BE1019133A3 - Een maaidorser. - Google Patents

Abstract

Er wordt een maaidorser beschreven met een stengeluitwerpsysteem 10 dat een hakselaar 12 bevat, een verspreider 14 en stromingsregelende geleidingen voor het afbakenen van meerdere door de bestuurder configureerbare stromingspaden door het stengeluitwerpsysteem. De stromingspaden bevatten een eerste stromingspad waarin de stengels opeenvolgend door de hakselaar 12 en de verspreider 14 passeren om fijngehakt te worden en gelijkmatig verspreid te worden over de grond waar het maaibord over passeert, en een tweede stromingspad waarin de stengels langs de hakselaar 12 en de verspreider 1 heen passeren om als een zwad op de grond neergelegd te worden. In de uitvinding, zijn de stromingsregelende geleidingen bovendien geconfigureerd om een derde stromingspad af te bakenen waarin de stengels in de verspreider 14 binnenkomen zonder eerste langs de hakselaar 12 te passeren, om gelijkmatig niet-fijngehakt verspreid te worden over de grond waar het maaibord over passeert.

Description

EEN MAAIDORSER

Toepassingsgebied van de uitvinding

Deze uitvinding heeft betrekking op een maaidorser met een maaibord voor het verzamelen van gewas van een veld, en dorsen scheidingsmechanismen voor het scheiden van het gewas in graan, stengels en kaf, en een stengeluitwerpsysteem.

Achtergrond van de uitvinding

Een maaidorser is een landbouwmachine die het oogsten van gewassen, zoals graangewassen en gras automatiseert. Aangezien de constructie van maaidorsers goed gekend is en gedocumenteerd, zal ze hier alleen beschreven worden in de mate die nodig is om deze uitvinding te kunnen begrijpen.

Aan zijn voorste uiteinde bevat een maaidorser een maaibord die het gewas snijdt en transporteert naar een dorsmechanisme. Het dorsmechanisme maakt gebruik van een slaande actie om het graan van de stengels te verwijderen en plet de vliezen om kaf te produceren alvorens het gewas aan een scheidingsmechanisme over te dragen. Zogenaamde "schudzeven" in het scheidingsmechanisme pikken alleen de stengels op die stro of grassprieten kunnen zijn, en transporteren ze naar de achterkant van de oogstmachine. Het graan en het kaf vallen op oscillerende zeven die het graan van het kaf scheiden. Het graan valt door de zeven en wordt verzameld en opgeslagen in een graantank.

Het kaf is een afvalproduct dat van de achterkant van de zeven valt en op de grond mag vallen om te dienen als voedingsstof. Maaidorsers kunnen aan de achterkant van de zeven een verspreider bevatten om het kaf gelijkmatig over de grond te verdelen.

Deze uitvinding laat zich in eerste instantie in met het stengeluitwerpsysteem, dat de stengels op verschillende manieren verwerkt afhankelijk van hoe ze gebruikt moeten worden.

Maaidorsers die momenteel gefabriceerd worden door de octrooiaanvrager bevatten een stengeluitwerpsysteem dat een hakselaar, een verspreider en stromingsregelende geleidingen bevat die meerdere door de bestuurder configureerbare stromingspaden afbakenen. In een eerste stromingspad passeren de stengels achtereenvolgens door de hakselaar en de verspreider. Ze worden fijngehakt door de hakselaar en dan overgebracht naar de verspreider die ze gelijkmatig verdeelt over de grond waar het maaibord over passeert. In een tweede stromingspad passeren de stengels langs de hakselaar en de verspreider, en worden als een zwad op de grond neergelegd. Een dergelijke maaidorser is bijvoorbeeld beschreven in EP2138024.

Tijdens de oogsten van graszaden wordt de maaidorser in de zwadvormingsmodus gezet aangezien het gras later in balen zal worden verpakt. Het gedorste gras wordt niet fijngehakt, maar wordt achter de maaidorser in zwaden neergelegd. Om het gras echter te laten drogen alvorens het in balen samen te ballen, moeten de zwaden gras gelijkmatig over het oppervlak van het veld verdeeld worden; dit gebeurt met behulp van een trekker die uitgerust is met een geschikt spreidingstoestel. Daaruit volgt dat meer werkuren en brandstof moeten worden gebruikt om het gras voor te bereiden alvorens het in balen te kunnen verpakken.

