BE1021117B1 - Verbeterd knopersysteem voor een balenpers - Google Patents

Verbeterd knopersysteem voor een balenpers Download PDF

Info

Publication number
BE1021117B1
BE1021117B1 BE2012/0698A BE201200698A BE1021117B1 BE 1021117 B1 BE1021117 B1 BE 1021117B1 BE 2012/0698 A BE2012/0698 A BE 2012/0698A BE 201200698 A BE201200698 A BE 201200698A BE 1021117 B1 BE1021117 B1 BE 1021117B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
knot
strands
rope
knotter
tension
Prior art date
Application number
BE2012/0698A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Cnh Industrial Belgium Nv
Cnh Belgium N.V.
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cnh Industrial Belgium Nv, Cnh Belgium N.V. filed Critical Cnh Industrial Belgium Nv
Priority to BE2012/0698A priority Critical patent/BE1021117B1/nl
Priority to BR102013024495-3A priority patent/BR102013024495B1/pt
Priority to EP17179629.5A priority patent/EP3254555A1/en
Priority to EP13187715.1A priority patent/EP2721920B1/en
Priority to US14/054,973 priority patent/US9226453B2/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1021117B1 publication Critical patent/BE1021117B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/08Details
    • A01F15/14Tying devices specially adapted for baling presses
    • A01F15/145Twine knotters
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H69/00Methods of, or devices for, interconnecting successive lengths of material; Knot-tying devices ;Control of the correct working of the interconnecting device
    • B65H69/04Methods of, or devices for, interconnecting successive lengths of material; Knot-tying devices ;Control of the correct working of the interconnecting device by knotting
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2701/00Handled material; Storage means
    • B65H2701/30Handled filamentary material
    • B65H2701/35Ropes, lines

Abstract

Knoopmechanisme omvattende o.a. een knoperbek, touwdraadontvanger, een snijarm en een aandrijfmiddel. Het knoopmechanisme omvat verder een spanning regulerend mechanisme dat in staat is de spanning die tijdens de werking van het knoopmechanisme op het touwdraadontvanger uitgeoefend wordt, te leveren en te reguleren.

Description

Verbeterd knopersysteem voor een balenpers Gebied van de uitvinding
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een knopersysteem, en in het bijzonder op een knopersysteem voor een balenpers om twee opeenvolgende knopen tijdens een enkelvoudige bewerkingscyclus te vormen.
Achtergrond van de uitvinding
Rechthoekige balen zijn in staat hun vorm te behouden door middel van een reeks zich evenwijdig uitstrekkende touwdraadlussen die in de lengte rond de balen zijn aangebracht. Balenpersen gebruiken typisch automatische knopers waarmee bijvoorbeeld twee knopen op elke lus worden gemaakt om een baal te binden. Een voorbeeld van een dergelijk knopersysteem voor een balenpers wordt in EP
1.584.227 op naam van Aanvraagster beschreven, waarbij de beschrijving hierin als verwijzing is opgenomen. Het in EP 1.584.227 beschreven knopersysteem heeft het voordeel dat twee opeenvolgende knopen tijdens één bewerkingscyclus kunnen worden gevormd, zonder de vorming van touwdraadstaarten.
Een probleem met het knopersysteem van EP 1 584 227 is dat, in het bijzonder voor balenpersen met hoge dichtheid, de touwdraadlus niet in staat is weerstand te bieden tegen de hoog druk die door de baal wordt uitgeoefend. Wanneer de baal gevormd wordt en uit de balenkamer gehaald wordt, zal de samengeperste oogst die de baal vormt uitzetten wat leidt tot het trekken aan het touwdraad. Als deze druk zodanig is dat de touwdraadlus geen weerstand kan bieden aan deze druk, zal het op de zwakste plek in de lus losgaan. In het geval van de touwdraadlus die gevormd is met de balenpers van EPI 584 227, is het zwakste punt in de lus de standaard knoop. Dit type knoop heeft het probleem dat als gevolg van de wijze waarop het geknoopt is, de touwdraadeinden in staat zijn ten opzichte van elkaar te glijden wanneer aan beide einden getrokken wordt. Op deze wijze zal de knoop losgaan. Wanneer van duurder touwdraad gebruik gemaakt wordt, wordt de weerstand tegen slippen verbeterd, als gevolg van de structuur van het touwdraad. Dit type touwdraad heeft een interne netstructuur met kleine weerhaken op de vezels van de netstructuur. Als gevolg van deze netstructuur met de weerhaken, zullen de touwdraden meer in de knoop verstrengeld raken en zullen aldus in staat zijn weerstand te bieden aan de trekkracht op de touwdraden. De weerstand tegen slippen is echter beperkt en het werd gevonden dat dit dure touwdraad niet langer in staat is de trekkracht te weerstaan wanneer balen met hoge dichtheid gevormd worden met een balenpers zoals beschreven is in EP 1 584 227.
Een ander probleem dat gevonden werd met het knopersysteem van EP 1 584 227 is dat de vezels van de touwdraden vaak beschadigd zijn. Deze beschadiging treedt op als gevolg van het feit dat de touwdraden of strengen stevig vastgegrepen worden door een touwdraadhouder in de touwdraadschijf. Het contact tussen de strengen en de touwdraadhouder en touwdraadschijf, in combinatie met het trekken van het draaibare knoperbek zal tot beschadiging van enkele van de vezels leiden. Als enkele van de vezels beschadigd zijn, zal deze locatie in de touwdraad een zwakker punt in de gesloten lus zijn. Afhankelijk van de sterkte van de gevormde knopen en de mate van beschadiging van de vezels van het touwdraad, is het zeer goed mogelijk dat de touwdraden op het punt in de lus waar de strengen werden vastgehouden bij het vormen van de knopen, zullen breken.
Er wordt ook verwezen naar de BE aanvraag die door de Aanvraagster op 16 Oktober 2012 is ingediend onder de titel 'Knopersysteem voor een balenpers', waarbij de beschrijving hierin als verwijzing is opgenomen. In deze aanvraag was het doel van de uitvinding om het verwijderen van de tweede lusknoop uit de knoperbek te verbeteren door de snij arm na de tweede rotatie van de knoperbek in de uitgeschoven positie te houden. In deze toepassing, evenals in het geval van EP 1 584 227, zal de tweede knoop gevormd worden als een lusknoop, terwijl de eerste nog steeds een standaard knoop is.
Het doel van de onderhavige uitvinding is het verder verbeteren van het knopersysteem van EP 1.584.227, en meer in het bijzonder het realiseren van een knoopcyclus zonder losse einden achter te laten terwijl twee knopen gemaakt worden met verbeterde weerstand tegen het losgaan van de knoop en met een beperkte beschadiging van de vezels van de touwdraad.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat een knoopmechanisme een knoperbek, een touwdraadontvanger om strengen van touwdraden vast te houden, een snijarm die geschikt is voor het afsnijden van touwdraden tussen de knoperbek en het touwdraadontvanger terwijl de snijarm tussen een rustpositie en een verlengde positie beweegt, een aandrijfmiddel dat geschikt is om de knoperbek ten minste één eerste volledige rotatie en een tweede volledige rotatie te laten uitvoeren en de snijarm van de rustpositie naar de verlengde positie en terug te verplaatsen tijdens een volledige uitvoeringcyclus om respectievelijk een eerste en een tweede opeenvolgende knoop te maken waarbij het knoopmechanisme verder een spanning regulerend mechanisme omvat dat in staat is de spanning die tijdens de werking van het knoopmechanisme op het touwdraadontvanger uitgeoefend wordt, te leveren en te reguleren.
Door een spanning regulerend mechanisme te bieden dat in staat is de spanning te leveren en te reguleren, die tijdens de werking van het knoopmechanisme uitgeoefend wordt op het touwdraadontvanger, zal slechts de benodigde hoeveelheid druk door het touwdraadontvanger toegepast worden op de strengen van touwdraad wanneer deze druk nodig is tijdens de werking van het knoopmechanisme. Druk is alleen nodig tijdens specifieke perioden wanneer de twee opeenvolgende knopen gemaakt worden en door alleen spanning toe te passen wanneer dat nodig is en met de hoeveelheid die voldoende is om in staat te zijn om de opeenvolgende knopen te maken, is het nu mogelijk om twee knopen te maken die een halve-lus-knoop en een lus-knoop, twee lus-knopen of twee halve-lus-knopen zijn, waardoor dus voorkomen wordt dat touwdraaduiteinden verloren gaan. Er werd opgemerkt dat zulke knopen een grotere treksterkte hebben vergeleken met normale knopen.
Ook worden de touwdraden slechts gegrepen wanneer dat nodig is en met een lagere spanning waardoor het klemmen van de touwdraden beperkt wordt zoals het geval was met het knoopmechanismen volgens de voorafgaande stand van de techniek. Daardoor wordt beschadiging van de touwdraden gereduceerd tot een minimum of zelfs geëlimineerd. Allesomvattend zal het leveren en reguleren van de spanning die op het touwdraadontvanger uitgeoefend wordt tot een gesloten lus leiden die sterker is en een grotere treksterkte heeft.
Volgens een voorkeur uitvoeringsvorm is het spanning regulerende mechanisme in staat de spanning die op het touwdraadontvanger uitgeoefend wordt gedurende specifieke momenten tijdens de uitvoering van het knoopmechanisme weg te nemen. Door de spanning gedurende specifieke momenten tijdens de uitvoering van het knoopmechanisme weg te nemen, is het zeker dat spanning alleen aangelegd is wanneer dat noodzakelijk is, terwijl het verwijderen van de spanning om beschadiging aan de touwdraden te voorkomen terwijl verzekerd is dat
Volgens een voorkeuruitvoeringsvorm omvat het touwdraadontvanger een touwdraadschijf met inkepingen om de strengen van touwdraad in te ontvangen en een touwdraadhouder die in staat is tegen de touwdraadschijf te drukken zodat de inkepingen afgesloten kunnen worden om de strengen in de inkepingen te houden en waarbij het spanning regulerende mechanisme een veermechanisme omvat die tegen de touwdraadhouder drukt om de touwdraadhouder tegen de touwdraadschijf te dwingen. Het spanning regulerende mechanisme omvat verder een spanningvrijgiftemechanisme dat in staat is tegen het veermechanisme te duwen om de spanning die door het veermechanisme op de touwdraadhouder uitgeoefend wordt, weg te nemen. Het veermechanisme is in staat om continu spanning op de touwdraadhouder aan te leggen, terwijl het spanningvrijgiftemechanisme het veermechanisme zal wegduwen wanneer de strengen van touwdraden niet vastgehouden hoeven te worden door de touwdraadhouder in de touwdraadschijf.
Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm, omvat het spanningvrijgiftemechanisme ten minste één schouder, die verbonden is aan het aandrijfmiddel, en een plaat, waarbij de plaat in staat is aan een eerste eind over de schouder te bewegen, terwijl aan een tweede eind tegen het veermechanisme geduwd wordt om de spanning weg te nemen die door het veermechanisme op de touwdraadhouder uitgeoefend wordt. Door toevoegen van een schouder aan het aandrijfmiddel en gebruik van een plaat die over de schouder kan bewegen, kan een minimum aan additionele componenten gebruikt worden om de spanning wanneer nodig weg te nemen.
Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm is het aandrijfmiddel een knoperschijf en de schouder is zo verbonden aan het buitenoppervlak van de knoperschijf dat, wanneer de knoperschijf draait, de plaat in contact gebracht zal worden met de schouder, om zo het spanningvrijgiftemechanisme te initiëren. Door het verbinden van de schouder aan het buitenoppervlak van de knoperschijf, is verzekerd dat geen extra aandrijfmiddelen nodig zijn en dat de timing met betrekking tot de andere bewegende componenten gerespecteerd kan worden.
Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm omvat het spanningvrijgiftemechanisme verder een as, een eerste en een tweede moer en een afgerond element, waarbij de as het veermechanisme met de plaat, de eerste en tweede moer en het afgeronde element op zo een wijze verbindt dat, wanneer het eerste eind van de plaat in contact gebracht wordt met de schouder, het tweede eind van de plaat tegen het veermechanisme zal duwen, om de spanning weg te nemen die door het veermechanisme op de touwdraadhouder uitgeoefend wordt.
Een doorboring is in de plaat voorzien om doorgang te kunnen verlenen aan de as, waarbij de doorboring afgerond is aan het ene eind om een opvolgende verbinding tussen het afgeronde element en de afgeronde doorboring mogelijk te maken. De doorboring is groter dan de tweede moer, zodat de moer, ten minste gedeeltelijk, in staat is in de doorboring te glijden.
Omdat het contactoppervlak van de schouder en het contactoppervlak van het veermechanisme niet in hetzelfde vlak gepositioneerd zijn, is het nodig in een afgerond element te voorzien, waarbij de doorboring afgerond en groter moet zijn dan de tweede moer om de beweging door de plaat via de schouder naar het veerelement te laten overbrengen.
Volgens een andere mogelijke uitvoeringsvorm kan het vrijgiftemechanisme een steun omvatten die met de plaat verbonden is, waarbij de steun een doorboring heeft om een as in te ontvangen, waarbij de as door de doorboring van de steun en door een doorboring van het veermechanisme gestoken wordt om de plaat ten opzichte van het veermechanisme te positioneren.
De plaat is zo gevormd en gepositioneerd in relatie tot het veermechanisme dat, wanneer een eerste eind van de plaat over de schouder beweegt, het tweede eind van de plaat tegen het veermechanisme zal duwen om de spanning op de touwdraadhouder weg te nemen.
Volgens een voorkeuruitvoeringsvorm is het spanning regulerende mechanisme in staat om tijdens specifieke momenten van de uitvoering van het knoopmechanisme spanning op het touwdraadontvanger uit te oefenen. Nu wordt op het touwdraadvasthoudmechanisme geen spanning toegepast met uitzondering van specifieke momenten waarop spanning nodig is. Op deze wijze zullen de verschillende componenten minder spanning ervaren en een verlengde levensduur van de componenten wordt bereikt. Het is nu zelfs mogelijk voor de componenten materiaal van mindere kwaliteit te gebruik of ze met een geringere structurele sterkte te ontwerpen dan wanneer constante spanning wordt toegepast zoals het geval was met de knoopmechanismen volgens de voorafgaande stand van de techniek.
Volgens een mogelijk uitvoeringsvorm omvat het touwdraadontvanger een touwdraadhouder en een touwdraadschijf; waarbij het spanning regulerende mechanisme een staaf omvat die verbonden is aan de touwdraadhouder en een spanning aanbrengend mechanisme dat operationeel met de staaf verbonden is, en waarbij het spanning aanbrengende mechanisme op zijn beurt operationeel verbonden is met het aandrijfmiddel zodat, tijdens specifieke momenten van de uitvoering van het knoopmechanisme, het spanning aanbrengende mechanisme in staat is spanning via de staaf op het touwdraadontvanger aan te brengen.
Het buitenoppervlak van de knoperschijf heeft ten minste één bobbel zodat, wanneer de nokvolger over de bobbel wordt verplaatst, de nokvolger en het veerelement tegen de staaf zullen duwen, om zo de touwdraadhouder tegen de touwdraadschijf te dwingen om de strengen van touwdraad binnen het touwdraadontvanger te houden.
Het spanning regulerende mechanisme omvat een instelmechanisme dat over de staaf, die een staaf met schroefdraad is, geplaatst is om de hoeveelheid spanning in te stellen die door het spanning aanbrengende mechanisme op het touwdraadontvanger wordt uitgeoefend. De moer kan over de staaf met schroefdraad bewogen worden om zijn positie op de staaf met schroefdraad te wijzigen zodat de spanning van het spanning aanbrengende mechanisme gewijzigd wordt.
Volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding is een werkwijze voorzien voor de werking van een knoopmechanisme om respectievelijk een eerste en tweede opeenvolgende knoop in een touw te maken om een gesloten lus rondom een gevormde baal van oogstmateriaal te vormen. Het knoopmechanisme omvat een knoperbek voor het maken van de eerste en de tweede knoop wanneer hij draait, een touwdraadontvanger voor het vasthouden van de strengen touw, waarbij het touwdraadontvanger een touwdraadschijf met inkepingen en een touwdraadhouder om de inkepingen van de touwdraadschijf af te sluiten omvat, een naald voor het afleveren van strengen touw aan het touwdraadontvanger, een vinger voor het positioneren en vasthouden van de strengen touw op de knoperbek en een mesarm met een mes voor het afsnijden van de strengen om de eerste van de tweede knoop te scheiden, en een stripstuk voor het strippen van de gevormde knoop uit de knoperbek.
De werkwijze omvat de volgende stappen: - het naar boven bewegen van de naald om de strengen in een eerste inkeping van de touwdraadschijf af te leveren, terwijl de strengen over de wachtende knoperbek gelegd worden; - het bewegen van de vinger om de strengen op de knoperbek te positioneren en vast te houden; - het draaien van de touwdraadschijf om de eerste inkeping te sluiten en de tweede inkeping aan de strengen aan te bieden; - het draaien van de knoperbek om te beginnen met het vormen van de eerste knoop; - het naar beneden bewegen van de naald om de strengen in een tweede inkeping van de touwdraadschijf af te leveren; - het bewegen van de mesarm om de strengen na het vormen van de eerste knoop af te snijden en om de voltooide eerste knoop van de knoperbek te strippen; - het verder naar beneden bewegen van de naald om de strengen over de wachtende knoperbek te leggen; - het bewegen van de vinger om de strengen op de knoperbek te positioneren en vast te houden; - het draaien van de touwdraadschijf om de tweede inkeping te sluiten; - het draaien van de knoperbek om te beginnen met het vormen van de tweede knoop; en - het bewegen van de mesarm na het vormen van de tweede knoop om de voltooide tweede knoop van de knoperbek te strippen; waarbij de werkwijze verder de volgende stappen omvat: - het verlagen van de spanning die door de touwdraadhouder op de touwdraadschijf uitgeoefend wordt wanneer de knoperbek draait om de eerste knoop te maken, en het weer verhogen van de spanning wanneer de mesarm zijn snijpositie bereikt zodat de knoperbek in staat is de strengen door de inkepingen van de touwdraadschijf te trekken wat het makkelijk vormen van de eerste knoop mogelijk maakt terwijl voorzien wordt in additionele lengte van vrije strengen om het vormen van een halve-lus of een lus-knoop mogelijk te maken; en -. het verlagen van de spanning die door de touwdraadhouder op de touwdraadschijf uitgeoefend wordt wanneer de mesarm zich begint te verplaatsen om de voltooide tweede knoop van de knoperbek te strippen, zodanig dat de strengen in staat zijn uit de touwdraadschijf getrokken te worden, in plaats van dóór de bewegende mesarm te worden afgesneden.
De stap van het verlagen van de spanning die door de touwdraadhouder uitgeoefend wordt bij het maken van de eerste knoop begint wanneer de naald naar boven beweegt en eindigt wanneer de mesarm de snijpositie bereikt.
