lommergoed 15, 8650, WEVELGEM;
COULEMBIER Ronny, Europalaan 2, 8900, IEPER;
VOORRANG:
AFSPLITSING :
Afgesplitst van basisaanvraag : Indieningsdatum van de basisaanvraag :
Artikel 2. - Dit octrooi wordt verleend zonder voorafgaand onderzoek naar de octrooieerbaarheid van de uitvinding, zonder garantie van de Verdienste van de uitvinding noch van de nauwkeurigheid van de beschrijving ervan en voor risico van de aanvrager(s).
Brussel, 13/02/2018,
Bij bijzondere machtiging:
BE2016/0121
Inrichting voor het klemmen van inslagdraden.
Technisch gebied en stand van de techniek.
[0001] De uitvinding betreft een inrichting en een werkwijze voor het klemmen van inslagdraden bij een weefmachine, meer in· het bijzonder bij een lansweefmachine.
[0002] Bij lansweefmachines, ook grijperweefmachines io genoemd, wordt een inslagdraad die in de baan van een grijper is gepositioneerd door de grijper gegrepen en in een weefvak ingebracht. De ingebrachte inslagdraad wordt aan de insertiezijde afgesneden om toe te Iaten een volgende inslagdraad in te brengen.
Het is gekend om een in te brengen inslagdraad in de baan van de grijper te positioneren door gebruik te maken van een presenteerelement van een presenteerinrichting die naast het weefvak op de weefmachine is aangebracht, bijvoorbeeld zoals beschreven in EP 0 598 264 Al.
[0003] Het is gekend om een kleminrichting te voorzien die tussen een presenteerinrichting en een inslagschaar is aangebracht. US 5 492 153, EP 0 421 349 Al en WO 2013007551 A2 beschrijven bijvoorbeeld kleminrichtingen met een aantal klemelementen. Eén van de klemelementen is met een aandrijfelement verbonden, terwijl de andere klemelementen door middel van veerelementen naar het klemelement dat met het aandrijfelement is verbonden, worden gedwongen.
[0004] In US 5 492 153 wordt een inrichting beschreven die so meerdere klemelementen bevat, waarbij twee aangrenzende klemelementen een klem bepalen. Het centraal klemelement is vast
BE2016/0121 gemonteerd op een stang en beweegbaar door middel van de stang in de klemrichting. De andere klemelementen worden door veren naar het centraal klemelement gedwongen. De inrichting bevat verder een openerelement om twee aangrenzende klemelementen afzonderlijk te bewegen om toe te laten dat een inslagdraad tussen deze twee aangrenzende klemelementen binnendringt. Door middel van de stang kunnen twee gekozen klemelementen tegenover het openerelement worden bewogen.
[0005] De inrichting voor het klemmen van een inslagdraad volgens WO 2013007551 A2 is aangepast om met twee inslagdraden samen te werken. Verschillende dergelijke inrichtingen voor het klemmen van een inslagdraad kunnen worden voorzien wat toelaat om met meer dan twee inslagdraden te weven. Bijvoorbeeld kunnen twee dergelijke inrichtingen worden gebruikt die spiegelsymmetrisch ten opzichte van elkaar zijn aangebracht. Het gebruik van een aantal dergelijke inrichtingen leidt echter niet tot een compact op een weefmachine aan te brengen structuur.
Samenvatting van de uitvinding.
[0006] Het is een doel van de uitvinding te voorzien in een inrichting en een werkwijze voor het klemmen van inslagdraden die een betrouwbaar klemmen en vrijgeven van inslagdraden toelaten ongeacht hun dikte.
[0007] Dit doel wordt opgelost door een inrichting voor het klemmen van inslagdraden met de kenmerken van conclusie 1, een weefmachine met de kenmerken van conclusie 14 en een werkwijze met de kenmerken van conclusie 15. Verdere voordelen worden in de afhankelijke conclusies beschreven.
BE2016/0121 [0008] Volgens een eerste aspect wordt een inrichting voor het klemmen van meerdere inslagdraden voorzien, de inrichting bevattende minstens één klemeenheid, een steunelement, en een openerelement met minstens één vinger, waarbij de minstens één klemeenheid een aanslagelement bevat dat vast op het steunelement is bevestigd, minstens één klemelement dat beweegbaar op het steunelement is gemonteerd en aan een zijde van het aanslagelement is aangebracht, in het bijzonder twee klemelementen die beweegbaar op het steunelement aan weerszijden van het aanslagelement zijn gemonteerd, en minstens één krachtelement, waarbij elk klemelement samen met het aanslagelement een klem bepaalt, waarbij het minstens één krachtelement elk klemelement naar het aanslagelement toe dwingt, waarbij het steunelement en het openerelement in een klemrichting verplaatsbaar ten opzichte van elkaar zijn gemonteerd, waarbij elk klemelement draaibaar omheen een draaias Ioodrecht op de klemrichting op het steunelement is gemonteerd, en waarbij het openerelement is aangepast om in een bedrîjfsstand aangebracht te worden, waarbij wanneer het openerelement is aangebracht in de bedrîjfsstand, bij een relatieve verpiaatsing tussen het steunelement en het openerelement samenwerkt met één van de klemelementen, de minstens één vinger met één van de klemelementen samenwerkt om voornoemd klemelement te laten draaien omheen de draaias tegen de kracht van het minstens één krachtelement om de bijhorende klem te openen.
[0009] Dit laat toe elke inslagdraad op een betrouwbare wijze in een bijhorende klem te klemmen en onafhankelijk van de dikte van elk van de inslagdraden.
[0010] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen bevat de
BE2016/0121 inrichting minstens twee klemelementen hörende bij één klemeenheid of bij verschillende klemeenheden. In een uitvoeringsvorm, is slechts één klemeenheid voorzien, waarbij de één klemeenheid twee klemelementen bevat die beweegbaar gemonteerd zijn op het steunelement aan weerszijden van het aanslagelement. In andere uitvoeringsvormen, zijn twee of meer klemeenheden voorzien, waarbij elke klemeenheid slechts één kiemelement of twee klemelementen bevat die beweegbaar gemonteerd zijn op het steunelement aan weerszijden van het aanslagelement.
[0011] Het aanslagelement is vast op het steunelement aangebracht. In een uitvoeringsvorm is het aanslagelement integraal met het steunelement vervaardigd. In andere uitvoeringsvormen is het aanslagelement afzonderlijk vervaardigd en vast in positie op het steunelement bevestigd. De klemelementen zijn draaibaar op het steunelement gemonteerd en een klem wordt geopend door het verdraaien van het bijhorende kiemelement tegen de kracht van het minstens één bijhorende krachtelement weg van het aanslagelement. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is het kiemelement een tweezijdige hefboom, waarbij een voorste einde contact maakt met het aanslagelement voor het vormen van een klem en waarbij het achterste einde door middel van het krachtelement wordt gedwongen om het voorste einde naar het aanslagelement te dwingen. Het krachtelement is bijvoorbeeld een veer die tussen het aanslagelement en het kiemelement is gemonteerd of tussen de twee klemelementen van één klemeenheid is gemonteerd.
