BE1021145B1 - Maaidorser met verbeterde hakselaar-en strooieropstelling - Google Patents

Maaidorser met verbeterde hakselaar-en strooieropstelling Download PDF

Info

Publication number
BE1021145B1
BE1021145B1 BE2013/0320A BE201300320A BE1021145B1 BE 1021145 B1 BE1021145 B1 BE 1021145B1 BE 2013/0320 A BE2013/0320 A BE 2013/0320A BE 201300320 A BE201300320 A BE 201300320A BE 1021145 B1 BE1021145 B1 BE 1021145B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
wheels
combine
threshing
chopping
rotors
Prior art date
Application number
BE2013/0320A
Other languages
English (en)
Inventor
Frank R.G. Duquesne
Bart M. A. Missotten
Original Assignee
Cnh Industrial Belgium Nv
Cnh Belgium N.V.
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cnh Industrial Belgium Nv, Cnh Belgium N.V. filed Critical Cnh Industrial Belgium Nv
Priority to BE2013/0320A priority Critical patent/BE1021145B1/nl
Priority to US14/889,382 priority patent/US10130033B2/en
Priority to EP14722212.9A priority patent/EP2993970B1/en
Priority to PCT/EP2014/059349 priority patent/WO2014180911A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1021145B1 publication Critical patent/BE1021145B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D41/00Combines, i.e. harvesters or mowers combined with threshing devices
    • A01D41/12Details of combines
    • A01D41/1243Devices for laying-out or distributing the straw
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F12/00Parts or details of threshing apparatus
    • A01F12/18Threshing devices
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F12/00Parts or details of threshing apparatus
    • A01F12/40Arrangements of straw crushers or cutters
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F12/00Parts or details of threshing apparatus
    • A01F12/44Grain cleaners; Grain separators
    • A01F12/442Rotary cleaners

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Threshing Machine Elements (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)

Abstract

Deze uitvinding heeft betrekking op een maaidorser die bestaat uit één of twee dors- en/of scheidingsrotoren die gericht zijn in de overlangse richting van de oogstmachine, en die geconfigureerd zijn om korrels en licht kaf te scheiden van een oogstrestantenstroom die getransporteerd wordt naar het verst afgelegen uiteinde van de rotoren, waar deze stroom naar beneden in een hakselaarhuis wordt uitgestoten. Het hakselaarhuis bevat een paar hakselwielen die zo geconfigureerd zijn dat de oogstrestantenstroom rechtstreeks in de zone tussen de hakselwielen wordt uitgestoten, waarbij in wezen geen oogstrestanten toegelaten worden in de ruimte tussen de omtrek van de wielen en de zijkanten van het hakselaarhuis. De maaidorser bevat verder strooivoorzieningen, bestaande uit een paar zijdelings geplaatste strooiopeningen in het hakselaarhuis, bij voorkeur met een paar strooieruitlopen op de openingen aangebracht.