De stap van het verlagen van de spanning bij het maken van de eerste knoop eindigt na de oorspronkelijke snijpositie, zodat de strengen eerst uit de touwdraadschijf getrokken worden voordat ze worden afgesneden.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De voordelen van deze uitvinding blijken uit de volgende gedetailleerde beschrijving van voorbeelden van niet-beperkende uitvoeringsvormen van de uitvinding, in het bijzonder wanneer samen genomen met de begeleidende tekeningen, waarin: FIG. 1 een fragmentair, opstaand zijaanzicht van een balenpers met een bindmechanisme met dubbele knoper is; FIG. 2 een schematisch aanzicht van een volledige en een gedeeltelijke dubbel geknoopte lus zonder de vorming van touwdraadstaarten is, en waar de eerste knoop een standaard knoop is en de tweede knoop een lus-knoop is; FIG. 3 een schematisch aanzicht van een volledig en gedeeltelijk dubbel geknoopte lus is waar de eerste knoop een gedeeltelijke lus-knoop en de tweede knoop een lus-knoop is; FIG. 4 een opengewerkt perspectiefaanzicht van een uitvoeringsvorm van het dubbelknopersysteem van de uitvinding is; FIG. 5a en 5b geassembleerde perspectiefaanzichten van de uitvoeringsvorm van het dubbelknopersysteem van FIG. 4 zijn; FIG. 6 een schematisch aanzicht van het losmaakmechanisme van de uitvoeringsvorm van FIG. 4, 5a en 5b is; FIG. 7a een schematisch aanzicht van een eerste alternatief ontwerp van FIG. 4-6 is; FIG. 7b een schematisch aanzicht van een tweede alternatief ontwerp van FIG. 4-6 is; FIG. 8 tot 17 fragmentaire, schematische aanzichten zijn die de opeenvolgende stappen van een dubbel knopende werking toelichten; FIG. 18 een vergroot, opstaand vooraanzicht van de punt van een naald is die de strengen naar de knoper laat zien, waarbij details van de constructie daarvan zijn toegelicht; FIG. 19 is een vergroot, bovenaanzicht van de strengen van touwdraad die in de touwdraadschijf en touwdraadhouder vastgehouden worden en van de positie van de strengen wanneer ze door het mes volgens de onderhavige uitvinding gesneden worden; en FIG. 20 is een grafische weergave van de druk die op de touwdraadhouder wordt aangelegd in een knopersysteem volgens de voorafgaande stand van de techniek en in het knopersysteem van de onderhavige uitvinding. GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE VOORKEURSUITVOERINGSVORM In de beschrijving die volgt en in bepaalde passages die reeds zijn aangegeven, worden de principes van de onderhavige uitvinding beschreven in termen van "touwdraad" en "knopen" die in dergelijke touwdraad zijn gevormd. Er moet echter worden herkend dat dergelijke principes zich tot draad en verdraaide verbindingen van draad alsook tot touwdraad en knopen uitbreiden.
Tal van de bevestigings-, verbindingsprocessen en andere middelen en componenten die in deze uitvinding worden gebruikt, zijn algemeen bekend en worden in het gebied van de beschreven uitvinding gebruikt, en de exacte aard of type ervan is niet nodig voor het begrip en gebruik van de uitvinding door diegenen die in het vakgebied zijn onderlegd, en bijgevolg worden ze niet in beduidend detail besproken. Bovendien wordt elke referentie hierin naar de termen "links" of "rechts" louter gemakshalve gebruikt, en worden ze bepaald door aan de achterkant van de machine te staan uitziend op haar normale looprichting.
De balenpers 20 toegelicht in FIG. 1 heeft een rechthoekig balenhuis 22 dat door bodemwielen 24 wordt gedragen. Het balenhuis 22 definieert een balenkamer 26, waarbij materiaal door een gebogen kanaal 2 8 naar binnen wordt gedrukt. Een plunjer 30 beweegt heen en weer binnen het balenhuis 22, om intermitterend verse ladingen materiaal uit het kanaal 28 aan de achterkant in de kamer 26 in de richting van de pijl 32 samen te pakken. Wanneer de baal een vooraf bepaalde afmeting bereikt, wordt een trekker 34 door een stang 36 aangetrokken. Deze stang 36 komt in ingrijping met een klauwkoppeling 38, welke koppeling 38 op haar beurt met een bindmechanisme 40 en een stel naalden 42 is verbonden. Zoals men begrijpt, omvat het bindmechanisme een stel afzonderlijke bindmechanismen of knopers 40 die kruisgewijs aan de bovenkant van de balenkamer 26 zijn aangebracht, bij op afstand gelegen intervallen. Elke knoper 40 heeft een samenwerkende naald 42, om te helpen bij het vormen van een afzonderlijke lus rond een afgewerkte baal. Wanneer de baal moet worden gebonden, verbindt de klauwkoppeling 38 de knoper 40 en hun naalden 42 via een aandrijfketting 44 met een bron van aandrijvend vermogen om de bindende bewerking te laten beginnen. Aangezien de afzonderlijke knopers 40 alle op een identieke wijze werken, volstaat het de onderhavige uitvinding met betrekking tot slechts één dergelijke knoper 40 te beschrijven.
De naald 42 is zwaaibaar op het balenhuis 22 gemonteerd door een draaipunt 46 en wordt heen en weer gezwaaid over de balenkamer 26 door een koppelstang 48 die door de koppeling 38 wordt geactiveerd. De naald 42 heeft een "thuis-" of ruststand volledig beneden het balenhuis 22, zoals toegelicht in FIG. 1 en een "volledig uitgeworpen" stand die zich volledig over het balenhuis 22 uitstrekt, zoals, bijvoorbeeld, toegelicht in FIG. 9. Zoals het duidelijkst toegelicht in FIG. 4 en 18, heeft de punt 50 van naald 42 een oogje 52 dat daarin is gedefinieerd door de tegenoverliggende vorktanden 54 en 56 van de gevorkte punt 50 samen met een paar in langsrichting op een afstand van elkaar geplaatste, zich in dwarsrichting uitstrekkende rollen 58 en 60. Er wordt opgemerkt dat de rol 58 binnenwaarts vanaf het buitenste uiteinde van de punt 50 is gepositioneerd, terwijl de rol 60 buitenwaarts vanaf de rol 58 is gepositioneerd, dichter aan dit uiteinde grenzend. Zelfs zo is de rol 60 een korte afstand binnenwaarts vanaf het buitenste uiteinde van de punt 50 gepositioneerd, en kunnen beide rollen 58 en 60 naar hun middenpunten taps toelopen, vergelijkbaar met een diabolo, om veilige zittingen voor de te binden strengen te verschaffen.
Onder verwijzing naar FIG. 2, bevindt zich links van de volledig gevormde lus 62 een gedeeltelijke lus 62a die zich aan het vormen is. De bovenste streng 64a gaat uit van een bron van touwdraadtoevoer 72, terwijl de onderste streng 66a uitgaat van een volledig afzonderlijke, tweede bron van touwdraadtoevoer 74. Op het specifieke punt in de opeenvolging gekozen ter toelichting, bestaat knoop 68a, en nadert de baal die lengte waar de naald 42 klaar is om in werking te zwaaien en de strengen 64a en 66a aan de knoper 40 aan te bieden om een bewerkingscyclus te starten, waarbij twee opeenvolgende knopen worden gevormd. In een afgewerkte baal bestaat de lus 62' uit twee strengen bindmateriaal, d.w.z. één streng 64' langs de bovenzijde van de baal en een tweede streng 66 langs de onderzijde van de baal en zijn twee tegenoverliggende, verticale uiteinden. De strengen 64' en 66' vormen samen de continue lus 62'. Samen omschrijven ze de baal volledig. De knoop 68 van een baal is typisch een zogenaamde lus-knoop. Dit betekent dat de uiteinden van de strengen 64' en 66' van de knoop 68' zijn vrijgegeven uit een teruggehouden stand, zodat ze kunnen worden teruggetrokken in plaats van te worden gesneden door een bewegend mesarm 88 zoals verder zal worden beschreven om een kleine lus aan de bovenkant van de knoop te vormen. De knoop 68' zelf, houdt bijgevolg de uiteinden van de strengen 64' en 66' vast, verenigd met de knoop 68'. De knoop 70' zoals in FIG. 2 getoond is, is een standaard knoop, wat betekent dat beide uiteinden volledig door de gevormde knoop worden getrokken, en dus twee vrije uiteinden hebben.
In FIG. 3 is de afgewerkte baal omgeven door een lus 62 die van twee strengen bindmateriaal gemaakt is, d.w.z. de ene streng 64 langs de bovenzijde van de baal en een tweede streng 66 langs de onderzijde van de baal en zijn twee tegenoverliggende, verticale uiteinden. Zoals het geval is met balen van de voorafgaande stand van de techniek zoals getoond is in FIG. 2, is de knoop 68 kenmerkend een zo genoemde lus-knoop, terwijl de knoop 70 nu gemaakt is als een zo genoemde halve-lus-knoop. Wanneer een halve-lus-knoop gemaakt wordt, blijft één van de twee uiteinden van het touwdraad binnen de gevormde knoop, om zo de lus te vormen, terwijl het andere uiteinde volledig door de gevormde knoop getrokken wordt, om zo een vrij uiteinde van touwdraad te vormen die uit de knoop Ontsnapt'.
Met deze korte toelichting in gedachten, worden de details van de uitvoeringsvormen volgens de onderhavige uitvinding nu beschreven. FIG. 4, 5, en 6 lichten een eerste uitvoeringsvorm volgens de uitvinding toe, FIG. 7a lichten een eerste alternatieve uitvoeringsvorm toe, terwijl FIG. 7b een tweede alternatieve uitvoeringsvorm toelicht.
Gemakshalve worden dezelfde referentiecijfers gebruikt om naar gelijke elementen in de verschillende uitvoeringsvormen te verwijzen. De knoper 40 is in tal van opzichten gelijk aan de knoper onthuld in EP 1.584.227 op naam van Aanvraagster, waarbij de beschrijving daarvan hierin als referentie is opgenomen.
De knoper 40 vap FIG. 4 en 5 omvat een algemeen cirkelvormig element, ook knoperschijf 76 genaamd, dat op een aandrijfas 78 is vastgemaakt voor rotatie met laatstgenoemde over één volledige omwenteling, wanneer de koppeling 38 in ingrijping is. De as 78 wordt ondersteund door een voorwaarts hellend gestel 80 dat aan de bovenkant van het balenhuis 22 is vastgehecht, en het gestel 80 ondersteunt ook de knopercomponenten om de knopen als reactie op de rotatie van de knoperschijf 76 te vormen.
