BE1022107B1 - Afrastering en werkwijze om een dergelijke afrastering te installeren - Google Patents

Afrastering en werkwijze om een dergelijke afrastering te installeren Download PDF

Info

Publication number
BE1022107B1
BE1022107B1 BE2013/0075A BE201300075A BE1022107B1 BE 1022107 B1 BE1022107 B1 BE 1022107B1 BE 2013/0075 A BE2013/0075 A BE 2013/0075A BE 201300075 A BE201300075 A BE 201300075A BE 1022107 B1 BE1022107 B1 BE 1022107B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
fence
panels
panel
configuration
installed state
Prior art date
Application number
BE2013/0075A
Other languages
English (en)
Inventor
Michael Rodenburg
Original Assignee
Betafence Holding Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Betafence Holding Nv filed Critical Betafence Holding Nv
Priority to BE2013/0075A priority Critical patent/BE1022107B1/nl
Priority to EP14701235.5A priority patent/EP2954136B1/en
Priority to PCT/IB2014/058262 priority patent/WO2014122540A1/en
Priority to US14/765,718 priority patent/US10030409B2/en
Priority to PL14701235T priority patent/PL2954136T3/pl
Priority to ZA2015/04759A priority patent/ZA201504759B/en
Priority to SA515360770A priority patent/SA515360770B1/ar
Application granted granted Critical
Publication of BE1022107B1 publication Critical patent/BE1022107B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04HBUILDINGS OR LIKE STRUCTURES FOR PARTICULAR PURPOSES; SWIMMING OR SPLASH BATHS OR POOLS; MASTS; FENCING; TENTS OR CANOPIES, IN GENERAL
    • E04H17/00Fencing, e.g. fences, enclosures, corrals
    • E04H17/14Fences constructed of rigid elements, e.g. with additional wire fillings or with posts
    • E04H17/16Fences constructed of rigid elements, e.g. with additional wire fillings or with posts using prefabricated panel-like elements, e.g. wired frames
    • E04H17/161Fences constructed of rigid elements, e.g. with additional wire fillings or with posts using prefabricated panel-like elements, e.g. wired frames using wire panels
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D29/00Independent underground or underwater structures; Retaining walls
    • E02D29/02Retaining or protecting walls
    • E02D29/0208Gabions
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D29/00Independent underground or underwater structures; Retaining walls
    • E02D29/02Retaining or protecting walls
    • E02D29/0216Cribbing walls
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D29/00Independent underground or underwater structures; Retaining walls
    • E02D29/02Retaining or protecting walls
    • E02D29/0225Retaining or protecting walls comprising retention means in the backfill
    • E02D29/0241Retaining or protecting walls comprising retention means in the backfill the retention means being reinforced earth elements

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Paleontology (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Fencing (AREA)

Abstract

Deze uitvinding betreft een afrastering (1) omvattende een voorpaneel (2), een bodempaneel (3) en minstens één zijpaneel (4) waarbij deze panelen (2, 3, 4) draadpanelen (2, 3, 4) zijn en waarbij het bodempaneel (3) zich minstens gedeeltelijk ondergronds bevindt en een gedeelte van het voorpaneel (2) zich ondergronds bevindt en de rest van het voorpaneel (2) bovengronds is opgericht. Deze afrastering (1) omvat geen palen waardoor ze zeer eenvoudig te installeren is.