Description

MAAIDORSER MET VERBETERDE HAKSELAAR- EN STROOIEROPSTELLING
Domein van de uitvinding
Deze uitvinding heeft betrekking op maaidorsers voor het snijden en verwerken van oogstmateriaal afkomstig van een veld, meer bepaald op een mechanisme voor het hakken en uitspreiden van verwerkt oogstmateriaal achter de maaidorser.
Stand van de techniek
Veel maaidorsers die momenteel in gebruik zijn, zijn uitgerust met langwerpige enkelvoudige of dubbele dors- en/of scheidingsrotoren, waarvan de as aangebracht is in de overlangse richting van de maaidorser, en die geconfigureerd zijn om het oogstmateriaal vanaf de voorkant van de rotoren naar de achterkant te transporteren; tijdens dit traject worden de korrels gedorst en/of gescheiden van de stengels en bladeren van het gewas. Het graan wordt verzameld samen met licht kaf in een reinigingsopstelling die zich onder de rotoren bevindt, terwijl de oogstrestanten, bestaande uit stengels en bladeren (stro), door de rotoren getransporteerd worden langs een schroefvormig pad naar het achterste uiteinde van deze rotoren. Hier worden de oogstrestanten voortgestuwd naar de achterkant van de maaidorser door een dorstrommel, die een draaiend onderdeel is dat dwars gericht is ten opzichte van de rotor(en).
Het materiaal wordt daarbij aan een hakselaar toegevoerd, die bestaat uit een draaiend hakselwiel in combinatie met stationaire messen om het stro in kleinere delen te hakken. Het hakselwiel is dwars aangebracht ten opzichte van de rotoren. Daarna wordt het fijngehakte materiaal over de volledige breedte van de maaidorser uitgespreid door draaiende strooiers, die strooiwielen bevatten waarvan de as over het algemeen loodrecht staat op de bewegingsrichting van de maaidorser.
Document US2012-A-0264493 toont een maaidorser waarin een huis dat een set hakselwielen bevat, onder het uiteinde van een enkelvoudige dorsrotor is geplaatst, waarbij de hakselwielen rond assen draaien die in de rijrichting van de maaidorser gericht zijn en zo mogelijk evenwijdig met de rotor. De gewasmaterialen die de rotor verlaten, worden via een inlaatsectie van het huis naar de hakselrotoren toegevoerd. De hakselrotoren zijn uitgerust met scharnierbare bladen en stationaire schaarstaven of messen en voeren het fijngehakte materiaal toe aan zijdelings geplaatste uitlaatopeningen waardoor het materiaal over het veld wordt uitgespreid.
Samenvatting van de uitvinding
In de bovenbeschreven oogstmachines die uitgerust zijn met een dorstrommel bevat het traject dat gevolgd wordt door de oogstrestanten nadat ze de dors-/scheidingsrotoren verlaten, twee abrupte richtingswijzigingen van het materiaal: één keer ter plaatse van de dorstrommel, waar ze overgaan van een pad dat het cilindrische oppervlak van de rotoren raakt, naar een pad dat langs de lengteas van de maaidorser is gericht, en vervolgens na de hakselaar waar het pad verandert van de overlangse richting naar een pad dat de omtrek van de strooiwielen raakt. Door de richtingswijzigingen in de loop van het traject verliest het materiaal hoeveelheid van beweging, wat gepaard gaat met een aanzienlijk energieverbruik van de maaidorser. In het systeem dat beschreven is in octrooi US-A-2012/0264493 wordt het gebruik van een dorstrommel vermeden, maar vertoont de inlaatsectie tussen de enkelvoudige rotor en de hakselwielen nog altijd een onderbreking in de materiaalstroom naar de strooiers.
Deze uitvinding heeft betrekking op een maaidorser die bestaat uit één of meer dors- en/of scheidingsrotoren gericht in de overlangse richting van de oogstmachine, en die geconfigureerd zijn om korrels en licht kaf te scheiden van een oogstrestantenstroom die getransporteerd wordt naar het verst afgelegen uiteinde van de rotoren, waar deze stroom naar beneden in een hakselaarhuis wordt uitgestoten. Het hakselaarhuis bevat een paar hakselwielen die zo geconfigureerd zijn dat de oogstrestantenstroom rechtstreeks in de zone tussen de hakselwielen wordt uitgestoten, waarbij in wezen geen oogstrestanten mogen terechtkomen in de ruimte tussen de omtrek van de wielen en de zijkanten van het hakselaarhuis. De maaidorser bevat verder strooivoorzieningen, bestaande uit een paar zijdelings geplaatste strooiopeningen in het hakselaarhuis, bij voorkeur met een paar strooieruitlopen aangebracht op de openingen.
In een oogstmachine volgens de uitvinding wordt de hoeveelheid van beweging van de oogstrestanten die ze meegekregen hebben van de dors-/scheidingsrotoren niet tot nul herleid wanneer de oogstrestanten naar beneden worden uitgestoten door de rotoren, alvorens ze verder door de hakselwielen getransporteerd worden. Op die manier wordt de kinetische energie van het materiaal dat uitgestoten wordt door de rotoren gebruikt om het materiaal door de hakselwielen in de strooiopeningen te "blazen", waarbij een extra stuwkracht wordt overgebracht op het fijngehakte materiaal door de rotatie van de wielen van de hakselaar zelf, zodat het materiaal over een groot gebied wordt uitgespreid.
De uitvinding heeft meer bepaald betrekking op een maaidorser zoals beschreven in de bijgevoegde conclusies.
Korte beschrijving van de tekeningen
Figuur 1a toont een zijaanzicht van de belangrijkste onderdelen van een maaidorser volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van deze uitvinding. Fig 1b toont het achteraanzicht van dezelfde uitvoeringsvorm.
Figuur 2 toont een achteraanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de maaidorser van de uitvinding, waarbij er een grotere afstand is tussen de dors-/scheidingsrotoren en de hakselwielen.
Figuren 3a, 3b en 3c tonen een uitvoeringsvorm die uitgerust is met beweegbare deksels om de oogstrestantenstroom van de rotoren naar de hakselwielen af te sluiten.
Figuur 4 toont een achteraanzicht van een derde uitvoeringsvorm van de maaidorser van de uitvinding, met een extra set strooiwielen onder de hakselwielen aangebracht
Figuur 5 illustreert een uitvoeringsvorm met een enkelvoudige rotor.
Gedetailleerde beschrijving van voorkeursuitvoerinqsvormen van de uitvinding
Voorkeursuitvoeringsvormen zullen nu beschreven worden met verwijzing naar de tekeningen. De gedetailleerde beschrijving beperkt de reikwijdte van de uitvinding niet, die alleen gedefinieerd wordt door de bijgevoegde conclusies.