In het kort omvatten dergelijke componenten een draaibaar knoperbekelement 82, ondersteund door het gestel 80 voor rotatie rond een hellende as 84; een touwdraadschijf 86 aan de achterkant van en grenzend aan de knoperbek 82 voor het vasthouden van strengen 64a en 66a in positie voor ingrijping door de knoperbek 82 tijdens rotatie van laatstgenoemde; en verwijdermiddelen 93 voor het meevoeren van de verbonden strengen van de knoperbek 82 verbonden met een arm 88 die draaibaar aan het gestel 80 is vastgehecht door een bout 90. De strengen 64a en 66a worden in inkepingen 87a, 87b in de roterende touwdraadschijf 86 vastgehouden door een terughouder of touwdraadhouder 220. Zoals het geval is met het knopersysteem volgens de voorafgaande stand van de techniek als beschreven is in EP 1 584 227, kan de spannende kracht van of de druk toegepast door de terughouder 220 naar de touwdraadschijf 86 afgesteld worden door de spanning van een bladveer 200 te veranderen wanneer een bout 210 los- of vastgedraaid wordt. Dit is echter een instelling die handmatig gedaan moet worden en de spannende kracht of druk die door de veer 200 uitgeoefend kan worden naar de terughouder 220 en derhalve naar de touwdraadschijf 86 zal gedurende de volledig knoopcyclus dezelfde zijn. Dit heeft het nadeel dat de druk verlaagd kan worden tot een specifieke drukkracht die nodig is tijdens specifieke fasen van de knoopcyclus, en aldus in staat is om lus-knopen of halve-lus-knopen te vormen, maar waar een hogere druk nog steeds vereist is om goede werking van de knoper tijdens andere specifieke fasen van de knoper cyclus te behouden, b.v. wanneer de touwdraden gesneden worden. Handmatig los- of vastdraaien van de bout 210 zal dus het effect hebben dat de spanning ideaal zal zijn in een specifieke fase van de knoopcyclus, terwijl het onvoldoende is in andere fasen van de knoopcyclus.
In de onderhavige uitvinding zal gedurende de knoopcyclus de spannende kracht variabel zijn, wat verschillende spannende krachten geeft afhankelijk van de specifieke fase van de knoopcyclus. Dit zal hieronder verder uitgelegd worden.
Om aandrijvend vermogen naar de knoperbek 82 over te dragen, is de knoperschijf 76 voorzien van een tandwiel 96 dat is opgesteld voor ingrijpende koppeling met een paar op de omtrek op een afstand van elkaar geplaatste tandwielstroken 98 en 100 op de knoperschijf 76. Op soortgelijke wijze wordt aandrijvend vermogen naar de schijven van de touwdraadschijf 86 overgedragen over een touwdraadschijftandwiel 103, een wormwielaandrijving 102 en een conisch tandwiel 104 in positie voor opeenvolgende ingrijpende koppeling met een paar op de omtrek op een afstand van elkaar geplaatste tandwielsegmenten 106 en 108 op de knoperschijf 76.
Vermogen om de arm 88 rond de draaibout 90 te zwaaien, wordt verkregen door een nokvolger 110 aan het bovenste uiteinde van de arm 88 voorbij de draaibout 90 die binnen een nokkenbaan 112 op de knoperschijf 76 is opgesteld. Een paar op de omtrek op een afstand van elkaar geplaatste nokschouders 114 in de baan 112 zijn gepositioneerd, om opeenvolgend in ingrijping te komen met de volger 110 om laatstgenoemde te bedienen.
Een vinger 118 is beneden de knoperbek 82 en de arm 88 van de knoper 40 gelegen en is op een rechtopstaand draaipunt 120 gemonteerd voor een zijdelings zwaaiende beweging tussen een uitgangsstand toegelicht in FIG. 8 of 12 en een volledig uitgeworpen, zijdelings uitgestrekte stand iets voorbij die toegelicht in FIG. 10 of 15. Een bedieningsschakel 122 vastgehecht aan één uiteinde aan de vinger 118 en aan het tegenoverliggende uiteinde aan een kruk 124 dient ertoe het zwaaien van de vinger 118 te bewerkstelligen. De kruk 124 is op haar beurt bevestigd op een zich in dwarsrichting uitstrekkende as 126 die zich naar een punt achter de knoperschijf 76 uitstrekt, waar hij een tweede kruk 128 kan dragen, zoals toegelicht in FIG. 7. De kruk 128 is opwaarts voorgespannen in een richting tegen de klok door een schroefveer 130 en draagt een nokvolger 132 op haar meest naar buiten gelegen uiteinde. De volger 132 is in positie voor een werkzame koppeling met een dubbellobbige nok 134 die op de as 78 is bevestigd voor rotatie daarmee, waarbij de lobben 136 en 138 ervan op de omtrek op een afstand van elkaar zijn geplaatst overeenkomstig de gewenste tijdsverhouding tussen de vinger 118 en de knoopvormende componenten van de knoper 40.
De knoper-reiniger 85 kan uit het knopersysteem van de onderhavige uitvinding verwijderd worden. Deze knoper-reiniger 85, die in FIG. 4 met stippellijnen getoond is, was primair nodig om de gesneden uiteinden te verwijderen van de touwdraadschijf 86 wanneer ze tussen het maken van twee standaard knopen in gesneden werden. Deze gesneden uiteinden bleven vaak op de touwdraadschijf 86 achter, wat een blokkade tijdens de volgende bindcyclus veroorzaakte. Omdat deze uiteinden niet langer gesneden worden, liggen ze niet langer op de touwdraadschijf 86, en maken de knoper-reiniger 85 dus overbodig. De uitvoerder kan echter beslissen de knoper-reiniger 85 geïnstalleerd te laten, wanneer gewerkt wordt onder extreme vuile omstandigheden. In dat geval zal de knoper-reiniger 85 gebruikt worden om stukjes oogst-materiaal of stof of dergelijke van de touwdraadschijf 86 te verwijderen.
De toestand van de gedeeltelijk lus 62a in FIG. 3, en die van de knoper 40 en de naald 42 komen in hoofdzaak met de in FIG. 8 toegelichte toestand overeen, met uitzondering dat in FIG. 3 de naald 42 zich nog steeds in haar beginstand bevindt. Op dit punt in de baalvormbewerking heeft de baal haar gewenste lengte bereikt en is het tijd om de lus rond de baal te voltooien en de tweede knoop in de lus te maken. Er wordt opgemerkt dat in dit specifieke geval de streng 64a zich langs de bovenkant van de baal uitstrekt, direct beneden de arm 88 maar, ten minste voor alle effectieve doeleinden, bevindt hij zich buiten contact met de knoper 40. Zoals toegelicht in,FIG. 8, wanneer de naald 42 opwaarts zwaait naar de knoper 40, draagt ze de streng 66a mee, wanneer laatstgenoemde uit de bron 74 wordt getrokken. Merk op dat, omdat de streng 66a door het oogje 52 van naald 42 is gevoerd, een lengte van die streng aan de zijde van de touwdraadbron van de naald 42 ook opwaarts naar de knoper 40 wordt gedragen, welke extra lengte hierna met 66b wordt aangeduid. Terwijl de naald 42 de knoper 40 nadert, wordt geen bijkomende lengte van de streng 64a uit de bron 72 getrokken. Zelfs als de punt van de naald 42, en meer in het bijzonder de rol 60, de streng 64a vangt, zoals toegelicht in FIG. 9, en strengen 64a en 66a als eenheid aan de knoper 40 aanbiedt, wordt nog steeds geen bijkomende lengte van de streng 64a uit bron 72 getrokken, omdat de inrichting 154 opwaarts in een richting tegen de klok schommelt, om de doorhang nodig in de streng 64a om zich aan te passen aan de naaldbeweging, te verschaffen.
Wanneer de naald 42 de strengen 64 en 66 aan de touwdraadschijf 86 afgeeft, draait de touwdraadschijf 86 zodanig dat de strengen 64 en 66 tweemaal in verschillende inkepingen 87a, 87b in de touwdraadschijf 86 worden vastgehouden, zie FIG. 12. Door dit te doen kunnen tijdens één knoopcyclus twee knopen 70a en 68b gevormd worden zoals nader uitgelegd zal worden, waarbij het mes 94 de strengen 64a en 66a nadat de eerste knoop 70a gemaakt is van de strengen 64b en 66b lossnijdt en het verwijderdeel 93 verwijdert de eerste knoop uit de knoperbek 82, waardoor de twee lussen van elkaar gescheiden worden.
In de onderhavige uitvinding wordt een veer 200 met beperkte drukmogelijkheden gebruikt om een minimum druk op de touwdraadhouder 220 te handhaven die nodig is om de benodigde hoeveelheid spanning op de strengen aan te brengen wanneer ze in de touwdraadschijf 86 geplaatst zijn, in plaats van twee sterke veren te gebruiken, zoals bij de balenpers, die in de voorafgaande stand van de techniek bekend is, die voortdurend met een hoge druk tegen de touwdraadhouder 220 drukt. Door een veer met een lagere spannende kracht te gebruiken, zullen de touwdraden nu in staat zijn om enigszins uit de touwdraadschijf 86 getrokken te worden wanneer de eerste knoop gevormd wordt, terwijl ze nog van voldoende spanning voorzien zijn wanneer het mes de touwdraden moet snijden. De spanning door de veer 200 op de touwdraadhouder 220 kan volledig weggelaten worden, b.v. tijdens specifieke perioden van de knoopcyclus zoals verderop beschreven zal worden, zodat de veer slechts de touwdraadhouder in positie zal houden, zoals het sluiten van de inkepingen 87a, 87b van de touwdraadschijf 86 wanneer de touwdraden in deze inkepingen geplaatst zijn. Op deze wijze zijn de touwdraden niet in staat om uit de inkepingen 87a, 87b van de touwdraadschijf 86 te ontsnappen, terwijl de touwdraden nog steeds toestaan worden om binnen deze inkepingen tijdens de knoopcyclus te glijden.