[0012] Een draaibeweging van één kiemelement voor het openen van de respectievelijke klem wordt veroorzaakt door een
BE2016/0121 wisselwerking tussen het openerelement, meer in het bijzonder een vinger van het openerelement, en voornoemd klemelement bij de relatieve beweging van het openerelement en het steunelement in de klemrichting. In een uitvoeringsvorm is het openerelement beweegbaar in de klemrichting gemonteerd om een draaibeweging van het klemelement te veroorzaken. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen wordt het openerelement vast in positie gehouden in de klemrichting om toe te Iaten door een beweging van het steunelement het klemelement weg van het aanslagelement te bewegen. In een uitvoeringsvorm is de vinger vorkvormig met twee tanden, waarbij elke tand kan samenwerken met één klemelement van een klemeenheid. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is een staafvormige of speervormige vinger voorzien die is aangebracht om samen te werken met de klemelementen.
[0013] In een uitvoeringsvorm is elk klemelement voorzien van een bedieningsstructuur verplaatst van de draaias om met de minstens één vinger van het openerelement samen te werken bij een relatieve verplaatsing tussen het steunelement en het openerelement. In een uitvoeringsvorm is de bedieningsstructuur voorzien op een vlak van het respectievelijk klemelement loodrecht op de klemrichting.
[0014] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is de bedieningsstructuur een bedieningspin die uitsteekt uit een zijvlak van het respectievelijk klemelement, waarbij in het bijzonder de bedieningspin tussen de draaias van het klemelement en een klempositie voor een inslagdraad is aangebracht. Bij het voorzien van een bedieningspin tussen de klempositie en de draaias in een richting loodrecht op de klemrichting is één vinger die tussen de twee bedieningspinnen van één klemeenheid is ingebracht voidoende voor
BE2016/0121 een selectieve bediening van beide klemmen hörende bij een aanslagelement, waarbij één van de twee klemelementen gedwongen wordt om te draaien omheen zijn draaias afhankelijk van de bewegingsrichting van de bedieningsstructuur ten opzichte van het openerelement in de klemrichting. In uitvoeringsvormen is als openerelement een enkelvoudige staafvormige vinger voorzien die vast in positie in de klemrichting is aangebraeht. In andere uitvoeringsvormen is een openerelement met vorkvormige vingers voorzien waarbij eike vinger aan minstens één klemelement van een klemeenheid kan worden toegevoegd.
[0015] Het is duidelijk voor de vakman dat bij het voorzien van slechts één klemeenheid het openerelement vast in positie kan worden gemonteerd, waarbij de klemeenheid heen en weer in de klemrichting wordt bewogen voor het openen van één van de twee bijhorende klemmen. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen zijn twee of meer klemeenheden voorzien, waarbij het openerelement verplaatsbaar is gemonteerd tussen de bedrijfsstand en een ruststand in een aanvoerrichting Ioodrecht op de klemrichting op een vaste hoogte in de klemrichting, en waarbij het steunelement verplaatsbaar in de klemrichting is gemonteerd, zodat wanneer het openerelement in de ruststand is door het verplaatsen van het steunelement in de klemrichting een gekozen klemeenheid tegenover de centrale vinger van het openerelement kan worden geplaatst. Met andere woorden het openerelement is beweegbaar in de ruststand voor het verplaatsen van het steunelement samen met de klemelementen, waarbij alle klemmen gesloten blijven. Nadat een gekozen klemeenheid tegenover een vinger wordt geplaatst, wordt de vinger in de bedrijfsstand bewogen en een verpiaatsing van het steunelement veroorzaakt een draaibeweging van één van de klemelementen zoals hierboven beschreven.
BE2016/0121 [0016] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen zijn exact twee klemeenheden voorzien, waarbij het openereiement één centrale vinger en twee buitenste vingers bevat, waarbij de twee buitenste vingers zijn verplaatst van de centrale vinger in de aanvoerrichting, waarbij het openereiement beweegbaar is in de aanvoerrichting tussen een ruststand, een eerste bedrijfsstand en een tweede bedrijfsstand, waarbij het openereiement wanneer aangebracht in de eerste bedrijfsstand of in de tweede bedrijfsstand samenwerkt met de klemelementen bij een relatieve verplaatsing tussen het io steunelement en het openereiement in de klemrichting, zodat één van de centrale vinger en de twee buitenste vingers met één van de klemelementen samenwerkt om voornoemd klemelement te laten draaien omheen de draaias tegen de kracht van het minstens één krachtelement om de bijhorende klem te openen of om een is klemkracht bij de bijhorende klem te verminderen. Dit laat toe om een klem te openen wanneer de respectievelijke klemeenheid niet tegenover de centrale vinger is gepiaatst. Bijvoorbeeld bij het aanbrengen van een eerste klem voorzien op een eerste klemeenheid tegenover de centrale vinger om een ingebrachte inslagdraad te ontvangen, na het ontvangen van de inslagdraad en het sluiten vän de eerste klem kan het openereiement in de tweede bedrijfsstand bewegen en door het steunelement ten opzichte van het openereiement te verplaatsen in de klemrichting kan een tweede klem voorzien op een tweede klemeenheid die niet tegenover de centrale vinger is aangebracht worden geopend, of kan een klemkracht ter hoogte van die klem worden verminderd, door middel van één van de buitenste vingers.
[0017] Om onnodige beweging tussen het openereiement en het steunelement te vermijden zijn in voorkeurdragende uitvoeringsvormen de twee buitenste vingers voorzien aan
BE2016/0121 weerszijden van de centrale vinger in de klemrichting en verplaatst van de centrale vinger in de klemrichting, waarbij een afstand tussen de centrale vinger en elke buitenste vinger minstens hoofdzakelijk gelijk is aan een afstand tussen de aanslagelementen van de twee klemeenheden. Met andere woorden bij het plaatsen van de centrale vinger tegenover één kiemeenheid, wordt één buitenste vinger tegenover de andere kiemeenheid geplaatst.
[0018] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is het openerelement zo gevormd dat de centrale vinger niet interfereert met klemelementen bij een relatieve verplaatsing tussen het steunelement en het openerelement in de klemrichting, wanneer het openerelement in de tweede bedrijfsstand is.
[0019] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is een eerste aandrijfinrichting bevattende een eerste motor voorzien voor een verplaatsing van het steunelement in de klemrichting, waarbij in het bijzonder de eerste aandrijfinrichting een eerste excenter bevat dat aangedreven is om omheen een eerste aandrijfas te draaien loodrecht op de klemrichting. Het excenter laat toe om het steunelement samen met de klemeenheden zeer nauwkeurig te positioneren. Een dergelijke aandrijfinrichting is niet onderhevig aan slijtage en niet gevoelig voor trillingen.