Tijdens het oogsten van maïs worden ook de maïskolven en bijbehorende bladeren fijngehakt en achter de maaidorser uitgestrooid. Dit vergt echter veel vermogen en brandstof. Het in zwaden neerleggen van deze kolven is geen optie aangezien dit zou resulteren in ongelijkmatige veldomstandigheden.

Voorwerp van de uitvinding

Deze uitvinding heeft tot doel het rendement te verbeteren door een maaidorser in staat te stellen het gras neer te leggen in een vorm waarin het sneller zal uitdrogen en vlugger klaar zal zijn om in balen verpakt te worden, zonder dat aan het gras extra werk besteed moet worden nadat de maaidorser zijn taak heeft voltooid. Alternatief heeft deze uitvinding ook als doel een eenvoudig en efficiënt systeem te verschaffen om maïskolven en de bijbehorende bladeren uit te strooien zonder ze eerst te moeten hakselen.

Samenvatting van de uitvinding

In overeenstemming hiermee verschaft deze uitvinding een maaidorser bevattende: - een maaibord voor het verzamelen van gewas van een veld; en - dors- en scheidingmechanismen voor het scheiden van het gewas in graan, stengels en kaf; en - een stengeluitwerpsysteem, waarbij het stengeluitwerpsysteem een hakselaar, een verspreider en stromingsregelende geleidingen bevat voor het afbakenen van meerdere door de bestuurder configureerbare stromingspaden doorheen het stengeluitwerpsysteem, waarbij de stromingspaden een eerste stromingspad bevatten waarin de stengels opeenvolgend door de hakselaar en de verspreider passeren om fijngehakt te worden en gelijkmatig verspreid te worden over de grond waar het maaibord net heeft gepasseerd, en een tweede stromingspad waarin de stengels langs de hakselaar en de verspreider heen passeren om als een zwad op de grond neergelegd te worden, daardoor gekenmerkt dat de stromingsregelende geleidingen bovendien geconfigureerd zijn om een derde stromingspad te definiëren waarin de stengels in de verspreider binnenkomen zonder eerst langs de hakselaar te passeren om gelijkmatig niet-fijngehakt verspreid te worden over de grond waar het maaibord net heeft gepasseerd.

Octrooi DE3829937 onthult een maaidorser die een twee verspreiders bevat. Een eerste verspreider voor het kaf dat gescheiden is van het graan, en waarbij de niet-fijngehakte stengels in één positie geleid kunnen worden om door deze verspreider te passeren die ook wordt gebruikt om het kaf te verspreiden. Er is echter een groot verschil in massadebiet van de stengels en het kaf, en een verspreider die ontworpen is om kaf te verspreiden over het gebied dat doorlopen wordt door het maaibord kan de stengels niet doeltreffend over hetzelfde gebied uitspreiden. Verder bevat deze maaidorser een tweede verspreider stroomafwaarts van de hakselaar voor het verspreiden van de fijngehakte stengels die is uitgevoerd als conventionele geleidingsplaten. In de huidige uitvinding is de verspreider die gebruikt wordt om niet-fijngehakte stengels te verdelen dezelfde verspreider als die welke gebruikt wordt om het fijngehakte stengels uit te spreiden en is daarom ontworpen om het massadebiet van de stengels aan te kunnen, bovendien bevat de maaidorser volgens de uitvinding op deze wijze slechts één verspreider voor het verspreiden van zowel de niet-fijngehakte als de fijngehakte stengels.

De verspreider bevat bij voorkeur twee rotoren die in de tegengestelde richting kunnen draaien en een afscherming die de rotoren gedeeltelijk omhult, waarbij er aan de achterkant van de afscherming een opening is voor het toelaten van door de hakselaar fijngehakte stengels in de verspreider wanneer de stengels het eerste stromingspad volgen, en bevatten in het derde stromingspad de stromingsregelende geleidingen een achterste deksel voor de achterste opening in de afscherming van de verspreider om een terugstroming van de stengels uit de verspreider in de hakselaar te voorkomen.