Figuur 1 toont een zijaanzicht en een achteraanzicht van de belangrijkste onderdelen in een maaidorser volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. Een toevoersysteem 1 ontvangt gewas dat afgesneden werd van het veld door een brede maaier (niet weergegeven) die aan de voorkant van het toevoersysteem is aangebracht, en voert de gewassen toe aan de dubbele dors- en/of scheidingsrotoren 2 en 3 (elders in deze beschrijving en in de conclusies ‘dors-/scheidingsrotoren’ of gewoonweg ‘rotoren’ genoemd), die draaien in de richting die aangegeven is door de pijlen. De rotoren zijn aangebracht in een huis dat uit een of meer roostergehelen bestaat (niet weergegeven). Gewassen bewegen van het dichtstbijgelegen uiteinde 4 van de rotoren naar het verst afgelegen uiteinde 5 langs een schroefvormig pad, waarbij ze verwerkt worden door dorselementen (niet weergegeven) die op de rotoren zijn aangebracht. Zodoende wordt rond elk van de rotoren een laag voortbewegende gewassen gevormd, terwijl de dorsactie de korrels en het lichte kaf scheidt van de grotere stengels/halmen en bladeren van het materiaal. De korrels en het lichte kaf vallen door de roostergehelen en worden vergaard door de reinigingsopstelling 7 die onder de rotoren is gelegen, waar ze verder d.m.v. een set zeven gesorteerd worden, en waarbij een deel van het lichte kaf door een ventilator naar de achterkant van de maaidorser wordt geblazen (niet weergegeven). Het resterende oogstmateriaal dat hoofdzakelijk bestaat uit grotere stengels/halmen en bladeren, waarnaar hierna verwezen wordt als oogstrestanten, beweegt verder naar het verst afgelegen uiteinde 5 van de rotoren waar het uit de machine moet worden afgevoerd, ofwel door het op de grond neer te leggen in de vorm van een zwad ongesneden oogstrestanten, ofwel door het in kleinere stukken te hakken door een hakselaaropstelling en deze kleinere stukken uit te spreiden over een terreinbreedte die in wezen overeenkomt met de breedte van de maaier van de maaidorser. in de maaidorser volgens de uitvoeringsvorm van Figuur 1 is het huis van de dorseenheid uitgerust met een uitstroomopening 6, gelegen in de buurt van het verst afgelegen uiteinde 5 van de rotoren 2/3. De opening 6 is aan de onderkant van het huis van de dorseenheid geplaatst zodat een oogstrestantenstroom naar beneden door de opening 6 wordt uitgestoten, waarbij het materiaal door de rotatiebeweging van de rotoren 2/3 snelheid krijgt. Een paar hakselwielen 10 en 11, die zij aan zij zijn aangebracht, in de tegenovergestelde richting draaibaar rond een as die evenwijdig is met de rotoren 2/3, is onder de uitstroomopening 6 aangebracht. De hakselwielen zijn cilinders 12 met bladen of messen 13 die aan de omtrek zijn bevestigd. De hakselwielen 10/11 zijn geconfigureerd om het oogstmateriaal dat omlaag uitgestoten wordt in de ruimte tussen de hakselwielen te ontvangen en het naar stationaire messen 14 te bewegen, zodat het gewas wordt doorgesneden tussen de draaiende en de stationaire messen en uitgestoten wordt door uitstroomopening 8, waarop zijdelingse uitlopen 15 zijn aangebracht die het materiaal uitspreiden over het veld in een gebied achter de voortbewegende maaidorser. Tijdens de werking draaien het linkse en rechtse hakselwiel 10/11 in dezelfde richting als respectievelijk de linkse en rechtse dors-/scheidingsrotoren 2/3, zoals aangeduid door de pijlen.
De rotoren 2/3 en de hakselwielen 10/11 zijn zo geconfigureerd dat in wezen alle materiaal dat door de rotoren wordt uitgestoten rechtstreeks toegevoerd wordt aan het gebied 16 tussen de hakselwielen. Dit gebied wordt gedefinieerd als het gebied dat bovenaan beperkt wordt door het vlak dat aan de omtrek van beide hakselwielen 10/11 raakt, aan de zijkanten door deze omtrekken zelf, en onderaan door het vlak dat de rotatieassen van beide hakselwielen verbindt. ‘In wezen alle materiaal’ dient begrepen te worden als ‘al het materiaal dat groter is dan de stofdeeltjes en gewasdeeltjes waarvan de afmetingen van dezelfde orde van grootte zijn als stofdeeltjes’. 'Rechtstreeks toegevoerd' betekent dat het materiaal dat uitgestoten wordt uit de rotoren 2/3 een pad volgt dat zich niet voorbij de zijdelingse secties A en B van gebied 16 uitstrekt (zie Figuur 1b).
In de uitvoeringsvorm die weergegeven is in Figuur 1 wordt de rechtstreekse toevoer van oogstrestanten aan gebied 16 verwezenlijkt door een aantal voorzieningen. Vooreerst zijn de hakselwielen 10/11 zo dicht mogelijk bij de rotoren 2/3 geplaatst, met een kleine speling 60/61 tussen de omtrek van elke hakselwiel 10/11 en de respectieve rotor 2/3, waarbij de plaatsen van de spelingen gedefinieerd zijn als de plaatsen waar de afstand tussen de hakselwielen en de rotoren minimaal is. De grootte van de ‘kleine speling’ is zodanig dat geen materiaal dat groter is dan stofdeeltjes toegelaten wordt in de spelingen 60/61 in de zijdelingse richting (d.w.z. vanaf het gebied tussen de hakselwielen en het gebied buiten de hakselwielen). Wegens de dichte nabijheid van de hakselwielen en de rotoren, zijn de hakselwielen bovendien in staat om oogstrestanten van het oppervlak van de rotoren af te schrapen en ze naar het gebied 16 te richten. Het is bovendien te zien dat de spelingen 60/61 zich dichter bij het middenvlak 100 van de huizen van de dorseenheid en de hakselaar bevinden dan de hierboven gedefinieerde secties A en B. Dit verzekert dat in wezen geen materiaal getransporteerd wordt voorbij de secties A en B in de zijdelingse richting, en dat de oogstrestantenstroom "rechtstreeks toegevoerd" wordt (zoals hierboven gedefinieerd) aan het gebied 16 tussen de hakselwielen.
Bovendien zijn de hakselwielen 10/11 aangebracht in een huis 17 dat zijwanden 18/19 bevat, die de vorm hebben van cilindrische oppervlakken die respectievelijk de hakselwielen 10/11 omhullen met een kleine speling tussen deze wanden en de buitenomtrek van de hakselbladen 13 (gedefinieerd als de omtrek van de hakselwielen op zich), klein genoeg om de overgang te beletten van oogstrestanten waarvan de grootte die van de hierboven beschreven stofdeeltjes overschrijdt.
