BE1022164B1

BE1022164B1 - Maismaaier met korrelsensor voor een maaidorser

Info

Publication number: BE1022164B1
Application number: BE2014/0794A
Authority: BE
Inventors: Dré W.J. Jongmans; Bart M.A. Missotten; Frederik Tallir; Karel M.C. Viaene; Willem Vandamme
Original assignee: Cnh Industrial Belgium Nv
Priority date: 2014-10-27
Filing date: 2014-10-27
Publication date: 2016-02-22
Also published as: US20160113199A1; US9867334B2; EP3014973B1; BR102015026404B1; EP3014973A1; BR102015026404A2

Abstract

Er wordt een maaier voor een maaidorser beschreven, waarbij de maïsmaaier meerdere oogsteenheden bevat en de oogsteenheden geconfigureerd zijn om maïsaren van maïsstengels te scheiden. Elk van de oogsteenheden bevat een dekplaatgeheel en een actuatorgeheel dat geconfigureerd is om een breedte W van een stengelontvangend kanaal te verstellen door een positie van ten minste een dekplaat van het dekplaatgeheel te verstellen. De maïsmaaier bevat verder een korrelsensor die geconfigureerd is om een signaal op te wekken dat representatief is voor de aanwezigheid van korrels die losgekomen zijn uit de aren tijdens het scheiden van de maïsaren van de maïsstengels door de oogsteenheden, en een besturingseenheid die geconfigureerd is om het signaal van de korrelsensor te ontvangen en, om op basis van het signaal, een actuatorbedieningssignaal op te wekken om de actuatorgehelen van de meerdere oogsteenheden te bedienen en daarbij de breedte W van het stengelontvangende kanaal van de meerdere oogsteenheden te verstellen.

Description

Maïsmaaier met korrelsensor voor een maaidorser.

TOEPASSINGSGEBIED VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op het domein van maaidorsers voor gebruik in de landbouw, en meer bepaald op het regelen van een oogsteenheid van een maïsmaaier van zo'n oogstmachine.

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

Maïsplanten worden gewoonlijk geplant in rijen op een bepaalde afstand van elkaar. Oogsteenheden van maïsmaaiers bevinden zich op een passende afstand van elkaar om in staat te zijn om de rijen te volgen tijdens het naar binnen dwingen van de maïsplanten. Bij het binnenkomen in en het bewegen door een veld met staande maïs worden de oogstelementen van de oogsteenheden van de maïsmaaier gewoonlijk voorafgegaan door rijverdelers die de naburige rijen planten scheiden om ze met de respectieve oogsteenheden te oogsten. De oogsteenheden zijn geconfigureerd en bruikbaar om de stengels van de maïsplanten van de respectieve rijen na elkaar te ontvangen en om de volledige of intacte maïsaren te verwijderen, om ze d.m.v. andere toestellen uit de maïsmaaier te transporteren naar verwerkingstoestellen binnen de oogstmachine. Gewoonlijk kunnen de oogstelementen allerlei toestellen bevatten die bruikbaar zijn om de maïsaren van de stengels te oogsten, met inbegrip van dekplaten die een stengelontvangend kanaal definiëren, verzamelkettingen met tanden die bruikbaar zijn om maïsaren achterwaarts naar het transporttoestel van de maaier te vervoeren en grijprollen die verbonden zijn met de dekplaten om de maïsstengels naar beneden te bewegen. In een typische configuratie bevinden de verzamelkettingen zich boven de afdekplaten en bevinden de grijprollen zich eronder. De grijprollen zijn draaibaar om de maïsstengels naar beneden te trekken door achterwaarts bewegende vingers van de verzamelkettingen heen, om de aren tegen de bovenranden van de dekplaten te doen drukken zodat ze daardoor van de stengels worden losgemaakt. De losgemaakte aren worden daarna naar de achterkant van de maïsmaaier vervoerd door de verzamelkettingen om ze vervolgens d.m.v. andere toestellen tot in de oogstmachine te transporteren, terwijl de neergeslagen stengels op het veld worden achtergelaten.

In een typische oogsteenheid kunnen de dekplaten op diverse afstanden van elkaar geplaatst zijn. De onderlinge afstand kan bijvoorbeeld zo groot zijn dat er een spleet of ruimte bestaat tussen de naburige rand van de dekplaat en de zijkant van de stengels, aan één of beide kanten van de stengels, ofwel kan de onderlinge afstand kleiner zijn zodat randen van de dekplaten contact maken met de zijden en zelfs de stengels vastgrijpen of platknijpen. In het eerste geval, als de spleet of de ruimte groot is, is het een voordeel dat meer resterende plantenrestanten of afval, bv. bladeren, stengels/halmen, vliezen, door het verbrede kanaal kunnen vallen om zich dus niet op te hopen in de oogsteenheid, en niet getransporteerd te worden in de oogstmachine. Maar een nadeel is dat maïsaren gemakkelijker gekneld kunnen raken tussen de dekplaten. Als gevolg daarvan kunnen deze aren afval of een hindernis vormen voor een volgende stengel die de oogsteenheid binnenkomt. Verder wanneer een dergelijke maïsaar gekneld blijft, zal een aanzienlijk aantal korrels loskomen totdat de aar voldoende kleiner geworden is en door de spleet valt. Als dusdanig kunnen wanneer de spleet te groot is ingesteld, aanzienlijke verliezen voorkomen. In het tweede geval, als de knijpkracht te groot is, kunnen stengels vast komen te zitten tussen de dekplaten en samenpakken in het kanaal en beschadigd of gebroken worden zodat ook nu weer aren verloren gaan en meer afval kan worden tegengehouden en door de opraapkettingen naar de maaier vervoerd worden.