Een dergelijke verspreider met rotoren is in staat om de stengels over een grotere afstand te verspreiden wat noodzakelijk is bij zeer brede maaiborden. Verder is een dergelijke verspreider minder gevoelig voor ophoping en verstoppingen bij het verspreiden van niet-fijngehakte stengels dan een conventionele verspreider met geleidingsplaten.

Gewoonlijk passeren in het tweede stromingspad de stengels over een goot alvorens op de grond neergelegd te worden in de vorm van een zwad, en dat een paneel is aangebracht in de goot dat beweegbaar of verwijderbaar is om de stengels in staat stellen in de verspreider te stromen wanneer de stromingsregelende geleidingen geconfigureerd zijn om het derde stromingspad te definiëren.

Het is mogelijk dat de afscherming zich op een zekere afstand van de rotoren bevindt om een deel van de stroom op de grond te laten vallen terwijl de rest door de rotoren geworpen wordt en afgebogen wordt door de afscherming om de gewenste gelijkmatige verdeling en gronddekking tot stand te brengen.

Het is voordelig als de afstand tussen de afscherming en de met bladen uitgeruste rotoren verstelbaar is.

Het is voordelig als de stroomregelende geleidingen in het derde stromingspad een stroomverdeler bevatten, die samenwerkt met de goot om de stroming van de stengels naar het volume van de verspreider te richten dat door de rotoren verwerkt wordt en om de stroming weg van de centerlijn van de verspreider af te buigen

Korte beschrijving van de tekeningen

De uitvinding zal nu verder beschreven worden bij wijze van voorbeeld met verwijzing naar de bijbehorende tekeningen waarin:

Figuur 1 een aanzicht is van een gekend stengeluitwerpsysteem gezien vanaf de achterkant van een maaidorser,

Figuur 2 een schematisch zijaanzicht is van het stengeluitwerpsysteem van Figuur 1,

Figuren 3 en 4 respectievelijk gelijkaardige aanzichten zijn als die van Figuren 1 en 2, van een uitvoeringsvorm van een stengeluitwerpsysteem volgens deze uitvinding,

Figuur 5 een perspectief aanzicht is vanaf de achterkant van de maaidorser van het stengeluitwerpsysteem van Figuren 3 en 4 met weggelaten hakselaar, en

Figuur 6 een perspectief aanzicht is van de verspreider van

Figuur 5 gezien vanaf het uiteinde dat naar de hakselaar gericht is.

Gedetailleerde beschrijving van de voorkeursuitvoeringsvorm(en)

Figuren 1 en 2 geven een stengeluitwerpsysteem weer dat al gekend en beschreven is in octrooi EP2138024, dat hierin als referentie is opgenomen. Deze twee tekeningen worden hier alleen beschreven om de achtergrond van de uitvinding te kunnen begrijpen en de geïnteresseerde lezer wordt doorverwezen naar deze laatste octrooibeschrijving voor een uitgebreider uitleg van de details die hier geïllustreerd zijn maar niet beschreven.

Het geïllustreerde stengeluitwerpsysteem 10 bevat een hakselaar 12 en een verspreider 14. De hakselaar heeft een rotor 122 met bladen 124 die stengels in kleine stukken hakken. Fijngehakte stengels komen vanuit de hakselaar 12 in de verspreider 14 binnen door een opening achteraan in het huis van de verspreider 14.

De verspreider 14 bevat twee in tegengestelde richting draaiende rotoren 142 met evenwijdig lopende assen die lichtjes hellen ten opzichte van de verticale. Afscherming 144 omhult de rotoren 142 en ligt op een zekere afstand van de toppen van hun bladen 146. De bladen 146 werpen de stengels radiaal naar buiten en de afscherming 144 geleidt de stengels om ze gelijkmatig over de grond te verspreiden. Wegens de ruimte tussen de bladen 146 en de afscherming 144, vallen sommige van de stengels ook onmiddellijk op de grond zodat een gelijkmatige verdeling verwezenlijkt kan worden over de volledige breedte van de strook die net door het maaibord van de maaidorser werd doorlopen.

