BE1021102B1 - Knopersysteem met een verbeterde twijndraadopnermer - Google Patents
Knopersysteem met een verbeterde twijndraadopnermer Download PDFInfo
- Publication number
- BE1021102B1 BE1021102B1 BE2013/0514A BE201300514A BE1021102B1 BE 1021102 B1 BE1021102 B1 BE 1021102B1 BE 2013/0514 A BE2013/0514 A BE 2013/0514A BE 201300514 A BE201300514 A BE 201300514A BE 1021102 B1 BE1021102 B1 BE 1021102B1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- twine
- knotter
- rotation
- threads
- node
- Prior art date
Links
- GDOPTJXRTPNYNR-UHFFFAOYSA-N CC1CCCC1 Chemical compound CC1CCCC1 GDOPTJXRTPNYNR-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 1
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01F—PROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
- A01F15/00—Baling presses for straw, hay or the like
- A01F15/08—Details
- A01F15/14—Tying devices specially adapted for baling presses
- A01F15/145—Twine knotters
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01F—PROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
- A01F15/00—Baling presses for straw, hay or the like
- A01F15/08—Details
- A01F15/0841—Drives for balers
- A01F15/0858—Drives for balers for the tying devices or needles
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01F—PROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
- A01F15/00—Baling presses for straw, hay or the like
- A01F15/08—Details
- A01F15/14—Tying devices specially adapted for baling presses
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65B—MACHINES, APPARATUS OR DEVICES FOR, OR METHODS OF, PACKAGING ARTICLES OR MATERIALS; UNPACKING
- B65B13/00—Bundling articles
- B65B13/18—Details of, or auxiliary devices used in, bundling machines or bundling tools
- B65B13/24—Securing ends of binding material
- B65B13/26—Securing ends of binding material by knotting
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Basic Packing Technique (AREA)
Abstract
Knopersysteem voor een balenpers waarbij een twijnschijf voorzien is van ten minste een eerste en een tweede inkeping voor het opnemen van de twijndraden. De twijnschijf is voorzien van een uitstekende nok die gelegen is na de tweede inkeping, gezien in een rotatierichting van de 10 twijnschijf, zodanig dat een twijnhouder weggedrukt wordt door de uitstekende nok tijdens en/of na het vormen van een knoop.
Description
Knopersysteem met een verbeterde twijndraadopnemer
VAKGEBIED VAN DE UITVINDING
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een knopersysteem, en in het bijzonder op een knopersysteem voor een balenpers voor het vormen van twee opeenvolgende knopen tijdens een enkelvoudige werkingscyclus, op een balenpers omvattende een dergelijk knopersysteem, en op een werkwijze voor het maken van twee opeenvolgende knopen.
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Rechthoekige balen zijn in staat om hun vorm te behouden door middel van een reeks zich evenwijdig uitstrekkende twijndraadlussen die in de lengte rond de balen zijn aangebracht. Balenpersen gebruiken typisch automatische knopers waarmee bijvoorbeeld twee knopen op elke lus worden gemaakt om een baal te binden. Een voorbeeld van een knopersysteem voor een balenpers wordt geopenbaard in US 2006/00121501, in BE 2012/0697, en in BE 2012/0698 op naam van Aanvraagster, welke openbaarmakingen hier door verwijzing zijn opgenomen. Het knopersysteem beschreven in US 2006/00121501 heeft het voordeel dat twee opeenvolgende knopen gevormd kunnen worden in één werkingscyclus, zonder dat twijndraadresteinden gevormd worden.
Het doel van de onderhavige uitvinding is om de bekende knopersystemen verder te verbeteren, en in het bijzonder om een knopersysteem te verschaffen waarmee een verbeterd vormen van de tweede knoop mogelijk is en vermeden wordt dat twijndraadrestdelen gevormd worden. Verdere doelen van uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn het verschaffen van een knopersysteem waarmee de tweede knoop beter en gemakkelijker verwijderd kan worden van de knoperbek bij het einde van de werkingscyclus, een knopersysteem waarmee het bindmateriaal op verbeterde wij ze geleid kan worden over de knoperbek, en een knopersysteem met een verlaagde hoeveelheid los touw, resulterend in een knopersysteem dat dichter bij de balenkamer gemonteerd kan worden en dat op een compactere wijze gebouwd kan worden.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat het knopersysteem een knoperbek voor het vormen van een knoop; een twijndraadopnemer voor het vasthouden van twijndraden; een twijndraadtoevoersysteem voor toevoeren van twijndraden over de knoperbek aan de twijndraadopnemer; een zwaaiarm met een onderste eindgedeelte met een mesblad; en een eerste aandrijfmiddel van de knoperbek en de zwaaiarm. De zwaaiarm is ingericht voor het bewegen van het onderste eindgedeelte onder de knoperbek, tussen een achterwaartse stand en een voorwaartse stand. Het mesblad is ingericht voor het snijden van twijndraden tussen de knoperbek en de twijndraadopnemer tijdens het bewegen van de achterwaartse stand naar de voorwaartse stand. Het eerste aandrijfmiddel is ingericht om de knoperbek een eerste volledige verdraaiing en een tweede volledige verdraaiing te laten uitvoeren, en om de zwaaiarm ten minste twee keer te bewegen van de achterwaartse stand naar de voorwaartse stand en terug tijdens een volledige werkingscyclus voor het vormen van respectievelijk een eerste en tweede opeenvolgende knoop. De twijndraadopnemer omvat een roteerbare twijnschijf en een twijnhouder. De twijnhouder is ingericht om de twijndraden vast te klemmen tegen de twijnschijf. De twijnschijf is voorzien van ten minste een eerste en een tweede inkeping voor het opnemen van twijndraden, welke twijnschijf voorzien is van een uitstekende nok die gelegen is na de tweede inkeping, gezien in een rotatierichting van de twijnschijf, zodanig dat de twijnhouder weggedrukt wordt door de uitstekende nok tijdens en/of na het vormen van de tweede knoop.
Door het verschaffen van een uitstekende nok na de tweede inkeping, zal de werking als volgt zijn. Na/tijdens het vormen van de eerste knoop worden de twijndraden stevig vastgehouden, zodanig dat het mesblad de twijndraden zal snijden. Echter, na/tijdens het vormen van de tweede knoop wordt de houder weggedrukt, waardoor de twijndraden kunnen glijden, zodanig dat het mesblad de twijndraden niet snijdt. Op die manier wordt vermeden dat een klein twijndraaddeel afgesneden wordt, en wordt dus vermeden dat er twijndraadafvalresten zijn. Het gebruik van een uitstekende nok is bijzonder robuust en eenvoudig voor het verkrijgen van het "twijndraadglijdeffect" na het vormen van de tweede knoop.
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm omvat het knopersysteem een tweede aandrijfmiddel dat ingericht is voor het roteren van de twijnschijf vanaf een initële stand naar een eerste stand tijdens een eerste verdraaiing, terwijl de twijndraden vastgeklemd worden in de eerste inkeping, voor het vormen van de eerste knoop, en voor het verder roteren van de twijnschijf van de eerste stand naar een tweede stand, welek bij voorkeur de initiële stand is, tijdens een tweede verdraaiing, terwijl de twijndraden glijden in de tweede inkeping tijdens het vormen van de tweede knoop. Het tweede aandrijfmiddel kan een knoperschijf; een touwschijftandwiel dat gemonteerd is op een as van de touwschijf; een wormwielaandrijving die gekoppeld is met het touwschijftandwiel; en een conisch tandwiel dat verbonden is met de wormwielaandrijving en gepositioneerd is om opeenvolgend ingrijpend gekoppeld te zijn met een paar op de omtrek op een afstand van elkaar geplaatste tandwielsegmenten op de knoperschijf, omvatten.