Zo ook zijn de zijwanden 20/21 van het huis van de dorseenheid dat de rotoren 2/3 omhult ter plaatse van de uitstroomopening 6 eveneens gevormd als cilindrische oppervlakken die deze rotoren omhullen met een kleine speling tussen deze wanden en de buitenomtrekken van de rotoren 2/3, klein genoeg om de overgang te beletten van oogstrestanten waarvan de grootte die van de hierboven beschreven stofdeeltjes overschrijdt. In de uitvoeringsvorm die weergegeven is, zijn de wanden van het huis van de dorseenheid 20/21 met het hakselaarhuis 17 verbonden langs lijnen C en D die gemeenschappelijk zijn met de respectieve cilindrische wanden van de huizen 18/20 en 19/21 van de hakselaar en de dorseenheid.
De hierboven beschreven kleine spelingen 60/61 tussen de hakselaar- en dorsopstelling kunnen toegepast worden in combinatie met andere vormen van zijwanden van het hakselaarhuis en/of de dorseenheid, met grotere spelingen tussen de rotoren en wielen enerzijds en de zijwanden anderzijds, op voorwaarde dat deze kleine spelingen 60/61 op zich kunnen volstaan om ervoor te zorgen dat in wezen alle oogstrestanten in gebied 16 worden uitgestoten. De zijwanden 18/19 en/of 20/21 van de huizen van de hakselaar en de dorseenheid kunnen een vorm hebben die verschilt van een zuiver cilindrische vorm, maar dat ten minste een deel bevat dat geplaatst is met de hierboven beschreven kleine speling ten opzichte van de omtrek van de respectieve hakselwielen en -rotoren.
Wanneer de afstand tussen de rotoren 2/3 en de hakselwielen 10/11 groter is dan weergegeven in de uitvoeringsvorm van Figuur 1, kunnen andere middelen nodig zijn om de doorgang van oogstrestanten voorbij de secties A en B in de zijdelingse richting te beletten. Dit kan verkregen worden door de cilindrische wanden 18 en 19 op zich, waarbij deze wanden de hakselwielen minstens tot de secties A en B omringen. Figuur 2 illustreert zulk een uitvoeringsvorm, die verder een verbindingswand bevat 22 tussen de respectieve paren cilindrische wanddelen 18,20 en 19,21. Het gebied 16 tussen de hakselwielen is opnieuw aangeduid, bovenaan begrensd door het vlak AB dat de hakselwielen raakt, en zich tussen zijdelingse secties A en B uitstrekt. In dit geval is de opstaande rand die gevormd wordt door het onderste uiteinde van de wanden 22 en het uiteinde van de cilindrische wanden 18/19 met een kleine speling 60/61 aangebracht (klein genoeg om in wezen het binnentreden van oogstrestanten in de spelingen in de zijdelingse richting) vanaf de omtrek van de respectieve hakselwielen te voorkomen. In dit geval komt de plaats van de spelingen 60/61 in wezen overeen met de plaats van de secties A en B. Dit zorgt er ook voor dat er in wezen geen oogstrestanten voorbij de secties A en B bewegen en dat de oogstrestantenstroom ‘rechtstreeks toegevoerd' wordt aan gebied 16. De spelingen 60/61 kunnen als alternatief dichter bij het middenvlak 100 tussen de hakselwielen geplaatst worden.
Alle andere geschikte middelen om te voorkomen dat oogstrestanten die groter zijn dan stofdeeltjes voorbij de secties A en B in de zijdelingse richting getransporteerd worden (d.w.z. vanaf het gebied tussen de hakselwielen, naar het gebied buiten de hakselwielen), kunnen in een maaidorser volgens de uitvinding worden toegepast. Dit kan eender welke passende hindernis zijn die boven elk hakselwiel wordt geplaatst, met een speling die klein genoeg is om in wezen te voorkomen dat oogstrestanten deze speling binnenkomen, en waarbij de speling of ten minste een deel van de speling zich op of dichterbij de aslijn 100 van het hakselaarhuis bevindt dan de plaats van de secties A en B. Voorbeelden van zulke hindernis werden gegeven in de beschreven uitvoeringsvormen. In de uitvoeringsvorm van Figuur 1 wordt de hindernis gevormd door de dors-/scheidingsrotoren 2/3 zelf. In de uitvoeringsvorm van Figuur 2 komt de hindernis tot stand door het gecombineerde effect van de verticale wanden 22 en de cilindrische wanden 18/19. Een andere uitvoeringsvorm zou slechts kunnen bestaan uit een paar verticale wanden 22 en een hakselaarhuis dat de hakselwielen op grotere afstand omringt. Op voorwaarde dat de speling tussen de verticale wanden en de hakselwielen klein genoeg is om in wezen te voorkomen dat oogstrestanten de speling vanaf de binnenkant naar de buitenkant binnenkomen, zal dit er eveneens voor zorgen dat de oogstrestantenstroom rechtstreeks toegevoerd wordt aan het gebied 16.
Andere manieren om de oogstrestantenstroom die uitgestoten wordt door de rotoren 2/3 rechtstreeks naar gebied 16 te richten vallen binnen de reikwijdte van deze uitvinding, bijvoorbeeld door de zijwanden 22 in de uitvoeringsvorm van Figuur 2 op zulke wijze te vormen dat ze de stroom naar beneden richten maar het middelste vlak 100. In het laatste geval zouden de spelingen 60/51 groter zijn de ‘kleine speling’ die hierboven gedefinieerd werd en/of zich voorbij de zijdelingse secties A en B van gebied 16 bevinden, gezien vanaf het middenvlak 100.
Met alle hierboven beschreven configuraties wordt het mogelijk het toerental van de hakselwielen 10/11 zo te kiezen ten opzichte van de snelheid van de dors-/scheidingsrotoren 2/3 dat de hoeveelheid van beweging die meegegeven wordt door de rotoren aan de oogstrestanten wanneer ze uitgestoten worden uit de uitstroomopening 6 niet tot nul wordt herleid alvorens het materiaal door de hakselwielen 10/11 verder wordt getransporteerd. Op die manier wordt de kinetische energie van het materiaal dat uit de dors-/scheidingsrotoren wordt gestoten gebruikt om het materiaal door de hakselwielen en in de strooieruitlopen 15 te "blazen", waarbij een aanvullende aandrijfkracht wordt verleend aan het fijngehakte materiaal door de rotatie van de hakselwielen 10/11 zelf zodat het materiaal over een groter gebied wordt uitgespreid.
Volgens de voorkeursuitvoeringsvorm en geïllustreerd in zowel Figuur 1 als in Figuur 2, wordt de oogstrestantenstroom die uitgestoten wordt door de rotoren 2/3 in het hakselaarhuis gescheiden door een scheidingswand 23 die aangebracht is tussen de twee hakselwielen 10 en 11, zodat de oogstrestantenstroom gescheiden wordt in twee evenwijdige stromen. Deze wand 23 verbetert de verdeling van het materiaal in het gebied tussen de rotoren 2/3 en de hakselwielen 10/11.
De strooieruitlopen 15 zijn bij voorkeur draaibaar op het hakselaarhuis 17 aangebracht, bv. scharnierend rond scharnieren 25, zodat de richting waarin het materiaal wordt uitgestoten kan worden aangepast. Volgens een uitvoeringsvorm zijn het hakselaarhuis 17 en de onderkant van de uitlopen 15 uitgerust met openingen 26 zodat materiaal niet alleen uitgestoten wordt door de mondsecties 27 van de uitlopen, maar ook door deze openingen 26.