Terwijl de strengen 64a en 66a over de knoperbek 82 naar de touwdraadschijf 86 worden geleverd, wordt de vinger 118 aangedreven om binnenwaarts te zwaaien en ten minste de streng 66a in ingrijping te brengen, zoals toegelicht in FIG. 9 en 10, om te verzekeren dat de strengen 64a en 66a zich beide in de juiste stand over de knoperbek 82 bevinden. De touwdraadvinger houdt de strengen 64a, 66a op de knoperbek 82 gedurende het volledige eerste knoopproces vast.
Bij het aanbieden van de strengen 64a en 66a legt de naald de strengen over de knoperbek 82 en in de wachtende inkeping 87a van de touwdraadschijf 86, waarna de rotatie van samenwerkende schijven in laatstgenoemde, in combinatie met de touwdraadhouder 220, ertoe dient om de stengen in de inkeping 87a vast te houden en te voorkomen dat ze ontsnappen, wanneer de knoperbek 82 zijn rotatie begint, zoals toegelicht is in FIG. 10. Er moet opgemerkt worden dat deze strengen, wanneer ze over de knoperbek 82 gelegd zijn, zodanig zijn dat één streng over de ander gelegd is. Wanneer de knoperbek 82 draait om de knoop te maken, zal één van de strengen aan de zo genoemde binnenzijde van de knoop zitten, terwijl de andere streng aan de buitenzijde van de knoop en over de binnenste streng geplaatst zal worden. Dit heeft het effect dat de streng aan de binnenzijde een kortere lengte nodig heeft om de knoop te maken dan de streng aan de buitenzijde, die ook een extra lengte nodig heeft omdat hij ook over de binnenste streng gelegd is in plaats dat hij in staat is om hetzelfde kortere pad te volgen als de binnenste streng. Ook zijn de strengen ten opzichte van elkaar gedraaid wanneer ze in de inkeping geplaatst zijn en zijn door de knoperbek gedraaid. Dit kan b.v. in FIG. 9 of 19 gezien worden. Het draaien van de strengen heeft het resultaat dat de een achter de ander ligt en wanneer ze door het mes 94 afgesneden worden, zullen de strengen één voor één gesneden worden. Wanneer de strengen op het punt staan afgesneden te worden, is de bovenste lip van de knoperbek nog open. Het mes 94 zal nu de streng die het dichtst bij het mes is, doorsnijden, terwijl de bovenste lip zich begint te sluiten. Dit zal leiden tot een continu trekken aan de streng die nog niet afgesneden is. Nu zal het mes ook de tweede streng afsnijden, maar op een enigszins verdere positie, wat leidt tot strenguiteinden met verschillende lengte, één enigszins kortere en één enigszins langere strenguiteinde.
De naald 42 bereikt zijn hoogste positie en begint naar beneden te gaan, zie FIG. 11. De touwdraadschijf 86 draait een kwart slag en houdt de touwdraden 64b en 66b bij elkaar. Tijdens de neerwaartse beweging van de naalden worden de twee touwdraden aan de achterzijde van de naalden voor de tweede knoop in de volgende inkeping 87b van de touwdraadschijf geplaatst (FIG. 12). Terwijl de naald naar bededen gaat, draait de knoperbek om de eerste knoop te maken. Als gevolg van de beperkte kracht die door de veer 200 op de touwdraadhouder 220 uitgeoefend wordt, zal de draaiende knoperbek 82 nu in staat zijn een kleine hoeveelheid extra touwdraad uit de touwdraadschijf 86 te trekken, om zo de hoeveelheid touwdraaduiteinden die beschikbaar zal zijn na het maken van de eerste knoop en het afsnijden van de touwdraad, te verlengen, in plaats van de touwdraad uit te rekken zoals het geval was waarbij de touwdraad stevig werd gegrepen door de touwdraadhouder in het knopersysteem volgens de voorafgaande stand van de techniek. Het resultaat zal zijn dat na het afsnijden van de touwdraad de vrije uiteinden van de touwdraad die verbonden is met de eerste knoop in de onderhavige uitvinding langer zal zijn, dan het geval was in de voorafgaande stand van de techniek. In het knopersysteem volgens de voorafgaande stand van de techniek werd de touwdraad uitgerekt en na te zijn afgesneden zou hij opnieuw krimpen. Dit had het resultaat dat de uiteinden te kort waren om in staat te zijn binnen de gemaakte knoop te blijven om een lus-knoop of een halve-lus-knoop te vormen zoals nu mogelijk is met de onderhavige uitvinding.
Wanneer de mesarm 88 uitzwenkt om de touwdraden onder de touwdraadschijf 86 af te snijden, zullen de touwdraden 64 en 66 bovendien nu verder uit de touwdraadschijf 86 naar buiten getrokken worden als gevolg van de beweging van de mesarm 88. Het mes, dat nu tegen de touwdraden duwt, zal niet langer in staat zijn om de touwdraden onmiddellijk af te snijden vanwege de beperkte, of zelfs ontbrekende, spanning die op de touwdraden door de veer 200 en touwdraadhouder 220 uitgeoefend wordt, maar zal uiteindelijk wel in staat zijn de touwdraden af te snijden vanwege de positie van de touwdraadschijf 86. Het spanning regulerende mechanisme zal nu ook starten om spanning op de touwdraadhouder aan te brengen. In het knopersysteem volgens de voorafgaande stand van de techniek waren de strengen altijd onder spanning en lieten dus het snijden van de strengen toe zodra het mes in contact zou komen met de strengen. Wanneer het mes de strengen in het systeem van de voorafgaande stand van de techniek sneed, waren de strengen in lijn met de positie van de inkeping 87a die de strengen vasthielden. In de onderhavige uitvinding is de spanning niet langer aanwezig als het mes de strengen eerst raakt en het mes zal dus tegen de strengen duwen, in plaats van ze onmiddellijk af te snijden. Als gevolg van dit duwen van het mes tegen de strengen, zal de hoek waarmee de strengen in de inkeping 87a worden gehouden, echter veranderen van recht vooruit (getoond in stippellijnen in FIG. 19) tot b.v. 45° zoals getoond wordt in FIG.19. Dit in combinatie met het spanning regulerende mechanisme zal het voor het mes 94 mogelijk maken om opnieuw de strengen af te snijden zodat de eerst gevormde knoop 70a los is van de resterende touwdraad 64b en 66b.
Wanneer de knoop gemaakt wordt, worden de strengen 64, 66 op een specifieke wijze rondom de knoperbek 82 geplaatst. Zoals hiervoor uitgelegd is, zal wanneer een knoop gemaakt wordt, één streng, b.v. streng 64, aan de binnenzijde van de knoop gebogen worden, terwijl streng 66 over streng 64 geplaatst wordt. Op deze wijze zullen beide strengen 64 en 66 een specifieke minimum lengte moeten hebben, die verschillend van elkaar zijn, zodat de strengen in staat zijn binnen de knoop te blijven en een lus-knoop te vormen.
In het geval van de onderhavige uitvinding, als gevolg van: - het trekken van de strengen 64 en 66 uit de touwdraadschijf 86 bij het maken van de eerste knoop en dus niet langer het uitrekken van de strengen maar het nemen van de noodzakelijk touwdraadlengte die nodig is om de eerste knoop te vormen; - de vertraagde snijactie, opnieuw als gevolg van het feit dat de strengen in staat zijn uit de touwdraadschijf 86 getrokken te worden; en - het draaien van de strengen en de manier waarop ze gepositioneerd worden ten opzichte van elkaar bij het maken van de knoop, zal het afsnijden van de strengen op een afstand gebeuren die verder weg ligt van de roterende knoperbek 82 en met een, vergeleken met elkaar, enigszins verschillende lengte. Alhoewel de lengte van beide afgesneden strengen 64a en 66a langer is dan met het knopersysteem volgens de voorafgaande stand van de techniek, kan de buitenste streng 66a die de streng is die op de buitenzijde ligt wanneer de knoop gemaakt wordt, nog onvoldoende lang zijn om volledig over de binnenste streng 64a te buigen, die de streng is die aan de binnenzijde van de gemaakte knoop geplaatst gaat worden en die in staat is met zijn uiteinde binnen de gemaakte knoop 70a te blijven. De binnenste streng 64a is dus voldoende lang en moet een geringere lengte hebben, zodat dit uiteinde nu in staat zal zijn in de gevormde knoop te blijven steken. De buitenste streng 66a kan nog steeds niet lang genoeg zijn om over de binnenste streng 64a gebogen te worden en in de gevormde knoop te blijven steken, wat leidt tot ten minste één halve-lus-knoop 70a. Als beide uiteinden de minimum vereiste lengte bereiken, b.v. door het positioneren van het mes zodat het in contact zal komen met de strengen onder een specifieke hoek die de duwwerking zal verlengen zodat de uiteinden zelfs langer zijn, zal dit dus leiden tot een lusknoop als een eerste gevormde knoop 70a.
De hierboven beschreven beweging op het deel van de knoperbek 82 en de touwdraadschijf 86 wordt tot stand gebracht door werkzame onderlinge koppeling van de tandwielstrook 98 en het tandwielsegment 106 van de knoperschijf 76 met hun respectieve tandwielen 96 en 104 op de knoperbek 82 en de touwdraadschijf 86. Een dergelijke aandrijvende onderlinge koppeling gaat verder tot een knoop op de knoperbek 82 is gevormd, zoals toegelicht in FIG. 11 en 12, tegen welk tijdstip de naald 42 is begonnen zich terug te trekken. Op dit punt komt de nokschouder 114 van de knoperschijf 76 in ingrijping met de rol 110 van de arm 88, om de bodem van laatstgenoemde, en bijgevolg het mes 94, over dat gedeelte van de strengen tussen de knoperbek 82 en de touwdraadschijf 86 te zwaaien, waarbij eerst de touwdraden uit de touwdraadschijf getrokken worden, zoals hierboven uitgelegd is. Zodra het mes opnieuw in staat is om de strengen af te snijden, zal hij dat ook doen en verdere beweging van de mesarm 88 zal nu de knoop 70a die gereed is, uit de knoperbek strippen zoals in FIG. 12 en 13 getoond is. Zoals reeds hierboven uitgelegd is, zal de eerste gevormde knoop 70a nu langere uiteinden 64a, 66a hebben dan de eerste gevormde knoop 70' volgens de voorafgaande stand van de techniek, zodat ten minste één uiteinde 64a van de strengen in staat zal zijn om in de gevormde knoop 70a te blijven steken, hetgeen leidt tot een halve-lus-knoop of, in het geval de streng 66a voldoende lang is, in een lus-knoop.