Description

AFRASTERING EN WERKWIJZE OM EEN DERGELIJKE AFRASTERING
TE INSTALLEREN
Deze uitvinding betreft enerzijds een afrastering omvattende een voorpaneel en een bodempaneel, waarbij het voorpaneel en het bodempaneel draadpanelen zijn en waarbij, in geïnstalleerde toestand van de afrastering, • het bodempaneel onder een hoek met het voorpaneel verbonden is; • het bodempaneel zich minstens gedeeltelijk ondergronds bevindt; • een gedeelte van het voorpaneel zich ondergronds bevindt en de rest van het voorpaneel bovengronds is opgericht;
Deze uitvinding betreft anderzijds een werkwijze om een dergelijke afrastering te installeren.
Afrasteringen worden gebruikt om mensen, dieren enz. te verhinderen een bepaald gebied te betreden. Vele landen gaan voor de bescherming van hun landgrenzen gebruik maken van één of meerdere afrasteringen om te voorkomen dat mensen uit aanpalende landen illegaal migreren naar hun land. Bedrijventerreinen, natuurgebieden of andere terreinen/gebieden, worden afgeschermd om indringers op het terrein/het gebied te voorkomen.
Deze afrasteringen dienen stevig te zijn, moeten sterk verankerd zijn in de grond en mogen ook niet eenvoudig te beklimmen of te ondergraven zijn, zodanig dat potentiële indringers effectief door de afrastering worden tegengehouden.
De meeste draadpanelen die in dergelijke afrasteringen worden gebruikt, omvatten een eerste set zich hoofdzakelijk evenwijdig aan elkaar uitstrekkende draden en een tweede set zich hoofdzakelijk evenwijdig aan elkaar uitstrekkende draden, waarbij de draden uit de eerste set en de tweede set elkaar kruisen en waar deze elkaar kruisen onderling verbonden zijn.
Met de term ‘draden’ worden langwerpige elementen of staafvormig elementen aangeduid. Deze draden kunnen bijvoorbeeld via trekken of via extrusie vervaardigd worden en kunnen bijvoorbeeld uit metaal of kunststof vervaardigd zijn.
Deze draden kunnen onderling verbonden zijn, doordat ze aan elkaar gelast zijn. Onder de term ‘lassen’ wordt elke bewerking of behandeling begrepen, al dan niet met toevoeging van lasmaterialen of lijmmaterialen of producten, en al dan niet gepaard gaand met een (plaatselijke) verwarming van de te verbinden onderdelen, die een duurzame verbinding tot stand brengt zonder externe koppelmiddelen met een hoofdzakelijk mechanische verbindingsfunctie.
De draadpanelen die gebruikt worden voor deze afrasteringen kunnen bijvoorbeeld ook geproduceerd zijn door openingen te maken in volle panelen en deze panelen uit te rekken, waardoor een draadvormig patroon ontstaat.
Draadpanelen die via andere productiemethoden gemaakt worden, kunnen ook worden gebruikt voor deze afrasteringen.
Om het ondergraven van afrasteringen te voorkomen wordt er al gebruik gemaakt van afrasteringen die naast voorpanelen ook bodempanelen omvatten. In JP 2001245546 wordt een afrastering omschreven omvattende palen, om de afrastering stevig in de grond te verankeren, voorpanelen en bodempanelen. Bovenaan de voorpanelen is schrikdraad aangebracht zodanig dat het moeilijk is om de afrastering te beklimmen. Onderaan zorgen de bodempanelen ervoor dat het niet eenvoudig is de afrastering te ondergraven.
Het nadeel bij deze bestaande afrasteringen is dat er steeds gebruik moet worden gemaakt van palen om de afrastering voldoende stevig te maken en voldoende stevig te verankeren in de grond. Voor iedere paal dient er apart een put geboord te worden en vaak moet elke paal nog eens verankerd worden in beton. Het plaatsen van deze palen in de grond is dus arbeidsintensief. Bovendien is er naast de afrastering nog een extra substantie nodig, namelijk beton. Dit vormt vooral een probleem bij zeer lange afrasteringen en/of in moeilijk toegankelijke gebieden.
Afrasteringen die gebruikt worden om landsgrenzen, natuurgebieden, bedrijfsterreinen af te schermen zijn vaak kilometers lang. Bovendien bevinden deze afrasteringen zich vaak in moeilijk bereikbaar gebied en/of in gebied dat zich op een zekere afstand bevindt van de bewoonde wereld. Het is dus vaak niet eenvoudig om al de nodige materialen ter plaatse te krijgen. Indien men dan nog een materiaal nodig heeft zoals beton, dat aangemaakt dient te worden en een beperkte droogtijd heeft, brengt dit dus een bijkomende moeilijkheid met zich mee. Vaak zijn de nodige faciliteiten, zoals water, elektriciteit, enz. niet aanwezig. Beton kan hierdoor niet ter plaatse worden aangemaakt. Zeker in droge en/of hete gebieden zoals woestijngebieden is de aanlevering van beton echter een probleem. Bij lange afstanden en/of hoge temperaturen levert het gebruik van beton problemen op omdat het beton te snel uitdroogt.
Een bijkomend probleem bij het gebruik van palen doet zich voor in zanderige gebieden. Bij het graven van putten voor de palen, kalven deze putten snel in. Hierdoor dient het weg te graven materiaal vaak meerdere malen weg gegraven te worden om een geschikte put te graven en dient een geschikte put groter uitgevoerd te worden dan bij andere gronden. Dit neemt uiteraard veel tijd en arbeid in beslag.
Het doel van deze uitvinding is dan ook te voorzien in een afrastering die geen palen omvat, zodanig dat bovengenoemde problemen zich niet voordoen, maar die wel voldoende stevig is en stevig verankerd is in de grond zodanig dat indringers, dieren enz. kunnen tegengehouden worden met de afrastering en waarbij de installatie van de afrastering weinig arbeidsintensief is en weinig tijd in beslag neemt.
Het doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een afrastering omvattende een voorpaneel en een bodempaneel, waarbij het voorpaneel en het bodempaneel draadpanelen zijn, waarbij, in geïnstalleerde toestand van de afrastering, • het bodempaneel onder een hoek met het voorpaneel verbonden is; • het bodempaneel zich minstens gedeeltelijk ondergronds bevindt; • een gedeelte van het voorpaneel zich ondergronds bevindt en de rest van het voorpaneel bovengronds is opgericht; waarbij de afrastering minstens één zijpaneel omvat, waarbij het zijpaneel een draadpaneel is en waarbij, in geïnstalleerde toestand van de afrastering, • het zijpaneel onder een hoek verbonden is met het voorpaneel en; • het zijpaneel onder een hoek verbonden is met het bodempaneel.
Met ‘onder een hoek verbonden zijn van panelen’ wordt hier aangegeven dat de panelen zich niet in eikaars verlengde bevinden (hoek van 180°).
De afrastering volgens de uitvinding omvat bovendien geen palen. De ruimte die door het voorpaneel, het bodempaneel en het zijpaneel is afgebakend, grenzend aan het bodempaneel, is in geïnstalleerde toestand van de afrastering vrij toegankelijk zodanig dat het bodempaneel en een deel van het voorpaneel vlot ingegraven kunnen worden.
Bij bestaande afrasteringen zorgen palen voor de stevigheid van de afrastering en voor een stevige verankering van de afrastering in de grond. Bij de afrastering volgens de uitvinding worden door de stevige ondergrondse verankering van het bodempaneel en een gedeelte van het voorpaneel, en de aanwezigheid van het zijpaneel als windverband, de krachten die inwerken op de afrastering opgevangen zonder dat het nog nodig is om te werken met palen en beton om een goede verankering en stevigheid van de afrastering te krijgen. Zeker in warme gebieden en/of gebieden met zandgrond is het niet meer nodig hebben van beton en/of het niet meer gebruiken van palen een zeer groot voordeel naar plaatsing toe.
Het gedeelte van het voorpaneel/de voorpanelen dat/die bovengronds is/zijn opgericht, is het gedeelte dat zichtbaar is. Normaalgezien wordt de afrastering volgens de uitvinding zo geplaatst dat de voorzijde van de afrastering, zijnde het voorpaneel/de voorpanelen waarachter het zijpaneel/de zijpanelen en het bodempaneel/de bodempanelen zich bevinden in geïnstalleerde toestand, aan de kant is opgesteld waar men de eventuele indringers wil tegenhouden. Het zijpaneel/de zijpanelen zijn dan niet bereikbaar om de afrastering te beklimmen. Potentiële indringers die zich een weg onder de afrastering willen graven, moeten onder het bodempaneel doorgraven en moeten dus verder graven dan op wat het eerste zicht zichtbaar is.
