BE1021507B1

BE1021507B1 - Inrichting voor het genereren van een luchtwand

Info

Publication number: BE1021507B1
Application number: BE2012/0877A
Authority: BE
Inventors: Peter Julien Joseph Deweerdt
Original assignee: Handelsmaatschappij Willy Deweerdt Bvba
Priority date: 2012-12-24
Filing date: 2012-12-24
Publication date: 2015-12-03
Also published as: PL2746686T3; US20140179217A1; US10260764B2; DK2746686T3; EP2746686B1; EP2746686A1

Abstract

Inrichting (1) voor het genereren van een luchtwand over een doorgangsopening (100), omvattende: een eerste en tweede inblaasinrichting (10, 20), zodanig aan de zijranden van de opening geplaatst dat telkens een vlakke luchtstroom over de hoogte en een gedeelte van de breedte van de doorgangsopening (100) wordt geblazen; waarbij de inrichting (1) is voorzien van regelmiddelen (13; 23) om inblaassnelheden van de inblaasinrichtingen te regelen, en de inblaasinrichtingen zijn voorzien van secundaire inblaasspleten (12; 22) voor het parallel met de primaire luchtstroom inblazen van gedroogde en/of verwarmde lucht.

Description

Inrichting voor het genereren van een luchtwand

De onderhavige uitvinding betreft een inrichting voor het genereren van een luchtwand, ter afscheiding van twee ruimten. Een dergelijke inrichting is bekend uit de internationale octrooiaanvrage WO 2009/051482 Al ten name van de huidige aanvraagster.

De gekende inrichting blaast een luchtwand vanuit een inblaasinrichting aan één zijde van de af te schermen opening naar de tegenoverliggende zijde. De luchtwand bestaat uit een primaire luchtstroom, die dank zij de specifieke dimensionering van de inblaasspleet en de gekozen luchtsnelheid een strakke wand vormt, en een secundaire luchtstroom, die hetzij door de inrichting wordt opgewekt, hetzij door aerodynamische effecten wordt meegesleept door de primaire stroom. Door gepaste conditionering van de lucht in de primaire en de secundaire luchtstroom, kan de vorming van mist en/of ijs ter hoogte van de raakvlakken tussen de opeenvolgende luchtlagen worden vermeden.

De gekende inrichting heeft echter een beperkte reikwijdte. Tot dusver werd voor het bereiken van grotere reikwijdten gebruik gemaakt van een aan de overzijde van de inblaasinrichting geplaatste aanzuiginrichting, waardoor de luchtwand over een grotere afstand zijn vlakke en gelaagde eigenschappen kon behouden.

Het is een doel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding een inrichting te verschaffen van het in de aanhef beschreven type, die een grotere reikwijdte vertoont.

Dit doel wordt bereikt door de inrichting volgens conclusie 1 en de werkwijze volgens conclusie -8-6^

Volgens een eerste aspect van de uitvinding, wordt een inrichting voorzien voor het genereren van een luchtwand over een doorgangsopening tussen een eerste ruimte en een tweede ruimte, welke doorgangsopening een eerste zijrand, een tweede zijrand en een bovenrand heeft, de inrichting omvattende: een eerste inblaasinrichting met een eerste primaire inblaasspleet, geschikt om zodanig aan de eerste zijrand van de doorgangsopening worden geplaatst, dat een eerste in hoofdzaak vlakke luchtstroom over in hoofdzaak de gehele hoogte en ten minste een eerste gedeelte van de breedte van de doorgangsopening wordt geblazen; en een tweede inblaasinrichting met een tweede primaire inblaasspleet, geschikt om zodanig aan de tweede zijrand van de doorgangsopening worden geplaatst, dat een tweede in hoofdzaak vlakke luchtstroom over in hoofdzaak de gehele hoogte en ten minste een tweede gedeelte van de breedte van de doorgangsopening wordt geblazen; waarbij de inrichting verder is voorzien van regelmiddelen om respectieve inblaassnelheden van de eerste inblaasinrichting en de tweede inblaasinrichting te regelen—, en waarbij de eerste inblaasinrichting en de tweede inblaasinrichting zijn voorzien van secundaire inblaasspleten, evenwijdig met de respectieve primaire inblaasspleten, welke secundaire inblaasspleten zijn verbonden met secundaire middelen voor het drogen en/of verwarmen van in te blazen lucht.