Wanneer de knoop 70a door de knoper is neergelaten, volgend op het doorsnijden en afstropen van de knoperbek 82, wordt de streng 66b uit bron 74, alsook streng 64b uit bron 72 nog steeds teruggehouden in de tweede inkeping 87b en mogelijkerwijs ook in de eerste inkeping 87a van de touwdraadschijf 86.
Het is belangrijk dat voldoende druk wordt uitgeoefend op de touwdraadhouder 220 zodra de strengen afgesneden zijn, zodat de strengen 64b, 66b nog steeds ten minste in de inkeping 87b vastgehouden worden wanneer de naald teruggetrokken wordt om de strengen 64b, 66b over de knoperbek te plaatsen om het vormen van de tweede knoop 68b te starten.
Men moet ook begrijpen dat, als gevolg van het duwen van het mes tegen de strengen tijdens de vorming van de eerste knoop 70a en voordat de strengen feitelijk afgesneden worden, een additioneel uiteinde beschikbaar is dat uit de eerste inkeping 87a hangt. In het knopersysteem volgens de voorafgaande stand van de techniek was dit uiteinde significant korter, omdat strengen niet uit de inkepingen getrokken konden worden en omdat het mes dicht langs de touwdraadschijf 86 loopt en de strengen vlak naast de inkeping afsnijden en onmiddellijk nadat het mes de strengen raakte. Deze extra lengte is belangrijk voor de vorming van een lus-knoop of een halve-lus knoop als de tweede knoop 68b.
Wanneer begonnen wordt met de tweede helft van de knopercyclus om de tweede knoop 68b te maken, is de bovenste lip 83a weer open. Bijgevolg, wanneer de naald 42 zich verder terugtrekt, wordt de streng 66b neerwaarts over de baalkamer 26 gelegd, waardoor de bovenste lip 83a wordt neergedrukt omwille van de druk van de strengen op de bovenste lip 83a, terwijl de inrichting 154 voor het opnemen van doorhang naar haar normale stand daalt, om een kleine hoeveelheid bijkomende touwdraad uit de bron 72 te trekken. Bij het bereiken van de toestand toegelicht in FIG. 14, bevinden de strengen 64b en 66b zich in positie voor het beginnen van de tweede bindcyclus die wordt gestart door de vinger 118 die binnenwaarts zwaait, om in ingrijping te komen met de strengen 64b en 66b en te verzekeren dat de strengen 64b en 66b juist zijn gepositioneerd over en gekoppeld met de knoperbek 82, zie FIG. 15, waarna laatstgenoemde en de touwdraadschijf 86 worden bediend door hun tweede respectieve tandwielstrook 100 en tandwielsegment 108 op de knoperschijf 76.
Als gevolg van de rotatie van de knoperschijf 76, zal een krachtplaat 221 in contact komen met een schouder 222 die op het buitenoppervlak van de knoperschijf 76 is geplaatst. De plaats van de schouder 222 is goed gedefinieerd, zodat de krachtplaat 221 slechts op het juiste moment tijdens de knoopcyclus in contact met de schouder zal komen. Dat is het moment waarop de knoperbek zijn gesloten positie benadert bij het maken van de tweede knoop. Wanneer de tweede knoop gemaakt wordt, moet de spanning van de touwdraadhouder 220 weggenomen worden, zodat het dan voor de strengen mogelijk is om uit de touwdraadschijf en in de knoop die gemaakt wordt, getrokken te worden. Vrijgave van de spanning voor dit punt zal tot een mislukte knoop leiden, omdat de strengen vastgehouden moeten worden om de knoop feitelijk te maken. Dit kan duidelijk gezien worden uit het tijddiagram van FIG. 20.
In FIG. 20 representeert de stippellijn de constante hoge druk die door de touwdraadhouder toegepast wordt op de touwdraadschijf van de voorafgaande stand van de techniek.
De druk werd tot stand gebracht door een overgedimensioneerde veer zoals kenmerkend het geval was met de knopersystemen volgens de voorafgaande stand van de techniek.
De doorgetrokken lijn representeert de druk die door de touwdraadhouder 220 toegepast wordt op de touwdraadschijf 86 en is significant lager, of bestaat zelfs niet gedurende het grootste deel van de tijd, en wordt alleen toegepast wanneer het nodig is om in staat te zijn om twee opeenvolgende knopen te maken. Er moet ook opgemerkt worden dat de toegepaste druk minder is dan met het knopersysteem volgens de voorafgaande stand van de techniek, waardoor het zeker wordt dat beschadiging van de touwdraad voorkomen wordt of ten minste zo veel mogelijk verminderd wordt.
In FIG. 20 is een rotatie van 360° van de knoperschijf 76 weergegeven, en toont specifieke tijdzones die van belang zijn bij het maken van twee opeenvolgende knopen. Zone 'A' representeert het tijdmoment waarop de eerste knoop gemaakt wordt, terwijl zone 'B' het tijdmoment representeert waarop de tweede knoop gemaakt wordt. Op het tijdmoment 'C' worden de strengen van de touwdraad door het mes 94 afgesneden.
Zone 'D' representeert het tijdmoment waarop de strengen in de touwdraadschijf 86 geplaatst worden en waarop ze dus mogelijk beschadigd worden wanneer ze in de touwdraadschijf geklemd worden. Uit FIG. 20 kan gezien worden dat de druk op de touwdraadhouder 220, en dus op de strengen, die in de touwdraadschijf 86 vastgehouden worden, alleen wordt toegepast wanneer de eerste gevormde knoop bijna af is. De druk kan ook langzaam toegepast worden, door een drempelachtige zijde op de schouder, wat een minder agressief contact tussen de schouder 222 en de krachtplaat 221 mogelijk maakt. Dit leidt tot een langzaam aangebrachte druk op de touwdraadhouder 220 met het additionele effect dat beschadiging van de strengen, die in de touwdraadschijf 86 zijn geplaatst, zo minimaal als mogelijk is. Als eenmaal de eerste knoop voltooid is, en klaar is om te worden afgesneden, wordt de noodzakelijke druk toegepast, zodat het mes nu in staat is de strengen te snijden. Tijdens het vormen van de tweede knoop wordt de druk opnieuw langzaam verlaagd zodat de strengen nu in staat zijn uit de touwdraadschijf getrokken te worden, zodat ze in de tweede knoop getrokken kunnen worden om een lus-knoop te vormen.
Het is ook belangrijk dat er beperkte of zelfs helemaal geen druk is wanneer het mes zijn snijpositie opnieuw bereikt.
Het mes beweegt nog met de mesarm om de tweede knoop uit de knoperbek te strippen en zou anders in staat moeten zijn de strengen, die nog in de touwdraadschijf 86 vastgehouden worden, te snijden. Wanneer de druk verlaagd of weggehaald wordt, dan zullen de strengen uit de touwdraadschijf getrokken worden als gevolg van de beweging van de mesarm en mes wanneer tegen de strengen geduwd wordt.
Alhoewel FIG. 20 toont dat de toegepaste druk na het snijden van de strengen tot aan het vormen van de tweede knoop op hetzelfde niveau blijft, is het mogelijk de druk opnieuw te verlagen. Dit is mogelijk omdat er geen beweging is van de knoperbek of ander component die in staat zou zijn de strengen uit de touwdraadschijf 86 te trekken. Zodra de knoperbek zijn tweede rotatie begint (zone 'B') om de tweede knoop te vormen moeten de strengen opnieuw zo door de touwdraadhouder 220 vastgehouden worden dat de tweede knoop gevormd kan worden.
Dus FIG. 20 toont dat slechts voldoende druk op een gecontroleerde wijze en indien nodig op de strengen toegepast wordt, in plaats van een constante hoge druk zoals het geval was met het knopersysteem volgens de voorafgaande stand van de techniek. ·
De krachtplaat 221 is met dezelfde as 228 verbonden als de veer 200 en beide zijn door de as 228 aan het onderstel van de knopersamenstelling bevestigd zoals schematisch in FIG. 6 getoond wordt. Het gat door de krachtplaat 221 is groter dan het gat dat gebruikt wordt om de veer 200 op de as 228 te zekeren. Een afgerond element 226 wordt op dezelfde as 228 aan de buitenzijde van de krachtplaat 221 geplaatst en wordt in contact met de binnenzijde van het gat van de krachtplaat 221 geforceerd door middel van een moer 230. De binnenzijde van het gat van krachtplaat 221 is zo omrand dat het afgeronde element 226 in staat is in het gat te passen. Een tweede moer 232 wordt tussen de krachtplaat 221 en het veerelement 200 geplaatst voor fixatie van de veer 200 aan het frame van de knopersamenstelling en de maximale druk te reguleren welke de veer in staat is op de touwdraadhouder 220 aan te leggen. De tweede moer is kleiner dan de doorboring van de krachtplaat 221 zodat het in staat is zich, ten minste gedeeltelijk, binnen het gat van krachtplaat 221 te positioneren.