Een maaidorser volaens de uitvindina kan uitaerust worden met een middel om de uitstroomopening 6 af te sluiten, zodat de oogstrestanten niet door deze opening worden uitgestoten naar de hakselwielen 10/11 maar verder getransporteerd worden naar het verst afgelegen uiteinde 5 van de dors-/scheidingsrotoren, waar ze ontladen worden uit de maaidorser in de vorm van een enkelvoudig zwad van onverwerkte oogstrestanten om gedroogd te worden en later verzameld te worden bijvoorbeeld door een balenpers. Een gekantelde (bij voorkeur kantelbare plaat (27 (fig. 1) kan aangebracht worden om het zwad naarde grond te geleiden. Het afsluiten van de uitstroomopening 6 kan in praktijk worden gebracht door gelijk welke geschikt afsluitmechanisme. Volgens één uitvoeringsvorm, wordt een set beweegbare deksels 30 voor dit doel verschaft, zoals geïllustreerd in Figuur 3 voor het geval van de dubbele rotoropstelling. Voor elk rotor 2/3 is één deksel 30 aangebracht. De breedte van de deksels (in de richting loodrecht op de tekening) komt ten minste overeen met de breedte van de uitstroomopening 6. In de open toestand (Figuur 3a), bevinden de deksels 30 zich plaats op de buitenkant van de wanden van het huis van de dorseenheid 20/21. De deksels zijn over dezelfde rotatieas als de rotoren draaibaar. Om de gesloten toestand te bereiken, worden de deksels naar elkaar toe gedraaid, waardoor ze in het gebied tussen de rotoren binnenkomen, tot ze effectief de uitstroomopening afsluiten, zoals geïllustreerd in Figuur 3b. Wanneer de uitstroomopening 6 gesloten is, wordt alleen het lichte kaf afkomstig van de reinigingsopstelling uitgespreid via de openingen 8, terwijl de oogstrestanten in een enkelvoudig zwad worden neergelegd via de plaat 27.
Volgens de uitvoeringsvorm van Figuur 3c zijn de stationaire messen 14 intrekbaar vanuit de snijdende positie. Wanneer ze ingetrokken zijn, worden de oogstrestanten niet fijngehakt in het hakselaarhuis, maar worden de onverwerkte oogstrestanten afgevoerd uit de maaidorser door de rotatie van de hakselwielen 10/11 en door de strooieruitlopen 15, van waaruit twee zwaden materiaal op het veld worden neergelegd, aan weerskanten van de overlangse richting van de maaidorser. In de uitvoeringsvorm die hier is weergegeven wordt het lichte kaf afkomstig van de reinigingsopstelling uitgespreid door de openingen 8, terwijl de oogstrestanten via uitlopen 15 in twee zwaden worden neergelegd. Als alternatief worden de openingen 8 gesloten en wordt ook het kaf alleen via de uitlopen 15 neergelegd.
In de uitvoeringsvorm van Figuur 1 is een set schoepenwielen 35 aangebracht in de buurt van het hakselaarhuis 17, in een afzonderlijk huis en draaibaar rond dezelfde rotatieassen als de hakselwielen 10/11. Eventueel zijn de schoepenwielen 35 op dezelfde as bevestigd als de respectieve hakselwielen 10/11 en dus worden ze aangedreven door een enkelvoudig aandrijfmiddel samen met de hakselwielen, of als alternatief kunnen ze afzonderlijk door de hakselwielen worden aangedreven. De schoepenwielen zijn geconfigureerd om een stroom licht kaf vanuit de reinigingsopstelling 7 aan te zuigen en deze stroom toe te voeren aan dezelfde zijdelingse strooieruitstroomopeningen 8 waardoor de fijngehakte oogstrestanten op het veld uitgestrooid worden. Wanneer de uitstroomopening 6 gesloten is, wordt alleen het lichte kaf afkomstig van de reinigingsopstelling uitgespreid via de openingen 8, terwijl de oogstrestanten in een enkelvoudig zwad worden neergelegd via de plaat 27.
Figuur 4 illustreert een uitvoeringsvorm waarin een aanvullende set strooiwielen 40/41 onder het hakselwiel 10/11 is aangebracht. Net als de hakselwielen 10/11 en dors-/scheidingsrotoren 2/3 hebben de strooiwielen 40/41 rotatieassen die gericht zijn in de overlangse richting van de maaidorser, bij voorkeur evenwijdig met de assen van de hakselwielen 10/11 en/of de assen van de rotoren 2/3. De strooiwielen 40/41 zijn in een huis 42 aangebracht, bij voorkeur aangebracht met een scheidingswand 43 tussen de twee strooiwielen, zodat afzonderlijke materiaalstromen in het huis van de strooier vanaf de bovenkant binnenkomen. Deze afzonderlijke stromen worden versneld door de strooiwielen en voortgestuwd door de strooieruitlopen 15 die identiek kunnen zijn aan de strooieruitlopen die beschreven zijn met betrekking tot de uitvoeringsvorm van Figuur 1.
De maaidorser van de uitvinding maakt het mogelijk oogstmaterialen te verwerken volgens de werkwijze van de uitvinding, door juiste snelheden van de hakselwielen 10/11 en dors-/scheidingsrotoren 2/3 in te stellen, afhankelijk van het type gewas, vochtigheidsvoorwaarden of andere parameters, zodat geen materiaal zich kan ophopen in het gebied tussen de rotoren en de hakselwielen. In bestaande systemen, zoals dat wat onthuld wordt in octrooi US2012/0264493, is dit onmogelijk aangezien oogstrestanten een breed inlaatgebied binnenkomen dat breder is dan het gebied tussen de hakselwielen.
De uitvinding is niet beperkt tot een maaidorser die uitgerust is met een dubbele rotoropstelling, maar kan ook toegepast worden op een enkelvoudige rotoropstelling. In dat geval kan dezelfde hakselaar/strooier-opstelling volgens eender welke van de hierboven beschreven uitvoeringsvormen onder de enkelvoudige rotor worden aangebracht om de oogstrestantenstroom die door de rotor via een uitstroomopening wordt uitgestoten fijn te hakken. Deze configuratie is ook afgebeeld in Figuur 5. Het gebied 16 tussen de hakselwielen is ook hier weergegeven, begrensd door het vlak AB zoals hierboven gedefinieerd. Het rechtse hakselwiel 11 is dicht in de buurt geplaatst van de enkelvoudige rotor 50 met de speling 61 zoals hierboven gedefinieerd, en een stationaire zijwand 51 is aangebracht dicht in de buurt van het linkse hakselwiel 10. De speling 60 tussen de wand 51 en het linkse hakselwiel 10 valt samen met de sectie A van gebied 16. De wand 51 belet de oogstrestanten die uitgestoten worden door de enkelvoudige rotor 50 om de spleet 60 binnen te komen, zodat de oogstrestantenstroom die uitgestoten wordt door de rotor opnieuw rechtstreeks in het gebied 16 tussen de hakselwielen stroomt.