Hoewel de uitvinding kan worden toegepast voor alle vormen van atmosferische afscheiding, is de uitvinding bijzonder nuttig wanneer de eerste ruimte en de tweede ruimte onderling verschillende temperatuur en/of vochtigheid hebben. De uitvinding zal hieronder worden beschreven met betrekking tot dergelijke situaties, zonder enige intentie het toepassingsgebied van de uitvinding daartoe te beperken.

Volgens de huidige technische kennis is het niet gewenst om van weerszijden van een af te schermen doorgangsopening een luchtwand in te blazen, omdat hierbij de effecten van de gelaagde luchtstroom teniet zouden gaan, en er een zuil van mist (condensatie en/of ijsvorming) zou optreden rond het midden van de doorgang, hetzij door de botsing van de tegengestelde luchtstromen, hetzij door het bestaan van een onafgeschermd gebied tussen beide.

De onderhavige uitvinding is onder meer gebaseerd op het inventieve inzicht van de uitvinder dat een afscherming door middel van een tweezijdig ingeblazen luchtwand wel degelijk mogelijk is, indien men middelen voorziet die de verwachte negatieve effecten adequaat kan verhinderen.

De uitvinding voorziet daarom regelmiddelen, waarmee de inblaassnelheid van de respectieve inblaasinrichtingen zodanig kan worden geregeld dat de eerste luchtstroom en tweede luchtstroom de breedte van de doorgangsopening afdekken, en dat het optreden van turbulentie wordt geminimaliseerd in het gebied waar de eerste luchtstroom en de tweede luchtstroom elkaar ontmoeten. De regelmiddelen, die kunnen bestaan uit kleppen, roosters, en dergelijke, moeten voldoende nauwkeurig instelbaar zijn om de installateur of de operator toe te laten voor een gegeven doorgangsopening de luchtdebieten (of snelheden) zo te regelen dat de respectieve luchtwanden elkaar net bereiken, zonder evenwel met zo veel energie tegen elkaar op te botsen dat er aanzienlijke turbulentie zou worden gegenereerd.

Experimenten door de uitvinder hebben onverwacht aangetoond dat een dergelijk evenwicht inderdaad haalbaar en voldoende stabiel is, en dat op deze wijze een zeer efficiënte afscherming van de doorgangsopening mogelijk wordt.

De fysische eigenschappen van de ingeblazen lucht zijn afhankelijk van de plaats waar de lucht wordt aangezogen (aan de koudere/drogere kant dan wel aan de warmere/vochtigere kant van de doorgangsopening) en van de optioneel toegepaste bijkomende conditionering (in het bijzonder met betrekking tot temperatuur en/of vochtigheid).

Hoewel de door de primaire inblaasspleten gegenereerde vlakke luchtstromen van nature secundaire luchtstromen met zich zullen meetrekken, is het bij extreme conditieverschillen tussen de eerste en de tweede ruimte voordelig een actief gegenereerde secundaire luchtstroom bij de afscheiding te betrekken. De keuze van de temperatuur en/of vochtigheid van de lucht in de secundaire luchtstroom wordt

Dc keuze van de temperatuur cn/of vochtigheid van de luchtin de primaire luohtsbroom wordt bepaald door de respectieve luchtcondities in de eerste en de tweede ruimte. De vakman zal inzien dat met behulp van een Mollier-diagram een werkingspunt kan worden uitgekozen dat mistvorming aan de respectieve grensvlakken tussen de eerste ruimte en de primaire luchtstroom enerzijds,—en^ tussen de primaire luchtstroom en de secundarie luchtstroom, en tussen de secundaire luchtstroom en de tweede ruimte anderzijds-, kan worden vermeden. Indien de primaire luchtstroom en de secundaire luchtstroom worden geconditioneerd, staan er twee vrijheidsgraden ter beschikking om een traject te vinden van de condities van de eeste ruimte tot aan de condities van de tweede ruimte, zonder het verzadigingspunt te doorkruisen. Voor zover nodig wordt hierbij verwezen naar Figuur 6A van de eerder geciteerde aanvrage WO 2009/051482 Al en de bijhorende beschrijving, welke daartoe worden geïncorporeerd door verwijzing.