Volgens een ander aspect van de uitvinding omvat de twijnschijf slechts twee inkepingen die uit elkaar geplaatst zijn langs de omtrek van de twijnschijf onder een hoek kleiner dan 180 graden, bij voorkeur tussen 30 en 170 graden, meer bij voorkeur onder een hoek van ongeveer 90 graden. Het voorzien van de twijnschijf met slechts twee inkepingen die langs de omtrek uit elkaar geplaatst zijn onder een hoek die kleiner is dan 180 graden, is voordelig aangezien dit zal toelaten dat de inkepingen gelegen zijn in een onderste deel van de twijnschijven, met hun open einde gericht naar de bodem, wanneer de knoper zich in een niet actieve toestand bevindt. Op die manier wordt vermeden dat zich vuil kan verzamelen in de inkepingen in de niet werkzame stand van de knoper. De eerste verdraaiing kan dan een rotatie over ongeveer de hoek tussen de eerste en de tweede inkeping zijn, en de tweede verdraaiing een rotatie over ongeveer 360 graden min deze hoek. De hoek is bij voorkeur ongeveer 90 graden en de eerste verdraaiing is een rotatie over ongeveer 90 graden en de tweede verdraaiing een rotatie over ongeveer 270 graden.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de twijnschijf een eerste schijf en een tweede schijf die bevestigd is op een roteerbare as, en omvat de twijnhouder een eerste drukplaat die bedoeld is om in werkzaam contact te zijn met een buitenzijde van de eerste schijf, een tweede drukplaat die bedoeld is om ingevoegd te worden tussen de binnenzijden van de eerste en tweede schijf. De eerste schijf kan voorzien zijn bij zijn binnen- en/of buitenzijde met de uitstekende nok die uitsteekt in radiale richting vanaf de as. Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm is de eerste schijf voorzien van een opening, en is de uitstekende nok gevormd door een deel dat gemonteerd is in de opening en bevestigd is aan de tweede schijf. Op die manier vormt de uitstekende nok een aanslag voor zowel de eerste als tweede drukplaat, zodanig dat de twijnhouder bewogen wordt vanaf de as van de twijnschijf op een stabiele manier. De eerste schijf en tweede schijf zijn evenwijdig gemonteerd aan elkaar en hebben in hoofdzaak dezelfde vorm en afmetingen, waarbij de eerste en tweede nokken gevormd zijn door uitsparingen bij de omtrek van de eerste en tweede schijven.
Volgens een ander aspect van de uitvinding is een balenpers voorzien die meerder knopersystemen volgens één van de hierboven beschreven uitvoeringsvormen omvat.
Volgens nog een ander aspect, heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het maken van twee opeenvolgende knopen. De werkwijze omvat: het geleiden van te knopen twijndraden over de knoperbek en het vastklemmen van de twijndraden bij een klemlocatie; het door de knoperbek laten uitvoeren van een eerste volledige verdraaiing voor het vormen van een eerste knoop en het bewegen van een zwaaiarm met een mesblad van een achterwaartse stand naar een voorwaartse stand voor het verwijderen van de eerste knoop van de knoperbek en voor het snijden van de twijndraden tussen de eerste knoop en de klemlocatie; het bewegen van de zwaaiarm terug naar de achterwaartse stand, het geleiden van de twijndraden over de knoperbek, en het door de knoperbek laten uitvoeren van een tweede volledige rotatie voor het vormen van een tweede knoop. Tijdens het vormen van de tweede knoop, worden de twijndraden tegen een twijnschijf geklemd door een twijnhouder. Tijdens en/of na het vormen van de tweede knoop wordt de twijnhouder weggedrukt door een uitstekend deel op de twijnschijf die de twijndraden vrijgeeft. De werkwijze omvat verder: het bewegen van de zwaaiarm van de achterwaartse stand naar de voorwaartse stand na het vormen van de tweede knoop, waarbij, tijdens het wegdrukken van de twijnhouder, de twijndraden over het mesblad glijden zonder de twijndraden te snijden; en het bewegen van de zwaaiarm terug naar de achterwaartse stand.
Aangezien de twijndraden na het vormen van de tweede knoop glijden, zijn de vrije einddelen aanzienlijk langer dan de vrije einddelen die verkregen worden tijdens het vormen van de eerste knoop. Na het finaliseren van de knoop worden de vrije einden bij voorkeur niet langer volledig uit de knoop getrokken, hetgeen resulteert in een zogenaamde lusknoop.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm worden de twijndraden, voorafgaand aan het vormen van de eerste knoop, afgeleverd over de knoperbek in een eerste inkeping van de twijnschijf. De twijndraden worden vastgehouden in de eerste inkeping door de twijnhouder tijdens het vormen van de eerste knoop. Daarna wordt de twijnschijf geroteerd zodanig dat de twijndraden opgenomen zijn in een tweede inkeping van de twijnschijf volgend op het vormen van de eerste knoop, waarbij de twijndraden in de tweede inkeping gehouden worden door de twijnhouder tijdens het vormen van de tweede knoop.
De twijnschijf wordt bij voorkeur geroteerd vanaf een initiële stand naar een eerste stand tijdens een eerste verdraaiing, terwijl de twijndraden vastgeklemd worden in de eerste inkeping, voor het vormen van de eerste knoop, en van de eerste stand naar een stand, bij voorkeur de initiële stand, tijdens een tweede verdraaiing terwijl de twijndraden kunnen glijden in de tweede inkeping tijdens het vormen van de tweede knoop. De eerste verdraaiing kan een rotatie over een eerste hoek, bij voorkeur ongeveer 90 graden, zijn, en de tweede verdraaiing kan een rotatie over 360 graden min de eerste hoek, bij voorkeur ongeveer 270 graden, zijn.
De zwaaiarm wordt bij voorkeur vastgehouden in de voorwaartse stand na de tweede rotatie van de knoperbek gedurende een vooraf bepaalde periode die voldoende is om het verwijderen van de tweede knoop van de knoperbek toe te laten. Deze voorwaarste stand is typisch een verdere voorwaartse stand in vergelijking met de systemen van de stand van de techniek. Dit is gedeeltelijk te wijten aan het feit dat de knoperbek typisch langer is dan een knoperbek van systemen van de stand van de techniek, zie verder.