Als voorgestelde oplossingen voor de hierboven uiteengezette problemen is het geweten dat de dekplaten zijdelings beweegbaar zijn, bv. door een actuator zoals een hydraulische cilinder te gebruiken om de breedte van het stengelontvangende kanaal te te kunnen verstellen vanuit de bestuurderscabine op basis van waarnemingen en/of voorkeuren van de operatoren, hoofdzakelijk op basis van schattingen van de stengeldiameter, en/of om een goede stroming van stengels naar de oogsteenheden te verwezenlijken. Als de operator ervaring mist, of onoplettend is, kan de kanaalbreedte toch te groot of te klein zijn, en resulteren in de hierboven opgesomde problemen. Het is ook bekend voor de dekplaten om op veren aangebracht te zijn zodat de randen van de dekplaten drukken tegen de stengels met de grootste diameter die er zich momenteel tussen bevinden en daarbij een knijpkracht uitoefenen. Dit verschaft een zekere mate van automatische instelling en kan spleten of ruimten tussen de randen van de dekplaten en de stengels wegwerken. Deze kracht zal echter in grote mate afhankelijk zijn van de veerconstante en de graad van samendrukking of uitrekking ervan indien de veer goed werkt. Een ander probleem is dat suikers uit de stengels en stof daardoor aan de platen en de omgevende structuur blijft plakken en zodoende de veerkrachten verminderen of zelfs overtreffen en vrije laterale verstelbewegingen van de platen beletten, waardoor ze te sterk open of gesloten kunnen blijven steken zodat ze de knijpkracht ongewenst beïnvloeden, de stroming van de stengels verstoren en het verwijderen van aren en dergelijke onderbreken.

Het is dan ook een voorwerp van deze uitvinding om een verbeterde wijze te verschaffen om de positionering van de dekplaat (of dekplaten) van een maïsmaaier te regelen, en om daarbij ten minste gedeeltelijk één of meer van de hierboven vermelde tekortkomingen en problemen te ondervangen.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Het is een voorwerp van deze uitvinding om ten minste één of meer van de bovengenoemde problemen te matigen.

Dit doel wordt verwezenlijkt door een maïsmaaier voor een maaidorser, die het volgende bevat: meerdere oogsteenheden, die geconfigureerd zijn om maïsaren van maïsstengels te scheiden, en waarbij elke oogsteenheid bestaat uit: - een dekplaatgeheel bestaande uit een paar dekplaten die op een zekere afstand van elkaar gelegen zijn om een stengelontvangend kanaal met breedte W af te bakenen; - een actuatorgeheel dat geconfigureerd is om de breedte W van het stengelontvangende kanaal te verstellen door een positie van minstens één van de dekplaten te verstellen; waarbij de maïsmaaier verder het volgende bevat: - een korrelsensor die geconfigureerd is om een korrelsignaal op te wekken dat representatief is voor de aanwezigheid van korrels die uit de aren loskomen tijdens het scheiden van de maïsaren van de maïsstengels door de oogsteenheden; - een besturingseenheid die geconfigureerd is om het korrelsignaal van de korrelsensor te ontvangen en om, op basis van het korrelsignaal, een actuatorbedieningssignaal op te wekken om de actuatorgehelen van de meerdere oogsteenheden te bedienen en daarbij de breedte W van de stengelontvangende kanalen van de meerdere oogsteenheden te verstellen.

De maïsmaaier volgens deze uitvinding bevat meerdere oogsteenheden. Gewoonlijk zijn zulke eenheden op een rij aangebracht die zich uitstrekt in een richting die in wezen loodrecht staat op de bewegingsrichting van de maaidorser en die op een zekere onderlinge afstand gelegen zijn in overeenstemming met de afstand tussen twee naburige rijen te oogsten maïsstengels.