Het is een voordeel van deze uitvoeringavormde uitvinding dat met relatief weinig energieverbruik een verrassend goede afscherming kan worden verkregen. In veel gevallen volstaat het immers de gedwongen secundaire luchtstroom te conditioneren om de gewenste afscherming te bekomen. Aangezien deze secundaire luchtstroom een veel kleiner debiet kan vertegenwoordigen dan de primaire luchtstroom, is er een kleinere hoeveelheid energie vereist om deze secundaire luchtstroom te drogen en/of verwarmen tot op het vereiste werkingspunt, dan wanneer de primaire luchtstroom hiertoe zou worden geconditioneerd.

In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding- ζ-ί-jn, hebben de eefote inblaaoinrieht-ingprimaire inblaasspleten een breedte in het gebied van 10-40 mm, bij voorkeur 14-25 mm, en een lengte in blaasrichting van 5-40 cm, bij voorkeur 10-30 cm.

Het is gebleken dat inblaasspleten met deze dimensies uitermate geschikt zijn voor het genereren van een strakke luchtwand, in het bijzonder bij luchtsnelheden vanaf 10 m/s, bij voorkeur vanaf 16 m/s, en nog meer bij voorkeur vanaf 25 m/s.

In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding zijn de eerste inblaasinrichtingjen de tweede inblaasinrichting do- tweede jnblaraainrichting opgebouwd uit verticaal op elkaar aansluitende modules, en zijn de regelmiddelen ingericht om een inblaassnelheid te regelen per module.

Het is een voordeel van deze uitvoeringsvorm dat op passende wijze rekening kan worden gehouden met het verschillende gedrag van de lucht op verschillende hoogten. Zo zal in het gebied laag bij de grond de zwaardere koude lucht in de koudere ruimte de neiging hebben om naar de warmere ruimte te migreren, terwijl in de hogere luchtlagen de lichtere warme lucht uit de warmere ruimte naar de koudere ruimte wordt gezogen. In een tussengelegen gebied heffen beide effecten elkaar op, en is er minder vermogen nodig om de respectieve luchtvolumes van elkaar te scheiden.

In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding zijn de eerste inblaasinrichting en de tweede inblaasinrichting ingericht om de inblaasrichting te variëren over de hoogte van de doorgangsopening.

Het is een voordeel van deze uitvoeringsvorm dat op passende wijze rekening kan worden gehouden met het verschillende gedrag van de lucht op verschillende hoogten. Zo is het om de bovenvermelde redenen nuttig de luchtwand laag bij de grond enigszins naar de koudere ruimte toe te richten, en deze op grotere hoogte enigszins naar de warmere ruimte toe te richten.

In een uitvoeringsvorm is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding verder voorzien van een overbruggingselement dat zich uitstrekt van een uiteinde van de eerste inblaasinrichting tot een overeenkomstig uiteinde van de tweede inblaasinrichting, waarbij het overbruggingselement geschikt is om zodanig aan de bovenrand van de doorgangsopening worden geplaatst, dat een derde in hoofdzaak vlakke luchtstroom over in hoofdzaak de gehele breedte en ten minste een gedeelte van de hoogte van de doorgangsopening wordt geblazen.

In deze uitvoeringsvorm wordt een portaal gevormd, dat van drie kanten uit lucht in de doorgangsopening blaast.

Hierdoor kan het afschermend vermogen van de inrichting nog verder verhoogd worden.

Volgens een aspect van de onderhavige uitvinding wordt een werkwijze voorzien voor het door middel van een luchtwand afschermen van een doorgangsopening tussen een eerste ruimte en een tweede ruimte, welke doorgangsopening een eerste zijrand, een tweede zijrand en een bovenrand heeft, de werkwijze omvattende: het genereren van een eerste in hoofdzaak vlakke luchtstroom over in hoofdzaak de gehele hoogte en een eerste gedeelte van de breedte van de doorgangsopening door middel van een eerste inblaasinrichting met een eerste primaire inblaasspleet, geplaatst aan de eerste zijrand van de doorgangsopening; en het genereren van een tweede in hoofdzaak vlakke luchtstroom over in hoofdzaak de gehele hoogte en een tweede gedeelte van de breedte van de doorgangsopening door middel van een tweede inblaasinrichting-;—geplaatst aan de tweede -zijra-nd van de doorgangsopening met een tweede primaire inblaasspleet, geplaatst aan de tweede zijrand van de doorgangsopening; en het genereren van respectieve secundaire luchtstromen, door middel van secundaire inblaasspleten welke zijn voorzien in de eerste inblaasinrichting en de tweede inblaasinrichting, evenwijdig met de respectieve primaire inblaasspleten, waarbij de door de secundaire inblaasspleten in te blazen lucht wordt gedroogd en/of verwarmd; waarbij de respectieve inblaassnelheden van de eerste inblaasinrichting en de tweede inblaasinrichting door middel van regelmiddelen zodanig worden geregeld dat de eerste luchtstroom en tweede luchtstroom de breedte van de doorgangsopening afdekken, en dat het optreden van turbulentie wordt geminimaliseerd in een gebied waar de eerste luchtstroom en de tweede luchtstroom elkaar ontmoeten.