De schouder 222 die op de knoperschijf 76 is geplaatst, heeft een boogvormig oppervlak, zodat het contact maken en contact verliezen met de krachtplaat 221 op een geleidelijke, niet agressieve wijze met de schouder 222 gedaan kan worden. De plaats van de schouder 222 op de knoperschijf 76 is zodanig in de nabijheid van het tandwielsegment 106 dat de druk die door de veer 200 op de touwdraadhouder 220 uitgeoefend wordt, verlaagd wordt wanneer de tweede knoop gemaakt wordt.
Wanneer nu een eerste eind 234 van de krachtplaat 221 in contact gebracht wordt met de schouder 222 en over de schouder 222 beweegt, zal de krachtplaat in staat zijn over het afgeronde element 226 te draaien wat resulteert in een gebogen beweging vanwege het feit dat de afgeronde opening van de krachtplaat 221 en het afgeronde element 226 als een gewricht samenwerken. Het tegenoverliggende eindpunt 236 van de krachtplaat 221 zal in contact gedwongen worden met de veer 200, en duwt de veer 200 nu weg uit de touwdraadhouder 220 om aldus de spannende druk op de touwdraadhouder vrij te geven. Wanneer de druk op de touwdraadhouder 220 vrijgegeven wordt, worden de strengen door de bewegende knoperbek en het mes uit de inkepingen getrokken, zoals eerder werd uitgelegd. De losse strengen zullen nu in staat zijn om binnen de tweede knoop, die door de knoperbek gemaakt wordt, getrokken te worden. Als gevolg van de extra lengte van de strengen, zullen deze strengen niet volledig door de gevormde knoop getrokken worden, maar zullen binnen de knoop blijven wanneer de knoop wordt aangetrokken, om zo een lusknoop of een halve-lus-knoop te maken als slechts één van de twee strengen in de knoop blijft.
Als een alternatief kan de schouder 222 langer worden gemaakt, zodat de krachtplaat 221 over een grotere afstand contact zal houden met de schouder. Op deze wijze wordt de druk die door de touwdraadhouder uitgeoefend wordt verlaagd of over een langere periode weggenomen, waardoor de touwdraad door de beweging van de mesarm 88 verder uit de touwdraadvoorraad getrokken kan worden.
Ook kan de vorm van het contactoppervlak van de schouder 222 zodanig zijn dat de hoeveelheid resterende spankracht van de veer 220 zal variëren. Wanneer het contactoppervlak van de schouder meer uitsteekt, zal de krachtplaat 221 meer tegen de veer 200 duwen, om zo minder spanning op de touwdraadhouder 220 toe te laten. Wanneer het contactoppervlak meer naar binnen wordt geplaatst, zal de krachtplaat 221 niet in staat zijn met volle kracht tegen de veer 200 te duwen, zodat nog enige druk door de veer 200 op de touwdraadhouder 220 wordt uitgeoefend.
Alhoewel de schouder 222 langer kan zijn om het contact tussen de krachtplaat 221 en de schouder 222 te verlengen, moet het verlengen van de schouder, zodat de krachtplaat eerder in contact met de schouder zal komen, worden voorkomen. Wanneer de druk die door de veer 200 op de touwdraadhouder 220 uitgeoefend wordt te vroeg wordt weggehaald, zal dit tot een mislukte knoop leiden. Het doel van de inkepingen is de strengen in deze posities te houden, zodat de knoperbek in staat is de strengen te draaien en te draperen zodat een knoop kan worden gemaakt. Als de strengen tijdens dit initiële draaien van de knoperbek 82 niet in de inkepingen worden gehouden, zal de knoperbek niet in staat om de knoop te maken.
Zoals hierboven uitgelegd is, zijn beide touwdraaduiteinden nu voldoende lang, zodat het is niet langer mogelijk is de uiteinden volledig door de gevormde knoop te trekken, ongeacht de verschillen tussen de lengtes van de touwdraad-uiteinden als gevolg van de wijze waarop de touwdraden in de touwdraadschijf zitten. Deze opzet zal leiden tot de vorming van een volledige lus-knoop als de tweede knoop.
Aldus wordt de tweede knoop 68b gevormd zoals in FIG. 16 getoond is, waarna de arm 88 nog een keer aangedreven wordt, maar deze keer door de tweede nokschouder 116. Bij voorkeur zou de druk van de touwdraadhouder 220 op de touwdraadschijf 86, de positionering van de schouder 222 en/of de vorm van deze elementen zo zijn dat gecontroleerd slippen van de strengen 64b en 66b verkregen wordt tijdens de vorming van de tweede knoop 68b.
Als eenmaal de krachtplaat 221 niet langer in contact is met de schouder 222, zal de veer 200 opnieuw in staat zijn om voldoende druk op de touwdraadhouder uit te oefenen, die nu opnieuw in staat is om de touwdraden stevig te grijpen. Nu is het mes in staat de touwdraden af te snijden, omdat ze niet langer beweegbaar zijn. Als gevolg van het uit de touwdraadschijf 86 trekken van de touwdraden 64b en 66b, zullen de touwdraden op een afstand afgesneden worden die verder weg ligt van de roterende knoperbek 82.
Een tweede schouder kan voorzien zijn, die met de krachtplaat 221 in contact zal komen om de druk volledig weg te nemen tijdens de knoopcyclus van de eerste knoop 70a. Tijdens het maken van de eerste knoop moet door de touwdraadhouder 220 druk worden aangelegd op het moment dat het mes de strengen moet snijden. Op dat moment moeten de strengen voldoende vastgehouden worden in de inkepingen van de touwdraadschijf 86 zodat het mes in staat is de strengen af te snijden. Als ze niet door de touwdraadhouder 220 in de inkepingen gegrepen worden, zullen de mesarm 88 en het mes 94 weer in hun uitgangspositie zijn zonder feitelijk in staat te zijn geweest de strengen te snijden.
Bij het maken van de tweede knoop 68b is het belangrijk dat voldoende druk kan worden uitgeoefend door de touwdraadhouder 220 om de strengen in de inkepingen van de touwdraadschijf vast te houden, terwijl de druk weggenomen wordt wanneer de mesarm begint te bewegen, om te voorkomen dat het mes opnieuw de strengen zal snijden die anders in de inkepingen van de touwdraadschijf 76 vastgehouden worden zoals het geval was in het knopersysteem volgens de voorafgaande stand van de techniek.
Daarom kan de vorm van het contactoppervlak van de tweede schouder anders zijn dan de vorm van het contactoppervlak van de eerste schouder. Ook de positie van de schouders op de knoperschijf 76 in relatie tot de tandwielstroken 98, 100 kan verschillend zijn, omdat het wegnemen van de druk op verschillende momenten moet gebeuren, afhankelijk of de eerste of tweede knoop gemaakt wordt.
Het additionele voordelige effect van het verlagen of zelfs elimineren van de spanning die uitgeoefend wordt door de veer 200 en touwdraadhouder 220 op de touwdraden tijdens de periode waarin de touwdraden in de touwdraadschijf 86 zijn geplaatst, is dat de vezels van de touwdraden minder zullen beschadigen. Zoals reeds vermeld, werden in het knopersysteem volgens de voorafgaande stand van de techniek de touwdraden stevig gegrepen of zelfs geklemd door de touwdraadhouder in de touwdraadschijf. Dit in combinatie met hard trekken op de gegrepen touwdraden leidde tot beschadigde touwdraden, in het bijzonder op die punten in het knopersysteem waar 'scherpe' of 'harde' hoeken aanwezig zijn. Deze beschadigde touwdraden zijn aanzienlijk zwakker. Wanneer een afgewerkte baal met de gesloten lus uit de balenpers wordt geduwd, zal de samengeperste oogst proberen uit te zetten en in het geval van beschadigd touwdraad, zal de gesloten lus op het punt waar de touwdraad beschadigd was en dus verzwakt breken. Als de beschadiging van touwdraad voorkomen kan worden, zullen de gesloten lussen significant sterker zijn en in staat weerstand te bieden tegen grotere expansiekrachten van de samengeperste oogst.
Volgens een alternatieve variant zou de druk die door de bladveer 200 uitgeoefend wordt, gereguleerd kunnen worden met gebruik van een systeem zoals getoond is in FIG. 7a. Het systeem 240 kan een contactplaat 242 omvatten die zo gevormd is dat één eind 243 in contact gebracht kan worden met een schouder 222', terwijl op dat moment het andere eind 244 tegen de veer 200 zal duwen om de druk op de touwdraadhouder 220 te verlagen. Een steun 247 met een doorboring is verbonden met de contactplaat 242, zodat de contactplaat 242 op de as 228 kan worden geplaatst, waarop de veer 200 ook geplaatst wordt. De steun kan ontworpen zijn als een Uvormige steun, of als een massieve steun, zodat een sterkere constructie bereikt wordt. De vorm van de contactplaat 242 moet zo ontworpen worden dat, wanneer het eerste eind van de contactplaat op de schouder 222' beweegt, zal het tweede eind van de contactplaat tegen de veer 200 duwen. De schouder 222' kan drempelvormig zijn, zodat een geleidelijke afname van de druk bereikt kan worden. Afhankelijk van de steilheid van de drempel, kan de snelheid van afname van de druk geregeld worden. Als de drempel stijl en kort is, zal de afname van druk snel gaan. Als de drempel lang is en niet zo stijl, dan zal de afname van druk een langere tijd nemen.
