BE1026246B1 - Knopersysteem voor een balenpers - Google Patents

Knopersysteem voor een balenpers Download PDF

Info

Publication number
BE1026246B1
BE1026246B1 BE201805286A BE201805286A BE1026246B1 BE 1026246 B1 BE1026246 B1 BE 1026246B1 BE 201805286 A BE201805286 A BE 201805286A BE 201805286 A BE201805286 A BE 201805286A BE 1026246 B1 BE1026246 B1 BE 1026246B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
knotter
twine
knot
jaw
cycle
Prior art date
Application number
BE201805286A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1026246A1 (nl
Inventor
Kenny Maelfeyt
Bram Willem
Original Assignee
Cnh Ind Belgium Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Family has litigation
First worldwide family litigation filed litigation Critical https://patents.darts-ip.com/?family=62845890&utm_source=google_patent&utm_medium=platform_link&utm_campaign=public_patent_search&patent=BE1026246(B1) "Global patent litigation dataset” by Darts-ip is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Application filed by Cnh Ind Belgium Nv filed Critical Cnh Ind Belgium Nv
Priority to BE201805286A priority Critical patent/BE1026246B1/nl
Priority to EP19171158.9A priority patent/EP3563666B2/en
Priority to US16/402,446 priority patent/US10986784B2/en
Publication of BE1026246A1 publication Critical patent/BE1026246A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1026246B1 publication Critical patent/BE1026246B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/08Details
    • A01F15/12Feeding devices for the ties
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/08Details
    • A01F15/14Tying devices specially adapted for baling presses
    • A01F15/145Twine knotters

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Basic Packing Technique (AREA)

Abstract

Knopersysteem voor een balenpers bestaande uit een naald (42) en een insteekarm (154) om respectievelijk een naaldtwijn en een insteektwijn toe te voeren, een twijnontvanger (86, 220) die ontworpen is om de naaldtwijn en de insteektwijn vast te houden, een knoperbekgeheel, bestaande uit een knoperbek (82, 100) met een onderste (102) en een bovenste lip (101) die draaibaar aangebracht zijn rond een as (106) en ingericht zijn voor het ontvangen van de naald en de insteektwijn, een twijnvinger (118) om de naaldtwijn te geleiden. Verder zijn er aandrijfmiddelen aangebracht om de knoperbek (82) minstens een eerste volledige omwenteling te laten maken tijdens de eerste knoopvormingscyclus en een tweede volledige omwenteling tijdens de tweede knoopvormingscyclus. Het knopersysteem is zo ontworpen dat, na afloop van de tweede knoopvormingscyclus, een baalbeweging van een baal in vorming in de balenpers een trekkracht uitoefent op de twijnen waardoor de twijnen van de knoperbek verwijderd worden.