In verder ontwikkelde uitvoeringsvormen van de uitvinding kan de zwaaiarm een armgedeelte en het onderste eindgedeelte met het mesblad, hebben. Het onderste eindgedeelte kan een stripdeel dat gevormd is voor het verwijderen van een gevormde knoop op de knoperbek terwijl dit beweegt van de achterwaartse stand naar de voorwaartse stand, omvatten. Het onderste eindgedeelte kan verder ten minste één geleidedeel voor het geleiden van twijndraden die afgeleverd worden door het twijndraadtoevoersysteem en/of voor het geleiden van twijndraden onder een gevormde knoop tijdens het strippen door het stripdeel, omvatten. Een dergelijke uitvoering heeft het voordeel dat deze geen afzonderlijke geleidevinger vereist, en beperkt dus de hoeveelheid "vrije" twijndraad. Bijgevolg kan het knopersysteem op een meer compacte wijze gebouwd worden, waardoor het knopersysteem dichter bij de balenkamer gemonteerd kan worden. Het onderste eindgedeelte omvat bij voorkeur een hielgedeelte dat verbonden is met het armgedeelte van de zwaaiarm, een voorste gedeelte en een zijgedeelte. Een open zone is gevormd tussen het hielgedeelte en het voorste gedeelte, welke open zone gevormd is om toegankelijk te zijn door het twijndraadtoevoersysteem zodanig dat twijndraden toegevoegd kunnen worden door de open zone op de knoperbek. Het gebruiken van een dergelijk onderste eindgedeelte heeft het voordeel dat voldoende ruimte gecreëerd kan worden voor de rotatie van de knoperbek en voor het toevoeren van twijndraden door de open zone tussen het voorste gedeelte en het hielgedeelte. Het voorste gedeelte is bij voorkeur voorzien van een stripdeel met een bovenoppervlak met een vorm die complementair is aan een vorm van een onderoppervlak van de knoperbek, om een goede verwijdering van een knoop van de knoperbek te waarborgen.
Volgens een ander aspect van de uitvinding omvat de knoperbek een onderlip, een bovenlip die rond een draaipunt verbonden is met de onderlip, en positioneringsmiddelen ingericht om de onderlip weg van de bovenlip te bewegen. De lengte van de onderlip gemeten vanaf het draaipunt is bij voorkeur groter dan 35 mm om te vermijden dat de twijndraden van de knoperbek kunnen glijden wanneer deze afgeleverd worden door het twijndraadtoevoersysteem. Op die manier kan de langere knoperbek gedeeltelijk de functie van de geleidevinger in stand van de technieksystemen overnemen. De bovenlip kan voorzien zijn bij een vrij einde daarvan, met een naar onder gericht uitstekende einddeel, waarbij de onderlip voorzien is van een einduitsparing voor het opnemen van het uitstekend einddeel. Op die manier kan de bovenlip zeer dicht bij de onderlip geplaatst worden, resulterend in een verbeterd stripgedrag en in een stevigere knoop.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De voordelen van deze uitvinding zullen beter blijken na het beschouwen van de volgende gedetailleerde beschrijving van niet beperkende voorbeelduitvoeringsvormen van de uitvinding, in het bijzonder wanneer deze samen gelezen wordt met de tekeningen in bijlage, waarbij:
Figuur 1 een fragmentarisch zijaanzicht van een balenpers met een dubbele knoopbindmechanisme is;
Figuur IA een gedetailleerd aanzicht van een naaldeindgedeelte is;
Figuur 2 een schematisch aanzicht van een volledige en een gedeeltelijk dubbelgeknoopte lus zonder het vormen van twijndraadrestanten, is;
Figuren 3A-3D uiteengenomen perspectivische aanzichten van een uitvoeringsvorm van het dubbel knopersysteem van de uitvinding zijn, gezien vanuit verschillende richtingen; Figuur 4A een perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een twijndraadopnemer volgens de uitvinding is;
Figuur 4B een perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een twijndraadopnemer volgens de uitvinding is;
Figuur 5 een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van een knoperbek volgens de uitvinding is; en Figuren 6A-6L gedeeltelijke schematische aanzichten illustreren van opeenvolgende stappen van een dubbele knoopwerking.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE VOORKEURSUITVOERINGSVORM
In de beschrijving die volgt en in bepaalde passages die reeds werden uiteengezet, worden de principes van de onderhavige uitvinding beschreven in de termen van "twijndraad" en "knopen" die in een dergelijke twijndraad zijn gevormd. Men zal echter begrijpen dat dergelijke principes evengoed draden en verdraaide draadverbindingen als twijndraden en knopen behelzen.
Tal van bevestigings- en verbindingsprocessen, en andere middelen en componenten die in deze uitvinding worden gebruikt, zijn algemeen bekend en worden in het vakgebied van de beschreven uitvinding gebruikt, en de exacte aard of het type daarvan is voor een vakman niet nodig om de uitvinding te kunnen begrijpen en gebruiken, en deze zullen bijgevolg niet in detail worden besproken. Ook wordt een verwijzing naar de termen "links" of "rechts" gemakshalve gebruikt, en zijn deze bepaald door aan de achterkant van de machine te staan kijkend in de normale rijrichting.
De balenpers 1 die geïllustreerd is in figuur 1 heeft een rechthoekig balenhuis 2 dat door bodemwielen 3 wordt gedragen. Het balenhuis 2 begrenst een balenkamer, waarbij materiaal in het balenhuis gedrukt wordt doorheen een gebogen kanaal 4. Een plunjer 5 beweegt heen en weer in het balenhuis om intermitterend verse ladingen materiaal uit het kanaal 4 naar achter in de balenkamer te drukken in de richting van de pijl 6. Wanneer de baal een voorafbepaalde afmeting bereikt, wordt door een stang 8 aan een trigger 7 getrokken. Deze stang 8 grijpt in op een klauwkoppeling 9 die op zijn beurt verbonden is met een bindmechanisme 10 en een stel naalden 11. Men begrijpt dat het bindmechanisme een stel individuele knopers 10 omvat die in de dwarsrichting bovenop de balenkamer op afstanden van elkaar zijn voorzien. Elke knoper 10 heeft een daarmee gekoppelde naald 11, om te helpen bij het vormen van een afzonderlijke lus rond een voltooide baal. Wanneer de baal geknoopt moet worden, verbindt de klauwkoppeling 9 de knopers 10 en hun naalden 11 via een aandrijfketting 12 met een bron van aandrijvend vermogen om de knoopwerking te starten. Aangezien de individuele knopers 10 allen op identieke wijze werken, is het voldoende om de onderhavige uitvinding te beschrijven met betrekking tot slechts één dergelijke knoper 10.
De naald 11 is zwenkbaar gemonteerd op de balenkamer 2 door een draaipunt 13, en wordt heen en weer gezwaaid over de balenkamer door een koppelstang 14 die door de koppeling 9 wordt geactiveerd. De naald 11 heeft een "thuis-" of ruststand volledig onder de balenkamer 2, zoals geïllustreerd is in figuur 1, en een "volledig uitgeworpen" stand waarin de naald zich volledig over het balenhuis 2 uitstrekt, zoals bijvoorbeeld geïllustreerd is in figuur 6C. Zoals geïllustreerd is in figuur IA, heeft de tip 20 van de naald 11 een oog 21 dat begrensd is door tegenoverliggende vorktanden 22 en 23 van de gevorkte punt 20 samen met een paar in de langsrichting uit elkaar geplaatste, zich in dwarsrichting uitstrekkende rollen 24 en 25. Verwijzend naar figuur 2 bevindt zich links van de lus 62 een gedeeltelijke lus 62a die zich aan het vormen is. De bovenste streng 64a is afkomstig van een twijndraadtoevoerbron 72, terwijl de onderste streng 66a afkomstig is van een volledig afzonderlijke tweede twijndraadtoevoerbron 74. Op een bepaald ogenblik in de ter illustratie gekozen toestand, bestaat de knoop 68a, en bereikt de baal een lengte waarvoor de naald 11 klaar is om in werking te treden en de strengen 64a en 66a aan de knoper 10 aan te bieden om een werkingscyclus te beginnen waarin twee opeenvolgende knopen worden gevormd. In een voltooide baal is de lus 62 gevormd uit twee strengen bindmateriaal, i.e. een eerste streng 64 langs de bovenzijde van de baal, en een tweede streng 66 langs de onderzijde van de baal, en langs zijn twee tegenoverliggende verticale einden. Samen beschrijven de twee strengen de volledige omtrek van de baal. De knoop 68 van de baal is typisch een zogenaamde lusknoop. Dit betekent dat einddelen van de strengen 64 en 66 van de knoop 68 vrijgegeven worden vanaf een vastgehouden stand zodanig dat deze kunnen worden teruggetrokken zoals verder zal worden beschreven voor het vormen van een kleine lus aan de bovenkant van de knoop. De knoop 68 zelf houdt dus de einddelen van de strengen 64 en 66 vast, verenigd met de knoop 6 8.
