BE1024808B1 - Knopersysteem voor een balenpers - Google Patents

Knopersysteem voor een balenpers Download PDF

Info

Publication number
BE1024808B1
BE1024808B1 BE2017/5308A BE201705308A BE1024808B1 BE 1024808 B1 BE1024808 B1 BE 1024808B1 BE 2017/5308 A BE2017/5308 A BE 2017/5308A BE 201705308 A BE201705308 A BE 201705308A BE 1024808 B1 BE1024808 B1 BE 1024808B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
knotter
knot
jaw
lip
gear segment
Prior art date
Application number
BE2017/5308A
Other languages
English (en)
Inventor
Karel Naeyaert
Guerra Fernando Alvarez
Original Assignee
Cnh Industrial Belgium Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cnh Industrial Belgium Nv filed Critical Cnh Industrial Belgium Nv
Priority to BE2017/5308A priority Critical patent/BE1024808B1/nl
Priority to CN201880009075.2A priority patent/CN110248537B/zh
Priority to US16/610,367 priority patent/US11425864B2/en
Priority to PCT/EP2018/060960 priority patent/WO2018202594A1/en
Priority to EP18722447.2A priority patent/EP3618606B1/en
Priority to BR112019023054-8A priority patent/BR112019023054B1/pt
Application granted granted Critical
Publication of BE1024808B1 publication Critical patent/BE1024808B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/08Details
    • A01F15/14Tying devices specially adapted for baling presses
    • A01F15/145Twine knotters
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/04Plunger presses

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Basic Packing Technique (AREA)
  • Measurement Of The Respiration, Hearing Ability, Form, And Blood Characteristics Of Living Organisms (AREA)
  • Braiding, Manufacturing Of Bobbin-Net Or Lace, And Manufacturing Of Nets By Knotting (AREA)
  • Binders And Loading Units For Sheaves (AREA)

Abstract

Knopersysteem voor een balenpers, dat het volgende bevat: een naald (11); een insteekarm (31); een knoperbek (100), een aandrijfmiddel dat geschikt is om de knoperbek minstens een eerste volledige omwenteling te laten maken tijdens de eerste knoopvormingscyclus en een tweede volledige omwenteling tijdens de tweede knoopvormingscyclus. Het aandrijfmiddel bevat een rondsel (503) en ten minste een eerste en een tweede tandwielsegment (504, 505) langs de omtrek van een schijf (501). De schijf bevat een uitsparing (550; 555) stroomafwaarts van minstens één van de tandwielsegmenten, het eerste (504) en/of het tweede tandwielsegment (505). Een obstakel (560; 565) is aangebracht om tegen het rondsel (503) aan te komen wanneer dit in de uitsparing beweegt. De uitsparing en het obstakel zijn geconfigureerd om het rondsel over een bepaalde hoek en terug te draaien om de bovenste lip (101) van de knoperbek weg van de onderste lip (102) en terug te bewegen na minstens de eerste volledige omwenteling en/of de tweede volledige omwenteling.