Description

KNOPERSYSTEEM VOOR EEN BALENPERS
GEBIED VAN DE UITVINDING
Deze uitvinding heeft betrekking op een knopersysteem en meer bepaald op een knopersysteem voor een balenpers om tijdens één enkele knopercyclus twee opeenvolgende knopen te vormen.
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Rechthoekige balen zijn in staat hun vorm behouden door middel van een reeks zich evenwijdig uitstrekkende lussen twijn, die in de lengte rond de balen zijn aangebracht. Balenpersen kunnen automatische knopers gebruiken om op elke twijnlus twee knopen te leggen om een baal te binden. Een voorbeeld van zulk knopersysteem voor een balenpers wordt onthuld in US-octrooi 2006/0012176 op naam van de aanvrager van dit octrooi, waarvan de onthulling hierin ter referentie is opgenomen. Het knopersysteem dat onthuld werd in US-octrooi 2006/0012176 heeft als voordeel dat twee opeenvolgende knopen gelegd kunnen worden tijdens één bewerkingscyclus, zonder de vorming van loshangende stukken twijn. Dergelijke verbeterde knopersystemen worden onthuld in octrooiaanvragen op naam van de aanvrager van dit octrooi met publicatienummers WO2015/014616 en WO2014/060245, waarvan de onthulling hierin ter referentie is opgenomen.
Door de tweede knoop te leggen zonder de vorming van loshangende stukken twijn, wordt meer twijn in de tweede knoop verwerkt en wordt op de knoperbek een lusknoop gelegd. Men heeft gemerkt dat een tweede op die manier gevormde knoop niet gemakkelijk van de knoperbek verwijderd kan worden.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Het oogmerk van uitvoeringsvormen van deze uitvinding is het knopersysteem van octrooien US 2006/0012176 en WO2014/060245 verder te verbeteren, en meer bepaald het verwijderen van de tweede gevormde knoop van de knoperbek te verbeteren.
BE2018/5286
Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt een knopersysteem verschaft voor een balenpers om een knoopcyclus uit te voeren bestaande uit een eerste knoopvormingscyclus en een tweede knoopvormingscyclus. Het knopersysteem bevat een naald, een insteekarm, een twijnontvanger, een knoperbekgeheel, een snijarm, een twijnvinger en een aandrijfmiddel. De naald is ontworpen om een naaldtwijn toe te voeren. De insteekarm is ontworpen om een insteektwijn toe te voeren. De twijnontvanger is ontworpen om de naaldtwijn en de insteektwijn vast te houden. Het knoperbekgeheel bevat een knoperbek met een onderste lip en een bovenste lip, die scharnierbaar aangebracht is t.o.v. de onderste lip langs een scharnieras. De knoperbek is draaibaar gemonteerd rond een omwentelingsas en is aangebracht om de naaldtwijn en de insteektwijn te ontvangen. De snijarm is geschikt om twijnen te snijden. De twijnvinger is ontworpen om ten minste de naaldtwijn te geleiden. Het aandrijfmiddel is geschikt om de knoperbek ten minste een eerste volledige omwenteling te doen maken rond zijn omwentelingsas tijdens de eerste knoopvormingscyclus en een tweede volledige omwenteling rond zijn omwentelingsas tijdens de tweede knoopvormingscyclus, om de snijarm een eerste keer vanuit een rustpositie naar een uitgestrekte positie en terug te bewegen tijdens de eerste knoopvormingscyclus en een tweede keer tijdens de tweede knoopvormingscyclus, en om de twijnvinger ten minste een eerste keer te bewegen tijdens de eerste knoopvormingscyclus en een tweede keer tijdens de tweede knoopvormingscyclus. De knoperbek, de snijarm, en de twijnvinger zijn ontworpen zodat, na afloop van de tweede knoopvormingscyclus, een baalbeweging van een baal in vorming door de balenpers een trekkracht uitoefent op de twijnen waardoor de twijnen van de knoperbek verwijderd worden. Bij voorkeur wordt dit verwezenlijkt door de knoperbek en de snijarm een geschikte vorm te geven en door de twijnvinger aan het einde van de tweede knoopvormingscyclus op de passende wijze te positioneren.
Knopersystemen volgens de stand van de techniek kunnen ervoor zorgen dat de knoperbek een volledige derde omwenteling maakt om de knoperbek te openen zodat de aangemaakte tweede knoop ervan verwijderd kan worden. Zulke derde omwenteling heeft geen functie bij het vormen van de eerste of de tweede knoop, maar wordt louter gebruikt om de onderste lip en de bovenste lip van de knoperbek te doen opengaan om de gevormde tweede knoop ervan vrij te geven. Zulke aanvullende derde omwenteling verhoogt de complexiteit van het knopersysteem, vergt extra tijd voor de uitvoering ervan en draagt bij aan de slijtage van de betrokken elementen zoals het knoperbekgeheel, de knoperbeknok
BE2018/5286 en -nokvolger enz. Door de knoperbek, de snijarm en de twijnvinger zo te configureren dat, na afloop van de tweede knoopvormingscyclus, de beweging van de baal die op dat moment gevormd wordt door de balenpers op de twijnen een trekkracht uitoefent die de twijnen van de knoperbek verwijdert, wordt de gevormde tweede knoop passief van de knoperbek verwijderd zonder dat daarvoor een derde omwenteling van de knoperbek vereist is. Op die manier wordt de gevormde tweede knoop van de knoperbek verwijderd zonder complexiteit toe te voegen aan het knopersysteem en zonder risico op extra slijtage van elementen van het knopersysteem. De uitvinding is onder andere gebaseerd op het inventieve inzicht dat de beweging van een baal in vorming gebruikt kan worden om een trekkracht op de twijnen uit te oefenen om de gevormde tweede knoop van de knoperbek te verwijderen door het passende ontwerp en de passende opstelling van de knoperbek, de snijarm en de twijnvinger.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm zijn de knoperbek, de snijarm en de twijnvinger zo ontworpen dat de twijnen op zulke wijze gepositioneerd worden dat de trekkracht de knoperbek doet opengaan. Bij voorkeur wordt dit verwezenlijkt door de knoperbek en de snijarm een geschikte vorm te geven en door de twijnvinger aan het einde van de tweede knoopvormingscyclus op de passende wijze te positioneren.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is de knoperbek zo ontworpen dat de trekkracht op de twijnen de bovenste lip van de knoperbek van de onderste lip van de knoperbek doet wegscharnieren. Bij voorkeur gebeurt dit door de twijnvinger een passende vorm te geven.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is de bovenste lip van de knoperbek zo gevormd dat de bovenste lip en de onderste lip een openingshoek in de richting van de trekkracht definiëren. Bij voorkeur wordt dit verwezenlijkt door de bovenste lip van de knoperbek een geschikte vorm te geven.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is de bovenste lip scharnierbaar aangebracht ten opzichte van de onderste lip langs een scharnieras die onder een helling staat ten opzichte van de onderste lip.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is de snijarm ontworpen om respectievelijk een gevormde knoop van de knoperbek te vegen tijdens de eerste knoopvormingscyclus en slechts gedeeltelijk tijdens de tweede knoopvormingscyclus, Tijdens de tweede knoopvormingscyclus zorgt de beweging van de snijarm voor de verdere vorming van de
BE2018/5286 knoop op de knoperbek, waarbij de knoop dichtgetrokken wordt. Door de knoop op die manier dicht te trekken, blijft de gevormde knoop in wezen volledig op de knoperbek zodat hoogstens een deel van de gevormde knoop door de snijarmbeweging van de knoperbek wordt geveegd.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm bevat de snijarm twijnondersteunende middelen die ontworpen zijn om, ten minste na afloop van de tweede knoopvormingscyclus, de naaldtwijn en de insteektwijn die naar de gevormde knoop lopen in zulke positie te steunen zodat de trekkracht de gevormde tweede knoop van de knoperbek verwijdert.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm bevatten de twijnondersteunende middelen op de snijarm een langwerpig uitsteeksel.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm zijn de aandrijfmiddelen ontworpen om de twijnvinger tijdens de tweede knoopvormingscyclus van een rustpositie naar een volledige uitgestrekte positie te bewegen, daarna naar een minder uitgestrekte positie terwijl de knoperbek draait en vervolgens terug naar de rustpositie. De twijnvinger kan effectief terug naar de rustpositie bewogen worden na afloop van de snijarmbeweging. Als alternatief beweegt de twijnvinger terug naar de rustpositie vooraleer de snijarm te bewegen. In een verdere bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm zijn de aandrijfmiddelen ontworpen om de twijnvinger naar de volledig uitgestrekte positie te bewegen alvorens de twijnvinger terug naar de rustpositie te bewegen.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm bevatten de aandrijfmiddelen een aandrijfstang, een kruk en een zich dwars uitstrekkende as, waarbij de aandrijfstang aan één uiteinde bevestigd is aan de twijnvinger en aan het tegenoverliggende uiteinde van de kruk voor het aandrijven van een zwenkbeweging van de twijnvinger, waarbij deze kruk bevestigd is aan de zich dwars uitstrekkende as die ontworpen is om te draaien zodat de twijnvinger de zwenkbeweging uitvoert.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm draagt de zich dwars uitstrekkende as een tweede kruk die aan zijn meest naar buiten gelegen uiteinde een nokvolger draagt, waarbij de nokvolger zich op een plaats bevindt zodat hij functioneel contact maakt met een nok die op een aandrijfas bevestigd is om er samen mee rond te draaien, waarbij de nok bij voorkeur minstens een eerste en een tweede lob bevat om de twijnvinger resp. tijdens de eerste en de tweede knoopvormingscyclus te zwenken.