Claims (14)

  1. Conclusies
    1. Maaidorser voor het oogsten en verwerken van gewassen door korrels en oogstrestanten te scheiden, waarbij de maaidorser bestaat uit: - een dorsopstelling, die één of meer dors- en/of scheidingsrotoren (2,3) bevat die aangebracht zijn in de overlangse richting van de maaidorser, en geconfigureerd om korrels en licht kaf te scheiden van een oogstrestantenstroom, en verder de oogstrestantenstroom in een neerwaartse richting uit te stoten, - een hakselaaropstelling die geconfigureerd is om de oogstrestantenstroom te ontvangen, bestaande uit twee draaibare hakselwielen (10,11) die geconfigureerd zijn om in tegenovergestelde richtingen te draaien en zij aan zij zijn aangebracht in een hakselaarhuis (17) onder de rotor of rotoren, met rotatieassen die in wezen gericht zijn in de overlangse richting van de maaidorser, en stationaire snijmiddelen (14) die geconfigureerd zijn om samen te werken met de hakselwielen om de oogstrestanten door te snijden en zo twee stromen fijngehakt materiaal te produceren, - strooivoorzieningen die geconfigureerd zijn om de stromen fijngehakt materiaal te ontvangen en het fijngehakte materiaal te verspreiden in een gebied achter de maaidorser, met het kenmerk dat de dors- en hakselaaropstellingen zo geconfigureerd zijn dat in wezen alle materiaal in de oogstrestantenstroom rechtstreeks uitgestoten wordt in het gebied (16) tussen de hakselwielen (10,11).
  2. 2. Maaidorser volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de hakselwielen (10,11) evenwijdig met de rotor of rotoren (2,3) aangebracht zijn met een kleine speling (60,61) tussen de omtrek van elk hakselwiel (10,11) en de omtrek van een rotor (2,3) om te voorkomen dat oogstrestanten de speling binnenkomen.
  3. 3. Maaidorser volgens conclusie 1, die een paar wanden (22) bevat tussen de dorsopstelling en de hakselaaropstelling, met een kleine speling (60,61) tussen elke wand (22) en een hakselwiel (10,11) om te voorkomen dat oogstrestanten de speling binnenkomen.
  4. 4. Maaidorser volgens een of meerdere van de conclusies 1 tot 3, met het kenmerk dat de hakselwielen (10,11) aangebracht zijn in een huis (17) dat een eerste en een tweede zijwand (18,19) bevat, waarbij elke zijwand ten minste een deel bevat dat geplaatst is met een kleine speling tussen het deel en de omtrek van het eerste en het tweede hakselwiel (10,11) om in wezen te voorkomen dat oogstrestanten de speling tussen het deel van de eerste en tweede zijwand en de omtrek van het eerste en het tweede hakselwiel (10,11) binnenkomen.
  5. 5. Maaidorser volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de zijwanden (18,19) van het hakselaarhuis (17) uitgerust zijn metten minste een gedeeltelijk cilindrisch oppervlak, waarbij elk cilindrisch oppervlak een deel van de omtrek van één van de hakselwielen (10,11) omhult, met een kleine speling tussen het oppervlak en de omtrek van het wiel om in wezen te voorkomen dat oogstrestanten de speling binnenkomen tussen het cilindrische oppervlak en de omtrek van het hakselwiel.
  6. 6. Maaidorser volgens een of meerdere van de conclusies 1 tot 5, met het kenmerk dat de dorsopstelling een huis bevat dat met een uitstroomopening (6) is uitgerust waardoor de oogstrestantenstroom wordt uitgestoten.
  7. 7. Maaidorser volgens conclusie 6, met het kenmerk dat het huis van de dorseenheid twee zijwanden (20,21) bevat, die ten minste gedeeltelijk een cilindrisch oppervlak hebben op de plaats van de uitstroomopening (6), waarbij elk cilindrisch oppervlak de omtrek van één van de rotoren (2,3) omhult met een kleine speling tussen het oppervlak en de omtrek van de rotor om in wezen te voorkomen dat oogstrestanten de speling tussen het cilindrische oppervlak en de rotoromtrek binnenkomen.
  8. 8. Maaidorser volgens conclusies 6 of 7, met het kenmerk dat het huis van de dorseenheid uitgerust is met beweegbare afsluitmiddelen die geconfigureerd zijn om de uitstroomopening af te sluiten ofte openen (6), en die verder een uitloopmiddel bevat om een zwad oogstrestanten uit de dorsopstelling af te voeren wanneer de afsluitmiddelen zich in de gesloten toestand bevinden.
  9. 9. Maaidorser volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de afsluitmiddelen uit één of meerdere beweegbare deksels (30) bestaan, waarbij elk deksel een cilindrisch oppervlak heeft dat concentrisch is met een dors- en/of scheidingsrotor (2,3) en waarbij elk deksel zo aangebracht is dat het draaibaar is rond de rotatieas van de rotor zodat het beweegbaar is tussen een open toestand waarin waarbij het deksel zich buiten het huis van de dorseenheid bevindt en een gesloten toestand waarin het deksel zich onder de uitstroomopening (6) bevindt.
  10. 10. Maaidorser volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de strooivoorzieningen een paar scharnierende strooieruitlopen bevatten (15) die aangebracht zijn op zijdelingse geplaatste strooieropeningen (8) van het hakselaarhuis (17) en geconfigureerd om de stromen fijngehakt materiaal in een gebied achter de maaidorser uit te spreiden.
  11. 11. Maaidorser volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de strooivoorzieningen twee draaibare strooiwielen (40,41) bevatten die zij aan zijn aangebracht, onder de hakselwielen (10,11), waarbij de rotatieassen in de overlangse richting van de maaidorser lopen, en die geconfigureerd zijn om de stromen fijngehakt materiaal te ontvangen en voort te stuwen naar zijdelings geplaatste strooieropeningen (8) van het hakselaarhuis (17).
  12. 12. Maaidorser volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, die verder een set draaibare schoepenwielen (35) bevat die geconfigureerd zijn om te draaien rond dezelfde assen als de hakselwielen (10,11), en die geconfigureerd zijn om een stroom licht kaf vanuit een reinigingsopstelling (7), die zich onder de één of meerdere dors- en/of scheidingsrotoren (2,3) bevindt, te transporteren naar de strooivoorzieningen, zodat het lichte kaf uitgespreid kan worden samen met de stromen fijngehakt materiaal.
  13. 13. Maaidorser volgens één of meerdere van de vorige conclusies, met het kenmerk dat de dorsopstelling dubbele dors- en/of scheidingsrotoren (2,3) bevat die zij aan zij zijn aangebracht, waarbij elke hakselwiel (10,11) onder een rotor (2.3) is aangebracht.
  14. 14. Werkwijze voor het oogsten en verwerken van oogstmaterialen met een maaidorser volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, waarbij de werkwijze uit de volgende stappen bestaat: - het afsnijden en verzamelen van oogstmaterialen van een veld, en de materialen transporteren naar de dorsopstelling, - het toevoeren van de oogstrestantenstroom aan de hakselaaropstelling, - het verwerken van de oogstrestantenstroom in de hakselaaropstelling om een stroom fijngehakte materialen te verkrijgen, - het strooien van de stromen fijngehakte materialen door de strooivoorzieningen, met het kenmerk dat de rotatiesnelheden van de dors- en/of scheidingsrotoren (2.3) en de hakselwielen (10,11) zo geconfigureerd zijn dat zich in wezen geen materialen in het gebied tussen de rotoren en de hakselwielen kunnen ophopen.
BE2013/0320A 2013-05-08 2013-05-08 Maaidorser met verbeterde hakselaar-en strooieropstelling BE1021145B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2013/0320A BE1021145B1 (nl) 2013-05-08 2013-05-08 Maaidorser met verbeterde hakselaar-en strooieropstelling
US14/889,382 US10130033B2 (en) 2013-05-08 2014-05-07 Combine harvester with improved chopper and spreader arrangement
EP14722212.9A EP2993970B1 (en) 2013-05-08 2014-05-07 Combine harvester with improved chopper and spreader arrangement
PCT/EP2014/059349 WO2014180911A1 (en) 2013-05-08 2014-05-07 Combine harvester with improved chopper and spreader arrangement