In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding zijnhebben de eerste inblaa-s inrichting on do tweede inblaa-sinrichting voorzien van^-primaire inblaasspleten met een breedte in het gebied van 10-40 mm, bij voorkeur 14-25 mm, en een lengte in blaasrichting van 5-40 cm, bij voorkeur 10-30 cm.

In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding het drogen en/of verwarmen van de in door de eerste inblaasinrichting en de tweede inblaasinrichting in te blazen lucht. gedroogd on/of verwarmd.door de primaire inblaasspleten in te blazen lucht.

In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding zijn de eerste inblaasinrichting en de tweede inblaasinrichting opgebouwd uit verticaal op elkaar aansluitende modules, waarbij de inblaassnelheid per module wordt geregeld.

In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding varieert de inblaasrichting over de hoogte van de doorgangsopening.

In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding het genereren van een derde in hoofdzaak vlakke luchtstroom over in hoofdzaak de gehele breedte en ten minste een gedeelte van de hoogte van de doorgangsopening door middel van een aan de bovenrand van de doorgangsopening geplaatst overbruggingselement, dat zich uitstrekt van een uiteinde van de eerste inblaasinrichting tot een overeenkomstig uiteinde van de tweede inblaasinrichting.

In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding hebben de eerste ruimte en de tweede ruimte onderling verschillende temperatuur en/of vochtigheid.

De technische effecten en voordelen van de uitvoeringsvormen van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding komen overeen, mutatis mutandis, met die van de overeenkomstige uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding.

Deze en andere technische effecten en voordelen van de uitvinding zullen nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde tekeningen, waarin:

Figuur 1 een overzichtstekening is van een inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding; en

Figuur 2 een detailtekening is van een module voor opbouw van een inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.

De algemene opbouw van een inrichting 1 volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding wordt weergegeven in Figuur 1. De inrichting wordt gevormd door een stel verticale inblaasinrichtingen of inblaaszuilen 10, 20 aan weerszijden van de af te schermen doorgang 100, verbonden met een gemeenschappelijk luchttoevoersysteem 50. Zonder verlies aan algemeenheid wordt een inrichting afgebeeld zonder horizontaal inblaasprisma dat van bovenuit een bijkomende luchtlaag genereert - de plaatsing van een dergelijk prisma zal voor de vakman niettemin meteen duidelijk zijn.

Eveneens zonder verlies aan algemeenheid, wordt een systeem afgebeeld waarbij zowel de primaire luchtstroom als de secundaire luchtstroom door de inrichting actief gegenereerd worden. Hiertoe omvat het luchttoevoersysteem 50 een vertakking 51 die de aangevoerde druk verdeelt naar een primair kanaal en een secundair kanaal. Het primaire kanaal mondt in elk van de inblaaszuilen 10, 20 uit in de kamer die in verbinding staat met de primaire inblaasspleet 11, 21, terwijl het secundaire kanaal in elk van de inblaaszuilen 10, 20 uitmondt in de kamer die in verbinding staat met de secundaire inblaasspleet 12, 22. In de geïllustreerde uitvoering wordt enkel in het secundaire kanaal een (optionele) conditioneringseenheid 52 voorzien, om de lucht in de secundaire luchtwand te verwarmen en/of te drogen. Op deze wijze kan op zeer energie-efficiënte wijze een doeltreffende luchtwand worden voorzien tussen atmosferisch sterk verschillende ruimten. Er zijn evenwel ook uitvoeringsvormen mogelijk waarbij ook de primaire luchtstroom wordt geconditioneerd.

In de geïllustreerde opstelling is elk van beide inblaaszuilen 10, 20 opgebouwd uit drie modules lOa-c, 20a-c. Het aantal modules is zuiver bij wijze van voorbeeld gekozen; de vakman zal begrijpen dat naargelang van de noden van de specifieke situatie een groter of kleiner aantal modules kan worden gekozen, of zelfs met zuilen uit één stuk kan worden gewerkt. Op de noodzakelijke verbindingselementen na, zijn de respectieve modules van een zuil onderling bij voorkeur in hoofdzaak identiek van vorm.

