BE1021831B1 - Inrichting voor het kiezen van een trap. - Google Patents

Abstract

Inrichting voor het kiezen van een trap. Inrichting voor het kiezen van een trap, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (1) een aantal trappen (2a-2d) bevat, die van mekaar verschillen door de afmetingen en/of het type en waarbij elke trap (2a-2d) bestaat uit een aantal treden (3), waarbij de inrichting (1) moet toelaten aan een persoon om de verschillende trappen (2a-2d) te kunnen testen en een keuze te maken uit de verschillende trappen (2a-2d).

Description

Inrichting voor het kiezen van een trap.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het kiezen van een trap.

De kiezen van de afmetingen van een trap en van de traptreden worden bepaald door de beschikbare ruimte waar de trap moet komen en het hoogteverschil dat de trap moet overbruggen.

Het is tevens bekend dat de vormgeving van de treden van een trap een groot effect hebben op het comfort en gemak waarmee de trap opgelopen of afgedaald kan worden.

Aangezien een trap vaak meerdere malen per dag wordt opgelopen of afgedaald is het van belang dat de vormgeving van de trap goed wordt gekozen.

Bijgevolg moet men bij het ontwerpen van een trap zowel rekening houden met de beschikbare ruimte en het te overbruggen hoogteverschil als met het loopcomfort van de trap.

Wanneer de aantrede, dit wil zeggen de horizontale afstand tussen twee opeenvolgende traptreden, te klein is, is de diepte van de traptrede niet groot genoeg om de volledige voet te ondersteunen, waardoor het risico op vallen vergroot wordt. Dit is vooral het geval wanneer dit gecombineerd wordt met een grote optrede, dit wil zeggen de verticale afstand tussen twee opeenvolgende traptreden, waardoor een steile trap bekomen wordt, waarbij men bij het oplopen van de trap de voeten oncomfortabel hoog moet optillen.

Ook de aanwezigheid en helling van de stootborden of de overstek van een traptrede hebben een invloed op het loopcomfort van een trap.

Teneinde een goed beloopbare trap te kunnen maken, wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde trapformule. Deze trapformule is een vuistregel die kan toegepast worden om de afmetingen van de trap te kiezen zodat een goed beloopbare trap wordt verkregen en luidt: 2 optreden + 1 aantrede = 570 630mm.

Deze trapformule houdt enkel rekening met de afmetingen van de optreden en aantreden van de trap. Andere factoren die een invloed hebben op het loopcomfort worden niet in rekening gebracht.

Men weet echter dat of een trap comfortabel of gemakkelijk op en af te lopen is, ook afhangt van persoonlijke voorkeuren en eigenschappen van de uiteindelijke gebruiker of gebruikers van de trap.

Men moet reeds voor het ontwerpen van de trap weten wat de meest comfortabele afmetingen van de trap zijn.

Het gebruik bijvoorbeeld van de trapformule, vertoont dan ook het nadeel dat dit enkel een vuistregel is die geen rekening houdt met persoonlijke voorkeuren en kenmerken en die bovendien geen rekening houdt met alle factoren die een invloed hebben op het loopcomfort.

Bovendien wordt naast het loopcomfort ook het esthetisch uitzicht beïnvloed door de afmetingen en uitvoeringen van de trap.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan minstens één van de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.

Hiertoe betreft de uitvinding een inrichting voor het kiezen van een trap, waarbij de inrichting een aantal trappen bevat, die van mekaar verschillen door de afmetingen en/of het type en waarbij elke trap bestaat uit een aantal treden, waarbij de inrichting moet toelaten aan een persoon om de verschillende trappen te kunnen testen en een keuze te maken uit de verschillende trappen.

Met type van trap wordt bijvoorbeeld een Z-trap, een L-trap, een open of dichte trap en dergelijke bedoeld. .

Een voordeel van zo een inrichting is dat de inrichting zal toelaten dat een persoon verschillende soorten en types van trappen kan uittesten om zo een trap te kunnen kiezen op basis van de persoonlijke voorkeur van deze persoon.

Een bijkomend voordeel is nog dat dergelijke inrichting niet alleen zal toelaten om een trap te kiezen, maar ook om het esthetisch uitzicht van een trap te beoordelen.

Bij voorkeur is elke trap onderling verschillend op één of meer van de volgende kenmerken: - al of geen stootborden; - de helling van de stootborden; - de afmeting van de aantrede; - de afmeting van de optrede; - het materiaal waaruit de trap is vervaardigd; - de bekleding van de treden; - de afmeting van het overstek van de trede.