Bij voorkeur bevindt elk bodempaneel zich, in de geïnstalleerde toestand van de afrastering, volledig ondergronds, bevindt elk voorpaneel zich gedeeltelijk ondergronds en is de rest van het voorpaneel gedeeltelijk opgericht, daar dit de stevigheid van de afrastering en een goede verankering in de grond ten goede komt. Als een zijpaneel verbonden is met een bodempaneel dat zich ondergronds bevindt of verbonden is met een gedeelte van een bodempaneel dat zich ondergronds bevindt, bevindt een gedeelte van het zijpaneel zich ook ondergronds.
In een voorkeursdragende uitvoeringsvorm zijn, in geïnstalleerde toestand van de afrastering, de genoemde hoeken (hoek tussen voorpaneel en bodempaneel, hoek tussen bodempaneel en zijpaneel, hoek tussen voorpaneel en zijpaneel) nagenoeg loodrecht. Met (nagenoeg) loodrechte hoeken tussen de verschillende panelen wordt op een zeer eenvoudige manier een zeer stevige afrastering verkregen.
In een alternatieve uitvoeringsvorm is de genoemde hoek tussen het voorpaneel en het bodempaneel nagenoeg loodrecht, is de genoemde hoek tussen het bodempaneel en het zijpaneel nagenoeg loodrecht en is de genoemde hoek tussen het zijpaneel en het bodempaneel niet loodrecht. Deze uitvoeringsvorm zal echter meer materiaal vergen en/of het installeren van de afrastering bemoeilijken.
De afrastering omvat bij voorkeur meerdere voorpanelen, meerdere bodempanelen en meerdere zijpanelen, waarbij de voorpanelen opeenvolgend onderling scharnierend zijn verbonden en de bodempanelen en de zijpanelen scharnierend zijn verbonden met de voorpanelen, zodanig dat de afrastering minstens twee configuraties kan aannemen, een eerste configuratie zijnde de configuratie van de afrastering in geïnstalleerde toestand en een tweede configuratie zijnde een compactere toestand die geschikt is voor opslag en/of transport.
Op deze manier wordt transport en opslag eenvoudiger omdat de afrastering ook in een compactere toestand kan worden gebracht. De scharnierende verbindingen zorgen ervoor dat panelen kunnen inklappen en uitklappen (vouwen en ontvouwen) ten opzichte van elkaar. De meest logische scharnierende verbindingen zijn deze van de opeenvolgende voorpanelen, voorpaneel met bodempaneel en voorpaneel met zijpaneel daar men dan bij het installeren van de afrastering de afrastering in zijn tweede configuratie eenvoudig op de grond kan plaatsen met de verbindingen tussen de voorpanelen en de bodempanelen op de grond en dan ontvouwen naar zijn eerste configuratie. Op deze manier zal de zwaartekracht ook meewerken om de bodempanelen en de zijpanelen eenvoudig open te klappen/te ontvouwen naar hun positie in de eerste configuratie van de afrastering, waardoor de plaatsing van de afrastering eenvoudig is.
De scharnierende verbindingen kunnen spiraalverbindingen zijn. Uiteraard zijn andere soorten scharnierende verbindingen, zoals clips, klemmen, enz. ook mogelijk.
Als de scharnierende verbindingen anders zijn, bijvoorbeeld bodempaneel aan zijpaneel i.p.v. aan het voorpaneel of zijpaneel aan bodempaneel i.p.v. aan het voorpaneel, is het ontvouwen bij de installatie van de afrastering niet meer zo eenvoudig, daar de zwaartekracht dan tegenwerkt. Bijvoorbeeld indien het zijpaneel scharnierend verbonden is met het bodempaneel, dan moet het zijpaneel nog worden opgericht tijdens de installatie van de afrastering.
Verder bij voorkeur zijn de panelen aan hun randen onderling scharnierend verbonden. De tweede configuratie van de afrastering kan zo zeer compact worden uitgevoerd. Bovendien zijn dit de eenvoudigste scharnierende verbindingen.
Nog meer voorkeursdragend zijn • de afmeting van de zijpanelen in de richting van hun onderlinge verbinding met de voorpanelen, kleiner of nagenoeg gelijk aan de afmeting van de voorpanelen in de genoemde richting; • de afmeting van de bodempanelen in de richting van hun onderlinge verbinding met de voorpanelen, kleiner of nagenoeg gelijk aan de afmeting van de voorpanelen in de genoemde richting en; • de dimensies van de zijpanelen en de bodempanelen kleiner of nagenoeg gelijk aan de dimensies van de voorpanelen. zodanig dat in de tweede configuratie van de afrastering de bodempanelen en de zijpanelen zich uitstrekken binnen de dimensies van de voorpanelen.
Daar de dimensies van de bodempanelen en de zijpanelen zich bij deze uitvoeringsvorm uitstrekken binnen de dimensies van de voorpanelen in de tweede configuratie van de afrastering, kan de afrastering in zijn tweede configuratie zeer compact worden uitgevoerd.
Om een zo stevig mogelijke afrastering te bekomen zijn de genoemde afmetingen van de zijpanelen en bodempanelen bij voorkeur steeds nagenoeg gelijk aan de genoemde afmetingen van de voorpanelen. Hierbij is het voorpaneel, in de geïnstalleerde toestand van de afrastering, over zijn volledige hoogte verbonden met het zijpaneel, waardoor de krachten die inwerken op de afrastering zeer goed kunnen worden opgevangen.
Verder bij voorkeur zijn, in de tweede configuratie van de afrastering, de verschillende panelen op elkaar gestapeld, waarbij • de vlakken waarin de verschillende panelen zich uitstrekken nagenoeg evenwijdig zijn; • tussen opeenvolgende voorpanelen zich een bodempaneel en een zijpaneel bevindt en; • elk bodempaneel zich bevindt tussen het voorpaneel waarmee het verbonden is en tussen een zijpaneel dat verbonden is met het genoemde voorpaneel. Hierdoor neemt de tweede configuratie slechts een minimaal volume in waarbij het volume een grondvlak en een bovenvlak heeft, die bepaald worden door de dimensies van het voorpaneel en waarbij de hoogte van het volume bepaald wordt door het aantal panelen dat evenwijdig op elkaar is gestapeld. Men kan dan de hoogte en de dimensies van de voorpanelen zo uitvoeren dat de afrastering in zijn tweede configuratie eenvoudig transporteerbaar is met bijvoorbeeld containers, enz.
In een voorkeursdragende uitvoeringsvorm is elk voorpaneel verbonden met één bodempaneel en twee zijpanelen, in de geïnstalleerde toestand van de afrastering.
In een zeer voorkeursdragende uitvoeringsvorm is aan minstens één bodempaneel en aan een gedeelte van minstens één voorpaneel een materiaal bevestigd, zodanig dat het genoemde bodempaneel en het genoemde gedeelte van het voorpaneel waterdoorlatend is en ondoorlatend of bijna ondoorlatend is voor de grond waarin de afrastering zich gedeeltelijk bevindt in geïnstalleerde toestand van de afrastering.
Dit is vooral belangrijk voor de geïnstalleerde toestand van de afrastering in bijvoorbeeld zanderige (woestijn)gebieden. Zand is een materie die eenvoudig door wind getransporteerd kan worden, waardoor een afrastering omvattende draadpaneel die zich gedeeltelijk ondergronds bevindt, na een bepaalde periode bijna volledig bovengronds kan komen te liggen, doordat het zand door de wind doorheen de draadpanelen weg van de afrastering wordt gevoerd. Uiteraard is het de bedoeling dat de afrastering gedurende een zekere tijd gedeeltelijk ondergronds blijft. Door één of meerdere bodempanelen volledig of gedeeltelijk te bekleden met het genoemde materiaal en/of het materiaal eraan te bevestigen en door een gedeelte van minstens een of meerdere voorpanelen (vooral het gedeelte dat zich ondergronds bevindt in geïnstalleerde toestand) te bekleden met het genoemde materiaal en/of het materiaal eraan te bevestigen wordt ervoor gezorgd dat het zand niet meer door de draadpanelen kan, waardoor verhinderd wordt dat de afrastering na een bepaalde tijd bovengronds komt te liggen. Uiteraard zijn bij voorkeur alle bodempanelen en de gedeeltes van de voorpanelen die zich ondergronds bevinden in geïnstalleerde toestand van de afrastering volledig bekleed/bedekt met het genoemde materiaal, zodat het gedeelte van de afrastering dat zich na de installatie van de afrastering ondergronds bevindt, ook ondergronds blijft. Om een nog beter effect te bekomen, is een klein gedeelte van de voorpanelen dat zich net niet ondergronds bevindt in geïnstalleerde toestand van de afrastering ook bekleed/bedekt met dit genoemde materiaal. Niet enkel in zanderige gebieden, maar ook in andere gebieden met erosie is deze uitvoeringsvorm zeer handig.