De oogsteenheden bevatten elk een dekplaatgeheel, bestaande uit een paar dekplaten die op een zekere afstand van elkaar gelegen zijn om een stengelontvangend kanaal af te bakenen met een breedte W. Tijdens het oogsten wordt het stengelontvangende kanaal uitgelijnd met een rij maïsstengels. Wanneer een maïsstengel ontvangen wordt door het stengelontvangende kanaal, kunnen de maïsaren van de maïsstengel gescheiden worden. Dit kan bv. gebeuren door de maïsstengels naar beneden te trekken door het stengelontvangende kanaal, bv. door middel van een paar grijprollen die onder het stengelontvangende kanaal zijn aangebracht. Zoals hierboven beschreven, ingeval de breedte W van het stengelontvangende kanaal te groot of te klein is, kan dit een grote weerslag hebben op de verliezen van de oogstmachine. Meer bepaald hebben de uitvinders bedacht dat, ingeval het stengelontvangende kanaal te breed is, de korrels uit de maïsaren losgemaakt worden en verloren gaan; de losgekomen korrels vliegen in het rond en komen uiteindelijk op de grond terecht. Ingeval de breedte van het stengelontvangende kanaal te klein is, kan dit leiden tot teveel stengels en materiaal dat geen graan is die tegengehouden worden en dus naar de achterkant getransporteerd worden, wat kan leiden tot bijkomende verliezen of een verhoogd energieverbruik van een transportsysteem van de oogstmachine of dat kan leiden tot een reinigingssysteem van de oogstmachine dat gevuld raakt met de stengels en materiaal dat geen graan is.

In overeenstemming met deze uitvinding is de maïsmaaier uitgerust met één of meer korrelsensors die geconfigureerd zijn om een signaal op te wekken dat representatief is voor de aanwezigheid van korrels die losgekomen zijn uit de aren tijdens het scheiden van de maïsaren van de maïsstengels door de oogsteenheden.

Als eerste voorbeeld van zo'n korrelsensor kan een microfoon worden toegepast. Of wanneer, bv. wegens de toepassing van een te breed stengelontvangend kanaal, korrels uit de maïsaren vrijkomen en in het rond vliegen, kunnen ze inslaan op delen van het huis of het frame van de oogsteenheid. Zo'n inslag kan een hoorbaar geluid veroorzaken dat door een microfoon opgevangen kan worden. In zulke uitvoeringsvorm kan het voordelig zijn om het opgevangen signaal te filteren om andere bronnen van geluid te elimineren. Als voorbeeld van zulke filtering kan een doorlaatfilter worden toegepast die afgestemd is om geluid te laten passeren dat kan toegewezen worden aan de inslag van de korrels en om andere bronnen tegen te houden.

Als tweede voorbeeld van zo'n korrelsensor, kan een piëzo-elektrische sensor worden vermeld. Wanneer zo'n sensor geraakt of getroffen wordt door een korrel, wordt een elektrisch spanningssignaal opgewekt.

In overeenstemming met deze uitvinding bevatten de oogsteenheden verder een actuatorgeheel om de breedte W van het stengelontvangende kanaal te verstellen. Gewoonlijk kunnen in zo'n een actuatorgeheel hydraulische of pneumatische actuators toegepast worden, hoewel andere types actuators zoals elektromagnetische actuators ook toegepast kunnen worden.

In overeenstemming met deze uitvinding worden de actuatorgehelen van de oogsteenheden bediend door een besturingseenheid (bv. een besturingseenheid op processorbasis), die een signaal ontvangt van de één of meerdere korrelsensors van de maïsmaaier. Op basis van dit signaal kan de besturingseenheid een actuatorbedieningssignaal opwekken om de actuatorgehelen van de oogsteenheden te bedienen, en zo de breedte W van het stengelontvangende kanaal te kunnen verstellen.

Als dusdanig wordt wanneer de één of meerdere korrelsensors de aanwezigheid detecteren van rondvliegende korrels in de oogsteenheid, een signaal dat de aanwezigheid van de losgekomen korrels weergeeft, aan de besturingseenheid toegevoerd, waarna de besturingseenheid een actuatorbedieningssignaal op kan wekken om de actuators zo te bedienen dat de breedte W van het stengelontvangende kanaal wordt versteld.

In een uitvoeringsvorm van deze uitvinding wordt een maaidorser verschaft met een maïsmaaier volgens de uitvinding.

In een uitvoeringsvorm van zulke maaidorser kan de besturingseenheid van de maïsmaaier geconfigureerd worden om een verder signaal te ontvangen dat representatief is voor een bedrijfstoestand van de maaidorser en om,, op basis van zowel het signaal dat verkregen wordt van de korrelsensor als van het verdere signaal dat representatief is voor de bedrijfstoestand, een actuatorbedieningssignaal op te wekken om de actuatorgehelen van de meerdere oogsteenheden te bedienen, en daarbij de breedte W van het stengelontvangende kanaal van de meerdere oogsteenheden waarop de maïsmaaier is aangebracht te verstellen. Als voorbeeld van zulke bedrijfstoestand kan een energieverbruik van de maaidorser of een transport-/verwerkingstoestel ervan, vermeld worden.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

Uitvoeringsvormen van de uitvinding zullen nu meer in detail beschreven worden, maar alleen bij wijze van voorbeeld, met verwijzing naar de bijbehorende schematische tekeningen waarin in overeenkomstige referentiesymbolen overeenkomstige onderdelen aangeven, en waarin:

Figuur 1 schematisch een bovenaanzicht toont van een oogsteenheid zoals dit kan worden toegepast in een maaidorser volgens deze uitvinding;