Description

(30) Voorrangsgegevens :
(73) Houder(s) :
CNH INDUSTRIAL BELGIUM NV
8210, ZEDELGEM
België (72) Uitvinder(s) :
NAEYAERT Karel 8210 LOPPEM België
ALVAREZ GUERRA Fernando CP41430 LALUISIANA Spanje (54) KNOPERSYSTEEM VOOR EEN BALENPERS (57) Knopersysteem voor een balenpers, dat het volgende bevat: een naald (11); een insteekarm (31); een knoperbek (100), een aandrijfmiddel dat geschikt is om de knoperbek minstens een eerste volledige omwenteling te laten maken tijdens de eerste knoopvormingscyclus en een tweede volledige omwenteling tijdens de tweede knoopvormingscyclus. Het aandrijfmiddel bevat een rondsel (503) en ten minste een eerste en een tweede tandwielsegment (504, 505) längs de omtrek van een schijf (501). De schijf bevat een uitsparing (550; 555) stroomafwaarts van minstens één van de tandwielsegmenten, het eerste (504) en/of het tweede tandwielsegment (505). Een obstakel (560; 565) is aangebracht om tegen het rondsel (503) aan te komen wanneer dit in de uitsparing beweegt. De uitsparing en het obstakel zijn geconfigureerd om het rondsel over een bepaalde hoek en terug te draaien om de bovenste lip (101) van de knoperbek weg van de onderste lip (102) en terug te bewegen na minstens de eerste volledige omwenteling en/of de tweede volledige omwenteling.
Figure BE1024808B1_D0001
BELGISCH UITVINDINGSOCTROOI
FOD Economie, K.M.O., Middenstand & Energie
Dienst voor de Intellectuele Eigendom
Publicatienummer: 1024808 Nummer van indiening: BE2017/5308
Internationale classificatie: A01F 15/14 Datum van verlening: 03/07/2018
De Minister van Economie,
Gelet op het Verdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot Bescherming van de industriële Eigendom;
Gelet op de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, artikel 22, voor de voor 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op Titel 1 Uitvindingsoctrooien van Boek XI van het Wetboek van economisch recht, artikel XI.24, voor de vanaf 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien, artikel 28;
Gelet op de aanvraag voor een uitvindingsoctrooi ontvangen door de Dienst voor de Intellectuele Eigendom op datum van 02/05/2017.
Overwegende dat voor de octrooiaanvragen die binnen het toepassingsgebied van Titel 1, Boek XI, van het Wetboek van economisch recht (hierna WER) vallen, overeenkomstig artikel XI.19, § 4, tweede lid, van het WER, het verleende octrooi beperkt zal zijn tot de octrooiconclusies waarvoor het verslag van nieuwheidsonderzoek werd opgesteld, wanneer de octrooiaanvraag het voorwerp uitmaakt van een verslag van nieuwheidsonderzoek dat een gebrek aan eenheid van uitvinding als bedoeld in paragraaf 1, vermeldt, en wanneer de aanvrager zijn aanvraag niet beperkt en geen afgesplitste aanvraag indient overeenkomstig het verslag van nieuwheidsonderzoek.
Besluit:
Artikel 1. - Er wordt aan
CNH INDUSTRIAL BELGIUM NV, Leon Claeysstraat 3A, 8210 ZEDELGEM België;
vertegenwoordigd door
BEETZ Joeri, Leon Claeysstraat 3A, 8210, ZEDELGEM;
een Belgisch uitvindingsoctrooi met een looptijd van 20 jaar toegekend, onder voorbehoud van betaling van de jaartaksen zoals bedoeld in artikel XI.48, § 1 van het Wetboek van economisch recht, voor: KNOPERSYSTEEM VOOR EEN BALENPERS.
UITVINDER(S):
NAEYAERT Karel, Schaakstraat 3 Bus 0201, 8210, LOPPEM;
ALVAREZ GUERRA Fernando, Calle De La Libertad 7, CP41430, LALUISIANA;
VOORRANG:
AFSPLITSING :
Afgesplitst van basisaanvraag : Indieningsdatum van de basisaanvraag :
Artikel 2. - Dit octrooi wordt verleend zonder voorafgaand onderzoek naar de octrooieerbaarheid van de uitvinding, zonder garantie van de Verdienste van de uitvinding noch van de nauwkeurigheid van de beschrijving ervan en voor risico van de aanvrager(s).
Brussel, 03/07/2018,
Bij bijzondere machtiging:
BE2017/5308
Knopersysteem voor een balenpers
TOEPASSINGSGEBIED VAN PE UITVINDING
Deze uitvinding heeft betrekking op een knopersysteem en meer bepaald op een knopersysteem voor een balenpers om tijdens één enkele knopercyclus twee opeenvolgende knopen te vormen, waarbij de knopercyclus bestaat uit een eerste knoopvormingscyclus en een tweede knoopvormingscyclus.
ACHTERGROND VAN PE UITVINDING
Rechthoekige balen zijn in Staat hun vorm behouden door middel van een reeks zieh evenwijdig uitstrekkende lussen twijn, die in de lengte rond de balen worden aangebracht. Bekende balenpersen maken gewoonlijk gebruik van automatische knopers waarbij twee knopen gelegd worden in elke lus om een baal te binden. Een voorbeeld van zulk een knopersysteem voor een balenpers wordt onthuld in US-octrooi 2006/0012176 op naam van de aanvrager van dit octrooi, dat hierin ter referentie is opgenomen. Het knopersysteem dat onthuld werd in US-octrooi 2006/0012176 heeft als voordeel dat twee opeenvolgende knopen gelegd kunnen worden tijdens één bewerkingscyclus, zonder de vorming van loshangende stukken twijn (twijnstaarten).
Dergelijke verbeterde knopersystemen worden onthuld in octrooiaanvragen op naam van de aanvrager van dit octrooi met publicatienummers W02015/014616 en W02014/060245, die hierin ter referentie zijn opgenomen.
In knopenleggersystemen volgens de stand van de techniek is het gewoonlijk wenselijk dat de tweede knoop een lusknoop is. Het kan ook wenselijk zijn dat de eerste knoop een lusknoop is. Om goede lusknopen te kunnen leggen, zijn de instellingen in hoge mate kritiek. Ook het type twijn en de kwaliteit ervan zijn kritiek voor het behalen van een goed resultaat.
SAMENVATTING VAN PE UITVINDING
Het oogmerk van uitvoeringsvormen van deze uitvinding is het knopersysteem van octrooien US 2006/0012176 en W02014/060245 verder te verbeteren, en meer bepaald de vorming van de eerste en/of tweede knoop verbeteren zodat een lusknoop op een minder kritieke manier verwezenlijkt kan worden. Meer bepaald is een voorwerp van uitvoeringsvormen van de
BE2017/5308 uitvinding ook het verkrijgen van een goede eerste en/of tweede lusknoop met niet-optimale instellingen en/of met twijn met een lagere kwaliteit.
Volgens een eerste aspect wordt een knopersysteem verschaft voor het uitvoeren van een knopercyclus van een balenpers, bestaande uit ten minste een eerste knoopvormingscyclus en een tweede knoopvormingscyclus. Het knopersysteem bevat: een naald die geconfigureerd is om een naaldtwijn af te leveren; een insteekarm die geconfigureerd is om een insteektwijn af te leveren; een knoperbekgeheel; en een aandrijfmiddel. Het knoperbekgeheel bevat een knoperbek met een onderste lip en een bovenste lip, die scharnierbaar aangebracht is t.o.v. de onderste lip. De knoperbek is draaibaar rond een omwentelingsas aangebracht, bij voorkeur een hellende omwentelingsas. Het aandrijfmiddel is geschikt om de knoperbek ten minste een eerste volledige omwenteling te doen maken rond zijn omwentelingsas tijdens de eerste knoopvormingscyclus en een tweede volledige omwenteling rond zijn omwentelingsas tijdens de tweede knoopvormingscyclus. De aandrijfmiddelen bevatten een rondsel en ten minste een eerste en een tweede tandwielsegment längs de omtrek van een schijf. Het rondsel is geschikt om samen te werken met het eerste en het tweede tandwielsegment om de knoperbek een respectieve eerste en tweede volledige omwenteling te doen maken wanneer de schijf gedraaid wordt, respectievelijk voor het vormen van de eerste en de tweede knoop. De schijf is uitgerust met een uitsparing stroomafwaarts van minstens één van de tandwielsegmenten, het eerste en/of het tweede tandwielsegment. Er is een obstakel aangebracht om tegen het rondsel aan te komen wanneer dit in de uitsparing beweegt. De uitsparing en het obstakel zijn geconfigureerd om het rondsel over een bepaalde hoek te draaien en terug, om de bovenste lip van de knoperbek van de onderste lip weg te bewegen en terug na minstens één van de eerste volledige omwenteling en de tweede volledige omwenteling.
Door het rondsel over een bepaalde hoek en terug te draaien om de bovenste lip van de knoperbek weg te bewegen van de onderste lip en terug na de eerste volledige omwenteling en/of na de tweede volledige omwenteling, wordt de vorming van een eerste en/of tweede lusknoop verbeterd. Inderdaad, door de knoperbek kort te openen na de eerste volledige omwenteling en/of na de tweede volledige omwenteling kan een eerste en/of tweede lusknoop gevormd worden en wordt de eerste en/of tweede lusknoop op een zekerder manier uit de knoperbek vrijgemaakt. Op die manier zijn de knoperinstellingen minder kritiek en zijn het type twijn en de kwaliteit ervan minder kritiek. Daarnaast zijn de uitsparing in de knoperschijf en het
BE2017/5308 obstakel eenvoudige en robuuste elementen die gemakkelijk aan bestaande knopersystemen toegevoegd kunnen worden.
Bij voorkeur is het obstakel een op een veer aangebracht element dat op de schijf bevestigd is. Meer bij voorkeur is het obstakel één van de volgende elementen: een op een veer aangebrachte arm en een op een veer aangebracht wiel. Zulk op een veer aangebracht obstakel is eenvoudig en robuust, en zorgt ervoor dat het rondsel nauwkeurig in de uitsparing gedrukt/gedraaid wordt en deze weer verlaat/achteruit draait wanneer het van het obstakel vrijkomt.
De uitsparing strekt zieh bij voorkeur uit längs de omtrek van de schijf over een hoek van 10 tot 90 graden, bij voorkeur 20 tot 60 graden, meer bij voorkeur tussen 30 graden en 50 graden. Op die manier wordt een kort openen van de knoperbek verkregen waarbij de andere bewegende onderdelen tijdens de knopercyclus niet gehinderd worden.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm bevat minstens één tandwielsegment, het eerste tandwielsegment en/of het tweede tandwielsegment, een buitenste tandwielsegment op een naar buiten uitstekend gedeelte van de schijf en een binnenste tandwielsegment dat afgebakend wordt door een stroomafwaarts en een stroomopwaarts lager gelegen plat gedeelte; en bevat het rondsel een buitenste reeks tanden die geconfigureerd zijn om samen te werken met het buitenste tandwielsegment, en een binnenste reeks tanden die geconfigureerd zijn om samen te werken met het binnenste tandwielsegment, waarbij de binnenste reeks tanden afgebakend is door een contactgedeelte dat geconfigureerd is om te draaien in het stroomafwaarts en stroomopwaarts gelegen lagere platte gedeelte, en om te glijden over de schijf wanneer het rondsel niet in het eerste of het tweede tandwielsegment ingrijpt. Zulke uitvoeringsvorm maakt een goede regeling mogelijk van het draaien van de knoperbek tijdens de eerste en de tweede knoopvormingscyclus.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is de uitsparing geconfigureerd om het contactgedeelte te ontvangen en om ervoor te zorgen dat het contactgedeelte over de bepaalde hoek draait en terugdraait. Het contactgedeelte kan een lichtjes gebogen contactoppervlak hebben.
BE2017/5308
Bij voorkeur zijn de uitsparing, het binnenste tandwielsegment en de lager gelegen platte gedeelten stroomafwaarts en stroomopwaarts gepositioneerd op hetzelfde ringvormige pad rond een as van de schijf.
Bij voorkeur is de hoek tussen de uitsparing en het lager gelegen platte gedeelte stroomafwaarts kleiner dan 30 graden, bij voorkeur kleiner dan 20 graden. Op die manier volgt het verder openen van de knoperbek onmiddellijk na de eerste en/of tweede volledige omwenteling van de knoperbek en heeft geen aanzienlijke impact op de knopercyclus.
Bij voorkeur is het obstakel geconfigureerd om de reeks buitenste tanden van het rondsel mee te nemen, zodat het rondsel naar de uitsparing wordt gedraaid. Deze buitenste reeks tanden steekt uit de uitsparing en kan gemakkelijk tegen het obstakel aanlopen.
Bij voorkeur heit de uitsparing, gezien in een stroomafwaartse richting, eerst geleidelijk naar beneden en vervolgens geleidelijk naar boven. Op die manier kan het rondsel geleidelijk in de normale draairichting en daarna in een tegengestelde draairichting draaien, terwijl het over de uitsparing passeert.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is het knoperbekgeheel geconfigureerd om de bovenste lip weg van de onderste lip te positioneren in een eerste hoekbereik, en om de bovenste lip weg van de onderste lip in een tweede hoekbereik van minstens één omwenteling te positioneren, de eerste volledige omwenteling en/of de tweede volledige omwenteling, waarbij het eerste hoekbereik tussen 0° en 160° ligt, en het tweede hoekbereik tussen 160° en 360°, waarbij 0° overeenkomt met een startpositie van het knoperbekgeheel. Door de bovenste lip weg van de onderste lip in het eerste hoekbereik te positioneren, d.w.z. door de knoperbek te openen nadat de twijnen over de knoperbek werden gelegd, kunnen de twijnen achteruit bewogen worden op de knoperbek in de richting van het scharnierpunt tussen de onderste lip en de bovenste lip, en er dus voor zorgen dat de twijnen goed op de knoperbek gepositioneerd worden. In het tweede hoekbereik kan de open knoperbek de knoopbewerking uitvoeren, waarin twijnen tussen de onderste lip en de bovenste lip gepositioneerd worden zoals in oplossingen volgens de stand van de techniek. Het openen van de knoperbek in het eerste hoekbereik kan zowel in de eerste knoopvormingscyclus als in de tweede knoopvormingscyclus gebeuren.