Figuur 2 illustreert een mogelijke uitvoering van een module voor gebruik in de inrichting volgens de onderhavige uitvinding, waarbij als voorbeeld module 10b werd gekozen. Voor de duidelijkheid zijn de eindplaten niet weergegeven; deze eindplaten bevatten de nodige verbindingselementen om de modules onderling te kunnen stapelen en de luchttoevoer naar de primaire en secundaire kamer te verzekeren.

In de primaire kamer, d.i. de kamer die in verbinding staat met de primaire inblaasspleet 11, zijn regelmiddelen 13 aangebracht om het debiet van de primaire luchtstroom te regelen. In de geïllustreerde uitvoering bestaan de regelmiddelen uit een plaat die door middel van een bout of draadstang op grotere of kleinere afstand van de trechtervormige inlaat van de inblaasspleet kan worden gebracht, waardoor (voor een gegeven druk van de aangevoerde lucht) respectievelijk een groter of kleiner luchtdebiet door de primaire inblaasspleet wordt gestuurd.

In de geïllustreerde uitvoering zijn er in de secundaire kamer, d.i. de kamer die in verbinding staat met de secundaire inblaasspleet 12, geen regelmiddelen voorzien, aangezien deze hier slechts optioneel zijn.

Door de regelmiddelen op het niveau van de individuele modules lOa-c, 20a-c te voorzien, is het mogelijk het debiet van de vlakke luchtstromen langs de verticale as te variëren. Aldus kan men optimaal het hoofd bieden aan luchtstromingen in de richting dwars op het vlak van de doorgangsopening 100.

Voor verdere details over de mogelijke opbouw van de inblaasinrichtingen wordt expliciet verwezen naar WO 2009/051482 Al en WO 2010/085861 A2, beide in naam van de aanvraagster.

Hoewel de uitvinding hierboven werd beschreven aan de hand van specifieke uitvoeringsvormen, strekken deze enkel ter verduidelijking en niet ter beperking van de uitvinding, waarvan de omvang wordt bepaald door de bijgevoegde conclusies.

Claims

Conclusies

1. Inrichting (1) voor het genereren van een luchtwand over een doorgangsopening tussen een eerste ruimte en een tweede ruimte, welke doorgangsopening (100) een eerste zijrand, een tweede zijrand en een bovenrand heeft, de inrichting (1) omvattende : - een eerste inblaasinrichting (10) met een eerste primaire inblaasspleet (11), geschikt om zodanig aan de eerste zijrand van de doorgangsopening (100) worden geplaatst, dat een eerste in hoofdzaak vlakke luchtstroom over in hoofdzaak de gehele hoogte en ten minste een eerste gedeelte van de breedte van de doorgangsopening (100) wordt geblazen; en - een tweede inblaasinrichting (20) met een tweede primaire inblaasspleet (21), geschikt om zodanig aan de tweede zijrand van de doorgangsopening (100) worden geplaatst, dat een tweede in hoofdzaak vlakke luchtstroom over in hoofdzaak de gehele hoogte en ten minste een tweede gedeelte van de breedte van de doorgangsopening (100) wordt geblazen; waarbij de inrichting (1) verder is voorzien van regelmiddelen (13; 23) om respectieve inblaassnelheden van de eerste inblaasinrichting en de tweede inblaasinrichting te regelen; en waarbij de eerste inblaasinrichting (10) en de tweede inblaasinrichting (20) zijn voorzien van secundaire inblaasspleten (12; 22), evenwijdig met de respectieve primaire inblaasspleten (11; 21), welke secundaire inblaasspleten (12; 22) zijn verbonden met secundaire middelen voor het drogen en/of verwarmen van in te blazen lucht.

2. Inrichting (1) volgens conclusie 1, waarbij de eerste zijn voorzien van primaire inblaasspleten (11; 21) met een breedte hebben in het gebied van 10-40 mm, bij voorkeur 1425 mm, en een lengte in blaasrichting hebben van 5-40 cm, bij voorkeur 10-30 cm. -&3. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste inblaasinrichting (10) en de tweede inblaasinrichting (20) zijn opgebouwd uit verticaal op elkaar aansluitende modules (10a, 10b, 10c; 20a, 20b, 20c), waarbij de regelmiddelen (13; 23) zijn ingericht om een inblaassnelheid te regelen per module. -64. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste inblaasinrichting (10) en de tweede inblaasinrichting (20) zijn ingericht om de inblaasrichting te variëren over de hoogte van de doorgangsopening (100).