Volgens de stand van de techniek is een stromingsregelende geleiding (niet weergegeven) opgesteld boven de hakselaar 12 die eenvoudigweg een afbuigflap kan zijn die scharnierbaar aangebracht is boven de mond van de hakselaar. In één positie van de stromingsregelende geleiding worden de stengels geleid om in de hakselaar 12 te vallen zodat ze fijngehakt worden en daarna op de hierboven beschreven manier te worden verstrooid. In een tweede positie van de stromingsregelende geleiding, wordt de mond van de hakselaar afgedekt en worden de stengels afgebogen om langs de hakselaar 12 en de verspreider 14 te passeren om op de grond te vallen in de vorm van een zwad om ze later te verzamelen en een baal te vormen. In deze tweede positie worden de stengels die de schudzeven verlaten, geleid naar een hellende goot 16 die boven de verspreider 14 ligt zodat de stengels op de grond vallen in de vorm van een zwad waarvan de breedte beperkt wordt door twee zijdelingse opgestelde harken 18.

Een maaidorser volgens deze uitvinding is in staat om stengels op beide hierboven beschreven manieren te ontladen. Daarnaast kunnen de stengels echter op een derde wijze geleid worden, zoals nu beschreven zal worden met verwijzing naar de Figuren 3 tot 6, zodat de niet-fijngehakte stengels gelijkmatig verstrooid worden over de volle breedte van de strook die net door het maaibord van de maaidorser doorlopen werd.

In Figuren 3 tot 6 worden de stengels eens te meer belet om in de hakselaar 12 te komen en worden ze geleid zodat ze op een goot vallen die boven de verspreider 14 is aangebracht. In dit geval echter zal de vergelijking van Figuren 1 en 3 aantonen dat in plaats van een goot 16 die volledig boven de verspreider 14 ligt, een kortere goot 16'wordt gebruikt die in de buurt van de as van de rotor 142 stopt, zodat de stengels in de verspreider 14 vallen.

Twee verdere aanpassingen werden ook aangebracht aan het stengeluitwerpsysteem om de fijngehakt stengels gelijkmatig over een breed gebied te kunnen uitstrooien. Aangezien de hakselaar niet gebruikt wordt, is het ten eerste noodzakelijk om de stengels te beletten om teruggevoerd te worden naar de hakselaar aangezien dit een blokkering zou kunnen veroorzaken. Dit wordt verwezenlijkt door een deksel 148 aan te brengen zoals getoond in Figuur 6 op de verspreider, waarbij het deksel 148 zo gevormd is dat het een cilindrisch verlengstuk vormt van de afscherming 144 die de rotoren 142 van de verspreider 14 omhullen. Ten tweede is het noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de stengels in de ene of de andere van de twee helften van de verspreider binnenkomen en niet op de grond tussen de twee helften vallen. Dit wordt verwezenlijkt door middel van een neus 149 die centraal is aangebracht op de goot 16'. De neus 149 heeft een driehoekige dwarsdoorsnede met hellende zijden en zijn hoogte vermindert geleidelijk aan naar de achterkant van de maaidorser.

De stromingsregelende geleidingen die door de bestuurder geconfigureerd kunnen worden, bestaan uit de afbuiginrichting die boven de mond van de hakselaar aangebracht worden, de goten 16 en 16', het achterste deksel op de verspreider 148 en de neus 149. De goot 16 kan gevormd worden met een verschuifbare, scharnierbare of verwijderbare flap om op dezelfde wijze te werken als de goot 16'. Het achterste deksel 148 van de verspreider 14 kan de vorm hebben van een intrekbare deur en de neus 149 kan de hele tijd op zijn plaats blijven aangezien zijn aanwezigheid de werking van het in zwaden leggen van de stengels niet zou storen.

Daaruit volgt dat het mogelijk is om de stromingsregelende geleidingen zo te ontwerpen dat ze de bestuurder in staat stellen om te schakelen tussen verschillende werkwijzen van het stengeluitwerpsysteem zonder extra onderdelen te moeten monteren of demonteren.