BE2018/5286
Volgens een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is de tweede lob gevormd met twee pieken en een dal tussen de twee pieken om de twijnvinger tijdens de tweede knoopvormingscyclus te doen zwenken vanuit een rustpositie naar een volledig uitgestrekte eerste positie, daarna naar een minder uitgestrekte tweede positie, vervolgens naar een volledig uitgestrekte derde positie en terug naar de rustpositie. De twijnvinger kan effectief terug naar de rustpositie bewogen worden na afloop van de snijarmbeweging. Als alternatief beweegt de twijnvinger terug naar de rustpositie vooraleer de snijarm te bewegen.
Volgens een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm bevatten de aandrijfmiddelen een rondsel en minstens een eerste en een tweede tandwielsegment die langs de omtrek van een schijf zijn aangebracht, waarbij het rondsel geschikt is om samen te werken met het eerste en het tweede tandwielsegment zodat de knoperbek een eerste en een tweede volledige omwenteling kan maken wanneer de schijf gedraaid wordt om resp. de eerste en de tweede knoop te vormen.
In een uitvoeringsvorm bevatten de aandrijfmiddelen een nokprofiel en een nokvolger, waarbij de nokvolger met de snijarm verbonden is, en de noksleuven in de schijf of in een element zijn aangebracht die zo aangebracht zijn dat ze synchroon met de schijf meedraaien en in staat zijn om de snijarm een eerste keer en een tweede keer te bewegen, resp. tijdens de eerste en de tweede knoopvormingscyclus.
Volgens een tweede aspect van de uitvinding wordt een balenpers verschaft die een reeks knopersystemen volgens één van de hierboven gedefinieerde uitvoeringsvormen bevat.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De voordelen van deze uitvinding zullen duidelijk worden bij beschouwing van de volgende gedetailleerde onthulling van bij wijze van voorbeeld gegeven niet-beperkende uitvoeringsvormen van de uitvinding, meer bepaald in combinatie met de bijbehorende tekeningen waarin:
Figuur 1 een gedeeltelijk zijaanzicht is van een balenpers met een dubbel knopenbindmechanisme volgens de stand van de techniek;
BE2018/5286
Figuur 2 een schematisch aanzicht is van een volledige en een gedeeltelijke dubbelgeknoopte lus zonder de vorming van loshangende stukken twijn, volgens de stand van de techniek;
Figuur 3 een geassembleerd perspectiefaanzicht is van een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een dubbel knopersysteem;
Figuur 4 een vergroot, gedeeltelijk zijaanzicht is van een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een knopersysteem in het midden van de cyclus;
Figuren 5-13 gedeeltelijke schematische aanzichten zijn die opeenvolgende stappen van een dubbele knoopbewerking illustreren;
Figuur 14 een gedeeltelijk bovenaanzicht is van nokken op een aandrijfas van een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een knopersysteem, voor het bedienen van een toestel om het slappe part op te nemen (hier verder slappartopnemer genoemd) en een twijnvinger;
Figuur 15 een gedeeltelijk zijaanzicht is van een nok volgens een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een knopersysteem;
Figuren 16A en 16B een knoperbek illustreren volgens de stand van de techniek;
Figuren 17A en 17B een knoperbek illustreren volgens bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvormen van een knopersysteem;
Figuur 18A een bovenste lip van de knoperbek volgens de stand van de techniek illustreert en Figuur 18B een bovenste lip van een knoperbek illustreert, volgens een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een knopersysteem volgens deze uitvinding;
Figuren 19A en 19B respectievelijk een snijarm volgens de stand van de techniek en een snijarm volgens een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een knopersysteem illustreren.
Figuur 20 een lusknoop illustreert die gevormd is op een knoperbek, terwijl de twijnen die naar de knoperbek lopen ondersteund worden door een snijarmstaart volgens een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een knopersysteem; en
Figuur 21 de snijarmstaart illustreert nadat de lusknoop van Figuur 20 van de knoperbek werd getrokken.
BE2018/5286
BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
In de beschrijving die volgt en in bepaalde eerder uiteengezette passages zullen de principes van deze uitvinding beschreven worden in termen van twijn en knopen gevormd in dit twijn.
Er dient echter te worden ingezien dat zulke principes ook gelden voor draad en getorste draadverbindingen, en voor twijn en knopen.
Veel van de bevestigings- en verbindingsprocessen, en andere middelen en onderdelen die gebruikt worden in deze uitvinding zijn in ruime mate gekend en in gebruik in het toepassingsgebied van de beschreven uitvinding en de exacte aard of het precieze type ervan zijn niet noodzakelijk voor een begrip en gebruik van de uitvinding door een ter zake deskundige persoon, en zullen daarom niet tot in de kleinste details besproken worden. Ook wordt elke verwijzing hierin met de termen links of rechts gebruikt ter wille van het gemak, en zijn ze bepaald vanuit het oogpunt van een persoon staande aan de achterkant van de machine en kijkend in de normale rijrichting.
De balenpers 20 die geïllustreerd is in Figuur 1 heeft een rechthoekige balenkamer 22 die ondersteund wordt door grondwielen 24. De balenkamer 22 definieert een balenkamer 26 waarbij materiaal door een gebogen koker 28 wordt gedrukt. Een plunjer 30 gaat heen en weer binnen de balenkamer 22 om afwisselend verse ladingen materiaal uit de koker 28 achteraan in de kamer 26 in de richting van de pijl 32 te stouwen. Wanneer de baal een voorafbepaalde grootte bereikt, wordt een trigger 34 door een stang 36 getrokken. Deze stang 36 bedient een klauwkoppeling 38, waarbij de koppeling 38 op zijn beurt verbonden is met een bindmechanisme 40 en een stel naalden 42. Zoals gemakkelijk in te zien zal zijn, bevat het bindmechanisme een stel individuele knopers 40 die afwisselend kruiselings aangebracht zijn op de bovenkant van de balenkamer 26. Elke knoper 40 heeft een bijbehorende naald 42 om te helpen bij het vormen van een individuele lus rond een afgewerkte baal. Wanneer de baal geknoopt moet worden, verbindt de klauwkoppeling 38 de knoper 40 en zijn naalden 42 via een aandrijfketting 44 met een vermogenbron om de knoopbewerking te starten. Daar de individuele knopers 40 allemaal op een identieke manier werken, volstaat het om deze uitvinding voor slechts één zulke knoper 40 te beschrijven.
BE2018/5286
De naald 42 is zwenkbaar aangebracht op de balenkamer 22 door een scharnier 46 en wordt heen en weer gezwenkt doorheen de balenkamer 26 door een stangenstelsel 48, dat geactiveerd wordt door de koppeling 38. De naald 42 heeft een thuispositie of ruststand volledig onder de balenkamer 22 zoals geïllustreerd in Figuur 1 en een volleworp-positie die zich volledig uitstrekt door de balenkamer zoals geïllustreerd, bijvoorbeeld in Figuur 9. Zoals geïllustreerd in Figuur 4, heeft de punt 50 van naald 42 een oog 52 in combinatie met een paar in de lengte uit elkaar geplaatste, zich dwars uitstrekkende rollen 58 en 60. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm is de rol 58 naar binnen gepositioneerd t.o.v. het buitenste uiteinde van de punt 50, terwijl de rol 60 naar buiten gepositioneerd is t.o.v. de rol 58 die dichter bij dit uiteinde ligt. De rol 60 is gepositioneerd op een korte afstand naar binnen t.o.v. het buitenste uiteinde van de punt 50, en beide rollen 58 en 60 kunnen conisch toelopen naar hun assen, zoals bij een diabolo, zodat voor het de twijn veilige zittingen worden verschaft.
Met verwijzing naar Figuur 2 is er links van lus 62 een gedeeltelijke lus 62a die zich in het vormingsproces bevindt. De eerder voltooide baal rechts is omwikkeld door een lus 62 die gevormd wordt door een bovenste en een onderste twijn 64, 66 die aan elkaar geknoopt worden in de twee bovenste hoeken van de baal, zie knopen 68 en 70. De gedeeltelijke lus 62a rond de baal in vorming bevat een bovenste twijn 64a (ook insteektwijn genoemd) en een onderste twijn 66a (ook naaldtwijn genoemd). Het bovenste twijn 64a is afkomstig van een twijntoevoerbron 72, terwijl het onderste twijn 66a afkomstig is van een volledig afzonderlijke, tweede twijntoevoerbron 74. Op het welbepaalde punt in de sequentie dat ter illustratie gekozen werd, bestaat de knoop 68a al (dit is de tweede knoop van een eerder uitgevoerde knopercyclus waarin knoop 70 werd gevormd als eerste knoop en knoop 68a als tweede knoop), en nadert de baal die lengte waar de naald 42 klaar is om te zwenken en de twijnen 64a en 66a aan de knoper 40 aan te bieden om een knopercyclus te starten waarin twee opeenvolgende knopen worden gevormd. In een afgewerkte baal is de lus 62 gemaakt van twee strengen bindmateriaal, nl. één streng twijn 64 langs de bovenkant van de baal en een tweede streng twijn 66 langs de onderkant van de baal en de twee tegenoverliggende verticale uiteinden van de baal. De strengen twijn 64 en 66 vormen samen de doorlopende lus 62. Samen omringen ze de baal volledig. De knoop 70 (dit is de eerste knoop van een knopercyclus) is gewoonlijk een traditionele knoop. Het is echter duidelijk voor een vakman dat de knoop 70 als alternatief ook een zogenaamde lusknoop kan zijn of eender welke andere geschikte knoop. De knoop 68, 68a van een baal (dit is de