[0020] In een uitvoeringsvorm is het excenter in contact met het steunelement en drijft het steunelement direct aan. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen bevat de eerste aandrijfinrichting verder een eerste overdrachtelement dat verschuifbaar gemonteerd is, waarbij het eerste excenter het eerste overdrachtelement aandrijft om het eerste overdrachtelement heen en weer te bewegen in de klemrichting bij verdraaiing van het eerste
BE2016/0121 excenter. De uitvoering van het overdrachtelement wordt passend gekozen door de vakman. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is het eerste overdrachtelement een eerste gestel, waarbij het eerste excenter binnenin het eerste gestel is aangebracht. De slag van het overdrachtelement hangt onder meer af van afmetingen van het gestel, een grootte van het excenter, een relatieve positie van de aandrijfas van het excenter ten opzichte van het center van het gestel en/of een relatieve hoekrotatie van de aandrijfas. De tegenoverliggende oppervlakken van het excenter en het gestel zijn in een uitvoeringsvorm gemaakt van of bedekt met een slijtvast materiaal. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen wordt een slijtage beschermring voorzien tussen het eerste excenter en het eerste gestel om slijtage te beperken.
[0021] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is een tweede aandrijfinrichting bevattende een tweede motor voor een verplaatsing van het openerelement in de aanvoerrichting voorzien. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen heeft de tweede aandrijfinrichting minstens hoofdzakelijk een gelijkaardige uitvoering als de eerste aandrijfinrichting om de vervaardigingskosten te verminderen.
[0022] In het bijzonder, in voorkeurdragende uitvoeringsvormen, bevat de tweede aandrijfinrichting een tweede excenter dat aangedreven is om omheen een tweede aandrijfas loodrecht op de aanvoerrichting te draaien. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen bevat de tweede aandrijfinrichting verder een tweede overdrachtelement dat verschuifbaar gemonteerd is, waarbij het tweede excenter het tweede overdrachtelement aandrijft om het tweede overdrachtelement heen en weer in de aanvoerrichting te bewegen bij verdraaiing van het tweede excenter. Het tweede
BE2016/0121 overdrachtelement kan in het bijzonder een tweede gestel zijn, waarbij het tweede excenter binnenin het tweede gestel is aangebracht, en waarbij in het bijzonder een slijtage beschermring tussen het tweede excenter en het tweede gestel kan worden voorzien.
[0023] Volgens een tweede aspect is een weefmachine met een inrichting voor het klemmen van inslagdraden voorzien. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is de inrichting volgens een hoek ten opzichte van een inbrengrichting van de weefmachine aangebracht, zodat een inslagdraad die in de inrichting binnendringt zieh minstens hoofdzakelijk loodrecht op de richting waarin de inslagdraad in de inrichting binnendringt uitstrekt.
[0024] Volgens een derde aspect wordt een werkwijze voorzien voor het klemmen van inslagdraden met een inrichting bevattende minstens één klemeenheid, een steunelement, en een openerelement met minstens één vinger, waarbij de klemeenheid een aanslagelement dat vast op het steunelement is gemonteerd, minstens één klemelement dat beweegbaar op het steunelement is gemonteerd en aan een zijde van het aanslagelement is aangebracht, in het bijzonder twee klemelementen die beweegbaar op het steunelement aan weerszijden van het aanslagelement zijn gemonteerd, en minstens één krachtelement bevat, waarbij elk klemelement samen met het aanslagelement een klem bepaalt, waarbij het minstens één krachtelement de klemelementen naar het aanslagelement toe dwingt, en waarbij elk klemelement draaibaar op het steunelement omheen een draaias loodrecht op een klemrichting is gemonteerd, de werkwijze bevat het verplaatsen van het steunelement ten opzichte van het openerelement in een klemrichting terwijl het openerelement in een bedrijfsstand is
BE2016/0121 aangebracht, waarbij de minstens één vinger met één van de klemelementen samenwerkt om voornoemd klemelement te laten draaien omheen de draaias tegen de kracht van het minstens één krachtelement om de bijhorende klem te openen.
Korte beschrijving van de tekeningen.
[0025] Hierna wordt een uitvoeringsvorm van de uitvinding in detail beschreven met reference naar de tekeningen. Doorheen de tekeningen worden dezelfde elementen aangeduid door dezelfde referentienummers.
Figuur 1 is een bovenaanzicht van de inrichting voor het klemmen van een inslagdraad aangebracht op een lansweefmachine;
Figuur 2 is een perspectiefaanzicht van een inrichting voor het klemmen van een inslagdraad van figuur 1;
Figuur 3 is een zijaanzicht gezien in de richting van piji S van figuur 1 in een eerste stand;
Figuur 4 is het zijaanzicht van figuur 3 in een tweede stand;
Figuur 5 is het zijaanzicht van figuur 3 in een derde stand;
Figuur 6 is het zijaanzicht van figuur 3 in een vierde stand;
Figuur 7 is een vergroot perspectiefaanzicht van een gedeelte van figuur 3 in een vijfde stand;
Figuur 8 is een ontmanteld aanzicht van de inrichting voor het klemmen van een inslagdraad van figuur 1; en Figuur 9 is een ontmanteld aanzicht van een steunelement en twee klemeenheden van de inrichting van figuur 8;
Figuur 10 is een perspectiefaanzicht van een inrichting voor het klemmen van een inslagdraad van figuur 1.
BE2016/0121
Gedetaiiieerde beschrijving van uitvoeringsvormen van de uitvinding.
[0026] Figuur 1 toont een bovenaanzicht van een inrichting 1 voor het klemmen van inslagdraden aangebracht op een lansweefmachine. De lansweefmachine wordt slechts gedeeltelijk getoond. De lansweefmachine bevat presenteerinrichtingen 2 voor het presenteren van inslagdraden 7, 8, 9, 10 en een grijper 3 voor het grijpen van één of meer inslagdraden 7, 8, 9, 10 die door presenteerinrichtingen 2 worden gepresenteerd en voor het inbrengen van gepresenteerde inslagdraden in een weefvak. De lansweefmachine bevat verder een draadgeleidingsinrichting 4 en een snijapparaat 5. Zoals te zien is in figuur 2 is de inrichting 1 voor het klemmen van inslagdraden tussen het snijapparaat 5 en de draadgeleidingsinrichting 4 aangebracht. Het snijapparaat 5 is op een steun 6 bevestigd die de inrichting 1 voor het klemmen van inslagdraden ondersteunt.