Met deze korte toelichting in gedachten, worden de details van de uitvoeringsvormen volgens de onderhavige uitvinding nu beschreven. Figuren 3A-3D illustreren een eerste uitvoeringsvorm van een knoper 10 volgens de uitvinding. Gemakshalve worden dezelfde referenties gebruikt om naar gelijke elementen in verschillende uitvoeringsvormen te verwijzen. De knoper 10 van figuren 3A-3D omvat een algemeen cirkelvormig element, ook genaamd knoperschijf 501 die bevestigd is aan een aandrijfas 520 om samen met deze laatste te roteren over een volledige omwenteling wanneer de klauwkoppeling 9 in ingrijping is. De as 502 wordt gedragen door een voorwaarts hellend gestel 15 (zie figuur 1) dat verbonden is met de bovenkant van de balenkamer 2, en het gestel 15 draagt eveneens de knoperonderdelen voor het vormen van de knopen in antwoord op een rotatie van de knoperschijf 501, zie ook figuur 1.
De knoperonderdelen omvatten een draaibaar knoperbekelement 100, gedragen door het gestel 15 voor rotatie rond een hellende as 106 (zie figuur 5); een touwschijf 201 achter en naast de knoperbek 100 voor het vasthouden van strengen 64a en 66a in een stand waarin ze gekoppeld zijn met de knoperbek 100 tijdens rotatie daarvan; en een zwaaiarm 40 die zwaaibaar verbonden is met het frame 15 door een bout 420. De strengen 64a en 66a worden in inkepingen 211, 212 in de roterende touwschijf 201 door een vasthouder of touwhouder 202 vastgehouden. De spankracht van deze vasthouder 202 op de touwschijf 201 kan manueel geregeld worden door het veranderen van de spanning van een bladveer 220 door een bout los of vast te draaien.
Zoals het best geïllustreerd is in figuur 3C, heeft de zwaaiarm 400 een armgedeelte 401 en een onderste eindgedeelte 402, en is de zwaaiarm ingericht voor het bewegen van het onderste eindgedeelte 402 onder de knoperbek 100, tussen een achterwaartse stand en een voorwaartse stand. Het onderste eindgedeelte 402 omvat een hielgedeelte 410 verbonden met het armgedeelte 401, een kopgedeelte 411, en een zijgedeelte 412. Het zijgedeelte 412 strekt zich uit tussen de knoperbek 100 en de touwschijf 201 en vormt de verbinding tussen een einde van het hielgedeelte 410 met een tegenoverliggend einde van het kopgedeelte 412. Het zijgedeelte 412 is voorzien van een mesblad 403 voor het snijden van twijndraden tussen de knoperbek en de twijndraadopnemer terwijl deze van de achterwaartse stand naar de voorwaartse stand beweegt. Een open zone 413 is gevormd tussen het hielgedeelte 410 en het kopgedeelte 412. De open zone 413 is afgemeten en gevormd om toegankelijk te zijn door het twijndraadtoevoersysteem (naald 11 en tuckerarm, zie verder) zodanig dat twijndraden toegevoerd kunnen worden door de open zone 413 over de knoperbek 100. Het onderste eindgedeelte 402 van de zwaaiarm 400 is met andere woorden zodanig gevormd dat er een opening is bij een van de touwschijf 201 afgekeerde zijde, welke opening gelegen is onder de knoperbek 100 wanneer de zwaaiarm 400 zich in een knoopstand bevindt.
Het kopgedeelte 411 is voorzien van een stripdeel 404 met een bovenvlak met een vorm die complementair is aan een vorm van een ondervlak van de knoperbek 100, zie ook figuren 6A en 6B, zodanig dat een gevormde knoop van de knoperbek 100 gestript kan worden, terwijl de zwaaiarm van de achterste stand naar de voorste stand beweegt. Het mesblad 400 zal met andere woorden de strengen 64a en 66a doorsnijden als gevolg van een zwaaibeweging van de arm 400 die eveneens dient om het stripdeel 404 te laten ingrijpen op een op de knoperbek 100 gevormde knoop om deze knoop van de knoperbek 100 te strippen. Verder heeft het kopgedeelte 411 een gekromd geleidedeel 405 dat gericht is in de richting van het hielgedeelte 410. Het gekromd geleidedeel 405 is gevormd, afgemeten en ingericht voor het geleiden van de twijndraden naar het zij gedeelte 412 tijdens het strippen van een gevormde knop, en meer in het bijzonder naar de binnenhoek gevormd door het kopgedeelte 411 en het zijgedeelte 412.
Het hielgedeelte 411 heeft een gekromd geleidedeel 406 dat gericht is in de richting van het kopgedeelte 410. Het gekromd geleidedeel 406 is ingericht voor het geleiden van de twijndraden over de knoperbek tijdens het toevoeren en tijdens het knopen.
De geleidedelen 405 en 406 maken de aanwezigheid van een bijkomende geleidevinger voor het geleiden van de twijndraden voor, tijdens, na het knopen, zoals in oplossingen van de stand van de techniek, onnodig, waardoor de hoeveelheid vrije twijndraden wordt gereduceerd en een meer compacte knoper 10 mogelijk is die dichter bij het balenhuis 2 gemonteerd kan worden.
Om aandrijvend vermogen naar de knoperbek 100 over te dragen, is de knoperschijf 501 voorzien van een tandwiel 503 dat opgesteld is voor ingrijpende koppeling met een paar op een afstand van elkaar geplaatste tandwielstroken 504, 505 op de knoperschijf 501. Op gelijkaardige wijze wordt aandrijvend vermogen naar de schijven van de touwschijf overgedragen via een touwschijftandwiel 602, een wormwielaandrijving 603 en een conisch tandwiel 604 dat gepositioneerd is voor opeenvolgende ingrijpende koppeling met een paar langs de omtrek uit elkaar geplaatste tandwielsegementen 605, 606 op de knoperschijf 501.
Vermogen om de arm 400 rond de draaibout 420 te zwaaien, wordt verkregen door een nokvolger 430 bij het boveneinde van de arm 400 voorbij de draaibout 420 die binnen een nokkenbaan 440 op de knoperschijf 502 is opgesteld. Een paar langs de omtrek uit elkaar geplaatste nokschouders 442 en 444 in de baan 440 zijn gepositioneerd om opeenvolgend in ingrijping te komen met de volger 430 om laatstgenoemde te bedienen.