BE2018/5286 tweede knoop van een knopercyclus) kan een traditionele knoop of een lusknoop zijn. Uitvoeringsvormen van deze uitvinding zijn meer bepaald voordelig voor knopersystemen die knopenleggercycli uitvoeren waarbij de tweede knoop een lusknoop is. In een lusknoop worden de einden van de twijn 64a en 66, 66a van de knoop 68, 68a losgelaten vanuit een positie waar ze vastgehouden worden zodat ze teruggetrokken kunnen worden zoals verder zal worden beschreven om bovenop de knoop een kleine lus te vormen. Tijdens vorming van de tweede knoop zorgt de lus dat de tweede knoop rond de knoperbek wordt gewikkeld zoals verder beschreven zal worden. De knoop 68, 68a zelf houdt de einden van de twijnen 64, 64a en 66, 66a samen in de knoop 68, 68a.
Figuur 3 illustreert een eerste aanzicht van een knopersysteem en Figuur 4 illustreert een tweede aanzicht. Gemakshalve werden in de verschillende aanzichten dezelfde referentiecijfers gebruikt om te verwijzen naar gelijkaardige aanzichten. De knoper 40 is in vele opzichten gelijkaardig aan de knopers die onthuld werden in octrooien US2006/0012176, WO2015/014616 en WO2014/060245 op naam van de aanvrager van dit octrooi, en de onthulling van deze documenten is hierin ter referentie opgenomen.
De knoper 40 van Figuur 3 en 4 bevat een algemeen gezien rond element, ook knoperschijf 76 genoemd, dat bevestigd is aan aandrijfas 78 om er samen mee te draaien over één volle omwenteling wanneer koppeling 38 gekoppeld is. De as 78 wordt ondersteund door een voorwaarts hellend frame 80 dat aan de bovenkant van de balenkamer 22 is bevestigd, en het frame 80 ondersteunt ook de onderdelen van de knoper voor het vormen van knopen in reactie op het draaien van de knoperschijf 76. Kortweg, bevatten zulke knoperonderdelen een draaiend knoperbekelement 82, dat ondersteund wordt door het frame 80 om rond een hellende as 84 te draaien; een twijnschijf 86 achterwaarts van en in de buurt van de knoperbek 82 om de streng insteektwijn 64a en de naaldtwijnstreng 66a op hun plaats te houden om meegenomen te worden door de knoperbek 82 tijdens het draaien van deze laatste; en een snijarm 88 met een mes 94 en verwijderingsmiddelen 92 om de verbonden strengen van de knoperbek 82 te vegen. De snijarm 88 is scharnierbaar bevestigd aan het frame 80 d.m.v. een bout 90. De strengen 64a en 66a worden in inkepingen 87 gehouden (zie Figuur 3) in de draaiende twijnschijf 86 door een borgelement of twijnhouder 220 (zie Figuur 3). De spankracht die dit borgelement 220 op de twijnschijf 86 uitoefent, kan manueel versteld worden door de spanning van een bladveer 200 te veranderen door een bout 210 te lossen of vast te draaien.
BE2018/5286
Het onderste uiteinde van de snijarm 88 is zo gevormd dat het open gaat in een richting weg van de twijnschijf 86 onder de knoperbek 82. De snijarm 88 draagt verder een mes 94 tussen de knoperbek 82 en de twijnschijf 86 om de strengen 64a en 66a door te snijden in reactie op een zwenkbeweging van de snijarm 88 in de juiste richting. Het mes 94 van de snijarm 88 zal er alleen in slagen om de strengen 64a en 66a effectief door te snijden wanneer de strengen goed gespannen worden door het borgelement of de twijnhouder 220. Zoals hieronder verder besproken zal worden, wordt, tijdens de tweede knoopvormingscyclus de spanning van strengen weggenomen alvorens het mes 94 in contact komt met de strengen, wat ervoor zorgt dat in de strengen niet doorgesneden worden tijdens/na de vorming van de tweede knoop. Zulke beweging van de snijarm 88 om het mes 94 te bedienen, dient ook om de verwijderingsmiddelen 92 in contact te brengen met een knoop die gevormd is op de knoperbek 82 om deze knoop van de knoperbek 82 te strippen. De verwijderingsmiddelen 92 hebben bij voorkeur een vorm die in wezen complementair is met de vorm van de knoperbek 82 om dit vegen van de knoperbek te verbeteren.
Om aandrijvend vermogen op de knoperbek 82 over te brengen, is de knoperschijf 76 uitgerust met een rondsel 96 dat aangebracht is om in te grijpen in een paar, over de omtrek van de knoperschijf 101 verdeeld geplaatste tandwielsegmenten 98 en 100.
Op vergelijkbare wijze wordt aandrijvend vermogen overgebracht op de schijven van de twijnschijf 86 door een twijnschijfrondsel 103, een wormwieloverbrenging 102 en een conisch tandwiel 104 in positie voor het sequentieel ingrijpen met een paar aan de omtrek uit elkaar geplaatste tandwielsecties 106 en 108 op de knoperschijf 76. Vermogen om de snijarm 88 rond de scharnierbout 90 te zwenken, wordt verkregen via een nokvolger 110 op het bovenste uiteinde van de snijarm 88 achter de scharnierbout 90 die binnen een noksleuf 112 op de knoperschijf 76 is aangebracht. Een paar aan de omtrek in de noksleuf 112 uit elkaar geplaatste nokschouders 114 en 116 zijn zo gepositioneerd dat ze de volger 110 sequentieel meenemen en zo in beweging brengen.
Een twijnvinger 118 is onder de knoperbek 82 en de snijarm 88 van de knoper 40 gelegen en is op een rechtopstaand scharnier 120 aangebracht om zijdelings te zwenken tussen een wachtpositie die geïllustreerd is in Figuren 4 en een zijdelings uitgestrekte positie zoals geïllustreerd in Figuur 8. Een aandrijfstang 122, die aan één uiteinde bevestigd is aan de twijnvinger 118 en aan het tegenoverliggende uiteinde aan een kruk 124, dient om de twijnvinger 118 te laten zwenken. De kruk 124 is op zijn beurt bevestigd aan een zich
BE2018/5286 dwars uitstrekkende as 126 die zich uitstrekt naar een punt achter de knoperschijf 76 waar een tweede kruk 128 aan bevestigd kan zijn zoals geïllustreerd in Figuur 14. De kruk 128 wordt omhoog getrokken tegen de wijzers van de klok in door een spiraalveer 130 en draagt aan zijn verste uiteinde een nokvolger 132. De nokvolger 132 is zo gepositioneerd dat hij functioneel contact maakt met een meerlobbige nok 134 die bevestigd is aan de as 78 om er samen mee te draaien, waarbij zijn lobben 136 en 138 aan de omtrek uit elkaar geplaatst zijn in overeenstemming met de gewenste tijdsafhankelijke betrekking tussen de twijnvinger 118 en de knoopvormende onderdelen van de knoper 40, zoals hieronder verder zal worden uitgelegd. De eerste lob 136 is voor het uitvoeren van een eerste zwenkbeweging tijdens de eerste knoopvormingcyclus van een knopercyclus, en de tweede lob 138 is voor het uitvoeren van een tweede zwenkbeweging tijdens de tweede knoopvormingscyclus van een knopercyclus. Opgemerkt wordt dat de tweede lob 138 twee pieken 138a en 138b bevat en een dal 138c tussen de twee pieken 138a, 138b, zodat de twijnvinger 118 eerst bewogen wordt naar een uitgestrekte positie overeenkomstig piek 138a, daarna naar een tweede positie (die overeenkomt met dal 138c), die lichtjes teruggetrokken is ten opzichte van de eerste uitgestrekte positie, en dan naar een tweede uitgestrekte positie overeenkomstig piek 138b, en terug naar een paraatpositie of rustpositie. Bij voorkeur wordt de twijnvinger 118 terug naar de rustpositie bewogen, onmiddellijk na de tweede uitgestrekte positie overeenkomstig piek 138b bereikt te hebben zodat de twijnvinger 118 terug in de rustpositie staat alvorens de snijarm 88 in beweging komt om de strengen mee te nemen.
Ook aangebracht op de as 78 met de nok 134 is een tweede nok 140 met een aan de omtrek gelegen vlak deel 142 en een aan de omtrek gelegen dalend stuk 144. Deze stukken 142 en 144 zijn zo aangebracht dat ze functioneel contact maken met een nokrol 146 die gelegen is aan het buitenste uiteinde van een hefboom 148 die aan zijn binnenste uiteinde aan een dwarse as 150 bevestigd is. De hefboom 148, en dus de as 150, worden linksom onder voorspanning gezet (gezien volgens Figuur 14) door een spiraalveer 152. De as 150 strekt zich achterwaarts uit naar de tegenoverliggende kant van de knoperschijf 76 evenwijdig met de assen 78 en 126 tot aan een punt dat in wezen van voor naar achter uitgelijnd is met de knoperbek 82. Op die plaats draagt de as 150 een zich achterwaarts uitstrekkende vast bevestigde inrichting 154, ook insteekarm 154 van een slappartopnemer genoemd. De insteekarm 154 kan aan zijn achterste uiteinde een paar uit elkaar geplaatste rollen 156 en 158 dragen waarrond de streng insteektwijn 64a wordt meegevoerd zoals geïllustreerd in
BE2018/5286
Figuur 4. Een stuk streng 64a ligt ook in een lus naar boven rond een andere rol 160 die boven de insteekarm 154 is aangebracht. De streng 64a kan geklemd worden tussen een paar tegenover elkaar geplaatste platen 162 en 164 (Figuur 4) van een spaneenheid 166. De kracht waarmee de platen 162 en 164 de streng 64a klemmen, kan geregeld worden door een vleugelmoer 168 die tegen een veer 170 drukt die op zijn beurt tegen de beweegbare plaat 164 drukt. Een spaneenheid, vergelijkbaar met eenheid 166, kan ook voor de streng naaldtwijn 66a gebruikt worden, hoewel zulke aanvullende eenheid niet geïllustreerd is.