Figuur 2 schematisch een vooraanzicht toont van een oogsteenheid zoals die toegepast kan worden in een maïsmaaier volgens deze uitvinding;

Figuur 3 schematisch een korrelsensor toont zoals die kan worden toegepast in een maïsmaaier volgens deze uitvinding;

Figuren 4a en 4b schematisch een verdere uitvoeringsvorm tonen van een oogsteenheid zoals die toegepast kan worden in een maïsmaaier volgens deze uitvinding.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING

Figuur 1 toont schematisch een oogsteenheid 10 zoals die kan worden toegepast in een maaidorser volgens deze uitvinding. De oogsteenheid 10 bevat een dekplaatgeheel, bestaande uit een paar dekplaten 26, 28 die op een zekere afstand van elkaar liggen om een stengelontvangend kanaal af te bakenen dat afgebakend wordt door de randen 44, 46 van de dekplaten 26, 28 en heeft een breedte W. Tijdens de werking wordt een rij stengels ontvangen langs de hartlijn CL via de gebogen randen 40 van de dekplaten 26, 28.

Figuur 1 toont verder een actuatorgeheel bestaande uit een actuator 50, waarbij die actuator geconfigureerd is om een kracht uit te oefenen op de dekplaat 28 (aangegeven door de pijl 52), om een positie van de dekplaat te verstellen, en daarbij de breedte van het stengelontvangende kanaal 30 te verstellen. Als alternatief voor het gebruik van slechts een enkelvoudige actuator 50 om de breedte W van het stengelontvangende kanaal 30 te verstellen, kan ook een geheel van actuators worden toegepast dat inwerkt op één van de dekplaten of op beide. Figuur 1 toont verder gedeeltelijk, aangegeven in stippellijn, een verzamelkettinggeheel 34 dat tijdens het gebruik draait zoals aangegeven door de pijlen 60, waarbij de verwijderde maïsaren naar de achterkant van de maïsmaaier getransporteerd worden. Figuur 1 toont verder schematisch, aangegeven in stippellijn, een korrelsensor 70.

In de getoonde uitvoeringsvorm is de korrelsensor 70 aan de achterkant van het stengelontvangende kanaal 30 aangebracht zoals dit afgebakend wordt door de randen 46, 44, en onder de dekplaten, zie ook Figuur 2. In overeenstemming met deze uitvinding is de korrelsensor 70 geconfigureerd om een signaal op te wekken dat representatief is voor de aanwezigheid van rondvliegende korrels, d.w.z. korrels die losgekomen zijn uit de aren tijdens het scheiden van de maïsaren van de maïsstengels. De korrelsensor 70 is verder geconfigureerd om het signaal toe te voeren aan een besturingseenheid 80 van de maïsmaaier, zoals aangegeven door de pijl 82. Het sensorsignaal 82 kan bv. toegevoerd worden aan een ingangsklem van de besturingseenheid 80. De besturingseenheid 80 kan bv. een besturingseenheid op processorbasis zijn, die geconfigureerd is om, op basis van het sensorsignaal 82, een actuatorbedieningssignaal 84 op te wekken om de actuator 50 van het actuatorgeheel van de oogsteenheid te bedienen.

Gewoonlijk bevat een maïsmaaier meerdere oogsteenheden die in een rij zijn aangebracht, om tijdens het gebruik een respectieve meerderheid van stengels te oogsten. Het aantal oogsteenheden in zo'n rij oogsteenheden kan bv. van 10 tot 30 gaan.

In een uitvoeringsvorm van de maïsmaaier volgens deze uitvinding, is een korrelsensor aangebracht in een oogsteenheid die in of in de buurt van de middelste rij oogsteenheden van de maïsmaaier is aangebracht. Zulke oogsteenheid, ook de centrale oogsteenheid genoemd, kan zich gewoonlijk vlak vóór de cabine van de oogstmachine bevinden waarmee de maïsmaaier verbonden is tijdens het gebruik. In zulke uitvoeringsvorm wordt het sensorsignaal van de korrelsensor (meegeleverd met de centrale oogsteenheid) aangelegd aan de besturingseenheid van de maïsmaaier om actuatorbedieningssignalen op te wekken voor de actuatorgehelen van de meerdere oogsteenheden. In zulke opstelling kan elk actuatorgeheel bv. hetzelfde bedieningssignaal ontvangen, en daarbij de breedte W van de stengelontvangende kanalen van de meerdere oogsteenheden te verstellen om ze in wezen even breed te maken.

Als alternatief kunnen op de maïsmaaier twee of meer korrelsensors aangebracht zijn, waarbij elke sensor een signaal naar de besturingseenheid van de maïsmaaier stuurt, en waarbij de besturingseenheid ofwel een gebruikelijk actuatorbedieningssignaal op kan wekken (d.w.z. om alle actuators van de actuatorgehelen in wezen op dezelfde manier te bedienen), of specifieke regelsignalen voor de actuatorgehelen.