BE2017/5308
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is het knoperbekgeheel geconfigureerd om de bovenste lip weg van de onderste lip te bewegen en terug te bewegen, een eerste keer in het eerste hoekbereik, en om een tweede keer de bovenste lip weg van de onderste lip te bewegen in het tweede hoekbereik. Zulke uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat de knoperbek kort geopend kan worden in het eerste hoekbereik en daarna weer gesloten, om de beweging van andere onderdelen niet te hinderen, zoals de zwenkarm, zie verder, tijdens een knoopvormingscyclus.
In een andere bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is het knoperbekgeheel geconfigureerd om de bovenste lip weg te bewegen van de onderste lip in het eerste hoekbereik en om de bovenste lip terug te bewegen naar de onderste lip in het tweede hoekbereik. Met andere woorden is in zulke uitvoeringsvorm de knoperbek geopend in het eerste hoekbereik en blijft hij open tot aan het einde van het eerste hoekbereik. In zulke uitvoeringsvorm kan de knoperbek bv. een beetje geopend worden in het eerste hoekbereik en daarna verder geopend worden in het tweede hoekbereik.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is het eerste hoekbereik gelegen tussen 0° en 130°, bij voorkeur tussen 0° en 90°. Door de knoperbek de eerste keer te openen aan het begin van de draaibeweging kunnen de twijnen aan het begin meteen op de juiste manier gepositioneerd worden.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm bevat het knoperbekgeheel een nokoppervlak en is de knoperbek uitgerust met een nokvolger in contact met het nokoppervlak. Het nokoppervlak kan een eerste en een tweede nok bevatten die samen geconfigureerd zijn om de bovenste lip van de onderste lip weg te drukken, in het eerste hoekbereik en in het tweede hoekbereik, respectievelijk gedurende de eerste volledige omwenteling en gedurende de tweede volledige omwenteling. In een andere uitvoeringsvorm kan het nokoppervlak slechts één enkele nok bevatten die ervoor zorgt dat de knoperbek open gaat in het eerste hoekbereik en open blijft in het tweede hoekbereik. Uitvoeringsvormen met een nokoppervlak en een nokvolger hebben het voordeel dat het openen van de knoperbek goed geregeld wordt en voorspelbaar is. Het is echter ook mogelijk om een bovenste lip van de knoperbek een geschikte vorm en gewicht te geven zodat hij tijdens het doorlopen van het eerste hoekbereik automatisch geopend wordt. Meer bepaald kan de bovenste lip uitgerust zijn met een haakachtig eindstuk dat uitsteekt in de richting van de onderste lip. Het haakachtige eindstuk heeft een binnenkant die een stompe hoek
BE2017/5308 a maakt met een onderkant van een langwerpig gedeelte van de bovenste lip. Door de hoek te vergroten, kan de knoperbek gemakkelijker door een streng geopend worden. Wanneer zulke uitvoeringsvorm wordt gebruikt, moet een geschikt compromis gevonden worden tussen de vorm van de bovenste lip, meer bepaald de vorm van het haakachtige eindstuk, en de spanning in strengen.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is het knoperbekgeheel geconfigureerd om de bovenste lip weg van de onderste lip te positioneren in het eerste hoekbereik van de eerste volledige omwenteling en om de bovenste lip weg te positioneren van de onderste lip in het tweede hoekbereik van de eerste volledige omwenteling, en om de bovenste lip weg te positioneren van de onderste lip in het eerste hoekbereik van de tweede volledige omwenteling en om de bovenste lip weg te positioneren van de onderste lip in het tweede hoekbereik van de tweede volledige omwenteling. Met andere woorden verdient het de voorkeur om de knoperbek in het eerste hoekbereik te openen, zowel gedurende de eerste knoopvormingscyclus als gedurende de tweede knoopvormingscyclus. Wanneer een nokoppervlak en bovenste lip met nokvolger wordt gebruikt, is het duidelijk dat het wenselijk is om hetzelfde nokoppervlak te gebruiken voor de eerste en de tweede knoopvormingscyclus, zodat de open/sluitcyclus van de knoperbek dezelfde is tijdens de eerste en de tweede knoopvormingscyclus.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm bevat het knopersysteem verder een twijnontvanger en een zwenkarm. De twijnontvanger kan geconfigureerd zijn voor het vasthouden van de naaldtwijn en de insteektwijn. De zwenkarm kan geschikt zijn voor het snijden van twijnen tussen de knoperbek en de twijnontvanger. De aandrijfmiddelen kunnen daarna verder geconfigureerd zijn om de zwenkarm een eerste keer te bewegen vanuit een rustpositie naar een uitgeschoven positie en terug tijdens de eerste knoopvormingscyclus en een tweede keer tijdens de tweede knoopvormingscyclus. In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm bevatten de aandrijfmiddelen een nokprofiel en een nokvolger, waarbij de nokvolger verbonden is met de zwenkarm, en de noksleuf in de schijf is aangebracht of in een element dat zo aangebracht is dat het synchroon draait met de schijf en aangepast is om de zwenkarm een eerste keer en een tweede keer te bewegen, respectievelijk tijdens de eerste en de tweede knoopvormingscyclus.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm bevat het knopersysteem verder een twijnvinger. De twijnvinger kan geconfigureerd zijn om ten minste de naaldtwijn te geleiden, waarbij de
BE2017/5308 twijnvinger beweegbaar onder de knoperbek en de zwenkarm is aangebracht. De aandrijfmiddelen kunnen verder geconfigureerd zijn om de twijnvinger ten minste een eerste keer te bewegen tijdens de eerste knoopvormingscyclus en een tweede keer tijdens de tweede knoopvormingscyclus.
Bij voorkeur is de zwenkarm geconfigureerd om een gevormde knoop uit de knoperbek te vegen respectievelijk tijdens de eerste knoopvormingscyclus en tijdens de tweede knoopvormingscyclus.
Bij voorkeur is de twijnontvanger geschikt om de twijnen tijdens de tweede knoopvormingscyclus te laten slippen zodat vermeden wordt dat de naald en de insteektwijn doorgesneden worden wanneer de tweede knoop wordt gevormd. Door de twijnen te laten slippen tijdens de tweede volledige omwenteling van de knoperbek, wordt het doorsnijden van de twijnen vermeden.
Volgens een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm bestaat de twijnontvanger uit een twijnschijf en een twijnhouder. De twijnhouder is geschikt om de twijnen tegen de twijnschijf te klemmen. Het knopersysteem kan verder een tweede aandrijfmiddel bevatten dat in Staat is de twijnschijf tijdens een eerste toerte draaien, waarbij de twijnen geklemd worden om de eerste knoop te vormen, en om de twijnschijf tijdens een tweede toer te draaien waarbij de twijnen kunnen slippen om de tweede knoop te vormen. Volgens een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is de twijnschijf uitgerust met minstens een eerste en een tweede inkeping voor het ontvangen van de twijnen. De twijnen zitten gewoonlijk in de eerste inkeping tijdens de eerste omwenteling en in de tweede inkeping tijdens de tweede omwenteling. Merk echter op dat er zieh tijdens het begin van de tweede toer nog uiteinden van de twijnen in de eerste inkeping kunnen bevinden. Tijdens het vormen van de tweede knoop echter zullen de uiteinden eerst uit de eerste inkeping en daarna uit de tweede inkeping slippen. Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm is de tweede inkeping zo gevormd dat de twijnen uit de tweede inkeping kunnen slippen tijdens de vorming van de tweede knoop. Volgens een andere mogelijke uitvoeringsvorm is de twijnontvanger uitgerust met positioneringsmiddelen om een voorspanning aan te brengen om de klemmende werking van de twijnhouder te versterken. De positioneringsmiddelen kunnen daarna aangepast worden om een eerste voorspanning aan te brengen tijdens de eerste toer en een tweede voorspanning tijdens de tweede toer. De eerste voorspanning wordt zo gekozen dat de twijnen stevig geklemd worden, terwijl de tweede voorspanning zo gekozen wordt dat de twijnen uit de twijnontvanger kunnen slippen.
BE2017/5308
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is de zwenkarm uitgerust met een snijwerktuig en een verwijderingsmiddel. Het snijwerktuig is geschikt om twijnen tussen de knoperbek en de twijnontvanger door te snijden, terwijl het snijwerktuig vanuit de rustpositie naar de uitgestrekte positie beweegt, en zijn de verwijderingsmiddelen geschikt om twijnen van de knoperbek te vegen terwijl ze vanuit de rustpositie naar de uitgestrekte positie bewegen. Gewoonlijk hebben de verwijderingsmiddelen een vorm die complementair is met de vorm van de knoperbek om het verwijderen van de twijnen te vergemakkelijken.
Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt een balenpers verschaff die een reeks knopersystemen volgens één van de hierboven gedefinieerde uitvoeringsvormen bevat.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De voordelen van deze uitvinding zullen duidelijk worden bij beschouwing van de volgende gedetailleerde onthulling van bij wijze van voorbeeld gegeven niet-beperkende uitvoeringsvormen van de uitvinding, meer bepaald in combinatie met de bijbehorende tekeningen waarin:
Figuur 1 een gedeeltelijk zijaanzicht is van een balenpers met een dubbel knoperbindmechanisme;
Figuur IA een gedetailleerd aanzicht is van een eindgedeelte van de naald;
Figuur 2 een schematisch aanzicht is van een volledige en een gedeeltelijke dubbelgeknoopte lus zonder de vorming van twijnstaarten;
Figuren 3A-3D opengewerkte perspectiefaanzichten zijn van een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een dubbel knopersysteem volgens de uitvinding, gezien vanuit verschillende hoeken;
Figuur 3E een bovenaanzicht is van een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een knoperschijf van een dubbel knopersysteem volgens de uitvinding;
BE2017/5308
Figuur 3F een perspectiefaanzicht is van een rondsel voor gebruik in de bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvormen van Figuren 3A-3E;
Figuur 4A een perspectiefaanzicht is van een knoperbekgeheel volgens een uitvoeringsvorm;
Figuur 4B is een schematisch onderaanzicht is van het nokoppervlak van het knoperbekgeheel van Figuur 4A.
Figuur 5 een perspectiefaanzicht is van een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een knoperbek;
Figuren 6A tot 6J gedeeltelijke schematische aanzichten zijn die de opeenvolgende stappen illustreren van een eerste knoopvormingscyclus van een dubbeleknoopbewerking.
Figuur 7A een perspectiefaanzicht is van een eerste bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een twijnontvanger;
Figuur 7B een perspectiefaanzicht is van een tweede bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een twijnontvanger; en
Figuur 8 een schematisch aanzicht is van een gewijzigde bovenste lip van een knoperbek volgens een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm.
Figuren 9A tot 9I zijn gedeeltelijke schematische aanzichten die de opeenvolgende stappen illustreren van een tweede knoopvormingscyclus van een dubbeleknoopbewerking.
BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
In de beschrijving die voigt en in bepaalde eerder uiteengezette passages zullen de principes van deze uitvinding beschreven worden in termen van twijn en knopen gevormd in dittwijn. Er
BE2017/5308 dient echter te worden erkend dat zulke principes zowel gelden voor draad en getorste verbindingen van draad als voor twijn en knopen.
Veel van de bevestigings- en verbindingsprocessen, en andere middelen en onderdelen gebruikt in deze uitvinding zijn ruim bekend en gebruikt in het toepassingsgebied van de beschreven uitvinding, en de exacte aard of het precieze type ervan zijn niet noodzakelijk voor een begrip en gebruik van de uitvinding door een ter zake deskundige persoon, en zullen daarom niet tot in de kleinste details besproken worden. Ook wordt elke verwijzing hierin met de termen links of rechts gebruikt ter wille van het gemak, en zijn ze bepaald vanuit het oogpunt van een persoon staande aan de achterkant van de machine en kijkend in de normale rijrichting.