[0027] In figuur 1 worden schematisch vier inslagdraden 7, 8, 9, 10 getoond. De inrichting 1 is aangebracht om een inslagdraad 7, 8, 9, 10 te ontvangen bij aanslag en om meerdere inslagdraden 7, 8, 9, 10 vast te houden nadat de inslagdraden door middel van het snijapparaat 5 zijn afgesneden. Na een inbreng van één van de inslagdraden, bijvoorbeeld een inbreng van de tweede inslagdraad 8 loopt de tweede inslagdraad 8 die geleid wordt Iangs de draadgeleidingsinrichting 4 vanaf de presenteerinrichting 2 via de inrichting 1 voor het klemmen van inslagdraden en het snijapparaat 5 naar de weefselrand 11 en het geweven weefsei 12 met de weefsellijn 13. Zoals aangeduid in figuur 1 is de weefselrand 11 een zijrand van het weefsei 12 die zieh in kettingrichting uitstrekt, terwijl de weefsellijn 13 de aanslagrand van het weefsei 12 is die zieh
BE2016/0121 uitstrekt in inslagrichting. Na het klemmen van de inslagdraad 8 door middel van de inrichting 1, wordt de geklemde inslagdraad 8 afgesneden door het snijapparaat 5 tussen de inrichting 1 en de weefselrand 11. Tijdens een volgende inbreng wordt één van de inslagdraden 7, 8, 9, 10 die door één van de presenteerinrichtingen 2 wordt gepresenteerd opgenomen door de grijper 3, het voorste einde van de inslagdraad wordt uit de inrichting 1 getrokken en de inslagdraad wordt in het weefvak ingebracht. Na de inbreng wordt de ingebrachte inslagdraad bij aansiag bewogen om een bijhorende io klem van de inrichting 1 binnen te dringen.
[0028] Zoals best te zien is in figuur 1, vormt het snijapparaat 5 in de weergegeven uitvoeringsvormen een functionele eenheid of module met de inrichting 1 voor het klemmen van inslagdraden. Die module kan ten opzichte van een gestel van de weefmachine worden gepositioneerd, in het bijzonder in een aanpasbare positie ten opzichte van een grijperbaan, een weefsellijn en een weefselrand, en vast worden gemonteerd aan het gestel van de weefmachine in een gepaste positie.
[0029] In figuur 1 is de inrichting 1 volgens een hoek ten opzichte van de inbrengrichting N aangebracht, waarbij de hoek aangepast is aan de lijn van een inslagdraad 8 die van de presenteerinrichting 2 naar de weefselrand 11 loopt, zodat klemelementen van de inrichting 1 (niet in detail getoond in figuur
1) zieh uitstrekken in een richting minstens hoofdzakelijk loodrecht op de richting waarin inslagdraden de inrichting 1 binnendringen. Een dergelijke opstelling is voordelig voor het vangen van de inslagdraad.
[0030] Figuur 2 toont een perspectiefaanzicht van een
BE2016/0121 uitvoeringsvorm van de inrichting 1 volgens de uitvinding en de opstelling van die inrichting 1 ten opzichte van een snijapparaat 5 en een draadgeleidingsinrichting 4. Figuren. 3 tot 7 tonen zijaanzichten van de inrichting 1 van figuur 2 gezien in de richting van pijl S in figuur 1 in vijf verschillende standen van gebruik. Figuur is een ontmanteld aanzicht van de inrichting 1 van figuur 2. Figuur is een ontmanteld aanzicht van een steunelement 16 en twee klemeenheden 20, 21 van de inrichting 1 van figuur 2. Figuur 10 toont nog een perspectiefaanzicht van een uitvoeringsvorm van de inrichting 1 volgens de uitvinding.
[0031] In de weergegeven uitvoeringsvorm in figuren 2 tot 10 bevat de inrichting 1 voor het klemmen van inslagdraden een steunelement 16 en twee klemeenheden 20, 21 die boven elkaar in een klemrichting 14 op het steunelement 16 zijn aangebracht.
[0032] Zoals best te zien is in figuren 7 en 9 bevat elke klemeenheid 20, 21 twee klemelementen 22, 23, 24, 25, een aanslagelement 26, 27 dat tussen de twee klemelementen 22, 23, 24, 25 en een krachtelement 28, 29 is aangebracht. Het krachtelement 28, 29 is een veer in de weergegeven uitvoeringsvorm. De aanslagelementen 26, 27 zijn vast in positie op het steunelement 16 aangebracht. In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn de aanslagelementen 26, 27 integraal met het steunelement 16 vervaardigd. Elk kiemelement 22, 23, 24, 25 samen met het bijhorende aanslagelement 26, 27 bepaalt een klem 60, 61, 62, 63 die een inslagdraad in een klempositie kan klemmen tussen een kiemelement 22, 23, 24, 25 en een bijhorend aanslagelement 26, 27. In de weergegeven uitvoeringsvorm heeft de kleminrichting 1 vier klemmen 60, 61, 62, 63, elk voor het klemmen van één van de vier inslagdraden 7, 8, 9, 10 (zie figuur 1).
BE2016/0121
Voor het ontvangen van een inslagdraad 7, 8, 9, 10 in een klem of voor het vrijgeven van een geklemde inslagdraad 7, 8, 9, 10 wordt elk klemelement 22, 23, 24, 25 draaibaar op het steunelement 16 omheen een draaias 17, 18 Ioodrecht op de klemrichting 14 gemonteerd, welke draaias 17, 18 op het steunelement 16 is gemonteerd. De klemelementen 22, 23, 24, 25 nemen elk de vorm aan van een tweezijdige hefboom, waarbij op elke klemeenheid 20, 21 het krachtelement 28, 29 tussen de achterste einden van de twee klemelementen 22, 23, 24, 25 is aangebracht en waarbij het krachtelement 28, 29 de respectievelijke voorste einden van de twee klemelementen 22, 23, 24, 25 tegen de aanslagelementen 26, 27 dwingt. De klemelementen 22, 23, 24, 25 zijn passend gevormd om een goede klemming te verzekeren in een bepaalde zone van de klemelementen 22, 23, 24, 25. In de weergegeven uitvoeringsvorm, zoals best te zien is in figuur 9, zijn de aanslagelementen 26, 27 voorzien van klemvlakken met een T-vormige dwarsdoorsnede gericht naar de klemelementen 22, 23, 24, 25 met klemvlakken met een overeenkomstige U-vormige dwarsdoorsnede. Voor het openen van een klempositie, wordt het bijhorende klemelement 22, 23, 24, 25 omheen de draaias 17, 18 gedraaid tegen de kracht van het krachtelement 28, 29. Om een bedieningskracht of beweging voor het veroorzaken van een draaibeweging van de klemelementen 22, 23, 24, 25 omheen de draaiassen 17, 18 aan te wenden, zijn de klemelementen 22, 23, 24, 25 voorzien van bedieningspinnen 44, 45, 46, 47 die uit een zijvlak van de klemelementen 22, 23, 24, 25 uitsteken. In de weergegeven uitvoeringsvorm is elke bedieningspin 44, 45,46,47 in de aanvoerrichting 15 aangebracht tussen de draaias 17, 18 en de klempositie van het bijhorende klemelement 22, 23, 24, 25. Hierdoor zullen krachten aangewend op de bedieningspinnen 44, 45, 46, 47 gericht weg van de aanslagelementen 26, 27 een
BE2016/0121 draaibeweging van de klemelementen 22, 23, 24, 25 veroorzaken voor het openen van de klem.
[0033] De werking van de inrichting wordt uitgelegd door referentie naar figuren 3 tot 7. Voor de werking bevat de inrichting 1 een openerelement 40. Het steunelement 16 samen met de klemeenheden 20, 21 is verplaatsbaar ten opzichte van het openerelement 40 in de klemrichting 14 door middel van een eerste aandrijfinrichting 30. In de weergegeven uitvoeringsvorm is de klemrichting 14 hoofdzakelijk verticaal georiënteerd. Die oriëntatie is echter niet noodzakelijk voor het functioneren van de inrichting en andere oriëntaties zijn denkbeeldig. Verder is het openerelement 40 verplaatsbaar in een aanvoerrichting 15 aangebracht loodrecht op de klemrichting 14 op een vaste hoogte in de klemrichting 14 tussen een ruststand, een eerste bedrijfsstand en een tweede bedrijfsstand.