De toestand van de gedeeltelijke lus 62a in Figuur 2 en die van de knoper 40 en de naald 42, komt in wezen overeen met de toestanden die geïllustreerd zijn in de Figuren 4 en 5, met uitzondering dat in Figuur 2 de naald 42 nog altijd in zijn beginpositie staat. Op dat moment in de baalvormingsbewerking heeft de baal zijn gewenste lengte bereikt en is het tijd om de lus rond de baal te voltooien en om de bovenste linkerknoop in de lus 62a te maken. Er wordt opgemerkt dat in dit specifieke geval de streng insteektwijn 64a zich langs de bovenkant van de baal uitstrekt, vlak onder de snijarm 88, maar, minstens voor alle effectieve doeleinden, geen contact maakt met de knoper 40. Zoals geïllustreerd in Figuur 8 als de naald 42 omhoog zwenkt naar de knoper 40, draagt hij met zich de naaldtwijnstreng 66a mee, aangezien deze laatste gevierd (d.w.z. toegevoerd) wordt door bron 74. Merk op dat, doordat de streng 66a door het oog 52 van naald 42 getrokken wordt, een lengte van die streng aan de twijnbronkant van de naald 42 ook omhoog meegevoerd wordt naar de knoper 40, waarbij deze extra lengte hierna aangeduid wordt met 66b. Terwijl de naald 42 de knoper 40 nadert, wordt geen extra stuk streng insteektwijn 64a van de toevoerbron 72 getrokken. Zelfs als de punt van de naald 42, en meer bepaald de rol 60, de streng 64a vangt zoals geïllustreerd in Figuur 6 en strengen 64a en 66a eendrachtig aanbiedt aan de knoper 40, wordt nog altijd geen extra stuk streng 64a van bron 72 getrokken doordat de insteekaarm 154 linksom omhoog zwenkt om het nodige slappe part te verschaffen dat nodig is in de streng 64a om de naaldbeweging te kunnen volgen.
Terwijl de strengen 64a en 66a via de knoperbek 82 toegevoerd worden aan de twijnschijf 86, wordt de twijnvinger 118 aangedreven om naar binnen te zwenken en minstens de streng 66a van de naaldtwijn mee te nemen zoals geïllustreerd in de Figuren 6 en 7 om ervoor te zorgen dat de strengen 64a en 66a beide in de juiste positie over de knoperbek 82 staan. De twijnvinger 118 houdt de streng 66a op de knoperbek 82 tijdens de volledige eerste knoopvormingcyclus van een knopercyclus.
BE2018/5286
Bij het aanbieden van de strengen 64a en 66a, legt de naald 42 in feite de strengen 64a, 66a neer over de knoperbek 82 en vandaar tot in de wachtende inkepingen van de twijnschijf 86, waarna het draaien van samenwerkende schijven in deze laatste, in combinatie met een drukkende twijnhouder dient om de strengen stevig vast te grijpen en te voorkomen dat ze ontsnappen wanneer de knoperbek 82 zijn omwenteling begint zoals geïllustreerd in Figuur
7. De naald 42 bereikt zijn hoogste positie en begint dan naar beneden te gaan, zie Figuur
8. De twijnschijf 86 draait een kwarttoer en klemt de twijnen 64b en 66b stevig samen. Tijdens het naar beneden bewegen van de naald 42 worden de twee twijnen op de achterkant van de naald 42 geplaatst in de volgende inkeping van de twijnschijf 86 voor de tweede knoop (Figuur 9). Terwijl de naald 42 omlaag beweegt, draait de knoperbek 82 om de eerste knoop 70a te vormen. De snijarm 88 zwenkt weg om de twijnen onder de twijnschijf door te snijden en veegt de eerste knoop 70a van de knoperbek.
Wanneer de naald 42 de strengen 64b en 66b aan de twijnschijf 86 aflevert, draait de twijnschijf 86 op zulke wijze dat de strengen 64b en 66b tweemaal in verschillende inkepingen in de twijnschijf 86 tegengehouden worden. Zodoende kunnen twee knopen 70a en 68b gevormd worden tijdens één knopercyclus zoals verder zal worden uitgelegd, waarbij het mes 94 de strengen 64a en 66a van de strengen 64b en 66b afsnijdt nadat de eerste knoop 70 is gevormd, en het verwijderende deel 92 van de snijarm 88 de eerste knoop 70a uit de knoperbek 82 verwijdert, en dus de twee lussen van elkaar scheidt. De verstelbare bladveer 200 drukt tegen de twijnhouder en werkt dus samen met de twijnschijf 86 om de strengen tegen te houden.
De voornoemde beschreven bewegingen van de knoperbek 82 en de twijnschijf 86 worden teweeggebracht door functionele onderlinge ingrijping van het tandwielsegment 98 en de tandwielsectie 106 op de knoperschijf 76 met hun respectieve tandwielen 96 en 104 op de knoperbek 82 en de twijnschijf 86. Zulk aandrijvend onderling ingrijpen blijft voortduren tot een eerste knoop 70a gevormd werd op de knoperbek 82 zoals geïllustreerd in de Figuren 8 en 9, en tegen dan is de naald 42 zich beginnen terugtrekken. Op dat moment komt de nokschouder 114 van de knoperschijf 76 in contact met de rol 110 van de snijarm 88 om de onderkant van deze laatste en dus het mes 94 te zwenken over dat deel van de strengen dat zich tussen de knoperbek 82 en de twijnschijf 86 bevindt, en snijdt dit door zoals geïllustreerd in Figuur 9 en eerder uitgelegd. Op het moment van snijden, strekken de strengen 64a en 66a zich uit tussen de lippen 83a en 83b in de richting van de twijnschijf 86. Aangezien het mes 94 dicht langs de knoperbek 82 beweegt, steken de vrije uiteinden
BE2018/5286 van de afgesneden strengen 64a en 66a slechts een heel korte afstand uit de lippen 83a en 83b. Om de eerste knoopvormingscyclus te voltooien, neemt het verwijderende deel 92 van snijarm 88 de strengen 64a en 66a mee die rond de knoperbek 82 worden vastgehouden. Zodoende worden de delen van de streng die bovenop de bovenkant van de lip 83 a liggen over de delen van de streng getrokken die zich tussen de lippen 83 a en 83b uitstrekken, waarbij ze de eerste knoop 70a vormen. Zoals hierboven beschreven, aangezien de vrije uiteinden van de strengen 64a en 66a heel kort zijn, worden deze volledig door de eerste knoop getrokken tijdens de laatste fase van de knoopvorming, wat leidt tot een zogenaamde conventionele knoop 70a, wat best te zien is in Figuur 10. Naast het voltooien van de eerste knoop, stript verdere beweging van de snijarm 88 ook de afgewerkte knoop 70a volledig van de knoperbek 82 en laat de volledig afgewerkte lus 62a op de baal vallen, zoals geïllustreerd in Figuur 10.
Wanneer de knoper 40 de eerste knoop 70a heeft laten vallen na het doorsnijden en strippen van de knoperbek 82, wordt de streng 66b van de naaldtwijn van de bron 74, net als de insteektwijnstreng 64b van bron 72, nog altijd in de tweede inkeping gehouden en mogelijk ook in de eerste inkeping van de twijnschijf 86. Op dat ogenblik gaat de bovenste lip 83a opnieuw open. Daaruit volgt dat, als de naald 42 zich verder terugtrekt, de streng 66b neerwaarts over de balenkamer 26 neergelegd wordt en daarbij de bovenste lip 83a naar beneden drukt wegens de druk van de strengen op de bovenste lip 83a, terwijl de insteekarm 154 naar zijn normale positie zakt om een kleine hoeveelheid extra twijn van de bron 72 te trekken. Bij het bereiken van de toestand die geïllustreerd is in Figuur 11 bevinden de strengen 64b en 66b zich in de positie om de tweede knoopvormingscyclus te beginnen die gestart wordt door de twijnvinger 118 (die eerder in zijn rustpositie teruggekeerd is, na vervollediging van de eerste knoop) die inwaarts zwaait om de strengen 64b en 66b mee te nemen en om ervoor te zorgen dat de strengen 64b en 66b goed gepositioneerd worden over en gegrepen worden door de knoperbek 82, zie Figuur 12, waarbij deze laatste en de twijnschijf 86 aangedreven worden door hun tweede respectieve tandwielsegment 100 en tandwielsectie 108 op de knoperschijf 76 om de tweede knoop 68b op de knoperbek 82 te vormen.
De tweede knoop 68b wordt gevormd zoals geïllustreerd in Figuur 13, waarbij de snijarm 88 opnieuw bediend wordt, maar dit keer door de tweede nokschouder 116. Wanneer de spanning van de bladveer 200 op een lage waarde is ingesteld, zal de druk van het borgelement 220 op de houder 86, en dus de kracht die de strengen vasthoudt in de houder
BE2018/5286
86, minimaal zijn. Bovendien zorgt de aanvullende tandwielsectie 109 voor een langdurige bediening van de houder 86 en zal de houder 86 over een langere boog aan het draaien houden. De strengen 64b en 66b worden niet langer vastgehouden tussen de inkeping in de houder 86 en het borgelement 220. Zodoende, wanneer de arm 88 zijn beweging start om de knoopvorming af te werken, zal het snijwerktuig 94 niet in staat zijn om enige snijactie uit te voeren. Inderdaad, zelfs al is het snijwerktuig 94 erg scherp, toch zal het zich gedragen als een bot mes en zal niet in staat zijn om de strengen door te snijden doordat de houder 86 in plaats van de strengen vast te houden deze vrij geeft doordat de houder 86 verder blijft draaien en door de lage druk van de twijnhouder 220 op de houder 86. De strengen zullen daarom gewoon over het mes 94 glijden zonder doorgesneden te worden, terwijl de arm 88 blijft bewegen en de strengen uit de houder 86 blijft trekken. Doordat de vrije uiteinden van de strengen 64b en 66b aanzienlijk langer zijn dan de vrije uiteinden die verkregen werden tijdens de eerste knoopvorming. Zodoende worden, bij het afwerken van de knoop, de vrije uiteinden 64b en 66b niet langer volledig uit de knoop getrokken, waardoor er een zogenaamde lusknoop wordt gelegd die vastgehouden wordt op en tussen de onderste lip 102 en de bovenste lip 101 van de gesloten knoperbek 82, zoals te zien is in Figuur 20. Aangezien de lusknoop vastgehouden wordt door de gesloten knoperbek 82, volstaat de beweging van de snijarm 88 niet om de lusknoop volledig van de knoperbek te verwijderen. Door echter de knoperbek 82, de snijarm 88 en/of de twijnvinger 118 speciaal te ontwerpen en op te stellen, kan de beweging van een baal in vorming gebruikt worden om een trekkracht uit te oefenen op de twijnen om de gevormde tweede knoop, de lusknoop, van de knoperbek 82 te verwijderen.