Doordat het genoemde materiaal waterdoorlatend is, wordt het ontstaan van vochtproblemen/wateroverlast ter hoogte van de afrastering vermeden en wordt de belasting van het water op de afrastering tot een minimum beperkt.
Deze uitvoeringsvorm zorgt er bovendien ook voor dat de installatie van de afrastering, namelijk het deels begraven ervan, zeer eenvoudig en snel kan verlopen daar de grond die op de afrastering wordt aangebracht, ter plaatste wordt gehouden door het genoemde materiaal.
Het genoemde materiaal omvat verder bij voorkeur geotextiel, kokosmat, plastiek of metaal. Geotextiel geniet de voorkeur omdat dit waterdoorlatend is en de grond zeer goed tegenhoudt, waardoor er geen verdere manipulaties met het geotextiel moeten gebeuren om de panelen waarop het wordt aangebracht waterdoorlatend te maken. De kant van het paneel waarop het geotextiel is aangebracht heeft geen invloed op de werking van de afrastering in geïnstalleerde toestand. Er kan echter ook gebruik worden gemaakt van bijvoorbeeld geperforeerde plastiek, een metalen gaas of kokosmat.
Bij voorkeur is de vorm van het zijpaneel nagenoeg een rechthoekige driehoek. Waar het zijpaneel verbonden is met het bodempaneel, in geïnstalleerde toestand van de afrastering, is de afmeting van de driehoek, in de richting van die verbinding tussen het bodempaneel en het zijpaneel, bij voorkeur nagenoeg gelijk aan de afmeting van het bodempaneel in die richting. Echter de afmeting van het zijpaneel in die genoemde richting die zich bovengronds bevindt in geïnstalleerde toestand van de afrastering, moet niet nagenoeg gelijk zijn aan de afmeting van het bodempaneel in die richting, maar mag ook kleiner zijn om een goede opvanging van de krachten die inwerken op de afrastering te verkrijgen. Met andere woorden indien het zijpaneel rechthoekig van vorm is, wordt een deel van het paneel niet gebruikt voor het overbrengen van belastingen op het paneel. Met een rechthoekig driehoek krijg je een zijpaneel met een minimum oppervlak, dat toch voldoende de krachten kan opvangen. Bovendien kunnen draadpanelen zeer eenvoudig in de vorm van een rechthoekige driehoek geproduceerd worden door bijvoorbeeld een rechthoekig draadpaneel op zijn diagonaal in twee te snijden. Andere vormen met een nog kleiner oppervlak die ook voldoende krachten opvangen zijn uiteraard ook mogelijk, maar deze vormen zijn vaak moeilijker te produceren.
Verder bij voorkeur is het zijpaneel verzwaard ter hoogte van de scherpe hoek van het zijpaneel, die in geïnstalleerde toestand van de afrastering het verst verwijderd is van het voorpaneel. Dit biedt vooral bij de installatie voordelen indien de afrastering een opvouwbare afrastering is waarbij de voorpanelen opeenvolgend onderling scharnierend zijn verbonden en de bodempanelen en de zijpanelen scharnierend zijn verbonden met de voorpanelen. Opvouwbare afrasteringen kunnen in hun opgevouwen toestand geplaatst worden op de grond met de verbinding tussen de voorpanelen en de bodempanelen onderaan. Bij het ontvouwen in die positie zullen de zijpanelen ontvouwen naar hun eerste configuratie met behulp van de zwaartekracht. Door de genoemde verzwaring kan de zwaartekracht beter inwerken op het zijpaneel waardoor het zijpaneel beter ontvouwt.
Het bovengenoemde doel van de uitvinding wordt ook bereikt door te voorzien in een werkwijze om een afrastering zoals hierboven beschreven te installeren, waarbij deze werkwijze volgende stappen omvat: • het plaatsen van de afrastering op de grond, zodanig dat het bodempaneel zich onderaan bevindt; • het begraven van een gedeelte van de afrastering, zodanig dat minstens één bodempaneel zich minstens gedeeltelijk ondergronds bevindt en een gedeelte van minstens één voorpaneel zich ondergronds bevindt.
Het begraven van de afrastering verloopt hier zeer eenvoudig daar de ruimte boven het bovenpaneel na het plaatsen van de afrastering op de grond vrij toegankelijk is via de achterzijde van de afrastering, waardoor de grond eenvoudig geschoven kan worden op de bodempanelen. Het verschuiven van de grond kan bijvoorbeeld gebeuren met behulp van een tractor, bulldozer, enz. waardoor de afrastering zeer snel kan worden begraven. Bij voorkeur wordt er zowel grond aangevoerd aan de achterzijde van de afrastering, dus naar de bodempanelen toe, als aan de voorzijde van de afrastering.
Het begraven gaat nog eenvoudiger indien aan minstens één bodempaneel en aan een gedeelte van minstens één voorpaneel een materiaal is bevestigd, zodanig dat het genoemde bodempaneel en het genoemde gedeelte van het voorpaneel waterdoorlatend is en ondoorlatend of bijna ondoorlatend is voor de grond waarin de afrastering zich gedeeltelijk bevindt in geïnstalleerde toestand van de afrastering. De grond die wordt geschoven op de bodempanelen en/of tegen de voorpanelen kan hierdoor het voorpaneel niet passeren waardoor het opvullen zeer eenvoudig en snel gebeurt indien men zowel grond aan de voorzijde als aan de achterzijde van de afrastering aanvoert. Indien het genoemde materiaal geotextiel is, is dit bij voorkeur aangebracht aan de achterzijde van de afrastering.
Een voorkeursdragend werkwijze, voor het plaatsen van een afrastering met volgende kenmerken • de afrastering omvat meerdere voorpanelen, meerdere bodempanelen en meerdere zijpanelen, waarbij de voorpanelen opeenvolgend aan hun randen onderling scharnierend zijn verbonden en de bodempanelen en de zijpanelen aan hun randen scharnierend verbonden zijn met de voorpanelen, zodanig dat de afrastering minstens twee configuraties kan aannemen, een eerste configuratie zijnde de configuratie van de afrastering in geïnstalleerde toestand en een tweede configuratie zijnde een compactere toestand die geschikt is voor opslag en/of transport; • in de tweede configuratie van de afrastering strekken de bodempanelen en de zijpanelen zich uit binnen de dimensies van de voorpanelen, is een werkwijze waarbij de afrastering in zijn tweede configuratie wordt aangeleverd en waarbij het plaatsen van de afrastering volgende stappen omvat: • het plaatsen van de afrastering in zijn tweede configuratie met de verbindingen tussen de bodempanelen en de voorpanelen onderaan; • het ontvouwen van de afrastering tot zijn eerste configuratie; • de zijpanelen verbinden met de bodempalen.
Door de kenmerken van dit type afrastering, kan de afrastering in een compactere configuratie worden aangebracht, waardoor de afrastering minder plaats inneemt tijdens transport en/of opslag. Hierdoor kunnen afrasteringen met een zekere lengte als één geheel worden aangeleverd. Het plaatsen van een dergelijke afrastering is ook eenvoudig daar de afrastering eenvoudig vanuit zijn tweede configuratie naar zijn eerste configuratie kan worden gebracht, door het ontvouwen ervan. Nadat de afrastering in zijn eerste configuratie is gebracht, moeten enkel nog de zijpanelen vastgemaakt worden aan de bodempanelen. Indien elk voorpaneel verbonden is met één bodempaneel en twee zijpanelen, in de geïnstalleerde toestand van de afrastering wordt bij het bevestigen van het zijpaneel, indien het zijpaneel loodrecht staat op het voorpaneel bij voorkeur niet enkel het zijpaneel bevestigd aan een bodempaneel, maar worden de twee opeenvolgende bodempanelen ook aan elkaar bevestigd, waardoor via één bevestiging meerdere onderdelen aan elkaar vastgemaakt worden. De afrastering kan in zijn tweede configuratie in een kar worden aangebracht naar de plaats waar de afrastering dient te komen.