Als voorbeeld van deze laatste opstelling kan elke oogsteenheid uitgerust zijn met een eigen korrelsensor waardoor het mogelijk is om het actuatorgeheel van elke oogsteenheid te besturen op basis van het sensorsignaal van de korrelsensor van die oogsteenheid. Merk op dat in z'n opstelling elke oogsteenheid uitgerust kan worden met haar eigen besturingseenheid om het korrelsensorsignaal te verwerken en om een specifiek actuatorbedieningssignaal op te wekken. In zulke opstelling kan de breedte W van elk van de stengelontvangende kanalen dus individueel ingesteld of geregeld worden.

Als alternatief kunnen alle sensorsignalen verstuurd worden naar een centrale besturingseenheid die geconfigureerd is om de sensorsignalen te verwerken en om, op basis van de signalen, specifieke actuatorbedieningssignalen voor meerdere actuatorgehelen op te wekken, om zodoende een specifieke regeling van de breedte W van elk van de stengelontvangende kanalen mogelijk te maken.

Figuur 2 toont schematisch een vooraanzicht van een oogsteenheid zoals die toegepast kan worden in een maïsmaaier volgens deze uitvinding. De getoonde opstelling bevat een dekplaatgeheel bestaande uit een paar dekplaten 26, 28 die op een zekere afstand van elkaar gelegen zijn om een stengelontvangend kanaal met een breedte W af te bakenen. Een verzamelkettinggeheel 34 is boven de dekplaten aangebracht om de losgekomen maïsaren te verzamelen en deze naar de achterkant van de maïsmaaier te transporteren. Onder de dekplaten 26, 28, is een paar grijprollen 36 voorzien die tijdens het gebruik draaien in de richting die aangegeven is door de pijlen R, en daarbij de maïsstengels naar beneden door het stengelontvangende kanaal heen trekken. Figuur 2 toont verder schematisch een paar actuators 150.1, 150.2 van een actuatorgeheel dat geconfigureerd is om de dekplaten 26, 28 in de richting die aangegeven is door de pijlen 152 te verplaatsen.

In overeenstemming met deze uitvinding worden de actuators 150.1, 150.2 bestuurd door een actuatorbedieningssignaal dat afkomstig is van een besturingseenheid 180, waarbij het actuatorbedieningssignaal gebaseerd is op een sensorsignaal dat ontvangen wordt van een korrelsensor zoals weergegeven in figuur 1.

In overeenstemming met deze uitvinding wordt een korrelsensor toegepast die geconfigureerd is om een signaal op te wekken dat representatief is voor de aanwezigheid van korrels die losgekomen zijn uit de aren tijdens het scheiden van de maïsaren van de maïsstengels door de oogsteenheden.

Zoals hierboven beschreven, kunnen ingeval het stengelontvangende kanaal te breed is, maïsaren gedeeltelijk door het stengelontvangende kanaal worden getrokken, wat ertoe leidt dat de korrels loskomen en rond gaan vliegen. Deze korrels kunnen bv. inslaan op een huis van de oogsteenheid en zullen uiteindelijk op de grond terecht komen, wat leidt tot een verlies van de korrels.

Wanneer zulke korrels in het rond gaan vliegen, kan de inslag op een huis of frame van de maïsmaaier opgemerkt worden. Als dusdanig kan de inslag van de rondvliegende korrels gedetecteerd worden met behulp van een sensor.

Gewoonlijk is de inslag van de korrels hoorbaar, d.w.z. resulteert in een hoorbaar signaal. Zo'n hoorbaar geluid kan bv. opgevangen worden door een microfoon. Als dusdanig kan als eerste voorbeeld van een korrelsensor die toegepast kan worden in deze uitvinding, een microfoon vermeld worden. Aangezien er verschillende andere bronnen van hoorbare geluiden zijn in een maaidorser, kan het voordelig zijn om het signaal dat opgevangen wordt door de microfoon te filteren om deze andere geluidbronnen te elimineren. Als voorbeeld van zulke filtering kan een doorlaatfilter worden toegepast die afgestemd is om geluid te laten passeren dat toegewezen kan worden aan de inslag van de korrels en om andere bronnen tegen te houden.

In een uitvoeringsvorm kan in plaats van te betrouwen op de inslag van korrels op het huis van de oogsteenheden, een specifieke structuur, bv. een plaatvormige structuur, opgehangen zijn in een geschikte positie om de rondvliegende korrels op te vangen. In zulke opstelling kan de microfoon enkel geconfigureerd zijn om het geluid op te vangen dat opgewekt wordt door de opgehangen structuur.