Zoals vroeger beschreven met verwijzing naar Figuur 14, worden de beweging en de timing van de twijnvinger 118 bepaald door de vorm van een meerlobbige nok 134 met lobben 136 en 138 die aan de omtrek uit elkaar geplaatst zijn in overeenstemming met de gewenste tijdsafhankelijke betrekking tussen de twijnvinger 118 en de knoopvormende onderdelen van de knopenlegger 40, meer bepaald de knoperbek 82 en de snijarm 88. Figuur 15 illustreert een alternatieve uitvoeringsvorm van zulke meerlobbige nok 134 volgens de uitvinding. De eerste lob 136 is voor het uitvoeren van een eerste zwenkbeweging tijdens de eerste knoopvormingcyclus van een knopercyclus, en de tweede lob 138 is voor het uitvoeren van een tweede zwenkbeweging tijdens de tweede knoopvormingscyclus van een knopercyclus. Aangezien de lusknoop gevormd wordt tijdens of aan het einde van de tweede knoopvormingscyclus, is de vorm van de tweede
BE2018/5286 lob 138 bijzonder relevant voor het verwijderen van de lusknoop van de knoperbek 82. De tweede lob 138 is gevormd met twee pieken 138a en 138b en een dal 138c tussen de twee pieken 138a, 138b zodat de twijnvinger 118 eerst naar een eerste uitgestrekte positie overeenkomstig piek 138a bewogen wordt, daarna naar een tweede positie, overeenkomstig dal 138c, die lichtjes teruggetrokken is t.o.v. de eerste uitgestrekte positie, vervolgens naar een tweede uitgestrekte positie overeenkomstige piek 138b, en terug naar een paraatpositie of rustpositie. Bij voorkeur wordt de twijnvinger 118 terug naar de rustpositie bewogen, onmiddellijk na de tweede uitgestrekte positie overeenkomstig piek 138b bereikt te hebben zodat de twijnvinger 118 terug in de rustpositie staat alvorens de snijarm 88 in beweging komt om de strengen mee te nemen. Daartoe is de tweede piek 138b scherper en/of korter gemaakt in vergelijking met nokken volgens de stand van de techniek door het gemarkeerde gedeelte 139 uit te snijden. Met andere woorden, hoewel de twijnvinger 118 nog altijd in staat is zijn uitgestrekte positie te bereiken, zal de twijnvinger 118 op de top van de tweede piek 138 rechtstreeks terugkeren naar zijn rustpositie, na zijn uitgestrekte positie bereikt te hebben. Op die manier worden de twijnen niet langer onder en over de knoperbek 82 gehouden zoals bijvoorbeeld geïllustreerd in Figuur 8, maar worden de twijnen vrijgegeven uit greep van de twijnvinger 118 zoals geïllustreerd in Figuur 9. Op die manier worden de twijnen goed gepositioneerd om ondersteund te worden door de snijarm 88 die bediend wordt wanneer de lusknoop gevormd wordt op de knoperbek 82.
Om de twijnen die vrijkomen uit de greep van de twijnvinger 118 goed te ondersteunen, bevat de snijarm 88 twijnondersteunende middelen 88a die ontworpen zijn om de naaldtwijn en de insteektwijn die naar de gevormde lusknoop lopen te ondersteunen, en die geïllustreerd zijn in de Figuren 20 en 21. In Figuur 20 werd de loopknot gevormd op de knoperbek 100 volgens de uitvinding en rusten de twijnen op de twijnondersteunende middelen 88a van de snijarm 88. Zulke positie en oriëntatie van de twijnen die naar de knoperbek 100 lopen maken de beweging mogelijk van een baal in vorming om een trekkracht uit te oefenen op de twijnen en op de lusknoop op de knoperbek 100. Figuur 21 illustreert de snijarm 88 met twijnondersteunende middelen 88a en de knoperbek 100 nadat de lusknoop uit de knoperbek 100 werd getrokken. Zoals geïllustreerd, zijn de twijnondersteunende middelen 88a gevormd als een langwerpig uitsteeksel of staart dat/die zich vanaf de snijarm 88 uitstrekt. Dit wordt verder geïllustreerd door Figuren 19A en 19B waarbij Figuur 19A een snijdarm 88 met een mes 94 illustreert volgens de stand van de
BE2018/5286 techniek, maar zonder twijnondersteunende middelen, en waarbij Figuur 19B een snijarm 88 illustreert met twijnondersteunende middelen 88a volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Naast het in een goede positie brengen van de twijnen die naar de knoperbek 100 lopen om een trekkracht uit te oefenen door middel van de baalbeweging, kan de knoperbek verder zo aangepast worden dat de uitgeoefende trekkracht de knoperbek 100 zal openen. In een uitvoeringsvorm is de knoperbek 100 ontworpen met een lossingshoek of openingshoek in de richting die van de twijnschijf 86 wegwijst zodat de uitgeoefende trekkracht de knoperbek 100 opent. De openingshoek is dus naar de voorkant van de balenpers gericht wanneer het knopersysteem in een balenpers is aangebracht. Op die manier zal de trekkracht die uitgeoefend wordt door de beweging van een baal in vorming, wanneer de twijnen goed gepositioneerd zijn, de bovenste lip 101 van de knoperbek 100 van de onderste lip 102 van de knoperbek 100 doen wegscharnieren. Dit is bijvoorbeeld geïllustreerd in Figuur 21 waarbij de knoperbek 100 in een open positie staat waarin de bovenste lip 101 niet tegen de onderste lip 102 gedraaid is, nadat de lusknoop van de knoperbek 100 werd getrokken.
Figuren 16A en 16B illustreren meer in detail een knoperbek 82 volgens de stand van de techniek. De knoperbek 82 bevat een onderste lip 83b en een bovenste lip 83a die scharnierbaar aangebracht is rond scharnieras P t.o.v. de onderste lip 83b. Wanneer de knoperbek 82 rond zijn as 106 draait, doet een nokvolger 103, die verbonden is met de bovenste lip 83 a, een element dat een nokschouder bevat bewegen. Bij het draaien zal de nokvolger de bovenste lip 83 a van de onderste lip 83b wegdrukken en zo de strengen 64a en 66a in staat stellen tussen de twee lippen 83 a en 83b binnen te komen terwijl de knoperbek wordt gedraaid. De bovenste lip 83 a heeft een vrij uiteinde met een zich naar beneden uitstekend eindstuk 104, en de onderste lip 83b bevat een uitsparing aan zijn uiteinde 105 voor het ontvangen van het uitstekende eindstuk.
Figuren 17A en 17B illustreren een knoperbek 100 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. Volgens de geïllustreerde uitvoeringsvorm wordt de bovenste lip 101 van de knoperbek 100 aan een torsie onderworpen of gedraaid om een openingshoek tot stand te brengen. De scharnieras P is dezelfde als geïllustreerd in Figuren 16A en 16B. Door de bovenste lip 101 op zulke wijze te vervormen, zal de trekkracht op de twijnen, wanneer de twijnen gepositioneerd worden zoals vroeger beschreven en zoals geïllustreerd in Figuur 20, resulteren in een opwaartse kracht tegen de bovenste lip 101 van de knoperbek 100.
BE2018/5286
Deze opwaartse kracht zal de knoperbek 100 doen opengaan, waardoor de lusknoop van de knoperbek 100 getrokken kan worden door de trekkracht uitgeoefend door de baal in vorming. Met andere woorden, door de knoperbek 100 de snijarm 88 en/of twijnvinger 118 zo te ontwerpen en op te stellen zoals hierboven beschreven, kan de gevormde tweede knoop passief van de knoperbek getrokken worden door middel van de baalbeweging.
Figuren 18A en 18B illustreren verder het verschil tussen een bovenste lip 83a van een knoperbek volgens de stand van de techniek en de bovenste lip 101 van een knoperbek volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. In Figuur 18B werd de bovenste lip 101 vervormd zodat, wanneer hij scharnierbaar gecombineerd wordt met een onderste lip van de knoperbek in een knopersysteem, de knoperbek een lossingshoek zou definiëren die weg wijst van de twijnschijf 86 (niet weergegeven). Als alternatief, of naast het vervormen van de bovenste lip 101, kan de scharnieras P zoals geïllustreerd in figuren 16A en 16B lichtjes gekanteld worden om de lossingshoek van de knoperbek 100 te verwezenlijken.
Ter wille van de volledigheid wordt vermeld dat de tweede knoop de start is van een nieuwe lus voor de volgende baal. Zulke lus is in staat om nieuw materiaal te ontvangen dat door de plunjer 30 in de balenkamer 26 samengedrukt wordt, en neemt in lengte toe wanneer extra stukken streng 64b en 66b gelijktijdig van hun toevoerbronnen 72 en 74 getrokken worden. Tot slot wanneer een bepaalde hoeveelheid nieuw materiaal aanwezig is in de balenkamer 26, zal de onvolledige baal in vorming verder achterwaarts in de balenkamer 26 schuiven en een trekkracht opwekken die de gevormde tweede knoop uit de knoperbek trekt. Dan keert de sequentie terug naar haar beginpunt, waarbij de lus gesloten wordt door werking van de naald 42 om de lus rond de baal te voltooien en de andere knoop te vormen.
Hoewel de principes van de uitvinding hierboven uiteengezet worden in verband met specifieke uitvoeringsvormen, is het wel te verstaan dat deze beschrijving louter gegeven is bij wijze van voorbeeld en niet worden gezien als een beperking van de reikwijdte van de bescherming, die bepaald wordt door de bijgevoegde conclusies.