De balenpers 1 die gei'llustreerd is in Figuur 1 heeft een rechthoekige balenkamer 2 die ondersteund wordt door grondwielen 3. De balenkamer 2 definieert een balenkamer waarbij materiaal door een gebogen koker 4 wordt gedrukt. Een plunjer 5 gaat heen en weer binnen de balenkamer om afwisselend verse ladingen materiaal uit de koker 4 achteraan in de kamer in de richting van de pijl 6 te stuwen. Wanneer de baal een voorafbepaalde grootte bereikt, wordt een trigger 7 door een stang 8 getrokken. Deze stang 8 bedient een klauwkoppeling 9, waarbij de koppeling 9 op zijn beurt verbonden is met een bindmechanisme 10 en een stel naalden 11. Zoals gemakkelijk in te zien zal zijn, bevat het bindmechanisme een stel individuele knopers 10 die op Intervallen kruiselings aangebracht zijn op de bovenkant van de balenkamer. Elke knoper 10 heeft een bijbehorende naald 11 om te helpen bij het vormen van een individuele lus rond een afgewerkte baal. Wanneer de baal geknoopt moet worden, verbindt de klauwkoppeling 9 de knopers 10 en de naalden 11 ervan via een aandrijfketting 12 met een bron van aandrijvend vermögen om de knoopbewerking in werking te stellen. Daar de individuele knopers 10 allemaal op een identieke manier werken, volstaat het om deze uitvinding voor slechts één zulke knoper 10 te beschrijven.
De naald 11 is zwenkbaar aangebracht op de balenkamer 2 door een Scharnier 13 en wordt heen en weer gezwenkt doorheen de balenkamer door een stangenstelsel 14, dat geactiveerd wordt door de koppeling 9. De naald 11 heeft een thuispositie of ruststand volledig onder de balenkamer 2 zoals gei'llustreerd in Figuur 1 en een volleworp-positie die zieh volledig uitstrekt door de balenkamer 2 zoals gei'llustreerd, bijvoorbeeld in Figuur 6C. Zoals gei'llustreerd in Figuur 1A, heeft de punt 20 van naald 11 een oog 21 erin gedefinieerd door de tegenoverstaande
BE2017/5308 vertakkingen 22 en 23 van de gesplitste punt 20 samen met een paar in de lengterichting uit elkaar geplaatste, zieh dwars uitstrekkende rollen 24 en 25.
Met verwijzing naar Figuur 2 is er links van lus 62 een gedeeltelijke lus 62a die zieh in het vormingsproces bevindt. De eerder voltooide baal rechts is omwikkeld door een lus 62 die gevormd wordt door een bovenste en een onderste twijn 64, 66 die aan elkaar geknoopt worden in de twee bovenste hoeken van de baal, zie knopen 68 en 70. De gedeeltelijke lus 62a rond de baal in vorming bevat een bovenste twijn 64a (ook insteektwijn genoemd) en een onderste twijn 66a (ook naaldtwijn genoemd). Het bovenste twijn 64a is afkomstig van een twijntoevoerbron 72, terwijl het onderste twijn 66a afkomstig is van een volledig afzonderlijke, tweede twijntoevoerbron 74. Op het welbepaalde punt in de sequentie dat ter illustratie gekozen werd, bestaat de knoop 68a al (dit is de tweede knoop van een eerder uitgevoerde knopercyclus waarin knoop 70 werd gevormd als eerste knoop en knoop 68a als de tweede knoop), en nadert de baal die lengte waar de naald 42 klaar is om naar de werkzame positie te zwenken en de twijnen 64a en 66a aan de knoper 40 aan te bieden om een knopercyclus te starten waarin twee opeenvolgende knopen worden gevormd. In een afgewerkte baal is de lus 62 gemaakt van twee strengen bindmateriaal, d.w.z. een streng twijn 64 längs de bovenkant van de baal en een tweede streng twijn 66 längs de onderkant van de baal en de twee tegenoverliggende, verticale uiteinden van de baal. De strengen twijn 64 en 66 vormen samen de doorlopende lus 62. Samen omringen ze de baal volledig. De knoop 70 (dit is de eerste knoop van een knopercyclus) is gewoonlijk een traditionele knoop. De knoop 68, 68a van een baal (dit is de tweede knoop van een knopercyclus) kan een traditionele knoop zijn of een zogenaamde lusknoop. In een lusknoop worden de uiteinden van de twijnen 64, 64a en 66, 66a van de knoop 68, 68a losgelaten vanuit een positie waar ze vastgehouden worden zodat ze teruggetrokken kunnen worden zoals verder zal worden beschreven om bovenop de knoop een kleine lus te vormen. De knoop 68, 68a zelf houdt de einden van de twijnen 64, 64a en 66, 66a samen in de knoop 68, 68a.
De knoper 2006 is in veel opzichten gelijkaardig aan de knopers die onthuld werden in octrooien US0012176/0012176, W02015/014616 en W02014/060245 op naam van de aanvrager van dit octrooi, en de onthulling van deze documenten is hierin ter referentie opgenomen.
Met deze körte uitleg in gedachten zullen de details van de uitvoeringsvormen volgens deze uitvinding nu beschreven worden. Figuren 3A-D illustreren een eerste uitvoeringsvorm van een
BE2017/5308 knoper 10 volgens de uitvinding. Gemakshalve werden in de verschillende uitvoeringsvormen dezelfde referentiecijfers gebruikt om te verwijzen naar gelijkaardige elementen.
De knoper 10 van Figuren 3A-D bevat een over het algemeen cirkelvormig element, ook knoperschijf 501 genoemd, dat bevestigd is aan aandrijfas 502 om er samen mee te draaien over één volle omwenteling wanneer koppeling 9 gekoppeld is. De as 502 wordt gewoonlijk ondersteund door een naar voren hellend frame 15 (zie Figuur 1) dat bevestigd is aan de bovenkant van de balenkamer 2, en het frame 15 ondersteunt ook de onderdelen van de knoper voor het vormen van knopen in reactie op het draaien van de knoperschijf 501.
De knoperonderdelen bestaat uit een draaiende knoperbek 100, die ondersteund wordt door het frame 15 om rond een hellende as 106 te draaien (zie Figuur 5); een twijnschijf 201 achteraan en aangrenzend aan de knoperbek 100 om de bovenste en onderste twijnen 64a en 66a in een in positie te houden waarin ze meegenomen worden door de knoperbek 100 tijdens het draaien van deze laatste; en een zwenkarm 400 die scharnierbaar bevestigd is aan het frame 15 d.m.v. een bout 420. De bovenste en onderste twijnen 64a en 66a worden in inkepingen 211, 212 in de draaiende twijnschijf 201 gehouden door een borgelement of twijnhouder 202, zie Figuur 3D. De spankracht die dit borgelement 202 op de twijnschijf 201 uitoefent, kan manueel versteld worden door de spanning van een bladveer 220 te veränderen door een bout losser of vaster te draaien.
Het knoperbekgeheel is in detail geïllustreerd in Figuur 4A en bevat een knoperbek 100 en een nokoppervlak 110. De knoperbek 100 is in detail weergegeven in Figuur 5 en bevat een onderste lip 102 en een bovenste lip 101 die verbonden is rond een scharnierpunt met de onderste lip
102. Tijdens een knoopcyclus, voert de knoperbek 100 minstens een eerste volledige omwenteling uit rond uit zijn omwentelingsas 106 tijdens een eerste knoopvormingscyclus en een tweede volledige omwenteling rond zijn omwentelingsas 106 tijdens een tweede knoopvormingscyclus. Wanneer de knoperbek 100 rond zijn as 106 draait, komt een nokvolger
103, die verbonden is met de bovenste lip 101, in contact met een nokoppervlak 110 dat een eerste nok 111 en een tweede nok 112 bevat. Bij het draaien op de eerste nok 111 of op de tweede nok 112, zal de nokvolger 103 de bovenste lip 101 van de onderste lip 102 wegdrukken. Zoals hieronder in detail zal worden uitgelegd, zal de eerste nok 111, tijdens de eerste knoopvormingscyclus, een eerste openingsbeweging van knoperbek 100 veroorzaken (d.w.z. de bovenste lip 101 weg bewegen van de onderste lip 102) om een goede positionering van de
BE2017/5308 twijnen 64a en 66a op de knoperbek 100 te verzekeren, zie Figuur 6E, en zal de tweede nok 112 een tweede openingsbeweging van knoperbek 100 veroorzaken zodat de twijnen 64a en 66a tussen de twee lippen 101 en 102 binnenkomen terwijl de knoperbek 100 wordt gedraaid. Met andere woorden is het knoperbekgeheel geconfigureerd om de bovenste lip 101 weg van de onderste lip 102 te positioneren in een eerste hoekbereik 121 van de eerste volledige omwenteling en om de bovenste lip 101 weg te positioneren van de onderste lip 102 in een tweede hoekbereik 122 van de eerste volledige omwenteling. Zo ook zal de eerste nok 111, zoals hieronder in detail zal worden uitgelegd, tijdens de tweede knoopvormingscyclus een eerste openingsbeweging van knoperbek 100 veroorzaken om een goede positionering van de twijnen 64b en 66b op de knoperbek 100 te verzekeren, zie Figuur 9C, en zal de tweede nok 112 een tweede openingsbeweging van de knoperbek 100 veroorzaken zodat de twijnen 64b en 66b tussen de twee lippen 101 en 102 kunnen binnenkomen, zie Figuur 9E. Met andere woorden is het knoperbekgeheel geconfigureerd om de bovenste lip 101 weg te positioneren van de onderste lip 102 in een eerste hoekbereik 121 van de tweede volledige omwenteling en om de bovenste lip 101 weg te positioneren van de onderste lip 102 in een tweede hoekbereik 122 van de tweede volledige omwenteling. Aangezien hetzelfde nokoppervlak met de eerste en de tweede nok 111, 112 wordt gebruikt voor de eerste en tweede volledige omwenteling van knoperbek 100, zijn de eerste en tweede hoekbereiken 121,122 ook dezelfde voor de eerste en tweede volledige omwenteling. Het eerste hoekbereik 121 is gelegen binnen een bereik tussen 0° en 160°, en het tweede hoekbereik 122 is gelegen binnen een bereik tussen 160° en 360°. Bij voorkeur is het eerste hoekbereik gelegen binnen een bereik tussen 0° en 130°, meer bij voorkeur binnen een bereik tussen 0° en 90°.
Het eerste en tweede hoekbereik zijn schematisch geïllustreerd in Figuur 4B. Referentie B geeft een startpositie aan van de nokvolger 103, en de pijlen wijzen de draairichting aan van de knoperbek 100. In de startpositie B kan de nokvolger 103 gepositioneerd zijn tussen de tweede nok 112 en de eerste nok 111 (Figuur 4B). Als altematief kan de nokvolger 103 in de startpositie B gepositioneerd zijn aan het begin van de eerste nok 111, d.w.z. in een positie waarin de knoperbek 100 open is (Figuur 4B). Wanneer de eerste omwenteling start, wordt de knoperbek 100 een eerste keer geopend in het eerste hoekbereik 121 van de eerste omwenteling wanneer de nokvolger 103 over de eerste nok 111 passeert. Daarna wordt de knoperbek opnieuw gesloten als de nokvolger de eerste nok 111 verlaat. Wanneer de nokvolger 103 het tweede hoekbereik 122 binnenkomt, wordt de knoperbek 100 een tweede keer geopend wanneer het
BE2017/5308 eerste uiteinde van de tweede nok 112 bereikt. Dezelfde sequentie wordt gevolgd voor de tweede volledige omwenteling.
In de geïllustreerde uitvoeringsvorm zijn twee nokken 111,112 aangebracht zodat de bovenste lip 101 een eerste keer weg van de onderste lip 102 bewogen wordt en terug in het eerste hoekbereik, en een tweede keer wegbewogen wordt van de onderste lip 102 en terug in het tweede hoekbereik. In een andere uitvoeringsvormen echter zou één lange nok kunnen aangebracht worden die zieh van het eerste hoekbereik 121 naar het tweede hoekbereik 122 uitstrekt, zodat de knoperbek 100 openblijft en niet volledig dicht gaat tussen de twee bereiken. Met andere woorden is het knoperbekgeheel geconfigureerd om de bovenste lip 101 weg te bewegen van de onderste lip 102 in het eerste hoekbereik en om de bovenste lip 101 terug te bewegen naar de onderste lip 102 in het tweede hoekbereik. De nok kan bijvoorbeeld zo uitgevoerd worden dat de knoperbek 100 in het eerste hoekbereik slechts een beetje open gaat terwijl hij in het tweede hoekbereik volledig open gaat.
De lengte I van de onderste lip 102 gemeten vanaf het scharnierpunt is bij voorkeur groter dan 35 mm om te verzekeren dat de twijnen goed op de knoperbek 100 geplaatst kunnen worden en niet van de knoperbek 100 glijden. De bovenste lip 101 heeft een vrij uiteinde met een zieh naar beneden uitstekend eindstuk 104, en de onderste lip 102 bevat een uitsparing aan zijn uiteinde 105 voor het ontvangen van het uitstekende eindstuk. Op die manier kan de bovenste lip 101 tegen of heel dicht bij de onderste lip 102 geplaatst worden om te zorgen voor een verbeterd strippen van de op de knoperbek 100 gevormde knoop.
De hierboven beschreven bewegingen van de knoperbek 100 en de twijnschijf 201 worden veroorzaakt door de functionele onderlinge ingrijping van de tandwielsegmenten 504, 505 en tandwielsecties 605, 606, 606', 606 op de knoperschijf 501 in hun respectieve tandwielen 503 en 604 op de knoperbek 100 en de twijnschijf 201.
Nu zal het aandrijfmiddel dat geschikt is om ervoor te zorgen dat de knoperbek 100 ten minste een eerste volledige omwenteling maakt rond zijn omwentelingsas 106 tijdens de eerste knoopvormingscyclus en een tweede volledige omwenteling rond zijn omwentelingsas 106 tijdens de tweede knoopvormingscyclus, meer in detail worden beschreven. De aandrijfmiddelen bevatten een rondsel 503 en ten minste een eerste en een tweede tandwielsegment 504, 505