Nog meer voorkeursdragend, voor het plaatsen van een afrastering die in zijn tweede configuratie volgende kenmerken omvat • de verschillende panelen zijn op elkaar gestapeld; • de vlakken waarin de verschillende panelen zich uitstrekken zijn nagenoeg evenwijdig; • tussen opeenvolgende voorpanelen bevindt zich een bodempaneel en een zijpaneel en; • elk bodempaneel bevindt zich tussen het voorpaneel waarmee het verbonden is en tussen een zijpaneel dat verbonden is met het genoemde voorpaneel, is de werkwijze een werkwijze waarbij het ontvouwen van de afrastering tot zijn eerste configuratie de volgende stap omvat: het achtereenvolgens ontvouwen van een voorpaneel samen met een zijpaneel en het bodempaneel dat er mee verbonden is, waarbij tijdens het ontvouwen van de genoemde voorpanelen de overeenkomstige zijpanelen en bodempanelen ontvouwen. Met de overeenkomstige zijpanelen en bodempanelen van de voorpanelen worden de zijpanelen en bodempanelen aangeduid die schamierbaar verbonden zijn met deze voorpanelen.
Bij het plaatsen van de afrastering in zijn tweede configuratie op de grond worden bij een dergelijke werkwijze de verbindingen tussen de bodempanelen en de voorpanelen onderaan geplaatst, bij voorkeur op de grond. De zijpanelen bevinden zich hierbij evenwijdig met de voorpanelen en de bodempanelen zijn opgeklapt tegen de voorpanelen, waarbij de onderkant van het bodempaneel en de schamierbare verbinding zich op onderaan bevindt. Door de zwaartekracht wil elk zijpaneel tijdens het ontvouwen van de voorpanelen, uitklappen/ontvouwen en wil elk bodempaneel naar beneden klappen/uitvouwen. Door de zwaartekracht willen de bodem- en zijpanelen naar hun positie gaan van hun eerste configuratie, tijdens het ontvouwen van de afrastering, waardoor de overgang van de tweede configuratie naar de eerste configuratie van de afrastering zeer vlug en vlot kan verlopen.
Verder bij voorkeur wordt, tijdens het ontvouwen van de genoemde voorpanelen, telkens afwisselend eerst een zijpaneel en daarna een bodempaneel ontvouwen. Bij het ontvouwen van een voorpaneel bevindt het bodempaneel zich tussen een zijpaneel en het genoemde voorpaneel. Eerst moet dus het zijpaneel ontvouwen voordat het bodempaneel kan ontvouwen. Eerst ontvouwt dus een zijpaneel gevolgd door een bodempaneel en dit herhaalt zich totdat het laatste zijpaneel is ontvouwd.
In een zeer voorkeursdragende uitvoeringsvorm wordt voorafgaand aan het plaatsen van de afrastering een sleuf gegraven, waarbij de afrastering in deze sleuf wordt geplaatst en deze sleuf tijdens het begraven van de afrastering terug wordt opgevuld. Door eerst een sleuf te graven op de plaats waar men een afrastering wil, kan men de afrastering begraven zonder dat het oorspronkelijke grondniveau moet wijzigen. Bovendien is het moeilijker een afrastering te ondergraven in deze uitvoeringsvorm.
Alternatief graaft men vooraf geen sleuf en begraaft men de afrastering door het vormen van een ophoping bij de afrastering. Deze ophoping is echter eenvoudiger te verwijderen waardoor in deze uitvoeringsvorm de afrastering eenvoudiger te ondergraven is.
Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van afrasteringen volgens deze uitvinding en van een werkwijze voor de installatie van dergelijke afrasteringen. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze afrasteringen en deze werkwijze aan te duiden, en kan dus niet geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.
In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in - figuur 1 een eerste uitvoeringsvorm van een afrastering volgens de uitvinding wordt weergegeven; - figuur 2 een tweede uitvoeringsvorm van een afrastering volgens de uitvinding wordt weergegeven; - figuur 3 een afrastering wordt weergegeven zoals weergegeven in figuur 2, tijdens het op vouwen van de bodempanelen van de afrastering; - figuur 4 een afrastering wordt weergegeven zoals weergegeven in figuren 2 en 3 tijdens het op vouwen van de zijpanelen van de afrastering; - figuur 5 een afrastering wordt weergegeven zoals weergegeven in figuren 2 tot 4 tijdens het opvouwen van de voorpanelen van de afrastering; - figuur 6 een afrastering wordt weergegeven zoals weergegeven in figuren 2 tot 5 waarbij de afrastering volledig gevouwen is; - figuur 7 een afrastering wordt weergegeven zoals weergegeven in figuren 2 tot 6, tijdens de ontvouwing van de afrastering; - figuur 8 een afrastering wordt weergegeven zoals de uitvoeringsvorm weergegeven in figuren 2 tot 7, waarbij de afrastering geplaatst is in een sleuf; - figuur 9 een sleuf met afrastering wordt weergeven zoals weergegeven in figuur 8, tijdens het gedeeltelijk begraven van de affastering/opvullen van de sleuf; - figuur 10 een sleuf met afrastering wordt weergeven zoals weergegeven in figuur 8 en 9, tijdens het gedeeltelijk begraven van de affastering/opvullen van de sleuf;
In de figuren worden twee verschillende uitvoeringsvormen weergegeven van een afrastering (1) volgens de uitvinding. Deze afrastering (1) is hoofdzakelijk uit draadpanelen (2, 3, 4) opgebouwd. Voor de duidelijkheid zijn in de figuren 3 tot en met 10 de draadpanelen (2, 3, 4) als volle panelen weergegeven. Ook worden niet alle panelen (2, 3, 4) met hun cijfer aangeduid.
De draadpanelen (2, 3, 4) zijn bij voorkeur veiligheidsdraadpanelen (2, 3, 4) waarbij elk draadpaneel (2 3, 4), een eerste set zich hoofdzakelijk evenwijdig aan elkaar uitstrekkende draden en een tweede set zich hoofdzakelijk evenwijdig aan elkaar uitstrekkende draden, die zich in één vlak uitstrekken, omvat, waarbij de draden uit de eerste set en de tweede set elkaar kruisen onder een hoek van nagenoeg 90° en waar deze elkaar kruisen onderling gelast zijn en waarbij de eerste set draden alternerend aan de beide zijden van de tweede set draden opgesteld zijn. De tweede set draden van de draadpanelen (2, 3, 4) strekken zich bij voorkeur in geïnstalleerde toestand van de afrastering (1) hoofdzakelijk verticaal uit. De eerste set draden strekken zich in geïnstalleerde toestand van de afrastering (1) bij voorkeur hoofdzakelijk horizontaal uit. Bij voorkeur hebben de draden van de draadpanelen (2, 3, 4) een hoofdzakelijk ronde doorsnede met een diameter tussen 2 en 8 mm, uit staal vervaardigd. Uiteraard kunnen de draadpanelen (2, 3, 4) ook draden omvatten met een andere doorsnede, zoals bijvoorbeeld een eerder rechthoekige doorsnede. De draden uit de eerste set zijn volgens de lengterichting van de draden uit de tweede set gezien, bij voorkeur op een tussenafstand tussen 10 en 15 mm van elkaar opgesteld. De draden uit de tweede set zijn volgens de lengterichting van de draden uit de eerste set gezien bij voorkeur op een tussenafstand tussen 60 en 140 mm van elkaar opgesteld en dan meer voorkeurdragend op een tussenafstand tussen 80 en 120 mm.
In de uitvoeringsvorm zoals weergegeven in figuur 1 zijn de voorpanelen (2), de bodempanelen (3) en de zijpanelen (4) rechthoekig van vorm. In de uitvoeringsvorm zoals weergegeven in figuren 2 tot 10 zijn de voorpanelen (2) en de bodempanelen (3) rechthoekig van vorm en zijn de zijpanelen (4) driehoekig van vorm. In beide uitvoeringsvormen zijn de afmetingen van alle voorpanelen (2) gelijk, de afmetingen van alle bodempanelen (3) gelijk en de afmetingen van alle zijpanelen (4) gelijk.
In de geïnstalleerde toestand bij beide uitvoeringsvormen van de afrastering (1) is elk voorpaneel (2) verbonden met één bodempaneel (3) en twee zijpanelen (4) en zijn de hoeken tussen de voorpanelen (2) en de bodempanelen (3), de hoeken tussen de zijpanelen (4) en de voorpanelen (2) en de hoeken tussen de bodempanelen (3) en zijpanelen (4) allen loodrecht. In geïnstalleerde toestand is de afrastering (1) hierdoor zeer stevig en zeer stevig verankerd in de ondergrond. In figuren 1 en 2 wordt de afrastering (1) weergegeven in zijn eerste configuratie. Dit is de configuratie zoals ze is in geïnstalleerde toestand. Echter in figuren 1 en 2 is ze niet gedeeltelijk begraven, dus is ze nog niet geïnstalleerd.