Dit heeft als voordeel dat een persoon kan nagaan wat de invloed is van één van deze kenmerken op het loopcomfort van de trap of wat zijn of haar persoonlijke voorkeur is.

Volgens een voorkeurdragend kenmerk van de uitvinding is de inrichting gemaakt uit multiplex.

Het heeft als voordeel dat de trap stevig en goedkoop is.

Het is duidelijk dat het niet uitgesloten is dat één of meer van de trappen van de inrichting voorzien zijn van een bekleding over het multiplex.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de trappen op ware grootte gemaakt, waarbij bij voorkeur de breedte van een trap ongeveer 80cm is.

Dit heeft als voordeel dat de trap de afmetingen heeft van een standaard trap zodat een persoon de trap kan testen en kiezen onder realistische omstandigheden.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een inrichting volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch en in perspectief een inrichting volgens de uitvinding weergeeft; figuur 2 schematisch een doorsnede weergeeft volgens de lijn II-II in figuur 1; figuur 3 een alternatieve uitvoeringsvorm weergeeft van een inrichting volgens de uitvinding.

De in figuur 1 weergegeven inrichting 1 volgens de uitvinding bevat hoofdzakelijk een aantal trappen 2a, 2b, 2c en 2d, in dit geval vier, waarbij elke trap 2a-2d vier treden 3 omvat.

Het is duidelijk dat elke trap 2a-2d ook meer of minder dan vier treden 3 kan bevatten.

Bij voorkeur bestaat elke trap 2a-2d minstens vier treden 3, aangezien dit als voordeel heeft dat een persoon voldoende treden 3 heeft om de trap 2a-2d uit te testen.

Alhoewel bij voorkeur elke trap 2a-2d uit een gelijk aantal treden 3 bestaat, is het duidelijk dat dit niet noodzakelijk is.

De trappen 2a-2d zijn in dit geval naast elkaar geplaatst, waarbij de onderste treden 3 als het ware ongeveer in eikaars verlengde liggen.

De trappen 2a-2d hangen in dit geval aan elkaar vast, waarbij de inrichting 1 een vlakke rug 4 heeft.

Dit heeft als voordeel dat de inrichting 1 tegen een muur of wand kan geplaatst worden en zodoende weinig ruimte in beslag neemt.

Tussen elke trap 2a-2d is een afscheiding 5 voorzien onder de vorm van een scheidingswand 5. Deze afscheiding 5 kan ook de vorm aannemen van een balustrade, trapleuning, muur of dergelijke en zal toelaten dat een persoon die de trap 2a-2d opgaat of afdaalt, zal kunnen steunen op de afscheiding 5 teneinde veilig de trap 2a-2d te kunnen gebruiken.

In dit geval zijn ook aan de twee uiterste trappen 2a en 2d twee bijkomende scheidingswanden 5 voorzien zodat elke trap 2a-2d als het ware tussen twee scheidingswanden 5 vervat zit.

De inrichting 1 rust in dit geval op de scheidingswanden 5, waarbij de treden 3 van een trap 2a-2d tussen twee scheidingswanden 5 zijn aangebracht.

Figuur 2 toont een doorsnede van één van de trappen 2c van de inrichting 1.

In deze figuur zijn de afmetingen van de treden 3 van deze trap 2c duidelijk zichtbaar.

De afstand A komt overeen met de aantrede, de afstand B komt overeen met de optrede.

In deze trap 2c zijn stootborden 6 voorzien. De stootborden 6 maken een hoek C van 90° met het vlak van de treden 3.

De afstand D komt overeen met het overstek van de trede 3 over een stootbord 6, deze afstand wordt ook 'wel' genoemd.

Deze hoek C kan ook kleiner zijn dan 90°, zoals bijvoorbeeld het geval is bij de trap 2a waarbij de hoek C bijvoorbeeld gelijk is aan 80°, zodat een zogenaamde Z-trap ontstaat.

Ook de trappen 2b en 2d verschillen in afstand van de aantrede (A), afstand van de optrede (B), en/of afstand van de wel (D).

Het is eveneens ook mogelijk dat in één of meer van de trappen 2a-2d geen stootborden 6 aanwezig zijn.

Het is duidelijk dat de verschillen tussen de trappen 2a-2d op veel verschillende variaties kunnen uitgevoerd worden.

Volgens een praktische uitvoeringsvorm kan elke trap 2a-2d verschillend zijn wat betreft de afmeting A van de aantrede. Op deze manier kan een persoon de trap 2a-2d uitkiezen met de aantrede die zijn persoonlijke voorkeur geniet.