BE2017/5308 die längs de omtrek van de knoperschijf 501 aangebracht zijn, zie Figuren 3A-3F. Rondsel 503 is geschikt om samen te werken met het eerste en het tweede tandwielsegment 504, 505 zodat de knoperbek 100 de eerste en tweede volledige omwenteling maakt wanneer de schijf gedraaid wordt voor het vormen van respectievelijk de eerste ende tweede knoop. Rondsel 503 is opgesteld om in te grijpen met de eerste en een tweede aan de omtrek uit elkaar geplaatste tandwielsegmenten 504, 505 op de knoperschijf 501.
De knoperschijf 501 bevat een eerste uitsparing 550 stroomafwaarts van het eerste tandwielsegment 504 en een tweede uitsparing 555 stroomafwaarts van het tweede tandwielsegment 505, gezien in de bewegingsrichting van het rondsel 503 ten opzichte van knoperschijf 501, zie Figuur 3E. Het is ook mogelijk om alleen de eerste uitsparing 550 of alleen de tweede uitsparing 555 te hebben. Voor elke uitsparing 550, 555 is een obstakel 560, 565 aangebracht om contact te maken met het rondsel 503 wanneer rondsel 503 in uitsparing 555 beweegt. De eerste uitsparing 550 en het eerste obstakel 560 zijn geconfigureerd om het rondsel 503 over een bepaalde hoek en terug te draaien om de bovenste lip 101 van knoperbek 100 weg van onderste lip 102 en terug te bewegen na de eerste volledige omwenteling. De tweede uitsparing 555 en het tweede obstakel 565 zijn geconfigureerd om het rondsel 503 over een bepaalde hoek en terug te draaien om de bovenste lip 101 van knoperbek 100 weg te bewegen van onderste lip 102 en terug na de tweede volledige omwenteling.
Het obstakel 560, 565 kan een op een veer aangebracht element zijn dat op de knoperschijf 501 bevestigd is. In de ge'illustreerde uitvoeringsvorm is het eerste obstakel 560 een op een veer aangebrachte arm en is het tweede obstakel 565 is een op een veer aangebracht wiel. Meer in het algemeen kunnen beide obstakels gelijk of verschillend zijn.
Zowel de eerste uitsparing 555 als de tweede uitsparing 565 strekken zieh uit längs de omtrek van de schijf over een eerste hoekbereik al en een tweede hoekbereik a2 van 10 - 90 graden, bij voorkeur 20 - 60 graden, meer bij voorkeur tussen 30 graden en 50 graden.
Zoals het best geülustreerd is in Figuur 3E, heeft het eerste tandwielsegment 504 een buitenste tandwielsegment 504a aangebracht op een naar buiten uitstekend gedeelte van de knoperschijf 501, en een binnenste tandwielsegment 504b afgebakend door een stroomafwaarts en stroomopwaarts lager gelegen plat gedeelte 504c, 504d. Zo ook heeft het tweede
BE2017/5308 tandwielsegment 505 een buitenste tandwielsegment 505a aangebracht op een naar buiten uitstekend gedeelte van de knoperschijf 501, en een binnenste tandwielsegment 505b afgebakend door een stroomafwaarts en stroomopwaarts lager gelegen plat gedeelte 505c,
505d. Zoals het best geïllustreerd is in Figuur 3F, bevat rondsel 503 een buitenste reeks fanden 503a die geconfigureerd zijn om samen te werken met het buitenste tandwielsegment 504a, 505a, en een binnenste reeks fanden 503b die geconfigureerd zijn om samen te werken met het binnenste tandwielsegment 504b, 505b. De binnenste reeks fanden 503b is afgebakend door een contactgedeelte 503c. Contactgedeelte 503c is geconfigureerd om te draaien in het stroomafwaartse en stroomopwaartse lager gelegen plat gedeelte 504c, 504d; 505c, 505d en om over een rand aan de omtrek 501e van het bovenvlak van de knoperschijf 501 te glijden wanneer rondsel 503 niet in het eerste of het tweede tandwielsegment 504, 505 ingrijpt, zie Figuren 3E en 3F. Bij voorkeur heeft contactgedeelte 503c een in wezen vlak contactoppervlak. De eerste en tweede uitsparing 550, 555, de binnenste tandwielsegmenten 504b, 505b en de stroomafwaarts en stroomopwaarts lagergelegen platte gedeelten 504c, 504d; 505c, 505d zijn gepositioneerd op hetzelfde cirkelvormige pad rond een as van de knoperschijf 501. Bij voorkeur is het hoekbereik al tussen de eerste uitsparing 550 en het stroomafwaarts lager gelegen platte gedeelte 504d kleiner dan 30 graden, meer bij voorkeur kleiner dan 20 graden. Zo ook is het hoekbereik a2 tussen de eerste uitsparing 555 en het stroomafwaarts lager gelegen platte gedeelte 505d kleiner dan 30 graden, meer bij voorkeur kleiner dan 20 graden. De eerste uitsparing 555 is gebogen en, gezien in een stroomafwaartse richting, helt ze eerst geleidelijk naar beneden en vervolgens geleidelijk naar boven. Zo ook is de tweede uitsparing 565 gebogen en, gezien in een stroomafwaartse richting, helt ze eerst geleidelijk naar beneden en daarna geleidelijk naar boven.
Het eerste obstakel 560 is geconfigureerd om in de buitenste reeks fanden 503b van het rondsel 503 in te grijpen terwijl het rondsel in de eerste uitsparing 550 passeert. Evenzo is het tweede obstakel 565 geconfigureerd om in de buitenste reeks fanden 503b van rondsel 503 in te grijpen terwijl het rondsel in de tweede uitsparing 555 passeert.
Rondsel 503 voert een eerste volledige omwenteling uit terwijl het längs het eerste tandwielsegment 504 passeert: tijdens deze omwenteling draait één buitenste einde van contactgedeelte 503c in een stroomopwaarts lager gelegen plat gedeelte 504c, en draait het andere uiteinde van contactgedeelte 503c in een stroomafwaarts lager gelegen plat gedeelte 504d. Daarna wordt bij het passeren van de eerste uitsparing 550 rondsel 503 over een kleine hoek gedraaid bij het binnenkomen van de eerste uitsparing 550, en achteruit gedraaid over
BE2017/5308 dezelfde kleine hoek bij het verlaten van de eerste uitsparing 550. Daarna voert rondsel 503 een tweede volledige omwenteling uit tijdens het passeren over het tweede tandwielsegment 505: tijdens deze omwenteling draait één buitenste einde van contactgedeelte 503c in een stroomopwaarts lager gelegen plat gedeelte 505c, en draait het andere uiteinde van contactgedeelte 503c in een stroomafwaarts lager gelegen plat gedeelte 505d. Daarna wordt bij het passeren in de tweede uitsparing 555 rondsel 503 gedraaid over een kleine hoek bij het binnengaan van de tweede uitsparing 565, en teruggedraaid over dezelfde kleine hoek bij het verlaten van de tweede uitsparing 565.
Zoals het best geïllustreerd is in Figuur 3C heeft de zwenkarm 400 een armgedeelte 401 en een deel onderaan aan het einde van de arm 402 en is opgesteld om het deel onderaan aan het einde van de arm 402 onder de knoperbek 100 te bewegen, tussen een achterwaartse positie en een voorwaartse positie. Het deel onderaan aan het einde van de arm 402 bevat een hielgedeelte 410 dat verbonden is met het armgedeelte 401, een voorste gedeelte 411 en een zijgedeelte 412. Het zijgedeelte 412 strekt zieh uit tussen de knoperbek 100 en de twijnschijf 201 en vormt de verbinding tussen een uiteinde van het hielgedeelte 410 en een tegenoverliggend uiteinde van het voorste deel 411. Het zijgedeelte 412 bevat een meslemmet 403 om de twijnen tussen de knoperbek en de twijnontvanger door te snijden tijdens het bewegen vanuit de achterwaartse positie naar de voorwaartse positie. Een open zone 413 is tussen het hielgedeelte 410 en het zijgedeelte 412 gevormd. De afmetingen en de vorm van de open zone 413 zijn zo bepaald dat ze toegankelijk zijn voor het twijnafleversysteem (naald 11 en insteekarm, zie verder) zodat twijnen afgeleverd kunnen worden via de open zone 413 van de knoperbek 100. Met andere woorden is het deel onderaan aan het einde van de arm 402 van de zwenkarm 400 op zo'n manier gevormd dat er een opening is aan een zijkant die weg wijst van de twijnschijf 201, waarbij de opening gelegen is onderaan de knoperbek 100 in een knoperpositie van de zwenkarm 400. Het voorste gedeelte 411 bevat een strippend deel 404 dat een bovenste oppervlak heeft met een vorm die complementair is met een vorm van een onderste oppervlak van de knoperbek 100, zie ook Figuren 6a en 6b, zodat een gevormde knoop van de knoperbek 100 gestript kan worden terwijl de zwenkarm vanuit de achterwaartse positie naar de voorwaartse positie beweegt. Met andere woorden zal het leslemmet 403 de twijnen 64a en 66a doorsnijden in reactie op een slingerbeweging van de arm 400 die ook dient om het strippende deel 404 in meenemend contact te brengen met een op de knoperbek 100 gevormde knoop om deze knoop van de knoperbek 100 te strippen. Verder heeft het voorste deel 411 een gebogen geleidingsdeel 405 dat gericht is in de richting van het hielgedeelte 410. De vorm en de afmetingen van het gebogen
BE2017/5308 geleidingsdeel 405 zijn bepaald om de twijnen naar het zijgedeelte 412 te geleiden tijdens het strippen van een gevormde knoop, en meer bepaald naar de binnenhoek gevormd door het voorste deel 411 en het zijgedeelte 412. Het hielgedeelte 411 heeft een gebogen geleidingsdeel 406 dat in de richting van het voorste deel 410 gericht is. Het gebogen geleidingsdeel 406 is aangebracht om de twijnen door de knoperbek heen te geleiden tijdens het afleveren van de twijnen en tijdens het vormen van de knoop. Er kan een bijkomende geleidevinger aangebracht worden (niet weergegeven) om de twijnen voor/tijdens/na de knoopvorming te geleiden, zoals in oplossingen volgens de stand van de techniek. Zo'n twijnvinger kan geconfigureerd zijn om ten minste de naaldtwijn te geleiden, waarbij de twijnvinger onder de knoperbek 100 en de zwenkarm 400 beweegbaar is aangebracht. Dan kan een aandrijfmiddel geconfigureerd worden voor de twijnvinger om de twijnvinger ten minste een eerste keer te bewegen tijdens de eerste knoopvormingscyclus en een tweede keer tijdens de tweede knoopvormingscyclus. Wegens de aanwezigheid van de geleidingsdelen 405 en 406 echter is de bijkomende geleidevinger niet nodig.
Het aandrijvende vermögen wordt overgebracht naar de schijven van de twijnschijf 201 door een twijnschijfrondsel 602, een wormwieloverbrenging 603 en een conisch tandwiel 604 in positie voor het sequentieel ingrijpen met een paar aan de omtrek uit eikaar geplaatste tandwielsecties 605, 606 op de knoperschijf 501.
Vermögen om de arm 400 rond de scharnierbout 420 te zwenken wordt verkregen via een nokvolger 430 aan het bovenste einde van de arm 400 onder de scharnierbout 420, die binnen een noksleuf 440 op de knoperschijf 501 is aangebracht. Een paar aan de omtrek uit eikaar geplaatste nokschouders 442 en 444 in de geleiding 440 is gepositioneerd om de volger 430 sequentieel mee te nemen om deze laatste te bedienen. Nokvolger 430 is verbonden met de zwenkarm 400. Noksleuf 440 kan aangebracht zijn in schijf 501 of in een element dat aangebracht is om synchroon te draaien met schijf 501, en is geschikt om de zwenkarm 400 een eerste keer en een tweede keer te bewegen tijdens respectievelijk de eerste en de tweede knoopvormingscyclus.
Een as 30 strekt zieh evenwijdig uit met de as 502 naar een punt dat in hoofdzaak voorwaartsachterwaarts uitgelijnd is met de knoperbek 100, zie Figuur 2. Op die plaats op de as 30 is een zieh achterwaarts uitstrekkende insteekarm 31 vast bevestigd. De insteekarm 31 draagt een rol 33 op zijn achterste uiteinde waarrond de streng 64a wordt meegevoerd. Een lengte van de
BE2017/5308 streng 64a vormt ook een lus opwaarts rond een vier-arm 34 aangebracht boven de insteekarm 31. De streng 64a kan verder geklemd worden tussen een paar tegenover elkaar geplaatste platen (niet weergegeven) van een spaneenheid.
In Figuur 2 Staat de naald 11 nog altijd in zijn beginpositie. Op dat moment in de baalvormingsbewerking heeft de baal zijn gewenste lengte bereikt en is het tijd om de lus rond de baal te vervolledigen en de tweede knoop in de lus te maken. Er wordt opgemerkt dat in dit specifieke geval, de streng 64a zieh uitstrekt längs de bovenkant van de baal onmiddellijk onder de zwenkarm 400 maar, minstens voor alle effectieve doeleinden, geen contact maakt met de knoper 10. De zwenkarm 400 beweegt achterwaarts, en de naald 11 zwenkt omhoog naar de knoper 10. De naald neemt de streng 66a mee die door bron 74 wordt gevierd. Merk op dat, doordat de streng 66a door het oog 21 van naald 11 getrokken wordt, een lengte van die streng aan de twijnbronkant van de naald 11 ook omhoog meegevoerd wordt naar de knoper 10, waarbij deze extra lengte hierna aangeduid wordt met 66b. Als de naald 11 de knoper 10 nadert, wordt de insteekarm 31 ook opwaarts bewogen, zie Figuren 6A en 6B. De insteekarm 31 slingert linksom omhoog om de noodzakelijke extra lengte te verschaffen in de streng 64a (het zogenaamd vieren van de streng) de naaldbeweging mogelijk te maken. De punt van de naald 11, meer bepaald de rol 25, vangt de streng 64a zoals geïllustreerd in Figuur 6C en biedt twijnen 64a en 66a eendrachtig aan de knoper 10 aan.
Terwijl de twijnen 64a en 66a over de knoperbek 100 aan de twijnschijf 201 afgeleverd worden, is de zwenkarm 400 in een positie om de twijnen zo te geleiden dat verzekerd wordt dat de twijnen 64a en 66a beide in de goede positie staan over de knoperbek 100, zie Figuur 6D.