De voorpanelen (2) bij beide uitvoeringsvormen zijn opeenvolgend onderling scharnierend verbonden en de bodempanelen (3) en de zijpanelen (4) zijn scharnierend verbonden met de voorpanelen (2), zodanig dat de afrastering (1) minstens twee configuraties kan aannemen, een eerste configuratie zijnde de configuratie van de afrastering (1) in geïnstalleerde toestand en een tweede configuratie zijnde een compactere toestand die geschikt is voor opslag en/of transport. De panelen (2, 3, 4) zijn aan hun randen onderling scharnierend verbonden. De afmeting van de zijpanelen (4) in de richting van hun onderlinge verbinding met de voorpanelen (2) is gelijk aan de afmeting van de voorpanelen (2) in de genoemde richting. De afmeting van bodempanelen (3) in de richting van hun onderlinge verbinding met de voorpanelen (2) is gelijk aan de afmeting van de voorpanelen (2) in de genoemde richting. De dimensies van de zijpanelen (4) en de bodempanelen (3) zijn kleiner dan de dimensies van de voorpanelen (2), waardoor ze een compactere tweede configuratie kunnen innemen voor opslag en/of transport. Bij de tweede configuratie van de afrastering (1) zijn de verschillende panelen (2, 3, 4) op elkaar gestapeld. De overgang van de eerste configuratie naar de tweede configuratie en omgekeerd is gelijk bij beide configuraties. Deze overgang is echter enkel weergegeven voor de tweede uitvoeringsvorm.
Bij beide uitvoeringsvormen zijn alle bodempanelen (3) bekleed met geotextiel (8) en is ook het gedeelte van elk voorpaneel (2) dat zich in geïnstalleerde toestand ondergronds bevindt volledig bekleed met geotextiel (8). Dit geotextiel (8) bevindt zich aan de achterzijde van de afrastering (1) en dit geotextiel (8) zorgt ervoor dat in geïnstalleerde toestand, waar een gedeelte van de afrastering (1) is ingegraven, het gedeelte dat ingegraven dient te zijn ook ingegraven blijft, daar dit geotextiel (8) de grond waarin de afrastering (1) zich gedeeltelijk bevindt ter plekke houdt. Ook de installatie is door dit geotextiel (8) eenvoudiger (zie verder). Bij voorkeur is er ook een deel van het gedeelte van elk voorpaneel (2) dat zich net bovengronds uitstrekt in geïnstalleerde toestand van de afrastering (1) bedekt met geotextiel (8). Dit is vooral bij zanderige ondergrond belangrijk om er zeker van te zijn dat het gedeelte van de afrastering (1) dat moet begraven zijn in geïnstalleerde toestand ook begraven blijft tijdens het gebruik van de afrastering (1).
Bij de productie van deze afrastering (1) worden eerst de voorpanelen (2), de zijpanelen (4) en de bodempanelen (3) apart aangemaakt. Daarna worden de achtereenvolgende voorpanelen (2) via hun randen schamierbaar met elkaar verbonden en worden de zijpanelen (4) en de bodempanelen (3) schamierbaar met de voorpanelen (2) verbonden en wordt de afrastering (1) opgevouwen totdat ze in haar tweede configuratie is zoals weergeven in figuur 6. Het schamierbaar verbinden van deze panelen (2, 3, 4) kan bijvoorbeeld gebeuren met behulp van spiraalverbindingen. In figuren 3 tot 6 is een mogelijke manier weergegeven om tot de tweede configuratie van de afrastering (1) te komen. In figuren 2 tot 6 wordt de overgang van de eerste naar de tweede configuratie van de afrastering (1) weergegeven.
Bij de overgang weergeven in figuren 2 tot 6, worden eerst alle bodempanelen (3) naar de voorpanelen (2) toe gebracht zoals weergegeven in figuur 3. Nadat alle bodempanelen (3) zich volledig tegen de voorpanelen (2) bevinden, worden de zijpanelen (4) naar de voorpanelen (2) toe gebracht zodanig dat elk bodempaneel (3) zich tussen een voorpaneel (2) en een zijpaneel (4) bevindt (zie figuur 4). Daarna worden de aanpalende voorpanelen (2) naar elkaar toe gebracht (zie figuur 5) waarna de volledig opgevouwen, tweede configuratie van de afrastering (1) wordt bekomen (zie figuur 6) zodanig dat tussen twee aanpalende voorpanelen (2) zich een zijpaneel (4) en een bodempaneel (3) bevindt. Op figuur 6 is te zien dat bovenaan twee zijpanelen (4) zich boven elkaar bevinden. Dit is omdat er evenveel voorpanelen (2) en bodempanelen (3) zijn, maar er telkens één zijpaneel (4) meer is dan voorpanelen (2) en bodempanelen (3).
De tweede configuratie van de afrastering (1) zoals weergegeven in figuur 6, is ook deze configuratie die getransporteerd wordt naar de plaats waar men de afrastering (1) wenst te installeren. In de figuren 8 tot 10 is te zien dat de afrastering (1) tijdens de installatie van de afrastering (1) in een sleuf (5) wordt aangebracht.
De werkwijze zoals weergegeven in de figuren begint met het uitgraven van een sleuf (5). Op de figuren 9 en 10 zijn bulldozers (6) weergegeven. Met behulp van deze bulldozers (6) is het zeer eenvoudig om een sleuf (5) te trekken met een nagenoeg vlakke ondergrond. In zanderig gebied is dit ook eenvoudig. Met behulp van de bulldozer (6) wordt een sleuf (5) getrokken die in eerste instantie een nagenoeg volledig vlakke ondergrond heeft en die de breedte heeft van het blad (7) (voorzetstuk) van de bulldozer (6). Zelfs als de sleuf (5) wat invalt, wat kan gebeuren in zanderige grond, dan kan men eenvoudigweg gebruik maken van een bulldozer (6) met een voldoende groot blad (7) zodanig dat de afrastering (1) nog steeds plaatsbaar is in de sleuf (5).
Uiteraard kan men de sleuf (5) ook maken met een ander werktuig. Na het maken van de sleuf (5) wordt de afrastering (1) in zijn tweede configuratie aangebracht in de sleuf (5) zodanig dat de verbinding tussen de voorpanelen (2) en de bodempanelen (3) zich op de grond bevindt. Daarna worden de voorpanelen (2) samen met hun overeenkomstige zijpanelen (4) en bodempanelen (2) ontvouwen. In figuur 7 is een mogelijke manier van ontvouwen weergegeven. Hier ontvouwen eerst twee achtereenvolgende verbonden voorpanelen (2) waarbij eerst een zijpaneel (4) naar buiten klapt door de zwaartekracht, waardoor het bodempaneel (3) dat zich eerst tussen het genoemde zijpaneel (4) en voorpaneel (2) bevond, ook naar buiten toe kan klappen met behulp van de zwaartekracht. Achtereenvolgend begint dus eerst zijpaneel (4) open te klappen gevolgd door een bodempaneel (3), terug gevolgd door een zijpaneel (4) enz. totdat alle zijpanelen (4) en bodempanelen (3) zijn uitgeklapt. Daarna worden de zijpanelen (4) verbonden met de bodempanelen (3). De aanpalende bodempanelen (3) worden via de verbinding tussen de zijpanelen (4) en de bodempanelen (3) ook verbonden. In figuur 8 wordt een afrastering (1) weergegeven die zich in zijn eerste configuratie bevindt. Eventueel kan de scherpe hoek van het zijpaneel (4) dat zich het verst van het voorpaneel (2) bevindt in geïnstalleerde toestand -dus de hoek die niet verbonden is met het voorpaneel (2)-verzwaard zijn, waardoor het openklappen van het zijpaneel (4) met behulp van de zwaartekracht nog eenvoudiger wordt.
Hierna moet de sleuf (5) terug worden opgevuld. Tijdens het opvullen van de sleuf (5) worden ook alle bodempanelen (3) en een gedeelte van alle voorpanelen (2) begraven. Bij voorkeur begint men eerst met de sleuf (5) aan de achterzijde van de afrastering (1) (deels) te vullen zodanig dat de bodempanelen (3) al wat bedolven raken onder de grond, daarna kan men aan zowel de voorzijde als de achterzijde beginnen met de sleuf (5) op te vullen. Bij voorkeur wordt de sleuf (5) opgevuld tot het oorspronkelijke grondniveau. Het opvullen van de sleuf (5) aan de achterzijde van de afrastering (1) verloopt eenvoudig en snel daar de ruimtes afgebakend door de voorpanelen (2), de zijpanelen (4) en de bodempanelen (3) eenvoudig langs de achterzijde van de afrastering (1) bereikbaar zijn. Het geotextiel (8) helpt ook bij het opvullen door te zorgen dat de grond die in de genoemde ruimtes terechtkomt door het geotextiel (8) in de ruimtes wordt weerhouden, waardoor de grond zich in de genoemde ruimtes bevindt er niet terug uitgaat. Dit laatste is ook van belang tijdens het gebruik van de afrastering (1). De grond kan bijvoorbeeld door de wind wegwaaien. Echter het geotextiel (8) zorgt ervoor dat de grond niet kan wegwaaien en dus niet uit de genoemde ruimtes verdwijnt, waardoor een gedeelte van de afrastering (1) altijd ingegraven blijft.