Claims (15)

  1. CONCLUSIES
    1. Knopersysteem voor een balenpers om een knopercyclus uit te voeren, bestaande uit een eerste knoopvormingscyclus en een tweede knoopvormingscyclus, waarbij het knopersysteem bestaat uit:
    een naald (42) die ontworpen is om een naaldtwijn af te leveren;
    een insteekarm (154) die ontworpen is om een insteektwijn af te leveren;
    een twijnontvanger (86, 220) die ontworpen is om de naaldtwijn en de insteektwijn vast te houden;
    een knoperbekgeheel bestaande uit een knoperbek (82, 100) met een onderste lip (102) en een bovenste lip (101) die scharnierbaar t.o.v. de onderste lip (102) is aangebracht langs een scharnieras, waarbij de knoperbek (100) draaibaar gemonteerd is rond een omwentelingsas (106) en aangebracht is voor het ontvangen van de naaldtwijn en de insteektwijn;
    een snijarm, (88) geschikt voor het snijden van twijnen;
    een twijnvinger (118) die ontworpen is om ten minste de naaldtwijn te geleiden;
    aandrijfmiddelen (96, 98, 100; 110, 112; 122, 124, 126, 128, 134) geschikt om de knoperbek (82) ten minste een eerste volledige omwenteling te doen uitvoeren rond de omwentelingsas tijdens de eerste knoopvormingscyclus en een tweede volledige omwenteling rond de omwentelingsas tijdens de tweede knoopvormingscyclus;
    om de snijarm (88) een eerste keer vanuit een rustpositie naar een uitgestrekte positie en terug te bewegen tijdens de eerste knoopvormingscyclus en een tweede keer tijdens de tweede knoopvormingscyclus, en om de twijnvinger (118) ten minste een eerste keer te bewegen tijdens de eerste knoopvormingscyclus en een tweede keer tijdens de tweede knoopvormingscyclus;
    waarbij de knoperbek (100), de snijarm (88) en de twijnvinger (118) zo ontworpen zijn dat, na afloop van de tweede knoopvormingscyclus, een baalbeweging van een baal in vorming door de balenpers een trekkracht uitoefent op de twijnen waardoor de twijnen van de knoperbek verwijderd worden.
    BE2018/5286
  2. 2. Knopersysteem volgens conclusie 1, waarbij de knoperbek (100), de snijdarm (88) en de twijnvinger (118) zo ontworpen zijn dat de twijnen op zulke wijze gepositioneerd worden dat de trekkracht de knoperbek doet opengaan.
  3. 3. Knopersysteem volgens conclusie 1 of 2, waarbij de knoperbek (100) zo ontworpen is dat de trekkracht op de twijnen de bovenste lip (101) van de knoperbek van de onderste lip (102) van de knoperbek doet wegscharnieren.
  4. 4. Knopersysteem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de bovenste lip (101) van de knoperbek zo gevormd is dat de bovenste lip (101) en de onderste lip (102) een openingshoek in de richting van de trekkracht definiëren.
  5. 5. Knopersysteem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de bovenste lip (101) scharnierbaar aangebracht is ten opzichte van de onderste lip (102) langs een scharnieras die onder een helling staat ten opzichte van de onderste lip (102).
  6. 6. Knopersysteem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de snijarm (88) ontworpen is om een gevormde knoop van de knoperbek (82) te vegen, tijdens de eerste knoopvormingscyclus en slechts gedeeltelijk tijdens de tweede knoopvormingscyclus.
  7. 7. Knopersysteem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de snijarm (88) twijnondersteunende middelen (88a) bevat die ontworpen zijn om, ten minste na afloop van de tweede knoopvormingscyclus, de naaldtwijn en de insteektwijn die naar de gevormde knoop lopen in zulke positie te steunen dat de trekkracht de gevormde knoop van de knoperbek verwijdert.
  8. 8. Knopersysteem volgens conclusie 7, waarbij de twijnondersteunende middelen (88a) een langwerpig uitsteeksel dat zich uit de snijarm (88) uitstrekt bevatten.
    BE2018/5286
  9. 9. Knopersysteem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de aandrijfmiddelen geconfigureerd zijn om de twijnvinger, tijdens de tweede knoopvormingscyclus, van een rustpositie naar een volledige uitgestrekte positie te bewegen, daarna naar een minder uitgestrekte positie terwijl de knoperbek draait, en terug naar de rustpositie.
  10. 10. Knopersysteem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de aandrijfmiddelen een aandrijfstang (122) bevatten, een kruk (124) en een zich dwars uitstrekkende as (126), waarbij de aandrijfstang (122) aan één uiteinde bevestigd is aan de twijnvinger (118) en aan het tegenoverliggende uiteinde aan de kruk (124) voor het aandrijven van een zwenkbeweging van de twijnvinger (118), waarbij deze kruk (124) bevestigd is aan de zich dwars uitstrekkende as (126) die geconfigureerd is om te draaien zodat de twijnvinger (118) de zwenkbeweging uitvoert.
  11. 11. Knopersysteem volgens conclusie 10, waarbij de zich dwars uitstrekkende (126) as een tweede kruk (128) draagt die aan zijn verste uiteinde een nokvolger (132) draagt, waarbij de nokvolger (132) zich op een plaats bevindt zodat hij functioneel contact maakt met een nok (134) die op een aandrijfas (78) bevestigd is om er samen mee rond te draaien, waarbij de nok (134) bij voorkeur minstens een eerste en een tweede lob (136 en 138) bevat om de twijnvinger respectievelijk tijdens de eerste en de tweede knoopvormingscyclus te zwenken.
  12. 12. Knopersysteem volgens conclusie 11, waarbij de tweede lob (138) gevormd is met twee pieken (138a, 138b) en een dal (138c) tussen de twee pieken om de twijnvinger (118), tijdens de tweede knoopvormingscyclus, te doen zwenken vanuit een rustpositie naar een volledig uitgestrekte eerste positie, daarna naar een minder uitgestrekte tweede positie, vervolgens naar een volledig uitgestrekte derde positie en terug naar de rustpositie.
  13. 13. Knopersysteem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de aandrijfmiddelen een rondsel (96) en minstens een eerste en een tweede
    BE2018/5286 tandwielsegment (98, 100) bevatten die langs de omtrek van een schijf (76), zijn aangebracht, waarbij het rondsel (96) geschikt is om samen te werken met het eerste en het tweede tandwielsegment zodat de knoperbek (82) respectievelijk een eerste en een tweede volledige omwenteling kan maken wanneer de schijf (76) gedraaid wordt 5 om de eerste en de tweede knoop te vormen.
  14. 14. Knopersysteem volgens conclusie 13, waarbij de aandrijfmiddelen een noksleuf (112) en een nokvolger (110) bevatten, waarbij de nokvolger (110) met de snijarm (88) 10 verbonden is, en de noksleuf (112) aangebracht is in de schijf (76) of in een element dat zo aangebracht is dat het synchroon met de schijf (76) meedraait, en in staat zijn om de snijarm (88) een eerste keer en een tweede keer te bewegen, respectievelijk tijdens de eerste en de tweede knoopvormingscyclus.
  15. 15 15. Balenpers die een reeks knopersystemen bevat volgens van de vorige conclusies.
BE201805286A 2018-05-03 2018-05-03 Knopersysteem voor een balenpers BE1026246B1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE201805286A BE1026246B1 (nl) 2018-05-03 2018-05-03 Knopersysteem voor een balenpers
EP19171158.9A EP3563666B2 (en) 2018-05-03 2019-04-25 Knotter system for a baler
US16/402,446 US10986784B2 (en) 2018-05-03 2019-05-03 Knotter system for a baler