3-5_. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, verder voorzien van een overbruggingselement dat zich uitstrekt van een uiteinde van de eerste inblaasinrichting (10) tot een overeenkomstig uiteinde van de tweede inblaasinrichting (20), waarbij het overbruggingselement geschikt is om zodanig aan de bovenrand van de doorgangsopening (100) worden geplaatst, dat een derde in hoofdzaak vlakke luchtstroom over in hoofdzaak de gehele breedte en ten minste een gedeelte van de hoogte van de doorgangsopening (100) wordt geblazen. £6. Werkwijze voor het door middel van een luchtwand afschermen van een doorgangsopening (100) tussen een eerste ruimte en een tweede ruimte, welke doorgangsopening (100) een eerste zijrand, een tweede zijrand en een bovenrand heeft, de werkwijze omvattende: - het genereren van een eerste in hoofdzaak vlakke luchtstroom over in hoofdzaak de gehele hoogte en een eerste gedeelte van de breedte van de doorgangsopening (100) door middel van een eerste inblaasinrichting (10) met een eerste primaire inblaasspleet (11), geplaatst aan de eerste zijrand van de doorgangsopening (100); en - het genereren van een tweede in hoofdzaak vlakke luchtstroom over in hoofdzaak de gehele hoogte en een tweede gedeelte van de breedte van de doorgangsopening (100) door middel van een tweede inblaasinrichting (20) met een tweede primaire inblaasspleet (21), geplaatst aan de tweede zijrand van de doorgangsopening ( 100); en het genereren van respectieve secundaire luchtstromen, door middel van secundaire inblaasspleten (12; 22) welke zijn voorzien in de eerste inblaasinrichting (10) en de tweede inblaasinrichting (20), evenwijdig met de respectieve primaire inblaasspleten (11; 21), waarbij de door de secundaire inblaasspleten (12; 22) in te blazen lucht wordt gedroogd en/of verwarmd; waarbij de respectieve inblaassnelheden van de eerste inblaasinrichting en de tweede inblaasinrichting door middel van regelmiddelen (13; 23) zodanig worden geregeld dat de eerste luchtstroom en tweede luchtstroom de breedte van de doorgangsopening (100) afdekken, en dat het optreden van turbulentie wordt geminimaliseerd in een gebied waar de eerste luchtstroom en de tweede luchtstroom elkaar ontmoeten. •92· Werkwijze volgens conclusie -8-6, waarbij de ee-rei-e i n b 1 a a s-i-n-r-i-e-h-t-i-ng........f 10 j—cn dc tweede --iftb-l-a-aoinrichting—(-2-0-)- zijn voorzien van primaire inblaasspleten (11; 21) mot een breedte hebben in het gebied van 10-40 mm, bij voorkeur 1425 mm, en een lengte in blaasrichting hebben van 5-40 cm, bij voorkeur 10-30 cm. -128. Werkwijze volgens één van conclusies -8-6—14-2, waarbij de eerste inblaasinrichting (10) en de tweede inblaasinrichting (20) zijn opgebouwd uit verticaal op elkaar aansluitende modules (10a, 10b, 10c; 20a, 20b, 20c), en waarbij de inblaassnelheid per module wordt geregeld. lrè-9. Werkwijze volgens één van de conclusies waarbij de inblaasrichting varieert over de hoogte van de doorgangsopening (100). 4r41_0. Werkwijze volgens één van conclusies &6—1£9, voorts omvattende het genereren van een derde in hoofdzaak vlakke luchtstroom over in hoofdzaak de gehele breedte en ten minste een gedeelte van de hoogte van de doorgangsopening (100) door middel van een aan de bovenrand van de doorgangsopening (100) geplaatst overbruggingselement, dat zich uitstrekt van een uiteinde van de eerste inblaasinrichting (10) tot een overeenkomstig uiteinde van de tweede inblaasinrichting (20). l-ë-ll. Werkwijze volgens één van conclusies &6-Î-4-10, waarbij de eerste ruimte en de tweede ruimte onderling verschillende temperatuur en/of vochtigheid hebben.