Daarna, zoals weergegeven in Figuur 6E, wordt de knoperbek geopend om te verzekeren dat de twijnen 64a, 66a goed over de knoperbek 100 gepositioneerd worden, aan een eindgedeelte van de bovenste lip 101 in de buurt van het scharnierpunt met de onderste lip 102. Verder kan het geleidingsdeel 406 van het hielgedeelte 411 helpen ervoor te zorgen dat de twijnen 64a, 66a goed geplaatst worden over een bovenste lip 101 van de knoperbek 100.
Bij het aanbieden van de twijnen 64a en 66a legt de naald 11 de twijnen dwars over de knoperbek 100, optioneel met behulp van het geleidingsdeel 406, en daarna naar de wachtende inkepingen 211 van de twijnschijf 201, waarna het draaien van samenwerkende schijven in deze laatste, in combinatie met een aandrukkende twijnhouder 202, dient om de twijnen 64a, 66a stevig vast te grijpen en om te voorkomen dat ze ontsnappen als de knoperbek 100 begint te
BE2017/5308 draaien, zie Figuren 6D, 6E, 6F en 6G. Op dat ogenblik beweegt de zwenkarm 400 een weinig achterwaarts, waarbij het voorste deel 410 weg beweegt van de knoperbek 100, om extra ruimte te verschaffen voor het draaien van de knoperbek.
Gewoonlijk draait de twijnschijf 201 een kwart toer en klemt de twijnen 64a en 66a stevig samen in de eerste inkeping 211. Nu mag de naald 11 naar beneden bewegen. Tijdens de beweging naar onder van de naald 11 worden de twee twijnen op de achterkant van de naald in de volgende inkeping 212 van de twijnschijf geplaatst voor de tweede knoop, zie Figuren 6F en 6G. Terwijl de naald 11 omlaag beweegt, blijft de knoperbek 100 draaien om de eerste knoop te vormen. Tijdens deze verdere rotatie van de knoperbek 100, gaat de knoperbek 100 weer open, zie Figuur 6G, zodat de twijnen uit eerste inkeping 211 gepositioneerd kunnen worden tussen de bovenste lip 101 en de onderste lip 102. De zwenkarm 400 zwenkt voorwaarts (pijl F in Figuur 6H) om de twijnen onder de twijnschijf door te snijden met het meslemmet 403 en veegt de knoop van de knoperbek 100 met behulp van het strippend deel 404.
De voornoemde beschreven bewegingen van de knoperbek 100 en de twijnschijf 201 worden overgebracht door functioneel onderling ingrijpen van het tandwielsegment 504 en de tandwielsectie 605 op de knoperschijf 501 in hun respectieve tandwielen 503 en 604 op de knoperbek 100 en de twijnschijf 201. Zulk aandrijvend onderling ingrijpen duurt voort tot een knoop gevormd is op de knoperbek 100, en tegen dan is de naald 11 begonnen zieh terug te trekken. Op dat moment komt de nokschouder 442 van de knoperschijf 501 in contact met de roi 430 van de arm 400 om zo de onderkant van deze laatste, en dus het mes 403, over dat gedeelte van de twijnen tussen de knoperbek 100 en de twijnschijf 201 te zwenken, waarbij de twijnen worden doorgesneden. Op het moment van het snijden strekken de twijnen 64a en 66a zieh uit van tussen de lippen 101 en 102 naar de twijnschijf 201, zie Figuur 6H. Om de knoopvorming te voltooien, neemt het strippende deel 404 de twijnen 64a en 66a die op een getorste manier rond de knoperbek 100 vastgehouden worden mee. Daarbij worden de delen van de streng die boven op de bovenste lip 101 liggen over de delen van de streng getrokken die tussen de bovenste en onderste lippen 101 en 102 liggen, waarbij ze de eerste knoop vormen. Daarna wordt de knoperbek 100, wegens de aanwezigheid van de eerste uitsparing 550 en het eerste obstakel 560, opnieuw kort geopend na de eerste volledige omwenteling van de knoperbek 100, zie Figuren 61 en 6J. Dit zal de eerste knoop in Staat stellen om een lusknoop 70a te vormen en zal de vrijgave van de eerste knoop uit de knoperbek 100 vergemakkelijken. Naast het voltooien van de knoop helpt verdere beweging van de arm 400 ook de afgewerkte knoop vol ledig van de
BE2017/5308 knoperbek 100 te strippen en de voltooide lus op de baal neer te leggen zoals gei'llustreerd in Figuur 6J.
Wanneer de knoop neergelegd is door de knoper 10, wordt de streng 66b van de naaldtwijn van de bron 74, en de streng 64b van de insteektwijn van bron 72 nog altijd in de tweede inkeping 212 gehouden en eventueel ook in de eerste inkeping 211 van de twijnschijf 201. Derhalve wordt de streng 66b, als de naald 11 zieh verder terugtrekt, naar beneden over de balenkamer 2 gelegd en dru kt daarbij de bovenste lip 101 naar beneden wegens de druk van de twijnen op de bovenste lip 101, terwijl de insteekarm 31 tot in zijn normale positie naar beneden beweegt. Bij het bereiken van de toestand die gei'llustreerd is in Figuur 9B, bevinden de strengen 64b en 66b zieh in de positie voor het beginnen van de tweede knoopvormingscyclus. In een eerste hoekbereik van de tweede omwenteling wordt de knoperbek kort geopend zoals gei'llustreerd in Figuur 9C, om te verzekeren dat de strengen 64a en 66b goed op de knoperbek 100 gepositioneerd worden, op een vergelijkbare wijze zoals hierboven beschreven voor de eerste knoopvormingscyclus. De zwenkarm 400 en meer bepaald het geleidingsdeel 406 kunnen helpen met het goed positioneren van de twijnen 64b en 66b over en in meenemend contact met de knoperbek 100. Daarna worden de knoperbek 100 en de twijnschijf 201 bediend door hun tweede respectieve tandwielsegment 505 en tandwielsectie 606 op de knoperschijf 501, zie Figuren 9D, 9E en 9F, waardoor de knoperbek 100 een tweede keer wordt geopend in een tweede hoekbereik van de tweede omwenteling, terwijl de nokvolger 103 ervan over de tweede nok 112 passeert. Daarna wordt de knoperbek 100, wegens de aanwezigheid van de tweede uitsparing 555 en het tweede obstakel 565, weer kort geopend na de tweede volledige omwenteling van de knoperbek 100, zie Figuren 9G en 9H. Dit maakt het mogelijk om van de tweede knoop een lusknoop 70a te maken en vergemakkelijkt de vrijgave van de tweede knoop uit de knoperbek 100.
Zodoende wordt de tweede knoop gevormd, waarna de arm 400 opnieuw aangedreven wordt, maar dit keer door de tweede nokschouder 444. De twijnschijf 201 heeft bij voorkeur een opstaande rand 213 die na de tweede inkeping 212 gepositioneerd is, gezien in een draairichting van de schijf 201, zodat de twijnhouder 202 weg wordt bewogen van de twijnschijf 201 wanneer de schijf verder gedraaid wordt tijdens de vorming van de tweede knoop. Doordat de vrije uiteinden van de strengen 64b en 66b aanzienlijk langer zijn dan de vrije uiteinden die verkregen werden tijdens de eerste knoopvorming, worden de vrije uiteinden van de strengen 64b en 66b bij het afwerken van de knoop niet langer volledig uit de knoop getrokken, wat leidt tot een
BE2017/5308 zogenaamde lusknoop 68b, wat best te zien is in Figuren 9F-9H en in Figuur 2. Figuur 9I illustreert de zwenkarm 400 met het deel onderaan aan het einde van de arm in de voorwaartse positie, na verwijdering van de knoop. In deze positie Staat de nokvolger 103 van knoperbek 100 op de eerste nok 111, en is de knoperbek 100 open.
Figuur 7A illustreert een eerste voorbeeld van een mogelijke twijnontvanger 200, bestaande uit een twijnschijf 201 en een twijnhouder 202. De twijnschijf 201 bevat een eerste schijf 221 en een tweede schijf 222 bevestigd op een as 223. De twijnhouder bevat een eerste aandrukplaat 231 en een tweede aandrukplaat 232 die bedoeld zijn om tussen de eerste en de tweede schijf 221, 222 gestoken te worden. De eerste drukplaat is bedoeld om functioneel contact te maken met de buitenkant van de eerste schijf 221. De eerste schijf 221 bevat aan zijn binnen- en/of buitenkant een opstaande rand 213. In de uitvoeringsvorm van Figuur 7A strekt de opstaande rand zieh aan weerskanten van de eerste schijf 221 uit, terwijl in de uitvoeringsvorm van Figuur 7B de opstaande rand zieh enkel aan de buitenkant van schijf 221 uitstrekt. In de variant van Figuur 7A bevat de eerste schijf 221 een opening 224, en wordt de opstaande rand 213 gevormd door een onderdeel 213 dat door de opening 224 op de tweede schijf 222 bevestigd wordt. Een vakman zal begrijpen dat andere vormen mogelijk zijn en dat het mogelijk kan zijn om meer of minder inkepingen in de twijnschijf aan te brengen. Het verschaffen van een twijnschijf met slechts twee inkepingen 211, 212 die uit elkaar geplaatst zijn längs de omtrek op een hoek van ongeveer 90 graden, zoals in de uitvoeringsvorm van Figuur 7A, is echter een voordeel doordat dit het mogelijk zal maken om de inkepingen op een onderste deel van de twijnschijf 201 te plaatsen wanneer de knoper niet actief is. Dit zal vermijden dat in de niet-werkende toestand van de knoper zieh vuil in de inkepingen kan ophopen.
Volgens een altematieve variant kan de druk uitgeoefend door de bladveer 220 geregeld worden door gebruik te maken van een instelmiddel dat in Staat is deze druk te verminderen aan het einde van de tweede omwenteling van de knoperbek 100. Volgens nog een andere mogelijkheid kan de twijnhouder 202 weggedrukt worden tegen de kracht van de bladveer 220 in tijdens de vorming van de tweede knoop. De vakman begrijpt dat dit regelen van het aandrukken/het wegdrukken van de twijnhouder bereikt kan worden door gebruik te maken van eender welke geschikt mechanisch of hydraulisch middel. Ook kan in plaats van het veermiddel 220 een andere actuator aangebracht worden om de twijnhouder 202 onder druk te doen afwijken. Ten slotte begrijpt de vakman ook dat een aanpassing van vorm van de inkepingen 211, 212 en het gebruik van een uitstekende opstaande rand 213 gecombineerd kunnen worden.
BE2017/5308
Zoals geïllustreerd in Figuren 3A-3D, kan een extra tandwielsectie 606' aangebracht worden om een langer durende werking van de twijnschijf 201 te verkrijgen, zodat de twijnschijf tijdens de tweede knoopvormingscyclus over ca. 270 graden draait. Deze langer durende rotatie in combinatie met de opstaande rand 213 zal tot gevolg hebben dat twijnen 64b en 66b niet langer tussen de twijnschijf 201 en de twijnhouder 202 vastgehouden worden, wat een verder slippen van de twijnen tijdens de vorming van de tweede knoop tot gevolg heeft. Inderdaad, zelfs al is het meslemmet 403 heel scherp, zal het niet in staat zijn om de twijnen door te snijden aangezien de twijnschijf 201, in plaats van de twijnen vast te houden, ze loslaat vanwege het verder draaien van de twijnschijf 201 en de läge druk van de twijnhouder 202 op de twijnen, terwijl de arm 400 blijft bewegen en de bijna afgewerkte knoop uit de knoperbek 100 blijft strippen, en dus de twijnen uit de twijnschijf 201 trekt. De vakman begrijpt dat de extra tandwielsectie 606 niet noodzakelijk is en dat een vergelijkbaar effect bereikt kan worden wanneer de spankracht van de bladveer 220 op de twijnhouder 202 voldoende afgenomen is.
Deze tweede knoop is de start van een nieuwe lus voor de volgende baal. Zulke lus is in staat om nieuw materiaal te ontvangen dat door de plunjer in de balenkamer samengedrukt wordt, en de lus neemt in lengte toe wanneer extra stukken twijn 64b en 66b gelijktijdig uit hun bronnen 72 en 74 worden getrokken. Ten slotte, wanneer de baal zijn gewenste grootte heeft bereikt, keert de sequentie terug naar haar beginpunt, waarbij de lus gesloten wordt door werking van de naald 11 om de lus rond de baal te voltooien en de andere knoop te vormen.
In nog een andere uitvoeringsvorm kan het nokoppervlak enkel de tweede nok 112 bevatten zoals in oplossingen volgens de stand van de techniek, en kan de knoperbek 100 zelf gewijzigd worden om het openen van de knoperbek in het eerste hoekbereik teweeg te brengen zoals hierboven gedefinieerd. Zo kan, zoals geïllustreerd in Figuur 8, de bovenste lip 101 van de knoperbek zwaarder gemaakt worden aan de onderkant van het naar beneden uitstekende eindstuk 104. Dit extra materiaal kan zo gekozen worden dat de bovenste lip 101 in het eerste hoekbereik open gaat. Meer bepaald kan de bovenste lip uitgerust zijn met een haakachtig eindstuk 104 dat uitsteekt in de richting van de onderste lip. Het haakachtige eindstuk 104 heeft een binnenvlak 104' dat een stompe hoek a vormt met een ondervlak 101' van een langwerpig gedeelte van de bovenste lip 101. Door de hoek a te vergroten, kan de knoperbek gemakkelijker geopend worden door een streng. Wanneer zulke uitvoeringsvorm wordt gebruikt, dient een
BE2017/5308 geschikt compromis gevonden te worden tussen de vorm van de bovenste lip 101, meer bepaald van het haakachtig eindstuk 104, en de spanning in strengen.
Hoewel de principes van de uitvinding hierboven uiteengezet werden in verband met specifieke 5 uitvoeringsvormen, is het wel te verstaan dat deze beschrijving louter gegeven is bij wijze van voorbeeld en niet gezien mag worden als een beperking van de reikwijdte van de bescherming, die bepaald wordt door de bijgevoegde conclusies.
BE2017/5308