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE201805286A BE1026246B1 (nl) 2018-05-03 2018-05-03 Knopersysteem voor een balenpers

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1026246A1 BE1026246A1 (nl) 2019-11-28
BE1026246B1 true BE1026246B1 (nl) 2019-12-02

Family

ID=62845890

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE201805286A BE1026246B1 (nl) 2018-05-03 2018-05-03 Knopersysteem voor een balenpers

Country Status (3)

Country Link
US (1) US10986784B2 (nl)
EP (1) EP3563666B2 (nl)
BE (1) BE1026246B1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP4039081A1 (de) * 2021-02-04 2022-08-10 Rasspe Systemtechnik GmbH Garnknoter und verfahren zur bildung zweier knoten in einem garn

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4161097A (en) * 1977-06-21 1979-07-17 Sperry Rand Corporation Knotter with improved billhook and actuation mechanism
US20060012176A1 (en) * 2004-04-07 2006-01-19 Schoonheere Marnix J Double knotting system for an agricultural baler
WO2015014616A1 (en) * 2013-07-31 2015-02-05 Cnh Industrial Belgium Nv Knotter system having an improved twine receiver
US20150272011A1 (en) * 2012-10-16 2015-10-01 CNJ Industrial America LLC Knotter System for a Baler

Family Cites Families (20)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US796926A (en) 1904-05-28 1905-08-08 Isaac Erwin Mcelroy Knotter for a grain harvester and binder.
DE394341C (de) 1922-04-09 1924-04-26 Wolf Akt Ges R Knoter fuer Ballenpressen
US2723871A (en) 1953-01-23 1955-11-15 Carl S Rudeen Automatic twine knotting mechanism
US3101963A (en) 1961-04-17 1963-08-27 Int Harvester Co Knotter hook for balers
US3301583A (en) 1964-12-21 1967-01-31 Int Harvester Co Spring loaded jaw and hook assembly
US3400959A (en) * 1966-10-26 1968-09-10 Int Harvester Co Tying mechanism
US3468575A (en) 1967-09-26 1969-09-23 Int Harvester Co Knotter and jaw
DD111770A1 (nl) 1974-05-29 1975-03-12
US4022501A (en) 1976-08-02 1977-05-10 Hesston Corporation Knotter mechanism bill hook
US4074623A (en) * 1976-11-16 1978-02-21 Hesston Corporation Method for binding a crop bale
US4196661A (en) * 1978-11-24 1980-04-08 Hesston Corporation Knotting monitor for crop balers
US4234219A (en) 1979-04-23 1980-11-18 Sperry Corporation Knotter with improved billhook and actuation mechanism
DD218985A3 (de) 1982-11-22 1985-02-20 Horst Raussendorf Knuepfer fuer den bindeapparat einer ballenpresse
US4765235A (en) * 1987-04-15 1988-08-23 Hay & Forage Industries Monitoring system for detecting malfunction of knotting mechanism on a crop baler
DE20110161U1 (de) 2001-06-21 2002-10-31 Rasspe Systemtechnik Gmbh & Co Knoterhaken und damit ausgerüsteter Garnknoter
DE102005012328B4 (de) 2005-03-17 2012-08-02 Welger Maschinenfabrik Gmbh Knotereinrichtung für eine Ballenpresse
DE602008001605D1 (de) * 2008-04-08 2010-08-05 Cnh Belgium Nv Knüpfmaschine für eine Ballenpresse
EA023784B1 (ru) 2009-11-03 2016-07-29 Расспе Зюстемтехник Гмбх Унд Ко.Кг Блок узловязателей двойного узловязания шпагата и крупногабаритный упаковочный пресс с обвязкой шпагатом, содержащий множество узловязателей двойного узловязания шпагата, объединенных на одном валу привода узловязателей
BE1023911B1 (nl) * 2016-11-10 2017-09-11 Cnh Industrial Belgium Nv Knopersysteem voor een balenpers
BE1024810B1 (nl) 2017-05-02 2018-07-03 Cnh Industrial Belgium Nv Verbeteringen in een knopersysteem voor een balenpers

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4161097A (en) * 1977-06-21 1979-07-17 Sperry Rand Corporation Knotter with improved billhook and actuation mechanism
US20060012176A1 (en) * 2004-04-07 2006-01-19 Schoonheere Marnix J Double knotting system for an agricultural baler
US20150272011A1 (en) * 2012-10-16 2015-10-01 CNJ Industrial America LLC Knotter System for a Baler
WO2015014616A1 (en) * 2013-07-31 2015-02-05 Cnh Industrial Belgium Nv Knotter system having an improved twine receiver

Also Published As

Publication number Publication date
EP3563666B1 (en) 2021-03-24
US20190335671A1 (en) 2019-11-07
US10986784B2 (en) 2021-04-27
EP3563666B2 (en) 2024-02-14
EP3563666A1 (en) 2019-11-06
BE1026246A1 (nl) 2019-11-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1021116B1 (nl) Knopersysteem voor een balenpers
BE1018924A3 (nl) Een knoper voor een balenpers.
BE1021102B1 (nl) Knopersysteem met een verbeterde twijndraadopnermer
BE1023911B1 (nl) Knopersysteem voor een balenpers
BE1021117B1 (nl) Verbeterd knopersysteem voor een balenpers
BE1024808B1 (nl) Knopersysteem voor een balenpers
US4161097A (en) Knotter with improved billhook and actuation mechanism
BE1024810B1 (nl) Verbeteringen in een knopersysteem voor een balenpers
BE1026246B1 (nl) Knopersysteem voor een balenpers
CA1116934A (en) Knotter mechanism
US4234219A (en) Knotter with improved billhook and actuation mechanism
GB2079330A (en) Knotters

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20191202