Een as 30 strekt zich evenwijdig uit met de as 502 naar een punt in hoofdzaak in voorste en achterste uitlijning met de knoperbek 100, zie figuur 2. Op deze locatie draagt de as 30 een vast daarmee verbonden zich naar achter uitstrekkende tuckerarm 31. De tuckerarm 31 draagt een rol 33 bij zijn achterste einde, waarbij de streng 64a meegevoerd wordt rond deze rol 33. Een lengte van de streng 64a is eveneens opwaarts gelust rond een andere slacker arm 34 die opgesteld is boven de tucker arm 31. De streng 64a kan verder geklemd worden tussen paar tegenover elkaar opgestelde platen (niet getoond) van een spaneenheid.
In figuur 2 is de naald 11 nog in de thuispositie. Op dit ogenblik in het baalvormingsproces heeft de baal de gewenste lengte bereikt en moet de lus rond de baal voltooid worden en de tweede knoop in de lus gemaakt worden. Merk op dat de streng 64a zich langs de bovenkant van de baal uitstrekt, direct onder de zwaaiarm 400, maar dat de streng, ten minste voor alle effectieve doeleinden, geen contact maakt met de knoper 10. De zwaaiarm 400 beweegt naar achter, en de naald 11 zwaait naar boven in de richting van de knoper 10. De naald neemt strengt 66a mee, terwijl deze laatste gevierd wordt door bron 74. Merk op dat, omdat de streng 66a door het oog 21 van naald 11 is gevoerd, een lengte van deze streng aan de twijndraadbronzijde van de naald 11 ook naar boven gevoerd wordt in de richting van de knoper 10, welke extra lengte hierna aangeduid is met verwijzingscijfer 66b. Terwijl de naald 11 de knoper 10 nadert, wordt de tuckerarm 31 eveneens naar boven bewogen, zie figuren 6A en 6B. De tuckerarm 31 beweegt omhoog in tegenwijzerzin om de speling die nodig is in de streng 64a te verschaffen om de naaldbeweging mogelijk te maken. De tip van de naald 11, en meer in het bijzonder de rol 25, vangt de streng 64a zoals geïllustreerd is in figuur 6C, en biedt de strengen 64a en 66a gezamenlijk aan aan de knoper 10.
Terwijl de strengen 64a en 66a toegevoerd worden over de knoperbek 100 aan de touwschijf 201, is de zwaaiarm 400 in een stand om de strengen te geleiden om te waarborgen dat de strengen 64a en 66a zich beiden in een goede positie over de knoperbek 100 bevinden, zie figuur 6D. Meer in het bijzonder zal het geleidedeel 406 van het hielgedeelte 411 waarborgen dat de strengen 64a, 66a goed over een bovenlip 101 van de knoperbek 100 geplaatst zijn.
Bij het aanbieden van de strengen 64a en 66a legt de naald de strengen over de knoperbek 100 met behulp van het geleidedeel 406, en van daar in afwachtende inkepingen 211 van de touwschijf 201, waarna de rotatie van samenwerkende schijven in laatstgenoemde, in combinatie met een aandrukkende touwhouder 202, ertoe dienen om de strengen stevig vast te grijpen, en om te voorkomen dat ze ontsnappen wanneer de knoperbek 100 zijn rotatie begint, zie figuren 6D en 6E. Op dat ogenblik beweegt de zwaaiarm 400 een weinig naar achter (pijl B) waardoor het kopgedeelte 410 weg beweegt van de knoperbek 100, om bijkomende ruimte te verschaffen voor de rotatie van de knoperbek.
De touwschijf 201 roteert typisch een kwartslag en klemt de twijndraden 64b en 66b samen stevig vast in de eerste inkeping 211. Nu kan de naald 11 naar beneden bewegen. Tijdens het naar beneden bewegen van de naald 11 worden de twee twijndraden op de achterkant van de naalden in de volgende inkeping 212 van de touwschijf geplaatst voor de tweede knoop, zie figuren 6E en 6F. Terwijl de naald 11 naar beneden gaat, draait de knoperbek 100 verder ter vorming van de eerste knoopt. De zwaaiarm 400 zwaait naar voor (pijl F in figuur 6G) om de twijndraden onder de touwschijf te snijden met het mesblad 403, en wrijft de knoop van de knoperbek 100 met behulp van het stripdeel 404.
De knoperbek 100 is in detail geïllustreerd in figuur 5 en omvat een onderste lip 102 en een bovenste lip 101 die verbonden is rond een draaipunt met de onderste lip 102. Wanneer de knoperbek 100 roteert rond zijn as 106, grijpt een nokkenvolger 103, die verbonden is met de bovenlip 101, in op een element met een nokkenschouder (niet getoond). Tijdens het roteren zal de kamvolger 103 de bovenlip 101 weg van de onderlip 102 duwen, waardoor de strengen 64a en 64b tussen de twee lippen 101 en 102 gebracht worden terwijl de knoperbek 100 geroteerd wordt. De lengte 1 van de onderlip 102, gemeten vanaf het draaipunt, is bij voorkeur groter dan 35 mm, om te waarborgen dat de strengen goed op de knoperbek 100 geplaatst kunnen worden en niet van de knoperbek 100 glijden. De bovenlip 101 is bij een vrij einde daarvan voorzien van een naar onder uitstekend einddeel 104, en de onderlip 102 is voorzien van een einduitsparing 105 voor het opnemen van het uitstekend einddeel. Op die manier kan de bovenlip 101 tegen of dicht bij de onderlip 102 geplaatst worden waardoor een verbeterd strippen van de knoop van de knoperbek 100 wordt gewaarborgd.
De hierboven beschreven beweging van de knoperbek 100 en de touwschijf 201 wordt tot stand gebracht door werkzame onderlinge koppeling van de tandwielstrook 504 en tandwielsegment 605 op de knoperschijf 501 met hun respectievelijke tandwielen 503 en 604 op de knoperbek 100 en de touwschijf 201. Een dergelijke aandrijvende onderlinge koppeling gaat door tot een knoop gevormd is op de knoperbek 100, op welk ogenblik de naald 11 begint terug te trekken.
Op dit ogenblik grijpt de nokschouder 442 van de knoperschijf 501 in op de rol 430 van de arm 400, zodanig dat het ondereinde daarvan, en dus het mes 403, gezwaaid wordt over dat deel van de strengen tussen de knoperbek 100 en de touwschijf 201, waardoor gesneden worden. Op het ogenblik van snijden strekken de strengen 64a en 66a zich uit van tussen de lippen 101 en 102 naar de touwschijf 201, zie figuur 6G. Om de knoopvorming te voltooien duwt het stripdeel 404 de strengen 64a en 66a die vastgehouden worden op een gedraaide manier rond de knoperbek 100. Hierdoor worden de strengdelen die bovenop de bovenlip 101 liggen over de strengdelen die tussen de boven- en onderlippen 101 en 102 liggen, getrokken, waardoor de eerste knoop wordt gevormd. Zoals hierboven beschreven, aangezien de vrije einden van de strengen 64a en 66a zeer kort zijn, worden deze volledig door de knoop getrokken tijdens de finale vorming ervan, hetgeen resulteert in een zogenaamde conventionele knoop 70a. Behalve het voltooien van de knoop, stript een verdere beweging van de arm 400 ook de voltooide knoop volledig van de knoperbek 100 en laat de voltooide lus op de baal vallen, zoals geïllustreerd is in figuur 6A. Wanneer de knoop door de knoper 10 is neergelaten, worden de streng 66b van bron 64, evenals de streng 64b van bron 72 nog steeds vastgehouden in de tweede inkeping 112 en mogelijk ook in de eerste inkeping 111 van de touwschijf 201. Op dit ogenblik is bovenlip 101 terug open. Bijgevolg wordt de streng 66b, terwijl de naald 11 verder terugtrekt, neerwaarts over de balenkamer 2 gelegd waardoor de bovenlip 101 omlaag gedrukt wordt als gevolg van de druk van de strengen op de bovenlip 101, terwijl de tuckerarm 31 naar onder beweegt naar zijn normale stand. Bij het bereiken van de toestand die geïllustreerd is in figuur 61, bevinden de strengen 64b en 66b zich in een stand voor het initiëren van de tweede knoopcyclus. De zwaaiarm 400, en in het bijzonder geleidedeel 406, waarborgt dat de strengen 64b en 66b goed gepositioneerd zijn over en tegen de knoperbek 100, waarna deze laatste en de touwschijf 201 bediend worden door hun respectievelijke tandwielstrook 505 en tandwielsectie 606 op de knoperschijf 501, zie figuren 6J en 6K.