Claims (18)

  1. CONCLUSIES
    1. Knopersysteem voor het uitvoeren van een knopercyclus van een balenpers, waarbij de knopercyclus bestaat uit ten minste een eerste knoopvormingscyclus en een tweede knoopvormingscyclus waarbij het knopersysteem bestaat uit:
    een naald (11) die geconfigureerd is om een naaldtwijn af te leveren;
    een insteekarm (31) die geconfigureerd is om een insteektwijn af te leveren;
    een knoperbekgeheel bestaande uit een knoperbek (100) met een onderste lip (102) en een bovenste lip (101) die schamierbaar t.o.v. de onderste lip (102) is aangebracht, waarbij de knoperbek (100) draaibaar gemonteerd is rond een omwentelingsas (106) en aangebracht is voor het ontvangen van de naaldtwijn en de insteektwijn;
    een aandrijfmiddel dat geschikt is om de knoperbek (100) ten minste een eerste volledige omwenteling te doen uitvoeren rond zijn omwentelingsas (106) tijdens de eerste knoopvormingscyclus en een tweede volledige omwenteling rond zijn omwentelingsas (106) tijdens de tweede knoopvormingscyclus;
    waarbij de aandrijfmiddelen een rondsel (503) en ten minste een eerste en een tweede tandwielsegment (504, 505) längs de omtrek van een schijf (501) bevatten, waarbij het rondsel (503) geschikt is om samen te werken met het eerste en het tweede tandwielsegment (504, 505) om de knoperbek (100) een eerste en een tweede volledige omwenteling te doen maken wanneer de schijf (501) gedraaid wordt respectievelijk om de eerste en de tweede knoop te vormen.
    waarbij de knoperschijf (501) een uitsparing (550; 555) bevat stroomafwaarts van minstens één van de tandwielsegmenten, het eerste tandwielsegment (504) en/of het tweede tandwielsegment (505), waarbij een obstakel (560; 565) is aangebracht om tegen het rondsel (503) aan te komen wanneer dit in de uitsparing (550; 555) beweegt, waarbij de uitsparing (550; 555) en het obstakel (560; 565) geconfigureerd zijn om het rondsel (503) over een bepaalde hoek te draaien en terug, om de bovenste lip van de knoperbek weg van de onderste lip en terug te bewegen na minstens één van de eerste volledige omwenteling en de tweede volledige omwenteling.
  2. 2. Knopersysteem volgens conclusie 1, waarbij het obstakel (560; 565) een op een veer aangebracht element is dat op de schijf (501) is bevestigd.
    BE2017/5308
  3. 3. Knopersysteem volgens conclusie 1 of 2, waarbij de uitsparing (550; 555) zieh uitstrekt längs de omtrek van de schijf (501) over een hoek van 10 - 90 graden, bij voorkeur 20 - 60 graden, meer bij voorkeur tussen 30 en 50 graden.
  4. 4. Knopersysteem volgens een of meerdere van de vorige conclusies, waarbij het obstakel (560; 565) één van de volgende is: een op een veer aangebrachte arm en een op een veer aangebracht wiel.
  5. 5. Knopersysteem van een of meerdere van de vorige conclusies, waarbij minstens één tandwielsegment, het eerste tandwielsegment (504) en/of het tweede tandwielsegment (505), een buitenste tandwielsegment (504a; 505a) bevat op een naar buiten uitstekend gedeelte van de schijf aangebracht (501), en een binnenste tandwielsegment (504b; 505b) afgebakend door een stroomafwaarts en stroomopwaarts lager gelegen plat gedeelte (504c, 504d; 505c, 505d); en het rondsel (503) een buitenste reeks fanden (503a) bevat die geconfigureerd zijn om samen te werken met het buitenste tandwielsegment (504a, 505a), en een binnenste reeks fanden (503b) die geconfigureerd zijn om samen te werken met het binnenste tandwielsegment (504b, 505b), waarbij de binnenste reeks fanden (503b) afgebakend is door een contactgedeelte (503c) dat geconfigureerd is om te draaien in het stroomafwaarts en stroomopwaarts gelegen lagere platte gedeelte, en om te glijden over de schijf (501) wanneer het rondsel (503) niet in het eerste of het tweede tandwielsegment (505) ingrijpt.
  6. 6. Knopersysteem volgens conclusie 5, waarbij de uitsparing (550; 555) geconfigureerd is om het contactgedeelte (503c) te ontvangen en om ervoor te zorgen dat het contactgedeelte (503c) over de bepaalde hoek draait en terugdraait, waarbij het contactgedeelte (503c) bij voorkeur een lichtjes gebogen contactoppervlak heeft.
  7. 7. Knopersysteem volgens conclusie 5 of 6, waarbij de uitsparing (550; 555), het binnenste tandwielsegment (504b; 505b) en de stroomafwaarts en stroomopwaarts lager gelegen platte gedeelten (504c, 504d; 505c, 505d) gepositioneerd zijn op hetzelfde ringvormige pad rond een as van de schijf (501).
    BE2017/5308
  8. 8. Knopersysteem van één of meerdere van de conclusies 5-7, waarin het hoekbereik tussen de uitsparing (550; 555) en het stroomafwaarts laagliggende platte gedeelte (504d; 505d) kleiner is dan 30 graden, bij voorkeur kleiner dan 20 graden.
  9. 9. Knopersysteem van één of meerdere van de conclusies 5-8, waarbij het obstakel (560; 565) geconfigureerd is om de reeks buitenste tanden van het rondsel (503) mee te nemen.
  10. 10. Knopersysteem van één of meerdere van de conclusies 5-9, waarbij de uitsparing (550; 555), gezien in een stroomafwaartse richting, eerst geleidelijk naar beneden en vervolgens geleidelijk naar boven helt.
  11. 11. Knopersysteem van een of meerdere van de vorige conclusies, waarin het knoperbekgeheel geconfigureerd om de bovenste lip (101) weg te positioneren van de onderste lip (102) in een eerste hoekbereik en om de bovenste lip (101) weg te positioneren van de onderste lip (102) in een tweede hoekbereik van minstens de eerste en/of de tweede volledige omwenteling, waarbij het eerste hoekbereik binnen een bereik van 0° tot 160° gelegen is, en het tweede hoekbereik 160 gelegen is binnen een bereik tussen 160° en 360°.
  12. 12. Knopersysteem volgens conclusie 11, waarbij het knoperbekgeheel geconfigureerd is om de bovenste lip (101) weg van de onderste lip (102) en terug te bewegen, een eerste keer in het eerste hoekbereik, en om een tweede keer de bovenste lip (101) weg van de onderste lip (102) te bewegen in het tweede hoekbereik.
  13. 13. Knopersysteem volgens conclusie 11 of 12, waarin het knoperbekgeheel een nokoppervlak (110) bevat, en waarbij de knoperbek (100) uitgerust is met een nokvolger in contact met het nokoppervlak (110), waarbij het nokoppervlak (110) een eerste en een tweede nok (111,
    112) bevat die samen geconfigureerd zijn om de bovenste lip (101) van de onderste lip (102) weg te drukken, in het eerste hoekbereik en in het tweede hoekbereik, respectievelijk gedurende de eerste volledige omwenteling en gedurende de tweede volledige omwenteling.
  14. 14. Knopersysteem van een of meerdere van de vorige conclusies, die verder bestaat uit:
    BE2017/5308 een twijnontvanger (200) die geconfigureerd is om de naaldtwijn en de insteektwijn vast te houden;
    een zwenkarm (400) die geschikt is voor het snijden van twijnen tussen de knoperbek (100) en de twijnontvanger (200);
    waarbij het aandrijfmiddel verder geconfigureerd is om de zwenkarm (400) een eerste keer te bewegen vanuit een rustpositie naar een uitgeschoven positie en terug tijdens de eerste knoopvormingscyclus en een tweede keer tijdens de tweede knoopvormingscyclus.
  15. 15. Knopersysteem volgens conclusie 14, waarbij de zwenkarm (400) geconfigureerd is om een gevormde knoop uit de knoperbek (100) te vegen, respectievelijk tijdens de eerste knoopvormingscyclus en tijdens de tweede knoopvormingscyclus.
  16. 16. Knopersysteem conclusie 14 of 15, waarbij de twijnontvanger (200) geschikt is om de twijnen tijdens de tweede knoopvormingscyclus te laten slippen zodat vermeden wordt dat de naald (11) en de insteektwijn doorgesneden worden wanneer de tweede knoop wordt gevormd.
  17. 17. Knopersysteem volgens één of meerdere van de conclusies 14-16, waarbij de aandrijfmiddelen een noksleuf (440) en een nokvolger (430) bevatten, en de nokvolger (430) verbonden is met de zwenkarm (400), en de noksleuf (440) aangebracht is in de schijf (501) of in een element dat zo aangebracht is dat het synchroon met de schijf (501) meedraait, en geschikt is om de zwenkarm (400) een eerste keer en een tweede keer te bewegen tijdens respectievelijk de eerste en de tweede knoopvormingscyclus.
  18. 18. Balenpers die een reeks knopersystemen bevat volgens eender welke van de vorige conclusies.
    BE20V/5308
    BE2017/5308
    BE2017/5308
    BE2017/5308
    BE2017/5308
    BE2017/5308
    BE2017/5308
    BE2017/5308
    BE2017/5308
    BE2017/5308 BE^O17/5308
    BE2017/5308
    BE2017/5308
    BE2017/5308
    BE2017/5308
    BE2017/5308 /''»U.
    A.«\ A'«. '·.'
    I ncv. <'
    Μ wA î,' \VS» \r / Isk'-v
    7 4 «S*sx%sss'*sx''ii s^£> v S ; >
    / // / tZ
    X. ...
    BE2017/5308
    I
BE2017/5308A 2017-05-02 2017-05-02 Knopersysteem voor een balenpers BE1024808B1 (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2017/5308A BE1024808B1 (nl) 2017-05-02 2017-05-02 Knopersysteem voor een balenpers
CN201880009075.2A CN110248537B (zh) 2017-05-02 2018-04-27 用于打捆机的打结器系统
US16/610,367 US11425864B2 (en) 2017-05-02 2018-04-27 Knotter system for a baler
PCT/EP2018/060960 WO2018202594A1 (en) 2017-05-02 2018-04-27 Knotter system for a baler
EP18722447.2A EP3618606B1 (en) 2017-05-02 2018-04-27 Knotter system for a baler
BR112019023054-8A BR112019023054B1 (pt) 2017-05-02 2018-04-27 Sistema de atadeira para uma enfardadeira