Als tweede voorbeeld van een korrelsensor die toegepast kan worden in een maïsmaaier volgens deze uitvinding, kan een piëzo-elektrische sensor worden vermeld. Zo'n piëzo-elektrische sensor bevat een piëzo-elektrisch element, bv. een piëzo-elektrisch kristal, dat, door te vervormen, een elektrische spanning over het element opwekt. Als dusdanig wordt, wanneer zo'n piëzo-elektrische sensor ertoe gebracht wordt te vervormen, bv. wanneer er een korrel op inslaat of wanneer hij door een korrel wordt getroffen, een elektrisch spanningssignaal opgewekt. In een uitvoeringsvorm bevat de piëzo-elektrische sensor een plaat of een plaatachtige structuur waarop het piëzo-elektrische element is aangebracht. Een voorbeeld van zulke opstelling is schematisch weergegeven in Figuur 3. De getoonde piëzo-elektrische sensor bevat een plaatachtige structuur 300 waarop een piëzo-elektrisch element 310 is aangebracht. De structuur 300 kan bv. gemonteerd worden op een huis of frame 320 van de oogsteenheid waarop de sensor is aangebracht. Wanneer de structuur 300 geraakt wordt door rondvliegende korrels (aangegeven door de pijlen 320), zullen de structuur en het piëzo-elektrische element 310 vervormen, d.w.z. de structuur zal trillen, en zo zal het element een elektrische spanning opwekken. Om de gevoeligheid van de sensor te verhogen, kan het voordelig zijn om ervoor te zorgen dat de structuur bij inslagen met een frequentie gelijk aan of in de buurt van een eigenfrequentie van het piezoelektrische element 310 trilt. In een uitvoeringsvorm kan de piëzo-elektrische sensor ook een dempingsmateriaal bevatten om de optredende trillingen van de sensor te dempen.

Als derde voorbeeld kan een accelerometer worden vermeld. Wanneer op zulke accelerometer (of het huis waarop de accelerometer is aangebracht) een korrel inslaat, resulteert de verplaatsing van de accelerometer in het opwekken van een signaal, waarbij het signaal representatief is voor de aanwezigheid van de losgekomen korrels. Merk op dat de bovengenoemde piëzo-elektrische sensor beschouwd kan worden als een voorbeeld van een accelerometer. Verder kan een filtering zoals hierboven beschreven ook toegepast worden op het signaal van de accelerometer of de piëzo-elektrische sensor om trillingen die veroorzaakt worden door andere bronnen uit te sluiten of te beperken.

In een uitvoeringsvorm van deze uitvinding bevat de maïsmaaier verder meerdere afschermingen (ook bekend als kappen of als onder die benaming ernaar verwezen) die gewoonlijk aangebracht zijn om stengels naar de stengelontvangende kanalen te geleiden en waarbij de kap een deel is van de dekplaten dat het stengelontvangende kanaal niet afbakent. Figuur 4a toont schematisch een bovenaanzicht van een deel van zo'n maïsmaaier, Figuur 4b toont schematisch een vooraanzicht in dwarsdoorsnede van hetzelfde deel. Figuren 4a en 4b geven schematisch een dekplaatgeheel weer, bestaande uit een paar dekplaten 56, 58 die op een zekere afstand van elkaar gelegen zijn om een stengelontvangend kanaal 72 af te bakenen. Boven de dekplaten is een verzamelkettinggeheel 54 aangebracht om losgekomen maïsaren te verzamelen en deze naar de achterkant van de maïsmaaier te transporteren, bv. naar een vijzel 60. Figuren 4a en 4b geven verder een paar schermen of kappen 65 weer die geconfigureerd zijn om een rij stengels 70 naar het stengelontvangende kanaal 72 te geleiden.

In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de kappen 65 dubbelwandige kappen.

In een uitvoeringsvorm van de maïsmaaier volgens deze uitvinding, zijn één of meer korrelsensors op de kappen 65 aangebracht. Figuur 4b toont schematisch de montage van twee microfoons 80 en twee accelerometers 82 op een binnenoppervlak van de dubbelwandige kappen. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de microfoons op een binnenoppervlak van de binnenwand 65.1 van de kappen aangebracht, terwijl de accelerometers op een binnenoppervlak van de buitenwand 65.2 van de kappen 65 zijn aangebracht.

Met betrekking tot de positionering van de korrelsensor of -sensors kan vermeld worden dat er slechts een beperkt aantal doorgangen of spleten zijn waardoor de rondvliegende of losgekomen korrels verloren kunnen gaan. Een geschikte positionering van de één of meerdere korrelsensors kan op een experimentele manier gevonden worden, door het bewaken van het sensorsignaal voor verschillende sensorposities. Als voorbeeld van zulke gunstige positie kan de korrelsensor op een achterste uiteinde of in de buurt van het midden van het stengelontvangende kanaal aangebracht worden, onder de dekplaten.

In een uitvoeringsvorm verschaft deze uitvinding een maaidorser die een maïsmaaier bevat volgens deze uitvinding. Zulke maaidorser kan gewoonlijk verscheidene toestellen bevatten om de geoogste aren te transporteren en te verwerken.

Zulke transporttoestellen kunnen bv. één of meer vijzels, transportbanden enz. omvatten.

Verwerkingstoestellen kunnen bv. dors- of reinigingssystemen bevatten.

In een uitvoeringsvorm van de maaidorser volgens deze uitvinding, is de besturingseenheid van de maïsmaaier verder geconfigureerd om een verder signaal te ontvangen dat representatief is voor een bedrijfstoestand van de maaidorser, bv. een bedrijfstoestand van een van de transport- of verwerkingstoestellen van de maaidorser.