Om een gelijkmatige spreiding van de stengels te verwezenlijken om rekening te houden met de heersende bedrijfsvoorwaarden, is het mogelijk om ervoor te zorgen dat de verspreiderafscherming 144 zowel gedraaid kan worden ten opzichte van de as van de rotor 142 om de hoek te veranderen waaronder de stengels de verspreider 14 verlaten en de afstand tussen de afscherming 144 en de toppen van de bladen 146 te veranderen. Dit verstellen kan onafhankelijk op de twee helften van de verspreider 14 worden gedaan.

Het is duidelijk dat dit systeem eveneens geschikt is voor het gelijkmatig verspreiden van maïskolven en de bijbehorende bladeren over het veld zonder ze fijn te hakken en zonder dat een bijkomende verspreider vereist is.

Het is gemakkelijk in te zien dat diverse aanpassingen aangebracht kunnen worden aan de beschreven uitvoeringsvorm zonder af te wijken van het bestek van de uitvinding zoals uiteengezet in de bijgaande conclusies. De verspreider kan bijvoorbeeld draaiende harken gebruiken in plaats van bladen.

Claims (6)

1. Een maaidorser bevattende: - een maaibord voor het verzamelen van gewas van een veld; en - dors- en scheidingmechanismen voor het scheiden van het gewas in graan, stengels en kaf; en - een stengeluitwerpsysteem (10), waarbij het stengeluitwerpsysteem (10) een hakselaar (12), een verspreider (14) en stromingsregelende geleidingen bevat voor het afbakenen van meerdere door de bestuurder configureerbare stromingspaden doorheen het stengeluitwerpsysteem (10), waarbij de stromingspaden een eerste stromingspad bevatten waarin de stengels opeenvolgend door de hakselaar (12) en de verspreider (14) passeren om fijngehakt te worden en gelijkmatig verspreid te worden over de grond waar het maaibord net heeft gepasseerd, en een tweede stromingspad waarin de stengels langs de hakselaar (12) en de verspreider (14) heen passeren om als een zwad op de grond neergelegd te worden, daardoor gekenmerkt dat de stromingsregelende geleidingen bovendien geconfigureerd zijn om een derde stromingspad te definiëren waarin de stengels in de verspreider (14) binnenkomen zonder eerst langs de hakselaar (12) te passeren om gelijkmatig niet-fijngehakt verspreid te worden over de grond waar het maaibord net heeft gepasseerd.

2. Een maaidorser volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de verspreider twee rotoren (142) bevat die in de tegengestelde richting kunnen draaien en een afscherming (144) die de rotoren (142) gedeeltelijk omhult, waarbij er aan de achterkant van de afscherming (144) een opening is voor het toelaten van door de hakselaar (12) fijngehakte stengels in de verspreider (14) wanneer de stengels het eerste stromingspad volgen, en daardoor gekenmerkt dat in het derde stromingspad de stromingsregelende geleidingen een achterste deksel (148) bevatten voor de achterste opening in de afscherming van de verspreider om een terugstroming van de stengels uit de verspreider (14) in de hakselaar (12) te voorkomen.

3. Een maaidorser volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat in het tweede stromingspad de stengels over een goot (16) passeren alvorens op de grond neergelegd te worden in de vorm van een zwad, en dat een paneel is aangebracht in de goot (16) dat beweegbaar of verwijderbaar is om de stengels in staat stellen in de verspreider (14) te stromen wanneer de stromingsregelende geleidingen geconfigureerd zijn om het derde stromingspad te definiëren.

4. Een maaidorser volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de afscherming (144) zich op een zekere afstand van de rotoren (142) bevindt om een deel van de stroom op de grond te laten vallen terwijl de rest door de rotoren (142) geworpen wordt en afgebogen wordt door de afscherming (144) om de gewenste gelijkmatige verdeling en gronddekking tot stand te brengen.

5. Een maaidorser volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de afstand tussen de afscherming (144) en de rotoren (142) verstelbaar is.

6. Een maaidorser volgens één van de vorige conclusies 3 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de stroomregelende geleidingen in het derde stromingspad een stroomverdeler (149) bevatten, die samenwerkt met de goot (16) om de stroming van de stengels naar het volume van de verspreider te richten dat door de rotoren verwerkt wordt en om de stroming weg van de centerlijn van de verspreider (14) af te buigen.