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2013/0320A BE1021145B1 (nl) 2013-05-08 2013-05-08 Maaidorser met verbeterde hakselaar-en strooieropstelling

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1021145B1 true BE1021145B1 (nl) 2016-01-12

Family

ID=48917264

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2013/0320A BE1021145B1 (nl) 2013-05-08 2013-05-08 Maaidorser met verbeterde hakselaar-en strooieropstelling

Country Status (4)

Country Link
US (1) US10130033B2 (nl)
EP (1) EP2993970B1 (nl)
BE (1) BE1021145B1 (nl)
WO (1) WO2014180911A1 (nl)

Families Citing this family (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US10306834B2 (en) 2014-11-17 2019-06-04 Cnh Industrial America Llc Chopper and spreader for an agricultural harvester
US10492369B2 (en) 2015-07-14 2019-12-03 Dean Mayerle Weed seed destruction
CA3101755C (en) * 2015-07-14 2023-03-28 Dean Mayerle Weed seed destruction with a discharge which combines with a straw spreader
EP3172959B1 (en) * 2015-11-27 2018-09-12 CNH Industrial Belgium nv Chopper and spreader for an agricultural harvester
BE1023485B1 (nl) 2016-02-23 2017-04-06 Cnh Industrial Belgium Nv Kafstrooier met zaadkneuzing
CN105875085B (zh) * 2016-06-13 2020-05-08 阜南县汇丰家居工艺品有限公司 一种联合收割机的秆茬粉碎装置
US10244685B2 (en) * 2016-08-16 2019-04-02 Tribine Industries Llc Straw choppers for an articulated harvesting combine
CN107371663A (zh) * 2017-08-30 2017-11-24 芜湖聚焰生物质能源科技有限公司 一种联合收割机的接杆破碎装置
WO2019053738A1 (en) * 2017-09-14 2019-03-21 Tirth Agro Technology Pvt. Ltd. SELF-PROPELLED AXIAL FLOWER HARVESTER
CN108886947B (zh) * 2018-08-22 2021-06-04 罗晓辉 一种水稻收割机
AU2020235767B2 (en) 2019-03-14 2023-11-30 Tritana Intellectual Property Ltd. Weed seed destruction