Een beweging van het openerelement 40 gebeurt door middel van een tweede aandrijfinrichting 50.
[0034] Een draaibeweging van de klemelementen 22, 23, 24, 25 voor het openen van een klem 60, 61, 62, 63 gebeurt door middel van het openerelement 40. In de weergegeven uitvoeringsvorm heeft het openerelement 40 een centrale vinger 41 die in de aanvoerrichting 15 uitsteekt, die in een eerste bedrijfsstand kan samenwerken met bedieningspinnen 44, 45, 46,47 die uitsteken uit zijvlakken van de klemelementen 22, 23, 24, 25.
[0035] In de stand getoond in figuur 3 wordt het openerelement 40 naar de ruststand weg van het steunelement 16 bewogen.
Wanneer het openerelement 40 in de ruststand is zoals getoond in figuur 3, kan het steunelement 16 heen en weer in de klemrichting 14 worden bewogen door middel van de eerste aandrijfinrichting 30
BE2016/0121 waarbij alle klemposities goed gesloten blijven als gevolg van de krachten uitgeoefend door de krachtelementen 28, 29. Voor het openen van een klempositie van de bovenste klemeenheid 20, wordt het steunelement 16 zo bewogen dat de bijhorende klemeenheid 20 tegenover de centrale vinger 41 van het openerelement 40 wordt geplaatst. Vervolgens wordt het openerelement 40 aangedreven om in de aanvoerrichting 15 in een eerste bedrijfsstand te bewegen.
[0036] In de weergegeven uitvoeringsvorm wordt in de eerste bedrijfsstand het openerelement 40 naar de klemeenheid 20 bewogen zodat de centrale vinger 41 tussen de twee bedieningspinnen 44, 45 van de twee klemelementen 22, 23 van de klemeenheid 20 binnendringt die tegenover de centrale vinger 41 is geplaatst zoals getoond in figuur 4. Het steunelement 16 wordt dan aangedreven om omhoog of omlaag in de klemrichting 14 te bewegen.
[0037] Bij het omhoog bewegen van het steunelement 16 zoals getoond in figuur 5, werkt de centrale vinger 41 samen met de bedieningspin 45 van het onderste klemelement 23 van de twee klemelementen 22, 23. Hierdoor wordt een gezamenlijke beweging van de bedieningspin 45 samen met het steunelement 16 in de klemrichting 14 door de centrale vinger 41 verhinderd. Het klemelement 23 is draaibaar omheen de draaias 18 op het steunelement 16 gemonteerd, welke draaias 18 is aangebraeht op en wordt bewogen met het steunelement 16. Door een beweging van het steunelement 16 ten opzichte van de centrale vinger 41 wordt een draaibeweging van dit klemelement 23 omheen de draaias 18 veroorzaakt. Gelijkaardig bij het omlaag bewegen van het steunelement 16 van de stand zoals getoond in figuur 4, werkt de centrale vinger 41 samen met de bedieningspin 44 van het bovenste
BE2016/0121 klemelement 22 van de twee klemelementen 22, 23 die een draaibeweging van dit klemelement 22 omheen de draaias 17 veroorzaakt, welke draaias 17 op het steunelement 16 is aangebracht en. met het steunelement 16 wordt bewogen.
[0038] De centrale vinger 41 is vast in positie in de klemrichting 14 aangebracht, waarbij de positie van de centrale vinger 41 aangepast is aan de positie en de uitvoering van de draadgeleidingsinrichting 4 om een goede geleiding van een ingebrachte inslagdraad in de klem 60, 61, 62, 63 naar de klempositie toe te laten. Zoals getoond in figuur 5 wordt het steunelement 16 bij voorkeur bewogen voor het openen van een klem 61 zodat het aanslagelement 26 en het klemelement 23 minstens hoofdzakeiijk uitgelijnd zijn met een geleidingselement 64, 65, 66 van de draadgeleidingsinrichting 4. De ingebrachte inslagdraad wordt hierbij door geleidingselementen 64, 65, 66 van de draadgeleidingsinrichting 4 naar de bijhorende klem 61 geleid die nagenoeg uitgelijnd met de geleidingselementen 64, 65, 66 is aangebracht. Het geleidingselement 66 is in een instelbare hoekpositie aan de draadgeleidingsinrichting 4 aangebracht om de spieet nabij de klemmen tussen de geleidingselementen 65 en 66 in te stellen.
[0039] Om geklemde inslagdraden vrij te geven voor een inbreng kan de respectievelijke klem door middel van de centrale vinger 41 worden geopend zoals hierboven beschreven. In de weergegeven uitvoeringsvorm is het openereiement 40 voorzien van twee bijkomende buitenste vingers 42, 43 aan weerszijden van de centrale vinger 41. De buitenste vingers 42, 43 zijn verplaatst van de centrale vinger 41 in de klemrichting 14, waarbij de afstand tussen de buitenste vingers 42, 43 en de centrale vinger 41 zo
BE2016/0121 gekozen is dat wanneer één klemeenheid 20, 21 tegenover de centrale vinger 41 is aangebracht, één van de buitenste vingers 42, 43 tussen de bedieningspinnen 44, 45, 46, 47 van de andere klemeenheid 20, 21 kan binnendringen, dit betekent dat de buitenste vinger 42 is bedoeld om samen te werken met de bedieningspin 44 of 45, de buitenste vinger 43 is bedoeld om samen te werken met de bedieningspin 46 of 47 en de centrale vinger 41 is bedoeld om samen te werken met de bedieningspin 44, 45, 46 of
47. In de stand getoond in figuur 4, is de bovenste klemeenheid 20 tegenover de centrale vinger 41 gepositioneerd om een inslagdraad in één van zijn klemmen te ontvangen. Van de ruststand getoond in figuur 3, kan het openerelement 40 voorbij de eerste bedrijfsstand getoond in figuren 4 en 5 naar een tweede bedrijfsstand getoond in figuur 6 bewegen. Om het openerelement 40 in de tweede bedrijfsstand te bewegen, wordt het openerelement 40 voorbij de eerste bedrijfsstand naar de tweede bedrijfsstand bewogen zodat een uiteinde van de centrale vinger 41 voorbij de bedieningspinnen 44, 45 van de bovenste klemeenheid 20 wordt bewogen, en de onderste buitenste vinger 43 tussen de bedieningspinnen 46, 47 van de onderste klemeenheid 21 wordt bewogen.
[0040] Zoals getoond in figuur 6, bij het omhoog bewegen van het steunelement 16 terwijl de onderste buitenste vinger 43 tussen de bedieningspinnen 46, 47 van de onderste klemeenheid 21 is aangebracht zoals getoond in figuur 6, wordt het onderste klemelement 24 omheen zijn draaias 18 gedraaid. Afhankelijk van de slag van het steunelement 16 is de klem volledig geopend, of slechts gedeeltelijk geopend zodat een klemkracht die op een geklemde inslagdraad (niet getoond) inwerkt wordt verlaagd.
[0041] In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn de buitenste
BE2016/0121 vingers 42,43 verplaatst van de centrale vinger 41 in de aanvoerrichting 15 zodat de buitenste vingers 42, 43 niet in de bewegingsbaan van de bedieningspinnen 44,45, 46, 47 zijn wanneer het openerelement 40 in de eerste bedrijfsstand (zie figuren 4, 5) is en de centrale vinger 41 tussen de bedieningspinnen 44, 45, 46, 47 gepositioneerd is. Verder is de centrale vinger 41 zo gevormd dat een interferentie of botsing van de centrale vinger 41 en de bedieningspinnen 44, 45, 46, 47 wordt vermeden wanneer het openerelement 40 in de tweede bedrijfsstand io (zie figuur 6) is en één van de buitenste vingers 42, 43 tussen de bedieningspinnen 44,45, 46, 47 gepositioneerd is. De centrale vinger 41 is bijvoorbeeld voorzien van een uitsteeksel 49 (zie figuur 7) aan zijn uiteinde dat slechts in de eerste bedrijfsstand kan samenwerken met de bedieningspinnen 44, 45, 46, 47.