Het gebruik van de inrichting 1 voor het kiezen van een trap 2a-2d is zeer eenvoudig en als volgt.

Door de verschillende trappen 2a-2d van de inrichting 1 uit te testen door deze op te klimmen en/of af te dalen, kan een persoon vervolgens de trap 2a-2d uitkiezen die aan zijn persoonlijke voorkeuren voldoet.

Op basis van de afmetingen en type van de gekozen trap 2a-2d kan op voorhand bepaald worden aan welke vereisten qua afmetingen en type de trap 2a-2d aan de behoeften van die persoon moet voldoen.

In figuur 3 is een alternatieve uitvoeringsvorm weergegeven van een inrichting 1 volgens de uitvinding.

In dit geval bestaat de inrichting uit vier trappen 2a-2d, waarbij elke trap 2a-2d uit acht treden 3 bestaat.

De trappen 2a-2d zijn in dit geval niet naast elkaar geplaatst, maar in een kruisvorm waarbij de trappen 2a-2d voorzien zijn van een gezamenlijk platform 7.

In dit geval zijn de trappen 2a-2d verschillend in . afmetingen wat betreft de aantrede, waarbij de trap 2d bijvoorbeeld geen stootbord bezit.

Elke trap 2a-2d is aan weerszijden voorzien van een trapleuning 8.

Door de aanwezigheid van het platform 7, zal een persoon één van de trappen 2a-2d kunnen oplopen en vervolgens via een trap 2a-2d naar keuze deze trap 2a-2d kunnen afdalen.

Het is niet uitgesloten dat de inrichting uit figuur 1 of 2 voorzien zijn van een informatiepaneel of dergelijke waarop de kenmerken, zoals afmetingen, type en/of bekleding, van elke trap 2a-2d zijn vermeld.

Dit zal toelaten om gemakkelijk te kunnen bepalen wat de afmetingen en dergelijke van de trappen 2a-2d zijn.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een inrichting 1 volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (15)

1. Conclusies .

   1. - Inrichting voor het kiezen van een trap, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (1) een aantal trappen (2a-2d) bevat, die van mekaar verschillen door de afmetingen en/of het type en waarbij elke trap (2a-2d) bestaat uit een aantal treden (3), waarbij de inrichting (1) moet toelaten aan een persoon om de verschillende trappen (2a-2d) te kunnen testen en een keuze te maken uit de verschillende trappen (2a-2d).
2. 2. - Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat elke trap (2a-2d) onderling verschillend is op één of meer van de volgende kenmerken: - al of geen stootborden (6); - de helling van de stootborden (6); - de afmeting van de aantrede (A); - de afmeting van de optrede(B); - het materiaal waaruit de trap (2a-2d) is vervaardigd; - de bekleding van de treden (3); - de afmeting van het overstek (D) van de trede (3).
3. 3. - Inrichting volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de trappen (2a-2d) naast elkaar geplaatst zi jn.
4. 4. - Inrichting volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de trappen (2a-2d) voorzien zijn van een gezamenlijk platform (7).
5. 5. - Inrichting volgens conclusie één van voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat er tussen de trappen (2a-2d) een afscheiding (5) zoals een scheidingswand, balustrade, trapleuning, muur of dergelijke voorzien is.
6. 6. - Inrichting volgens één van voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat elke trap (2a-2d) uit minstens vier treden (3) bestaat.
7. 7. - Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat elke trap (2a-2d) uit een gelijk aantal treden (3) bestaat.
8. 8. - Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat elke trap (2a-2d) verschillend is wat betreft de afmeting van de aantrede (A).
9. 9. - Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (1) voorzien is van een infopaneel of dergelijke waarop de kenmerken van elke trap (2a-2d) vermeld zijn.
10. 10. - Inrichting volgens één van voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de treden (3) op ware grote zijn gemaakt.
11. 11. - Inrichting volgens één van voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (1) gemaakt is uit multiplex.
12. 12. - Inrichting volgens één van voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de trappen (2a-2d) aan elkaar vasthangen.
13. 13. - Inrichting volgens één van voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (1) een vlakke rug (4) heeft.
14. 14. - Inrichting volgens één van voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de breedte van een trap (2a-2d) ongeveer 80cm is.
15. 15. - Inrichting volgens één van voorgaande conclusies 5 tot 14, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (1) rust op de scheidingswanden (5) en dat de treden (3) tussen twee