De tweede knoop wordt bijgevolg gevormd, waarna de arm 400 opnieuw in werking wordt gesteld, maar deze keer door de tweede nokschouder 444. De touwschijf 201 heeft bij voorkeur een uitstekende nok 213 die gepositioneerd is na de tweede inkeping 212, gezien in een rotatierichting van de schijf 201, zodanig dat de touwhouder 202 weg van de touwschijf 201 wordt bewogen wanneer de schijf verder geroteerd wordt tijdens het vormen van de tweede knoop. Figuur 4A illustreert een eerste voorbeeld van een mogelijke twijndraadopnemer 200 omvattende een touwschijf 201 en een touwhouder 202. De touwschijf 201 omvat een eerste schijf 221 en een tweede schijf 222 die vast bevestigd zijn op een as 223. De touwhouder omvat een eerste drukplaat 231 en een tweede drukplaat 232 die bedoeld is om ingebracht te worden tussen de eerste en tweede schijf 221, 222. De eerste drukplaat is bedoeld om in werkzaam contact te zijn met de buitenzijde van de eerste schijf 221. De eerste schijf 221 is aan zijn binnen- en/of buitenzijde voorzien van een uitstekende nok 213. In de uitvoeringsvorm van figuur 4A strekt de nok zich uit aan beide zijden van de eerste schijf 221, terwijl in de uitvoeringsvorm van figuur 4B de nok zich enkel uitstrekt aan de buitenzijde van de schijf 221. In de variant van figuur 4A is de eerste schijf 221 voorzien van een opening 224, en wordt de nok gevormd door een stuk 213 dat doorheen de opening 224 bevestigd is op de tweede schijf 222. De vakman zal begrijpen dat andere vormen mogelijk zijn, en dat het mogelijk is om meer of minder inkepingen te voorzien in de touwschijf. Echter, het voorzien van de touwschijf met slechts twee inkepingen 211, 212 die uit elkaar geplaatst zijn langs de omtrek onder een hoek die bij benadering 90° is, zoals in de uitvoeringsvorm van figuur 4A, is voordelig aangezien de inkepingen op die manier gelegen kunnen zijn aan een onderste gedeelte van de touwschijven 201 wanneer de knoper zich in een niet actieve toestand bevindt. Hierdoor wordt vermeden dat zich vuil kan opstapelen in de inkepingen in de niet werkzame toestand van de knoper.
Volgens een alternatieve variant kan de druk die uitgeoefend wordt door de bladveer 220 geregeld worden gebruikmakend van instelmiddelen die ingericht zijn om deze druk te verlagen bij het einde van de tweede rotatie van de knoperbek 100. Volgens nog een andere mogelijkheid kan de touwhouder 202 weggedrukt worden tegen de kracht van de bladveer 220 tijdens de vorming van de tweede knoop. De vakman begrijpt dat dit regelen van de druk/wegduwen van de touwhouder bereikt kan worden gebruikmakend van elke geschikte mechanische of hydraulische overdracht. Ook kan er in plaats van het voorzien van veermiddelen 220 een verschillende actuator zijn voorzien voor het instellen van de touwhouder 202. Ten slotte begrijpt de vakman dat een aanpassing van de vorm van de inkepingen 211, 212 en het gebruik van een uitstekende nok 213 gecombineerd kan worden.
Aangezien de vrije einden van de strengen 64b en 66b aanzienlijk langer zijn dan de vrije einden die verkregen worden tijdens de vorming van de eerste knoop, worden de vrije einden 64b en 66b na het finaliseren van de knoop niet langer volledig uit de knoop getrokken, hetgeen resulteert in een zogenaamde lusknoop 68b, zoals best te zien is in figuur 6K en figuur 2. Figuur 6L illustreert de zwaaiarm 400 met het onderste eindgedeelte in de voorste stand, na het verwijderen van de knoop.
Zoals geïllustreerd is in figuren 3A-3D is er een bijkomende tandwielsectie 606 voorzien, welke een verlengde werking van de touwschijf 202 vershaft, zodanig dat de touwschijf over ongeveer 270° roteert tijdens de tweede knoopcyclus. Deze verlengde rotatie in combinatie met de uitstekende nok 213 resulteert erin dat de strengen 64b en 66b niet langer vastgehouden worden tussen de touwschijf 201 en de touwhouder 202, waardoor een verder glijden van de twijndraden tijdens het vormen van de tweede knoop wordt veroorzaakt. Immers, zelfs wanneer het mesblad 403 zeer scherp is, zal het niet in staat zijn om de strengen door te knippen aangezien de touwschijf 201, in plaats van de strengen vast te houden, deze vrijgeeft, als gevolg van de voortgezette rotatie van de touwschijf 201 en de lage druk van de touwhouder 202 op de twijndraden, terwijl de arm 400 verder beweegt en de bijna voltooide knoop van de knoperbek 100 stript, waardoor de strengen uit de touwschijf 201 worden getrokken. De vakman begrijpt dat de bijkomende tandwielsecties 606 niet vereist is, en dat een gelijkaardig effect bereikt kan worden wanneer de spankracht van de bladveer 220 op de touwhouder 202 voldoende wordt verlaagd.
De tweede knoop is het begin van een nieuwe bocht voor de volgende baal. Een dergelijke bocht bevindt zich in een positie om nieuw materiaal op te nemen dat door de plunjer in de balenkamer wordt samengepakt, en de bocht neemt in lengte toe naarmate de bijkomende lengte van de strengen 74b en 76b gelijktijdig uit hun bronnen 72 en 74 worden getrokken. Wanneer de baal ten slotte de gewenste lengte heeft bereikt, begint de sequentie terug bij het startpunt, waarna de bocht gesloten wordt door de werking van de naald 11 voor het voltooien van de lus rond de baal en voor het vormen van de andere knoop.
Hoewel de principes van de uitvinding hierboven toegelicht worden met verwijzing naar specifieke uitvoeringsvormen, zal men begrijpen dat de beschrijving enkel werd gegeven bij wijze van voorbeeld en niet als een beperking van de beschermingsomvang die bepaald wordt door de conclusies in bij lage.