Zoals hierboven beschreven, wanneer het stengelontvangende kanaal op te grote breedte W is ingesteld, kunnen korrels loskomen en gaan rondvliegen. Deze korrels kunnen gedetecteerd woren door een van de korrelsensors zoals hierboven beschreven. Bij ontvangst van een signaal dat de aanwezigheid aangeeft van rondvliegende of losgekomen korrels, zal de besturingseenheid zoals hij toegepast wordt in de maïsmaaier volgens deze uitvinding een actuatorbedieningssignaal opwekken om de breedte W van het stengelontvangende kanaal te verminderen. Wanneer de breedte W van het stengelontvangende kanaal verminderd is, zullen er minder korrels van de maïsaren loskomen. Wanneer de breedte van het stengelontvangende kanaal te smal is, kan het probleem van het loskomen van korrels opgelost of verminderd worden, maar kunnen zich andere nadelige effecten voordoen. Wanneer de breedte van het stengelontvangende kanaal te klein is, kunnen teveel stengels en het materiaal dat geen graan is naar de oogstmachine getransporteerd worden. Als gevolg daarvan kan het energieverbruik van het transport- en/of verwerkingstoestel toenemen. Als dusdanig kan, wanneer een overdreven of abnormaal hoog energieverbruik wordt opgemerkt, dit erop wijzen dat de breedte van het stengelontvangende kanaal te klein is. Gewoonlijk ondergaat het geoogste gewas, d.w.z. de maïsaren en het materiaal dat geen graan is dat verzameld wordt (bv. door middel van vijzel 60 zoals getoond in Figuur 4a), verschillende verwerkingsstappen met inbegrip van een dors- en scheidingsstap om de graangewassen van de aren te scheiden, en ondergaan ze ook een reinigingsstap om de graangewassen te reinigen en deze in een graantank te verzamelen. Door het energieverbruik van het dors-/scheidingstoestelet te observeren, kan men een indicatie verkrijgen van de verliezen die zich tijdens het dorsen/scheiden voordoen. Als dusdanig kan in een uitvoeringsvorm de besturingseenheid van de maïsmaaier volgens de uitvinding geconfigureerd worden om een verder signaal te ontvangen dat representatief is voor een energieverbruik van de maaidorser, bv. van een transport- of verwerkingstoesteßE' van de maaidorser waarop de maïsmaaier aangebracht is of een centrale aandrijving van de oogstmachine.

In zulke uitvoeringsvorm kan de besturingseenheid geconfigureerd zijn om, op basis van zowel het signaal dat ontvangen wordt van de korrelsensor als van het verdere signaal dat het energieverbruik weergeeft, een actuatorbedieningssignaal op te wekken om de actuatorgehelen van de meerdere oogsteenheden te bedienen, en daarbij de breedte W van het stengelontvangende kanaal van de meerdere oogsteenheden te verstellen.

In zulke opstelling kan een optimum verwezenlijkt worden door rekening te houden met zowel de verliezen in de maïsmaaier als met de verliezen in de maaidorser waar de maïsmaaier op is aangebracht.

In een uitvoeringsvorm kan zo'n optimum verwezenlijkt worden door rekening te houden met de verliezen in de maïsmaaier (waargenomen door middel van de hierboven beschreven korrelsensor) en met de verliezen in het dors- en scheidingstoestel van de oogstmachine. In zulke uitvoeringsvorm kan het energieverbruik van het dors- en scheidingstoestel een indicatie van deze verliezen geven.

Merk op dat, als alternatief, andere operationele parameters van de maaidorser eveneens geschikt kunnen zijn als een aanduiding dat de breedte van het stengelontvangende kanaal te klein is. Bijvoorbeeld ingeval de maaidorser uitgerust is met een reinigingssysteem dat een verliessensor bevat, kan zo'n verliessensor (die bv. gebaseerd is op een piëzo-elektrische sensor, vergelijkbaar met de sensor die hierboven is beschreven) gebruikt worden om het vermelde verdere signaal op te wekken dat aangeeft dat de bedrijfstoestanden van de maaidorser suboptimaal zijn.

In een uitvoeringsvorm van de maaidorser volgens deze uitvinding, kan het sensorsignaal (bv. het hoorbare geluidssignaal dat opgevangen wordt door een microfoon) beschikbaar gesteld worden in de cabine van de maaidorser, en zo een voor de operator hoorbaar signaal opwekken dat een indicatie geeft van de verliezen van de maïsmaaier.

Zoals vereist, worden hier gedetailleerde uitvoeringsvormen van deze uitvinding onthuld; het is echter wel te verstaan dat de onthulde uitvoeringsvormen louter voorbeelden zijn van de uitvinding waarvan de uitvoering verschillende vormen kan aannemen. Daarom mogen specifieke structurele en functionele details die hier onthuld worden, niet geïnterpreteerd worden als zijnde beperkend, maar louter als basis voor de conclusies en als een representatieve basis voor het aanleren van iemand die op de hoogte is van de stand van de techniek om op verschillende wijze deze uitvinding op virtueel elke passende detailstructuur te gebruiken. Verder zijn de termen en zinnen die hier gebruikt worden niet bedoeld als zijnde beperkend, maar veeleer om een te begrijpen beschrijving van de uitvinding te verschaffen.