Claims (16)

  1. CONCLUSIES
    1. Afrastering (1) omvattende een voorpaneel (2) en een bodempaneel (3), waarbij het voorpaneel (2) en het bodempaneel (3) draadpanelen (2, 3, 4) zijn en waarbij, in geïnstalleerde toestand van de afrastering (1), • het bodempaneel (3) onder een hoek met het voorpaneel (2) verbonden is; • het bodempaneel (3) zich minstens gedeeltelijk ondergronds bevindt; • een gedeelte van het voorpaneel (2) zich ondergronds bevindt en de rest van het voorpaneel (2) bovengronds is opgericht; daardoor gekenmerkt dat de afrastering (1) minstens één zijpaneel (4) omvat, waarbij het zijpaneel (4) een draadpaneel (4) is en waarbij, in geïnstalleerde toestand van de afrastering (1), • het zijpaneel (4) onder een hoek verbonden is met het voorpaneel (2) en; • het zijpaneel (4) onder een hoek verbonden is met het bodempaneel (3).
  2. 2. Afrastering (1) volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat, in geïnstalleerde toestand van de afrastering (1), de genoemde hoeken nagenoeg loodrecht zijn.
  3. 3. Afrastering (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de afrastering (1) meerdere voorpanelen (2), meerdere bodempanelen (3) en meerdere zijpanelen (4) omvat, waarbij de voorpanelen (2) opeenvolgend onderling scharnierend zijn verbonden en de bodempanelen (3) en de zijpanelen (4) scharnierend zijn verbonden met de voorpanelen (2), zodanig dat de afrastering (1) minstens twee configuraties kan aannemen, een eerste configuratie zijnde de configuratie van de afrastering (1) in geïnstalleerde toestand en een tweede configuratie zijnde een compactere toestand die geschikt is voor opslag en/of transport.
  4. 4. Afrastering (1) volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de panelen (2, 3, 4) aan hun randen onderling scharnierend verbonden zijn.
  5. 5. Afrastering (1) volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat • de afmeting van de zijpanelen (4) in de richting van hun onderlinge verbinding met de voorpanelen (2), kleiner of nagenoeg gelijk is aan de afmeting van de voorpanelen (2) in de genoemde richting; • de afmeting van de bodempanelen (3) in de richting van hun onderlinge verbinding met de voorpanelen (2), kleiner of nagenoeg gelijk is aan de afmeting van de voorpanelen (2) in de genoemde richting en; • de dimensies van de zijpanelen (4) en de bodempanelen (3) kleiner of nagenoeg gelijk zijn aan de dimensies van de voorpanelen (2). zodanig dat in de tweede configuratie van de afrastering (1) de bodempanelen (3) en de zijpanelen (4) zich uitstrekken binnen de dimensies van de voorpanelen (2).
  6. 6. Afrastering (1) volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat in de tweede configuratie van de afrastering (1) de verschillende panelen (2, 3, 4) op elkaar gestapeld zijn, waarbij • de vlakken waarin de verschillende panelen (2, 3, 4) zich uitstrekken nagenoeg evenwijdig zijn; • tussen opeenvolgende voorpanelen (2) zich een bodempaneel (3) en een zijpaneel (4) bevindt en; • elk bodempaneel (3) zich bevindt tussen het voorpaneel (2) waarmee het verbonden is en tussen een zijpaneel (4) dat verbonden is met het genoemde voorpaneel (2).
  7. 7. Afrastering (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat elk voorpaneel (2) verbonden is met één bodempaneel (3) en twee zijpanelen (4), in de geïnstalleerde toestand van de afrastering (1).
  8. 8. Afrastering (1) volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat aan minstens één bodempaneel (3) en aan een gedeelte van minstens één voorpaneel (2) een materiaal (8) is bevestigd, zodanig dat het genoemde bodempaneel (3) en het genoemde gedeelte van het voorpaneel (2) waterdoorlatend is en ondoorlatend of bijna ondoorlatend is voor de grond waarin de afrastering (1) zich gedeeltelijk bevindt in geïnstalleerde toestand van de afrastering (1).
  9. 9. Afrastering (1) volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat het genoemde materiaal (8) geotextiel (8), kokosmat, plastiek of metaal omvat.
  10. 10. Afrastering (1) volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vorm van het zijpaneel (4) nagenoeg een rechthoekige driehoek is.
  11. 11. Afrastering (1) volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat het zijpaneel (4) verzwaard is ter hoogte van de scherpe hoek van het zijpaneel (4), die in geïnstalleerde toestand van de afrastering (1) het verst verwijderd is van het voorpaneel (2).
  12. 12. Werkwijze om een afrastering (1) volgens één van de voorgaande conclusies te installeren, daardoor gekenmerkt dat deze werkwijze volgende stappen omvat: • het plaatsen van de afrastering (1) op de grond, zodanig dat het bodempaneel (3) zich onderaan bevindt; • het begraven van een gedeelte van de afrastering (1), zodanig dat minstens één bodempaneel (3) zich minstens gedeeltelijk ondergronds bevindt en een gedeelte van minstens één voorpaneel (2) zich ondergronds bevindt.
  13. 13. Werkwijze volgens conclusie 12, voor het plaatsen van een afrastering (1) met volgende kenmerken • de afrastering (1) omvat meerdere voorpanelen (2), meerdere bodempanelen (3) en meerdere zijpanelen (4), waarbij de voorpanelen (2) opeenvolgend aan hun randen onderling scharnierend zijn verbonden en de bodempanelen (3) en de zijpanelen (4) aan hun randen scharnierend verbonden zijn met de voorpanelen (2), zodanig dat de afrastering (1) minstens twee configuraties kan aannemen, een eerste configuratie zijnde de configuratie van de afrastering (1) in geïnstalleerde toestand en een tweede configuratie zijnde een compactere toestand die geschikt is voor opslag en/of transport; • in de tweede configuratie van de afrastering (1) strekken de bodempanelen (3) en de zijpanelen (4) zich uit binnen de dimensies van de voorpanelen (2), daardoor gekenmerkt dat de afrastering (1) in zijn tweede configuratie wordt aangeleverd en dat het plaatsen van de afrastering (1) volgende stappen omvat: • het plaatsen van de afrastering (1) in zijn tweede configuratie met de verbindingen tussen de bodempanelen (3) en de voorpanelen (2) onderaan; • het ontvouwen van de afrastering (1) tot zijn eerste configuratie; • de zijpanelen (4) verbinden met de bodempalen (3).
  14. 14. Werkwijze volgens conclusie 13, voor het plaatsen van een afrastering (1) die in zijn tweede configuratie volgende kenmerken omvat • de verschillende panelen (2, 3, 4) zijn op elkaar gestapeld; • de vlakken waarin de verschillende panelen (2, 3, 4) zich uitstrekken zijn nagenoeg evenwijdig; • tussen opeenvolgende voorpanelen (2) bevindt zich een bodempaneel (3) en een zijpaneel (4) en; • elk bodempaneel (3) bevindt zich tussen het voorpaneel (2) waarmee het verbonden is en tussen een zijpaneel (4) dat verbonden is met het genoemde voorpaneel (2). daardoor gekenmerkt dat het ontvouwen van de afrastering (1) tot zijn eerste configuratie de volgende stap omvat: het achtereenvolgens ontvouwen van een voorpaneel (2) samen met een zijpaneel (4) en het bodempaneel (3) dat er mee verbonden is, waarbij tijdens het ontvouwen van de genoemde voorpanelen (2) de overeenkomstige zijpanelen (4) en bodempanelen (3) ontvouwen.
  15. 15. Werkwijze volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat tijdens het ontvouwen van de genoemde voorpanelen (2) telkens afwisselend eerst een zijpaneel (4) en daarna een bodempaneel (3) wordt ontvouwen.
  16. 16. Werkwijze volgens conclusie 12, 13, 14 of 15, daardoor gekenmerkt dat voorafgaand aan het plaatsen van de afrastering (1) er een sleuf (5) wordt gegraven, waarbij de afrastering (1) in deze sleuf (5) wordt geplaatst en deze sleuf (5) tijdens het begraven van de afrastering (1) terug wordt opgevuld.
BE2013/0075A 2013-02-05 2013-02-05 Afrastering en werkwijze om een dergelijke afrastering te installeren BE1022107B1 (nl)