Claims (15)
- Conclusies1. Knopersysteem omvattende: een knoperbek (100) voor het vormen van een knoop; een twijndraadopnemer (200) voor het vasthouden van twijndraden; een twijndraadtoevoersysteem (11, 31) voor het toevoeren van twijndraden over de knoperbek naar de twijndraadopnemer; een zwaaiarm (400) met een onderste eindgedeelte (402); welke zwaaiarm ingericht is voor het bewegen van het onderste eindgedeelte onder de knoperbek, tussen een achterwaartse stand en een voorwaartse stand, welk onderste eindgedeelte voorzien is van een mesblad (403) voor het snijden van twijndraden tussen de knoperbek en de twijndraadopnemer tijdens het bewegen van de achterwaartse stand naar de voorwaartse stand; een eerste aandrijfmiddel dat ingericht is om de knoperbek (100) ten minste een eerste volledige rotatie en een tweede volledige rotatie te laten uitvoeren en om de zwaaiarm (400) ten minste twee keer van de achterwaartse naar de voorwaartse stand en terug te bewegen tijdens een volledige werkingscyclus voor het vormen van respectievelijk een eerste en tweede opeenvolgende knoop; waarbij de twijndraadopnemer (200) een roteerbare twijnschijf (201) en een twijnhouder (202) omvat, welke twijnhouder ingericht is om twijndraden tegen de twijnschijf te klemmen; waarbij de twijnschijf voorzien is van ten minste een eerste en een tweede inkeping (211, 212) voor het opnemen van de twijndraden, welke twijnschijf voorzien is van een uitstekende nok (213) die gelegen is na de tweede inkeping, gezien in een rotatierichting van de twijnschijf, zodanig dat de twijnhouder weggedrukt wordt door de uitstekende nok tijdens en/of na het vormen van de tweede knoop.
- 2. Knopersysteem volgens conclusie 1, verder omvattende een tweede aandrijfmiddel dat ingericht is voor het roteren van de touwschijf (201) vanaf een initiële stand naar een eerste stand gedurende een eerste verdraaiing, terwijl de twijndraden geklemd worden voor het vormen van de eerste knoop, en voor het verder roteren van de touwschijf van de eerste stand naar de initiële stand tijdens een tweede verdraaiing, terwijl de twijndraden kunnen glijden tijdens het vormen van de tweede knoop.
- 3. Knopersysteem volgens conclusie 1 of 2, waarbij de eerste en de tweede inkeping op een afstand van elkaar zijn geplaatst langs de omtrek van de twijnschijf, bij een eerste hoek kleiner dan 180 graden, bij voorkeur ongeveer 90 graden.
- 4. Knopersysteem volgens conclusie 2 en 3, waarbij de eerste verdraaiing een rotatie over ongeveer de eerste hoek is, en waarbij de tweede verdraaiing een rotatie over 360 graden min de eerste hoek is.
- 5. Knopersysteem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de twijnschijf (201) een eerste schijf (221) en een tweede schijf (222) omvat die bevestigd zijn aan een roteerbare as (223), en waarbij de twijnhouder een eerste drukplaat (231) omvat die bedoeld is om in werkzaam contact te zijn met een buitenzijde van de eerste schijf (221) en een tweede drukplaat (232) omvat die bedoeld is om ingevoegd te worden tussen de binnenzijden van de eerste en tweede schijf (221, 222).
- 6. Knopersysteem volgens conclusie 5, waarbij de eerste schijf (221) voorzien is bij zijn binnen- en/of buitenzijde van de uitstekende nok (213) die in radiale richting naar buiten steekt vanaf de as (223).
- 7. Knopersysteem volgens conclusie 5 of 6, waarbij de eerste schijf (221) voorzien is van een opening, en waarbij de uitstekende nok gevormd is door een deel dat gemonteerd is in de opening (224) en bevestigd is aan de tweede schijf (222).
- 8. Knopersysteem volgens één der conclusies 5-7, waarbij de eerste schijf en de tweede schijf evenwijdig gemonteerd zijn aan elkaar en in hoofdzaak dezelfde vorm en afmetingen hebben, waarbij de eerste en tweede inkepingen gevormd zijn door uitsparingen bij de omtrek van de eerste en tweede schijven.
- 9. Balenpers omvattende meerdere knopersystemen volgens één der voorgaande conclusies.
- 10. Werkwijze voor het maken van twee opeenvolgende knopen, omvattende : het geleiden van te knopen twijndraden over een knoperbek (100) en het vastklemmen van de twijndraden bij een klemlocatie; het door de knoperbek (100) laten uitvoeren van een eerste volledige rotatie voor het vormen van een eerste knoop en het bewegen van een zwaaiarm (400) met een mesblad (403) vanaf een achterwaartse stand naar een voorwaartse stand om de eerste knoop van de knoperbek te verwijderen en om de twijndraden tussen de eerste knoop en de klemlocatie te snijden; het terug bewegen van de zwaaiarm naar de achterwaartse stand, het geleiden van de twijndraden over de knoperbek, en het door de knoperbek laten uitvoeren van een tweede volledige rotatie voor het vormen van een tweede knoop; waarbij tijdens het vormen van de tweede knoop, de twijndraden geklemd worden tegen een twijnschijf door een twijnhouder, en waarbij tijdens en/of na het vormen van de tweede knoop, de twijnhouder weggedrukt wordt door een uitstekend deel (213) op de twijnschijf waardoor de twijndraden vrijgegeven worden; welke werkwijze verder omvat: het bewegen van de zwaaiarm (400) van de achterwaartse stand naar de voorwaartse stand volgend op het vormen van de tweede knoop, waarbij, als gevolg van het wegdrukken van de twijnhouder, de twijndraden over het mesblad glijden zonder de twijndraden te snijden; en het bewegen van de zwaaiarm terug naar de achterwaartse stand.
- 11. Werkwijze volgens conclusie 10, waarbij, de twijndraden, voorafgaand aan het vormen van de eerste knoop, afgeleverd worden over de knoperbek in een eerste inkeping (211) van de twijnschijf, welke twijndraden vastgehouden worden in de eerste inkeping door de twijnhouder tijdens het vormen van de eerste knoop; en waarbij de twijnschijf zodanig geroteerd wordt dat de twijndraden opgenomen worden in een tweede inkeping (212) van de twijnschijf voorafgaand aan het snijden, en na het vormen van de eerste knoop; welke twijndraden vastgehouden worden in de tweede inkeping door de twijnhouder tijdens het vormen van de tweede knoop.
- 12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarbij de twijnschijf (211) geroteerd wordt vanaf een initiële stand naar een eerste stand tijdens een eerste verdraaiing, terwijl de twijndraden vastgeklemd worden in de eerste inkeping, voor het vormen van de eerste knoop, en vanaf de eerste stand naar de initiële stand tijdens een tweede verdraaiing, terwijl de twijndraden in de tweede inkeping kunnen glijden tijdens het vormen van de tweede knoop.
- 13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij de eerste verdraaiing een rotatie over een eerste hoek kleiner dan 180 graden is, en de tweede verdraaiing een rotatie over 360 graden min de eerste hoek is.
- 14. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij de eerste verdraaiing een rotatie over ongeveer 90 graden is, en de tweede verdraaiing een rotatie over ongeveer 270 graden is.