[0042] Bij voorkeur, wanneer het openerelement 40 in de tweede bedrijfsstand (zie figuur 6) is, wordt het steunelement 16 slechts over een kleine afstand verplaatst. Voor het volledig openen van de onderste kiem 63 wordt het openerelement 40 naar achter bewogen in de ruststand (zie figuur 3) en wordt het steunelement 16 samen met de klemeenheden 20, 21 in de klemrichting 14 bewogen om de tweede klemeenheid 21 tegenover de centrale vinger 41 te brengen, zodat bij het bewegen van het openerelement 40 in de eerste bedrijfsstand het uitsteeksel 49 van de centrale vinger 41 tussen de bedieningspinnen 46, 47 van de onderste klemeenheid 21 binnendringt zoals getoond in figuur 7.
[0043] Zoals best te zien is in figuur 8 is een eerste aandrijfinrichting 30 voorzien, bevattende een eerste excenter 31 aangedreven om omheen een eerste aandrijfas 32 te draaien, welke eerste aandrijfas 32 loodrecht op de klemrichting 14 is, om het
BE2016/0121 steunelement 16 in de klemrichting te verplaatsen. De eerste aandrijfinrichting 30 bevat verder een eerste overdrachtelement 33 in de vorm van een eerste gestel, waarbij het steunelement 16 vast op het eerste gestel gemonteerd is. In de weergegeven uitvoeringsvorm is het steunelement 16 vast op het eerste gestel gemonteerd door schroeven 19. Eventueei zijn tappen 67 voorzien voor het positioneren van het steunelement 16. Het eerste excenter 31 is binnen het eerste gestel aangebracht. Het eerste gestel drijft het eerste excenter 31 aan om in de klemrichting 14 te bewegen bij verdraaiing van het excenter 31. Om slijtage, ten gevolge van krachten op tegenoverliggende delen, tussen het eerste excenter 31 en het eerste gestel te beperken is in de weergegeven uitvoeringsvorm een slijtage beschermring 34 voorzien aan de omtrek van het excenter 31 tussen het excenter 31 en het eerste gestel.
[0044] De eerste aandrijfinrichting 30 bevat verder een eerste motor 35 met een motoras 36. Het excenter 31 is op de motoras 36 gemonteerd door middel van een monteerelement 37 dat integraal met het excenter 31 is gevormd en een bevestigingselement 38 dat op het monteerelement 37 is geschroefd met behulp van schroeven
39.
[0045] De beweging van het steunelement 16 wordt naar de klemelementen 22, 23, 24, 25 overgedragen en alle klemelementen 22, 23, 24, 25 worden samen met het steunelement 16 verplaatst. In geval het openerelement 40 in zijn ruststand is zoals getoond in figuur 3, behouden de klemelementen 22, 23, 24, 25 tijdens deze beweging, afgezien van verwaarloosbare bewegingen ten gevolge van inertie en andere effecten, hun relatieve positie ten opzichte van de aanslagelementen 26, 27 als gevolg van de kracht van de
BE2016/0121 krachtelementen 28, 29 die op de klemelementen 22, 23, 24, 25 inwerken. Verder veroorzaakt de beweging van het steunelement 16 geen samendrukking of vervorming van de krachtelementen 28, 29. Hierdoor blijft de klemkracht minstens hoofdzakelijk constant onafhankelijk van de positie van het steunelement 16 in de klemrichting 14.
[0046] Het openerelement 40 kan door middel van een tweede aandrijfinrichting 50 worden aangedreven om in de aanvoerrichting 15 te bewegen en tussen de bedieningspinnen 44, 45, 46, 47 van twee klemelementen 22, 23, 24, 25 binnen te dringen.
[0047] In de weergegeven uitvoeringsvorm is de tweede aandrijfinrichting 50 die aangepast is om het openerelement 40 te verplaatsen van een gelijkaardige constructie als de eerste aandrijfinrichting 30. De tweede aandrijfinrichting 50 bevat een tweede excenter 51 aangedreven om omheen een tweede aandrijfas 52 te draaien, welke tweede aandrijfas 52 loodrecht op de aanvoerrichting 15 is. De tweede aandrijfinrichting 50 bevat verder een tweede overdrachtelement 53 in de vorm van een tweede gestel, waarbij het openerelement 40 vast op het tweede gestel gemonteerd is met behulp van schroeven 48 en tappen 68. Het tweede excenter 51 is binnen het tweede gestel aangebracht, waarbij in de weergegeven uitvoeringsvorm een slijtage beschermring 54 is voorzien aan de omtrek van het tweede excenter 51 tussen het tweede excenter 51 en het tweede gestel. Het tweede excenter 51 werkt in op het tweede gestel om het tweede gestel in de aanvoerrichting 15 te bewegen bij verdraaiing van het tweede excenter 51. De tweede aandrijfinrichting 50 bevat verder een tweede motor 55 met een tweede motoras 56. Het tweede excenter 51 is op de tweede motoras 56 gemonteerd door middel van een
BE2016/0121 monteerelement 57 dat integraal met het tweede excenter 51 is gevormd en een bevestigingselement 58 dat op het monteerelement is geschroefd met behulp van schroeven 59.
[0048] Zoals aangeduid in figuren 2, 3 en 10, wordt het eerste overdrachtelement 33 geleid door een geleiding 70 voorzien in het hoofdgestel 69 van de inrichting 1, en wordt het tweede overdrachtelement 53 geleid door een geleiding 71 voorzien in het hoofdgestel 69 van de inrichting 1. In figuur 10 is het getoond dat io het openerelement 40 nabij het uitsteeksel 49 een holte 72 bevat die toelaat dat de bedieningspinnen 44, 45, 46, 47 doorheen de holte 72 kunnen passeren, in het bijzonder wanneer het openerelement 40 zieh in de tweede bedrijfsstand bevindt. De draadgeleidingsinrichting 4 is vast in positie en met schroeven 73 aan het hoofdgestel 69 aangebracht. Het geleidingselement 66 maakt deel uit van een plaat 78 die met schroeven 74 en 75 aan het geleidingselement 64 van de draadgeleidingsinrichting 4 is bevestigd. Om de hoek tussen het geleidingselement 66 en het geleidingselement 64 in te stellen kan de schroef 75 iangsheen minstens één opening 76, 77 in de plaat 78 bewogen worden.
[0049] Het is duidelijk voor de vakman dat ingeval de inrichting 1 slechts één klemeenheid 20, 21 bevat, een verplaatsing van het openerelement 40 in de aanvoerrichting niet noodzakelijk is en het openerelement 40 vast in positie kan worden aangebracht in de bedrijfsstand zoals getoond in figuur 4. Het is eveneens duidelijk dat de aanvoerrichting niet noodzakelijk lineair en loodrecht op de klemrichting hoeft te zijn, maar volgens een alternatief bijvoorbeeld volgens een cirkelboog kan verlopen die zieh hoofdzakelijk loodrecht op de klemrichting uitstrekt.
BE2016/0121 [0050] De inrichting en de werkwijze voor het klemmen van een inslagdraad volgens de uitvinding zijn niet beperkt tot de bij wijze van voorbeeld beschreven en in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvormen, maar kunnen eveneens Varianten en combinaties van deze uitvoeringsvormen bevatten die onder de conclusies vallen.
BE2016/0121