Priority Applications (7)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2013/0075A BE1022107B1 (nl) 2013-02-05 2013-02-05 Afrastering en werkwijze om een dergelijke afrastering te installeren
EP14701235.5A EP2954136B1 (en) 2013-02-05 2014-01-14 Method of installing a fence
PCT/IB2014/058262 WO2014122540A1 (en) 2013-02-05 2014-01-14 Fence and method of installing a fence
US14/765,718 US10030409B2 (en) 2013-02-05 2014-01-14 Fence and method of installing a fence
PL14701235T PL2954136T3 (pl) 2013-02-05 2014-01-14 Sposób instalowania płotu
ZA2015/04759A ZA201504759B (en) 2013-02-05 2015-07-02 Fence and method of installing a fence
SA515360770A SA515360770B1 (ar) 2013-02-05 2015-07-21 سياج وطريقة لتثبيت سياج

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2013/0075A BE1022107B1 (nl) 2013-02-05 2013-02-05 Afrastering en werkwijze om een dergelijke afrastering te installeren

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1022107B1 true BE1022107B1 (nl) 2016-02-16

Family

ID=48095466

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2013/0075A BE1022107B1 (nl) 2013-02-05 2013-02-05 Afrastering en werkwijze om een dergelijke afrastering te installeren

Country Status (7)

Country Link
US (1) US10030409B2 (nl)
EP (1) EP2954136B1 (nl)
BE (1) BE1022107B1 (nl)
PL (1) PL2954136T3 (nl)
SA (1) SA515360770B1 (nl)
WO (1) WO2014122540A1 (nl)
ZA (1) ZA201504759B (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2016203292A1 (en) * 2015-06-17 2016-12-22 Betafence Corporate Services Nv Security barrier and method of installing a security barrier
CN110344645A (zh) * 2018-04-07 2019-10-18 天津艾普斯工业铝型材股份有限公司 一种工业铝型材快装围栏结构

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0069473A1 (en) * 1981-06-09 1983-01-12 Institute For Industrial Research And Standards A fence assembly
NL8700470A (nl) * 1987-02-25 1988-09-16 Arie Den Dekker Werkwijze voor het aanbrengen van een beplanting of dergelijke en een houder voor het uitvoeren van die werkwijze.
JP2001245546A (ja) * 2000-03-03 2001-09-11 Nichia Steel Works Ltd 獣類用柵
FR2910914A1 (fr) * 2006-12-29 2008-07-04 Joseph Golcheh Merlon acoustique avec un noyau anti bruit

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB845863A (en) * 1955-08-15 1960-08-24 Penfold Fencing And Engineerin Improvements in or relating to gabions
US20100186642A1 (en) * 2004-06-29 2010-07-29 Ryan Christman Bastions for force protection and military applications
DE202005021668U1 (de) * 2005-04-11 2009-03-12 Schüssler, Jochen Stützvorrichtung
US8206065B2 (en) * 2007-01-19 2012-06-26 Hesco Bastion Limited Gabion
US7670082B2 (en) * 2007-04-30 2010-03-02 Amcol International Corporation Contaminant-reactive gabion and method of manufacture and use
PL2136001T3 (pl) * 2008-06-20 2011-05-31 Betafence Holding Nv Gabion
CN201310092Y (zh) * 2008-10-16 2009-09-16 Betafence金属制品(天津)有限公司 石笼网

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0069473A1 (en) * 1981-06-09 1983-01-12 Institute For Industrial Research And Standards A fence assembly
NL8700470A (nl) * 1987-02-25 1988-09-16 Arie Den Dekker Werkwijze voor het aanbrengen van een beplanting of dergelijke en een houder voor het uitvoeren van die werkwijze.
JP2001245546A (ja) * 2000-03-03 2001-09-11 Nichia Steel Works Ltd 獣類用柵
FR2910914A1 (fr) * 2006-12-29 2008-07-04 Joseph Golcheh Merlon acoustique avec un noyau anti bruit

Also Published As

Publication number Publication date
PL2954136T3 (pl) 2019-05-31
WO2014122540A1 (en) 2014-08-14
US10030409B2 (en) 2018-07-24
EP2954136B1 (en) 2018-11-21
ZA201504759B (en) 2017-11-29
US20150368927A1 (en) 2015-12-24
EP2954136A1 (en) 2015-12-16
SA515360770B1 (ar) 2018-10-25

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10738425B2 (en) Security barrier
US6840711B1 (en) Flood control panel system
US6709579B1 (en) Curb inlet filter
US20100024343A1 (en) Gabion
JP5779734B1 (ja) 衝撃吸収体
BE1022107B1 (nl) Afrastering en werkwijze om een dergelijke afrastering te installeren
US8011855B2 (en) Roadway-levee
KR101055635B1 (ko) 사면보호용 비오스톤 구조물 및 이를 이용한 시공방법
EP3420138B1 (en) Anchoring device for a fence
WO2011141739A1 (en) Protection barrier
KR101758111B1 (ko) 견인수단이 구비된 개비온과 그 시공방법
KR101388870B1 (ko) 빗물저류시설용 저류구조체와 이를 갖는 빗물저류시설 및 상기 저류시설 시공방법
JP2970748B2 (ja) 築堤用構造体
JP7235940B2 (ja) 土砂落石防護工及びその施工方法
RU2681142C1 (ru) Защитный барьер и способ установки защитного барьера
US1880838A (en) Sand trap for protection of shores, beaches, etc.
JP3364432B2 (ja) 石材擁壁
US11180897B2 (en) Rigid retaining bag
JP2007138564A (ja) ドレーン構造およびドレーン構造の施工方法
KR102540299B1 (ko) 연장이음형 결속판조립체를 이용한 식생옹벽의 시공방법
US2238417A (en) Snow fence
JPH11124832A (ja) 石詰篭製構造壁及びその施工方法
US11555284B1 (en) Integrating articulated concrete blocks with gabion/reno cages
JP7421835B1 (ja) 防護柵
KR20060127322A (ko) 게비온 옹벽블록 및 그 시공구조와 방법

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20160216

PD Change of ownership

Owner name: GUARDIAR EUROPE; BE

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), CESSION; FORMER OWNER NAME: BETAFENCE HOLDING NV

Effective date: 20190131

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20220228