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20030109294A1 (en) * 2001-12-12 2003-06-12 Wolters Joshua J. Vertical crop residue chopper and spreader
US20030109293A1 (en) * 2001-12-12 2003-06-12 Wolters Joshua J. Multi-tier crop residue flow guide for an agricultural combine
US20090156277A1 (en) * 2007-12-13 2009-06-18 Benes Jason M Crop residue chopping and spreading system for an agricultural combine
US20120264493A1 (en) * 2010-12-13 2012-10-18 Agco Corporation Twin Straw Chopper

Family Cites Families (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2611407A (en) * 1949-07-05 1952-09-23 Vivian P Alloway Straw cutter
US4342319A (en) 1980-12-29 1982-08-03 Allis-Chalmers Corporation Combined chopper and impeller for an axial flow combine
IT1156357B (it) 1982-06-09 1987-02-04 Laverda Spa Pietro Gruppo battitore separatore a flusso assiale per macchine mietitrebbiatrici provvisto di un dispositivo per trinciare la paglia e spargerla su terreno
DE4218235A1 (de) 1992-06-03 1993-12-09 Kloeckner Humboldt Deutz Ag Strohverteilung am Mähdrescher
DE4321905C2 (de) 1993-07-01 1996-09-05 Claas Ohg Anbauhäcksler mit Breitverteileraustrag für Stroh-/Spreu-Gemisch für/an einem Mähdrescher
DE4431802A1 (de) * 1994-09-07 1996-03-14 Claas Ohg Anbauhäcksler mit Breitverteileraustrag für zu zerkleinerndes Gut, insbesondere Stroh/Spreu-Gemisch für/an einem Mähdrescher
DE19720074B4 (de) 1997-05-14 2005-07-21 Claas Selbstfahrende Erntemaschinen Gmbh Mähdrescher
DE19751368A1 (de) 1997-11-20 1999-05-27 Claas Selbstfahr Erntemasch Anbauhäcksler eines Mähdreschers
DE19908111C1 (de) 1999-02-25 2000-07-27 Claas Selbstfahr Erntemasch Mähdrescher mit Breitverteileraustrag für gehäckseltes Stroh-Spreu-Gemisch
DE10063554A1 (de) * 2000-12-20 2002-09-19 Deere & Co Häckselvorrichtung
DE10063550B4 (de) 2000-12-20 2008-10-02 Deere & Company, Moline Mähdrescher mit Häckseleinrichtung
US6572035B1 (en) 2002-05-30 2003-06-03 Case Corporation Rotary accelerating apparatus for a crop residue spreader of an agricultural combine
US6893340B1 (en) 2003-12-09 2005-05-17 Cnh America Llc Rotary accelerating apparatus for a vertical straw and chaff spreader of an agricultural combine
US8876583B2 (en) 2009-12-02 2014-11-04 Cnh Industrial America Llc Regulator of residue flow for spreading devices on agricultural combines
US8118650B2 (en) 2010-03-24 2012-02-21 Cnh America Llc Crop residue flow distributor for an agricultural combine

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20030109294A1 (en) * 2001-12-12 2003-06-12 Wolters Joshua J. Vertical crop residue chopper and spreader
US20030109293A1 (en) * 2001-12-12 2003-06-12 Wolters Joshua J. Multi-tier crop residue flow guide for an agricultural combine
US20090156277A1 (en) * 2007-12-13 2009-06-18 Benes Jason M Crop residue chopping and spreading system for an agricultural combine
US20120264493A1 (en) * 2010-12-13 2012-10-18 Agco Corporation Twin Straw Chopper

Also Published As

Publication number Publication date
EP2993970A1 (en) 2016-03-16
WO2014180911A1 (en) 2014-11-13
US20160150728A1 (en) 2016-06-02
EP2993970B1 (en) 2017-07-19
US10130033B2 (en) 2018-11-20

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1021145B1 (nl) Maaidorser met verbeterde hakselaar-en strooieropstelling
BE1022423B1 (nl) Hakselaar en strooier voor een oogstmachine
US8585475B2 (en) Crop residue distribution apparatus and system with cooperatively movable deflector door and spreader assembly
CA2693933C (en) Harvester comprising an additional drum conveyor for conveying straw and a single flap for changing between swath deposit and shredding operation
EP2482629B1 (en) Biomass conveying and distributing system for a harvester
RU2442314C2 (ru) Измельчитель-разбрасыватель
BE1019133A3 (nl) Een maaidorser.
AU2018204648B2 (en) Residue management system with a selection door for an agricultural vehicle
BE1018656A3 (nl) Een hakselaar met een blazer.
US8128466B2 (en) Harvested material residue chopping and distributing arrangement for a combine
BR102016022954A2 (pt) colheitadeira agrícola
BR102013017720A2 (pt) Disposição distribuidora combinada que tem discos distribuidores independentemente posicionáveis
BE1024448B1 (nl) Oogstrestantenstrooier
CN110913684B (zh) 农业收割机的谷壳/秸秆撒布机系统
BR112017010174B1 (pt) Colheitadeira agrícola com elevador agrícola fornecido por múltiplos transportadores sem-fim transversais
BR112017010175B1 (pt) colheitadeira agrícola com um elevador giratório
US10398081B2 (en) Straw spreader and chaff spreader for a combine harvester
CN107846844B (zh) 农业收割机的螺旋输送器组件
BE1024837B1 (nl) Rotor voor oogstrest antenstrooier met verschillend gevormde schoepen
BE1023144B1 (nl) Snijbalk voor oogstmachine