Claims (15)

  1. Conclusies.
    1. Inrichting voor het klemmen van meerdere inslagdraden (7, 8, 9, 10) bevattende minstens één klemeenheid (20, 21), een steunelement (16), en een openerelement (40) met minstens één vinger (41, 42, 43), waarbij de minstens één klemeenheid (20, 21) een aanslagelement (26, 27) bevat dat vast op het steunelement (16) is bevestigd, minstens één klemelement (22, 23, 24, 25) dat beweegbaar op het steunelement (16) is gemonteerd en aan een zijde van het aanslagelement (26, 27) is aangebracht, en minstens één krachtelement (28, 29), waarbij het minstens één klemelement (22, 23, 24, 25) samen met het aanslagelement (26, 27) een klem (60, 61, 62, 63) bepaalt, waarbij het minstens één krachtelement (28, 29) het minstens één klemelement (22, 23, 24, 25) naar het aanslagelement (26, 27) toe dwingt, en waarbij het steunelement (16) en het openerelement (40) verplaatsbaar ten opzichte van elkaar zijn gemonteerd in een klemrichting (14), daardoor gekenmerkt dat elk klemelement (22, 23, 24, 25) draaibaar op het steunelement (16) is gemonteerd omheen een draaias (17, 18) loodrecht op de klemrichting (14), en dat het openerelement (40) is aangepast om in een bedrijfsstand aangebracht te worden, waarbij wanneer het openerelement (40) is aangebracht in de bedrijfsstand, bij een relatieve verplaatsing tussen het steunelement (16) en het openerelement (40) de minstens één vinger (41, 42, 43) met één van de klemelementen (22, 23, 24, 25) samenwerkt om voornoemd klemelement (22, 23, 24, 25) te laten draaien omheen de draaias (17, 18) tegen de kracht van het minstens één krachtelement (28, 29) om de bijhorende klem (60, 61, 62, 63) te openen.
  2. 2. De inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat elk klemelement (22, 23, 24, 25) van een bedieningsstructuur
    BE2016/0121 (44, 45, 46, 47) verplaatst van de draaias (17, 18) is voorzien om met de minstens één vinger (41, 42, 43) van het openerelement (40) samen te werken bij een relatieve verplaatsing tussen het steuneiement (16) en het openerelement (40).
  3. 3. De inrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de bedieningsstructuur (44, 45, 46, 47) een bedieningspin is die uitsteekt uit een zijvlak van het respectievelijk klemelement (22, 23, 24, 25), waarbij in het bijzonder de bedieningspin tussen de draaias (17, 18) van het respectievelijk klemelement (22, 23, 24, 25) en een klempositie voor een inslagdraad (7, 8, 9, 10) is aangebracht.
  4. 4. De inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat twee of meer klemeenheden (20, 21) zijn voorzien, waarbij het openerelement (40) verplaatsbaar gemonteerd is tussen de bedrijfsstand en een ruststand in een aanvoerrichting (15) hoofdzakelijk loodrecht op de klemrichting (14) op een vaste hoogte in de klemrichting (14), en waarbij het steuneiement (16) verplaatsbaar gemonteerd is in de klemrichting (14), zodat wanneer het openerelement in de ruststand is door het verplaatsen van het steuneiement (16) in de klemrichting (14) een gekozen klemeenheid . (20, 21) tegenover de minstens één vinger (41, 42, 43) van het openerelement (40) kan worden geplaatst.
  5. 5. De inrichting volgens één van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat twee klemeenheden (20, 21) zijn voorzien, waarbij het openerelement (40) één centrale vinger (41) en twee buitenste vingers (42, 43) verplaatst van de centrale vinger (41) in de aanvoerrichting (15) bevat, waarbij het openerelement (40) beweegbaar is in de aanvoerrichting (15) tussen een ruststand, een
    BE2016/0121 eerste bedrijfsstand en een tweede bedrijfsstand, waarbij het openerelement (40) wanneer aangebracht in de eerste bedrijfsstand of in de tweede bedrijfsstand samenwerkt met één van de klemelementen (22, 23, 24, 25) bij een relatieve verplaatsing tussen het steunelement (16) en het openerelement (40) in de klemrichting (14), zodat één van de centrale vinger (41) of de twee buitenste vingers (42,43) met één van de klemelementen (22, 23, 24, 25) samenwerkt om voornoemd klemelement (22, 23, 24, 25) te laten draaien omheen de draaias (17, 18) tegen de kracht van het minstens één krachtelement (28, 29) om de bijhorende klem (60, 61, 62, 63) te openen of om een klemkracht op de bijhorende klem (60, 61, 62, 63) te verminderen.
  6. 6. De inrichting volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de buitenste vingers (42, 43) aan weerszijden van de centrale vinger (41) zijn voorzien in de klemrichting (14) en verplaatst van de centrale vinger (41) in de klemrichting (14), waarbij een afstand tussen de centrale vinger (41) en eike buitenste vinger (42, 43) minstens hoofdzakelijk gelijk is aan een afstand tussen de aanslagelementen (26, 27) van de twee klemeenheden (20, 21).
  7. 7. De inrichting volgens conclusie 5 of 6, daardoor gekenmerkt dat de centrale vinger (41) zo gevormd wordt dat de centrale vinger (41) niet interfereert met de klemelementen (22, 23, 24, 25) bij een relatieve verplaatsing tussen het steunelement (16) en het openerelement (40) in de klemrichting (14), wanneer het openerelement (40) in de tweede bedrijfsstand is.
  8. 8. De inrichting volgens één van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat een eerste aandrijfinrichting (30) bevattende een eerste motor (35) is voorzien voor een verplaatsing van het
    BE2016/0121 steunelement (16) in de klemrichting (14), waarbij in het bijzonder de eerste aandrijfinrichting (30) een eerste excenter (31) bevat dat aangedreven is om omheen een eerste aandrijfas (32) te draaien loodrecht op de klemrichting (14).
  9. 9. De inrichting volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de eerste aandrijfinrichting (30) verder een eerste overdrachtelement (33) bevat dat verschuifbaar gemonteerd is, waarbij het eerste excenter (31) het eerste overdrachtelement (33) aandrijft om het io eerste overdrachtelement (33) heen en weer te bewegen in de klemrichting (14) bij verdraaiing van het eerste excenter (31).
  10. 10. De inrichting volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat het eerste overdrachtelement (33) een eerste gestel is, waarbij het is eerste excenter (31) binnenin het eerste gestel is aangebracht, en waarbij in het bijzonder een slijtage beschermring (34) tussen het eerste excenter (31) en het eerste gestel is voorzien.
  11. 11. De inrichting volgens één van de conclusies 1 tot 10, daardoor
    20 gekenmerkt dat een tweede aandrijfinrichting (50) bevattende een tweede motor (55) is voorzien voor een verplaatsing van het openerelement (40) in de aanvoerrichting (15), waarbij in het bijzonder de tweede aandrijfinrichting (50) een tweede excenter (51) aangedreven om omheen een tweede aandrijfas (52) te draaien
    25 hoofdzakelijk loodrecht op de aanvoerrichting (15) bevat.
  12. 12. De inrichting volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de tweede aandrijfinrichting (50) verder een tweede overdrachtelement (53) dat verschuifbaar gemonteerd is bevat,
    30 waarbij het tweede excenter (51) het tweede overdrachtelement (53) aandrijft om het tweede overdrachtelement (53) heen en weer
    BE2016/0121 in de aanvoerrichting (15) te bewegen bij verdraaiing van het tweede excenter (51).
  13. 13. De inrichting volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat het tweede overdrachtelement (53) een tweede gestel is, waarbij het tweede excenter (51) binnenin het tweede gestel is aangebracht, en waarbij in het bijzonder een slijtage beschermring (54) tussen het tweede excenter (51) en het tweede gestel is voorzien.
  14. 14. Weefmachine bevattende een inrichting (1) volgens één van de conclusies 1 tot 13.
  15. 15. Werkwijze voor het klemmen van inslagdraden met een inrichting (1) bevattende minstens één klemeenheid (20, 21), een steunelement (16), en een openerelement (40) met minstens één vinger (41, 42, 43), waarbij de minstens één klemeenheid (20, 21) een aanslagelement (26, 27) bevat dat vast op het steunelement (16) is gemonteerd, minstens één klemelement (22, 23, 24, 25) dat beweegbaar op het steunelement (16) is gemonteerd en aan een zijde van het aanslagelement (26, 27) is aangebracht, en minstens één krachtelement (28, 29), waarbij het minstens één klemelement (22, 23, 24, 25) samen met het aanslagelement (26, 27) een klem (60, 61, 62, 63) bepaalt, waarbij het krachtelement (28, 29) de klemelementen (22, 23, 24, 25) naar het aanslagelement (26, 27) toe dwingt, en waarbij elk klemelement (22, 23, 24, 25) draaibaar op het steunelement (16) is gemonteerd omheen een draaias (17, 18) Ioodrecht op een klemrichting (14), de werkwijze bevattende het verplaatsen van het steunelement (16) ten opzichte van het openerelement (40) in een klemrichting (14) terwijl het openerelement (40) in een bedrijfsstand is aangebracht, waarbij de minstens één vinger (41, 42, 43) met één van de klemelementen
    BE2016/0121 (22, 23, 24, 25) samenwerkt om voornoemd klemelement (22, 23, 24, 25) te laten draaien omheen de draaias (17, 18) tegen de kracht van het minstens één krachtelement (28, 29) om de bijhorende klem (60, 61, 62, 63) te openen.
    BE2016/0121
    BE2016/0121
    BE2016/0121
    BE2016/0121
    BE2016/0121 (ΧΛγΝ
    X?CX?ÿfeÆ... 8 çslW|»è||^ >· k>j —?o s i 1
    ..Q.. i-j jj Wffi ß^V-Λ 'δδ ΪΊ...... —15 WHl34* ——7/43] j μ? χτλ ç-f / 47; 25 /35 46
    3?
    1. 5
    BE2016/0121
    3Ö ’© \ Xzy / / 2î
    X îUÿ-J?K
BE2016/0121A 2016-07-04 2016-07-04 Inrichting voor het klemmen van inslagdraden BE1024401B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/0121A BE1024401B1 (nl) 2016-07-04 2016-07-04 Inrichting voor het klemmen van inslagdraden
CN201780041988.8A CN109415849B (zh) 2016-07-04 2017-06-12 用于夹紧纬线的装置
EP17728879.2A EP3478882B1 (en) 2016-07-04 2017-06-12 Device for clamping weft threads
PCT/EP2017/064277 WO2018007104A1 (en) 2016-07-04 2017-06-12 Device for clamping weft threads