- 15. Werkwijze volgens één der conclusies 10-14, waarbij de zwaaiarm vastgehouden wordt in de voorwaartse stand na de tweede rotatie van de knoperbek gedurende een vooraf bepaalde periode die voldoende is om toe te laten dat de tweede knoop van de knoperbek wordt verwijderd.
Priority Applications (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2013/0514A BE1021102B1 (nl) | 2013-07-31 | 2013-07-31 | Knopersysteem met een verbeterde twijndraadopnermer |
EP14739180.9A EP3027005B1 (en) | 2013-07-31 | 2014-07-16 | Knotter system having an improved twine receiver |
US14/909,030 US9736989B2 (en) | 2013-07-31 | 2014-07-16 | Knotter system having an improved twine receiver |
PCT/EP2014/065219 WO2015014616A1 (en) | 2013-07-31 | 2014-07-16 | Knotter system having an improved twine receiver |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2013/0514A BE1021102B1 (nl) | 2013-07-31 | 2013-07-31 | Knopersysteem met een verbeterde twijndraadopnermer |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1021102B1 true BE1021102B1 (nl) | 2016-01-12 |
Family
ID=51178938
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2013/0514A BE1021102B1 (nl) | 2013-07-31 | 2013-07-31 | Knopersysteem met een verbeterde twijndraadopnermer |
Country Status (4)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US9736989B2 (nl) |
EP (1) | EP3027005B1 (nl) |
BE (1) | BE1021102B1 (nl) |
WO (1) | WO2015014616A1 (nl) |
Families Citing this family (15)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
BE1023832B1 (nl) | 2016-09-22 | 2017-08-04 | Cnh Industrial Belgium Nv | Verbeterd naaldkoppelingstoestel voor een balenpers voor landbouwtoepassingen |
BE1023831B1 (nl) | 2016-09-22 | 2017-08-04 | Cnh Industrial Belgium Nv | Balenpers voor landbouwtoepassingen met verbeterd naaldkoppelingstoestel |
BE1023911B1 (nl) | 2016-11-10 | 2017-09-11 | Cnh Industrial Belgium Nv | Knopersysteem voor een balenpers |
BE1024810B1 (nl) * | 2017-05-02 | 2018-07-03 | Cnh Industrial Belgium Nv | Verbeteringen in een knopersysteem voor een balenpers |
BE1024808B1 (nl) * | 2017-05-02 | 2018-07-03 | Cnh Industrial Belgium Nv | Knopersysteem voor een balenpers |
BE1024940B1 (nl) | 2017-06-20 | 2018-08-21 | Cnh Industrial Belgium Nv | Balenpers met bescherming tegen overbelasting van de naalden |
BE1026246B1 (nl) * | 2018-05-03 | 2019-12-02 | Cnh Ind Belgium Nv | Knopersysteem voor een balenpers |
CN109110174B (zh) * | 2018-11-05 | 2020-08-18 | 广西大学 | 一种捆绳打结器 |
CN110834750B (zh) * | 2019-11-25 | 2021-08-10 | 上海工程技术大学 | 端面凸轮支撑和非完整空心齿轮纳绳的打结装置及成环穿越方法 |
US20240268272A1 (en) * | 2020-04-28 | 2024-08-15 | Agco Corporation | Tailless knotter for baler |
DE102020120445A1 (de) | 2020-08-03 | 2022-02-03 | Maschinenfabrik Bernard Krone GmbH & Co. KG | Garnknoter und Ballenpresse mit einem Garnknoter |
DE102020120447A1 (de) | 2020-08-03 | 2022-02-03 | Maschinenfabrik Bernard Krone GmbH & Co. KG | Knoterhaken für einen Garnknoter |
US20230345880A1 (en) * | 2020-09-18 | 2023-11-02 | Agco Corporation | Billhook for Baler Knotter |
CN113682516B (zh) * | 2021-09-17 | 2023-02-07 | 荣成康元食品有限公司 | 一种纤维绳带自动打结系统 |
CN117090915B (zh) * | 2023-10-18 | 2024-02-02 | 新乡市花溪科技股份有限公司 | 一种四道绳打捆机动力传输系统 |
Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2670978A (en) * | 1951-10-11 | 1954-03-02 | Carl S Rudeen | Twine knotter |
DE2361789A1 (de) * | 1973-12-12 | 1975-06-19 | Rasspe Soehne P | Fadenklemmung fuer hochdruckknuepferapparate |
EP1584227A1 (en) * | 2004-04-07 | 2005-10-12 | CNH Belgium N.V. | Double knotting system for an agricultural baler |
Family Cites Families (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2723871A (en) * | 1953-01-23 | 1955-11-15 | Carl S Rudeen | Automatic twine knotting mechanism |
US3570354A (en) * | 1968-11-22 | 1971-03-16 | Int Harvester Co | Guided stationary knife for double shear knife |
GB2418885A (en) * | 2004-10-06 | 2006-04-12 | Cnh Belgium Nv | Device for holding twines in a knotter |
US7398727B2 (en) * | 2006-02-09 | 2008-07-15 | Interform, Inc. | Twine cutting knife for square baler apparatus |
-
2013
- 2013-07-31 BE BE2013/0514A patent/BE1021102B1/nl not_active IP Right Cessation
-
2014
- 2014-07-16 EP EP14739180.9A patent/EP3027005B1/en active Active
- 2014-07-16 WO PCT/EP2014/065219 patent/WO2015014616A1/en active Application Filing
- 2014-07-16 US US14/909,030 patent/US9736989B2/en active Active
Patent Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2670978A (en) * | 1951-10-11 | 1954-03-02 | Carl S Rudeen | Twine knotter |
DE2361789A1 (de) * | 1973-12-12 | 1975-06-19 | Rasspe Soehne P | Fadenklemmung fuer hochdruckknuepferapparate |
EP1584227A1 (en) * | 2004-04-07 | 2005-10-12 | CNH Belgium N.V. | Double knotting system for an agricultural baler |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP3027005B1 (en) | 2018-03-14 |
WO2015014616A1 (en) | 2015-02-05 |
US9736989B2 (en) | 2017-08-22 |
EP3027005A1 (en) | 2016-06-08 |
US20160212943A1 (en) | 2016-07-28 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
BE1021102B1 (nl) | Knopersysteem met een verbeterde twijndraadopnermer | |
BE1021116B1 (nl) | Knopersysteem voor een balenpers | |
US11425864B2 (en) | Knotter system for a baler | |
BE1018924A3 (nl) | Een knoper voor een balenpers. | |
EP3618605B1 (en) | Improvements in a knotter system for a baler | |
EP2721920B1 (en) | Improved loop knotter system for a baler | |
BE1023832B1 (nl) | Verbeterd naaldkoppelingstoestel voor een balenpers voor landbouwtoepassingen | |
US4161097A (en) | Knotter with improved billhook and actuation mechanism | |
BE1023911B1 (nl) | Knopersysteem voor een balenpers | |
CN114056688B (zh) | 捆绳打结器及具有捆绳打结器的捆包机 | |
US4420177A (en) | Knotters | |
US4310186A (en) | Knotter apparatus | |
CA1116934A (en) | Knotter mechanism | |
BE1026246B1 (nl) | Knopersysteem voor een balenpers | |
RU2779597C1 (ru) | Узловязатель шпагата и способ выполнения двух узлов в шпагате | |
GB2051888A (en) | Knotters | |
JP2004033156A (ja) | 農用結束装置 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20190731 |