De term "een", zoals hier gebruikt, wordt gedefinieerd als één of meer dan één. De term "meerdere", zoals hier gebruikt, is gedefinieerd als twee of meer dan twee. De term "een ander(e)", zoals hier gebruikt, is gedefinieerd als minstens een tweede of meer. De termen "met inbegrip van en/of met" of bevatten(d)", zoals hier gebruikt, zijn gedefinieerd als bevattende of bestaande uit (d.w.z., open taal, niet met uitzondering van andere elementen of stappen). De verwijzingstekens in de conclusies mogen niet geïnterpreteerd worden als beperkend voor de reikwijdte van de conclusies of de uitvinding.

Claims

CONCLUSIES:

1. Maïsmaaier voor een maaidorser, waarbij de maïsmaaier meerdere oogsteenheden bevat, die geconfigureerd zijn om maïsaren van maïsstengels te scheiden, en waarbij elke oogsteenheid bestaat uit: een dekplaatgeheel, bestaande uit een paar dekplaten (26, 28) die op een zekere afstand van elkaar gelegen zijn om een stengelontvangend kanaal met een breedte W af te bakenen; een actuatorgeheel (50) dat geconfigureerd is om de breedte W van het stengelontvangende kanaal te verstellen door een positie van minstens één van de dekplaten te verstellen; waarbij de maïsmaaier verder het volgende bevat: een korrelsensor (70) die geconfigureerd is om een korrelsignaal (82) op te wekken dat representatief is voor de aanwezigheid van korrels die uit de aren loskomen tijdens het scheiden van de maïsaren van de maïsstengels door de oogsteenheden; een besturingseenheid (80) die geconfigureerd is om het korrelsignaal (70) van de korrelsensor te ontvangen en om, op basis van het korrelsignaal, een actuatorbedieningssignaal (84) op te wekken om de actuatorgehelen (50) van de meerdere oogsteenheden te bedienen, en daarbij de breedte W van het stengelontvangende kanaal van de meerdere oogsteenheden te verstellen.
2. De maïsmaaier volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de korrelsensor (70) een microfoon bevat.
3. De maïsmaaier volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de korrelsensor (70) een piëzo-elektrische sensor (310) bevat.
4. Werkwijze volgens een of meerdere van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat de korrelsensor aangebracht is in een centrale oogsteenheid van de maïsmaaier.
5. De maïsmaaier volgens een of meerdere van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat de korrelsensor een sensormatrix bevat, bestaande uit meerdere sensors die in respectieve oogsteenheden zijn aangebracht.
6. De maïsmaaier volgens een of meerdere van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat de oogsteenheden het volgende bevatten: grijprollen die geconfigureerd zijn om de maïsstengels die ontvangen worden in het BE2014/0794 stengelontvangende kanaal naar beneden te trekken; en verzamelkettingen die geconfigureerd zijn om de maïsaren die van de maïsstengel gescheiden zijn naar het achterste uiteinde van de maïsmaaier te transporteren.
7. De maïsmaaier volgens een of meerdere van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat de actuatorgehelen één of meerdere hydraulische, pneumatische of elektromagnetische actuators bevatten.
8. De controller volgens een of meerdere van de vorige conclusies, waarbij de korrelsensor op een achterste uiteinde van het stengelontvangende kanaal is aangebracht, onder de dekplaten.
9. Maaidorser die een maïsmaaier bevat volgens een of meerdere van de vorige conclusies.
10. Maaidorser volgens conclusie 9, gekenmerkt doordat de besturingseenheid van de maïsmaaier verder geconfigureerd om een verder signaal te ontvangen dat representatief is voor een bedrijfstoestand van de maaidorser, en doordat de besturingseenheid geconfigureerd kan zijn om, op basis van zowel het signaal dat verkregen wordt van de korrelsensor als van het verdere signaal dat representatief is voor de bedrijfstoestand, een actuatorbedieningssignaal op te wekken om de actuatorgehelen van de meerdere oogsteenheden te bedienen en daarbij de breedte W van het stengelontvangende kanaal van de meerdere oogsteenheden waarop de maïsmaaier is aangebracht te verstellen.
11. Maaidorser volgens conclusie 10, gekenmerkt doordat de bedrijfsvoorwaarde een energieverbruik is.
12. Maaidorser volgens conclusie 11, gekenmerkt doordat het energieverbruik een energieverbruik is van een dors-/scheidingstoestel van de maaidorser.
13. Maaidorser volgens conclusie 10, gekenmerkt doordat de maaidorser verder een reinigingssysteem bevat dat een verliessensor bevat, en doordat in de bedrijfstoestand de verliezen van het reinigingssysteem zijn opgenomen, en de verliessensor geconfigureerd is om het verdere signaal dat representatief is voor de verliezen van het reinigingssysteem op te wekken.