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/0121A BE1024401B1 (nl) 2016-07-04 2016-07-04 Inrichting voor het klemmen van inslagdraden

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1024401A1 BE1024401A1 (nl) 2018-02-07
BE1024401B1 true BE1024401B1 (nl) 2018-02-13

Family

ID=56609598

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2016/0121A BE1024401B1 (nl) 2016-07-04 2016-07-04 Inrichting voor het klemmen van inslagdraden

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP3478882B1 (nl)
CN (1) CN109415849B (nl)
BE (1) BE1024401B1 (nl)
WO (1) WO2018007104A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN112127034B (zh) * 2020-09-15 2021-10-26 嘉兴市恒丰纺织股份有限公司 一种基于智能制造原理的喷气式织机用压力可调夹纱器

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4178971A (en) * 1976-08-24 1979-12-18 Vyzkumny A Vyvojovy Ustav Zavodu Vseobecneho Strojirenstvi Method of and apparatus for inserting weft threads into a jet loom
US5492153A (en) * 1993-09-20 1996-02-20 Sulzer Rueti Ag Clamp type arrangement for presenting weft threads to a gripper
WO2013007551A2 (en) * 2011-07-12 2013-01-17 Picanol Device and method for clamping a weft thread

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
IT1066091B (it) * 1976-12-27 1985-03-04 Somet Soc Mec Tessile Pinza traente per telai di tessitura ad alimentazione continua della trama
JP2762132B2 (ja) 1989-10-04 1998-06-04 津田駒工業株式会社 レピア織機用のよこ入れ装置
BE1006347A3 (nl) 1992-11-16 1994-07-26 Picanol Nv Inrichting voor het presenteren van inslagdraden bij weefmachines.
KR980009576A (ko) * 1995-09-29 1998-04-30 이케우찌 마사토 유체직기에 있어서의 씨실송출장치
CN1625619A (zh) * 2002-10-15 2005-06-08 津田驹工业株式会社 纬纱保持装置

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4178971A (en) * 1976-08-24 1979-12-18 Vyzkumny A Vyvojovy Ustav Zavodu Vseobecneho Strojirenstvi Method of and apparatus for inserting weft threads into a jet loom
US5492153A (en) * 1993-09-20 1996-02-20 Sulzer Rueti Ag Clamp type arrangement for presenting weft threads to a gripper
WO2013007551A2 (en) * 2011-07-12 2013-01-17 Picanol Device and method for clamping a weft thread

Also Published As

Publication number Publication date
EP3478882A1 (en) 2019-05-08
WO2018007104A1 (en) 2018-01-11
CN109415849A (zh) 2019-03-01
CN109415849B (zh) 2021-09-03
EP3478882B1 (en) 2020-11-25
BE1024401A1 (nl) 2018-02-07

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1024401B1 (nl) Inrichting voor het klemmen van inslagdraden
US7111405B2 (en) Hand-operated jig-saw with saw blade guidance system
US4444384A (en) Cloth pickup and folding head
EP0421943B1 (fr) Procédé de rentrage automatique des fils de chaîne et machine pour la mise en oeuvre dudit procédé
JP4245679B2 (ja) バー材送り装置
US5664511A (en) Thread cutter and drive unit for a chain stitch sewing machine
KR940019486A (ko) 프린터
CN107039927A (zh) 用于线缆加工机的分离和绝缘体去除装置
US5855464A (en) Binding apparatus
FR2540146A1 (fr) Mecanisme d'alimentation pour machine a coudre a griffe a double pointe, commandee manuellement
BE1024912B1 (nl) Zelfkantinrichting
BE1014135A3 (nl) Inrichting voor het aanreiken van inslagdraden op een grijperweefmachine.
NO802547L (no) Stiftemaskin med stillbar neieambolt.
JP2553686B2 (ja) X線フィルムカセット中心合せ装置
CZ288553B6 (cs) Uzavírací zařízení
US1198577A (en) Corrugated-fastener-driving machine.
US1546918A (en) Machine for cutting cloth or fabric
BE1012989A3 (nl) Kleminrichting voor een grijperweefmachine.
EA003356B1 (ru) Машина для обработки давлением с устройством для резки на ножницах
RU97107613A (ru) Дверной механизм раздатчика конвертов для банковского автомата
US1253354A (en) Book-stitcher machine.
BE1000297A4 (nl) Inslagvanginrichting voor grijperweefmachines en weefmachines voorzien van een dergelijke inslagvanginrichting.
DE2442993A1 (de) Vorrichtung zum ausgeben einzelner blaetter aus einem stapel
US979714A (en) Holding or clamping chuck for machines for boring and niching thread-holes in button-blanks.
CN109166227B (zh) 卷边机构及采用该机构的硬币清分卷包一体机

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20180213