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2017/5308A BE1024808B1 (nl) 2017-05-02 2017-05-02 Knopersysteem voor een balenpers

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1024808B1 true BE1024808B1 (nl) 2018-07-03

Family

ID=59506002

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2017/5308A BE1024808B1 (nl) 2017-05-02 2017-05-02 Knopersysteem voor een balenpers

Country Status (5)

Country Link
US (1) US11425864B2 (nl)
EP (1) EP3618606B1 (nl)
CN (1) CN110248537B (nl)
BE (1) BE1024808B1 (nl)
WO (1) WO2018202594A1 (nl)

Families Citing this family (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US11666003B2 (en) 2018-12-21 2023-06-06 Agco Corporation Quick-release lock for baler knotter head
CN110786147A (zh) * 2019-11-29 2020-02-14 宁波市鄞州金本机械有限公司 一种用于农用打捆机的打结器
GB202011846D0 (en) * 2020-07-30 2020-09-16 Kuhn Geldrop Bv Binding system and method
CN112385399A (zh) * 2020-08-19 2021-02-23 江苏大学 一种共轴反向双齿盘驱动打结器
CN112675505B (zh) * 2021-01-07 2022-06-14 王成军 一种自动打结装置
EP4039081A1 (de) * 2021-02-04 2022-08-10 Rasspe Systemtechnik GmbH Garnknoter und verfahren zur bildung zweier knoten in einem garn
CN113455202B (zh) * 2021-06-04 2022-09-13 江苏大学 一种同齿向双齿盘驱动打结器和安装该打结器的打捆机
CN113396704B (zh) * 2021-06-16 2022-04-12 山东登海种业股份有限公司 玉米秸秆打捆机及联合收割机
CN117859504B (zh) * 2024-02-29 2024-07-19 东北农业大学 一种丘陵地农作物收获割捆机

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE20316967U1 (de) * 2003-11-03 2005-03-17 Rasspe Systemtechnik Gmbh & Co Garnknoter für Ballenpressen
WO2015014616A1 (en) * 2013-07-31 2015-02-05 Cnh Industrial Belgium Nv Knotter system having an improved twine receiver
US20150272011A1 (en) * 2012-10-16 2015-10-01 CNJ Industrial America LLC Knotter System for a Baler

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB0407858D0 (en) 2004-04-07 2004-05-12 Cnh Belgium Nv Double knotting system for an agricultural baler
US7752959B1 (en) * 2009-06-08 2010-07-13 Deere & Company Knotter frame serving as lubrication manifold
ES2539533T3 (es) * 2009-11-03 2015-07-01 Rasspe Systemtechnik GmbH Unidad anudadora de hilo de doble nudo para prensas de pacas grandes con varios anudadores de hilo de doble nudo agrupados sobre un árbol de accionamiento de anudador
CN202873378U (zh) * 2012-04-21 2013-04-17 中国农业机械化科学研究院呼和浩特分院 合成式打结器
WO2013185832A2 (de) * 2012-06-14 2013-12-19 Rasspe Systemtechnik Gmbh & Co. Kg Garnknoter
CN104823607B (zh) * 2015-04-03 2017-05-31 江苏大学 一种双齿盘驱动打结器

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE20316967U1 (de) * 2003-11-03 2005-03-17 Rasspe Systemtechnik Gmbh & Co Garnknoter für Ballenpressen
US20150272011A1 (en) * 2012-10-16 2015-10-01 CNJ Industrial America LLC Knotter System for a Baler
WO2015014616A1 (en) * 2013-07-31 2015-02-05 Cnh Industrial Belgium Nv Knotter system having an improved twine receiver

Also Published As

Publication number Publication date
BR112019023054A2 (pt) 2020-06-09
EP3618606B1 (en) 2022-10-12
US11425864B2 (en) 2022-08-30
WO2018202594A1 (en) 2018-11-08
CN110248537A (zh) 2019-09-17
EP3618606A1 (en) 2020-03-11
US20200137960A1 (en) 2020-05-07
CN110248537B (zh) 2022-04-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1024808B1 (nl) Knopersysteem voor een balenpers
BE1024810B1 (nl) Verbeteringen in een knopersysteem voor een balenpers
BE1021102B1 (nl) Knopersysteem met een verbeterde twijndraadopnermer
BE1021116B1 (nl) Knopersysteem voor een balenpers
BE1018924A3 (nl) Een knoper voor een balenpers.
BE1021117B1 (nl) Verbeterd knopersysteem voor een balenpers
BE1023911B1 (nl) Knopersysteem voor een balenpers
US4420177A (en) Knotters
BE1026246B1 (nl) Knopersysteem voor een balenpers
CA1116934A (en) Knotter mechanism
US4309051A (en) Knotter apparatus with shearplate for rotary knife
US20240196805A1 (en) Cutter device for an agricultural harvester
US20230345880A1 (en) Billhook for Baler Knotter
US257573A (en) Knot-tver for grain-binders
US120828A (en) Improvement in grain-binders
US41661A (en) Improvement in grain-binders
US368436A (en) Grain-binder
US247693A (en) eosback
US176550A (en) Improvement in grain-binders
JPH0212832Y2 (nl)
US280461A (en) frost
GB2051888A (en) Knotters

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20180703