In plaats een spanningvrijgiftesysteem te gebruiken, kan een vergelijkbaar spanningaanbrengsysteem gebruikt worden om slechts te voorzien in de vereiste spanning op de touwdraadhouder 220 wanneer dat nodig is tijdens de vorming van de eerste en tweede knoop, terwijl voorkomen wordt dat enige druk op de touwdraadhouder wordt uitgeoefend en dus op de touwdraden wanneer er geen behoefte is om dat te doen. Zoals hierboven uitgelegd is, bij het maken van de eerste knoop, moet druk op de touwdraden worden aangelegd wanneer het mes de strengen moet snijden, terwijl er gedurende de rest van de tijd geen druk nodig is wanneer de eerste knoop gevormd wordt. Bij het maken van de tweede knoop is druk echter tijdens bijna de volledige vorming van tweede knoop nodig, omdat de strengen in de inkepingen gehouden moeten worden. Er is echter geen druk gewenst wanneer de arm 88 terug zal bewegen naar zijn uitgangspositie omdat het anders de strengen zal afsnijden waarvan er op dat moment nog in de inkepingen van de touwdraadschijf 86 zitten. Daarom kan het buitenoppervlak 251 van de knoperschijf 76 weer zo afgesteld worden dat zijn oppervlak nu de functie van de schouders van de vorige uitvoeringsvormen zal overnemen. Het buitenoppervlak 215 kan een bobbel 253 hebben zodat de diameter toeneemt van de normale diameter, zijnde dl, tot een grotere diameter, zijnde d2. Zoals schematisch in FIG. 7b getoond wordt, is een volgmechanisme 250 nu verbonden met de touwdraadhouder 220 en is in constant contact gebracht met het buitenoppervlak van de knoperschijf 76 zodat het volgmechanisme 250 nu in staat is dit buitenoppervlak 251 te volgen. In plaats van het gebruik van een veer 200, zal het volgmechanisme 250 de noodzakelijke hoeveelheid druk direct aan de touwdraadhouder 220 leveren omdat het volgmechanisme 250 de touwdraadhouder 220 in een specifieke positie zal dwingen. De positie en constructie van het volgmechanisme 250 zal zo zijn dat de touwdraadhouder 220 in staat is de openingen van de inkepingen 87a en 87b te sluiten zonder feitelijk druk op de touwdraadhouder 220 uit te oefenen. Dit is het geval wanneer het volgmechanisme 250 op het regelmatige buitenoppervlak 251 zit, dat is het oppervlak met de kleinste diameter dl. Als de volger 250 nu een bobbel 253 in het buitenoppervlak 251 bereikt, zal de diameter van de knoperschijf 76 van dl tot d2 toenemen en de touwdraadhouder 220 zal rondom zijn draaipunt 252 in de richting van de touwdraadschijf 86 draaien om de noodzakelijke hoeveelheid druk op de strengen die in de inkepingen van de touwdraadschijf 86 vastgehouden worden uit te oefenen. De volger 250 kan ontworpen zijn als een staaf met schroefdraad 255 die vast verbonden is aan de touwdraadhouder 220. Een veer 256 wordt over de staaf 255 geplaatst en verbonden met een steun 258. Een stelmoer 254 wordt over de staaf met schroefdraad 255 geplaatst zodat een uitvoerder in staat is de spanning van de veer af te stellen, zodat de vereiste hoeveelheid druk op de touwdraadhouder 220 uitgeoefend kan worden. De hoeveelheid druk kan variëren wanneer touwdraad mat andere diameters gebruikt wordt. Als dikker touwdraad gebruikt wordt, zal de touwdraadhouder minder naar de touwdraadschijf 86 moeten draaien, zodat er meer ruimte beschikbaar is in de inkepingen van de touwdraadschijf 86 om het klemmen van de strengen touwdraad te voorkomen. Door het instellen van de spanning van de veer, wordt het draaien van de touwdraadhouder 220 geregeld en de correcte afstand tussen de touwdraadhouder 220 en de touwdraadschijf 86 kan tot stand gebracht worden. De steun 258 is op zijn beurt verbonden met een nokvolger 257. De nokvolger 257 is in staat het oppervlak 251 van de touwdraadschijf 86 te volgen en zal de touwdraadhouder 220 rondom zijn draaipunt 252 draaien. De steun 258 kan ontworpen zijn als een L-vormige steun, zodat de toename van diameter van de knoperschijf 76 overgebracht kan worden naar de touwdraadhouder, die onder een hoek van ongeveer 90° geplaatst is. Natuurlijk kunnen verschillende soorten klemmen gebruikt worden om rekening te houden met verschillende posities van de touwdraadhouder 220 ten opzichte van het buitenoppervlak 251 van de knoperschijf 76 .
Hoewel de principes van de uitvinding hierboven zijn uiteengezet met betrekking tot specifieke uitvoeringsvormen, moet men begrijpen dat deze beschrijving louter wordt gegeven als voorbeeld en niet als een beperking van de beschermingsomvang, die wordt bepaald door de bijgesloten conclusies.

Claims (21)

  1. CONCLUSIES
    1. Knoopmechanisme (40) dat het volgende omvat: - een knoperbek (82); - touwdraadontvanger (86, 220) om strengen van touwdraden vast te houden; - een snijarm (88) die geschikt is voor het afsnijden van touwdraden tussen de knoperbek en het touwdraadontvanger terwijl de snijarm tussen een rustpositie en een verlengde positie beweegt; - een aandrijfmiddel (76,96,98,100,101,110,112) dat geschikt is om de knoperbek ten minste één eerste volledige rotatie en een tweede volledige rotatie te laten uitvoeren en de snijarm van de rustpositie naar de verlengde positie en terug te verplaatsen tijdens een volledige uitvoeringcyclus om respectievelijk een eerste en een tweede opeenvolgende knoop te maken; waarbij het knoopmechanisme verder een spanning regulerend mechanisme (200, 221, 222, 222', 240, 250) omvat dat in staat is de spanning die tijdens de werking van het knoopmechanisme op het touwdraadontvanger (86, 220) uitgeoefend wordt, te leveren en te reguleren.
  2. 2. Knoopmechanisme (40) volgens conclusie 1, waarbij het spanning regulerende mechanisme (200, 221, 222, 222', 240) in staat is spanning die op het touwdraadontvanger (86, 220) uitgeoefend wordt gedurende specifieke momenten tijdens de uitvoering van het knoopmechanisme weg te nemen.
  3. 3. Knoopmechanisme (40) volgens conclusie 1 of 2, waarbij het touwdraadontvanger een touwdraadschijf (86) met inkepingen (87a, 87b) om de strengen van touwdraad in te ontvangen en een touwdraadhouder (220) omvat die in staat is tegen de touwdraadschijf (86) te drukken zodat de inkepingen (87a, 87b) afgesloten kunnen worden om de strengen in de inkepingen te houden en waarbij het spanning regulerende mechanisme een veermechanisme (200) omvat die tegen de touwdraadhouder (220) drukt om de touwdraadhouder (220) tegen de touwdraadschijf (86) te dwingen
  4. 4. Knoopmechanisme volgens conclusie 3, waarbij het spanning regulerende mechanisme verder een spanningvrijgiftemechanisme (221, 222, 222', 240) omvat dat in staat is tegen het veermechanisme (200) te duwen om de spanning weg te nemen die door het veermechanisme op de touwdraadhouder (220) wordt uitgeoefend.
  5. 5. Knoopmechanisme volgens conclusie 4, waarbij het spanningvrijgiftemechanisme ten minste één schouder (222, 222') die verbonden is aan het aandrijfmiddel (76), en een plaat (221, 242) omvat, waarbij de plaat in staat is aan een eerste eind (234, 243) over de schouder (222, 222') te bewegen terwijl aan een tweede eind (236, 244) tegen het veermechanisme (200) geduwd wordt, om de spanning weg te nemen die door het veermechanisme op de touwdraadhouder (220) uitgeoefend wordt.
  6. 6. Knoopmechanisme volgens conclusie 5, waarbij het aandrijfmiddel een knoperschijf (76) is, en de schouder (222, 222') zo verbonden is aan het buitenoppervlak van de knoperschijf (76), dat, wanneer de knoperschijf draait, de plaat (221, 242) in contact gebracht zal worden met de schouder (222, 222'), om zo het spanningvrijgiftemechanisme te initiëren.
  7. 7. Knoopmechanisme volgens conclusie 5 of 6, waarbij het spanningvrijgiftemechanisme verder een as (228), een eerste (230) en tweede (232) moer en een afgerond element (226) omvat, waarbij de as (228) het veermechanisme (200) met de plaat (221), de eerste (230) en tweede (232) moer en het afgeronde element (226) op zo een wijze verbindt dat, wanneer het eerste eind (236) van de plaat (221) in contact gebracht wordt met de schouder (222), het tweede eind (236) van de plaat (221) tegen het veermechanisme (200) zal duwen, om de spanning weg te nemen die door het veermechanisme (200) op de touwdraadhouder (220) uitgeoefend wordt.
  8. 8. Knoopmechanisme volgens conclusie 7, waarbij een doorboring in de plaat (221) is voorzien om doorgang te kunnen verlenen aan de as (228), waarbij de doorboring afgerond is aan het ene eind om een opvolgende verbinding tussen het afgeronde element (226) en de afgeronde doorboring mogelijk te maken.
  9. 9. Knoopmechanisme volgens conclusie 8, waarbij de doorboring groter is dan de tweede moer (232), zodat de moer, ten minste gedeeltelijk, in staat is in de doorboring te glijden.
  10. 10. Knoopmechanisme volgens conclusie 5 of 6, waarbij het spanningvrijgiftemechanisme verder een steun (245) omvat die met de plaat (242) verbonden is, waarbij de steun (245) een doorboring heeft om een as (228) in te ontvangen, waarbij de as (228) door de doorboring van de steun en door een doorboring van het veermechanisme (200) gestoken wordt om de plaat (242) ten opzichte van het veermechanisme (200) te positioneren.
  11. 11. Knoopmechanisme volgens conclusie 10, waarbij de plaat (242) zo gevormd en gepositioneerd is in relatie tot het veermechanisme (200) dat, wanneer een eerste eind van de plaat (242) over de schouder (222') beweegt, het tweede eind van de plaat (244) tegen het veermechanisme (200) zal duwen om de spanning op de touwdraadhouder (220) weg te nemen.
  12. 12. Knoopmechanisme (40) volgens conclusie 1, waarbij het spanning regulerende mechanisme (250) in staat is om tijdens specifieke momenten van de uitvoering van het knoopmechanisme spanning op het touwdraadontvanger uit te oefenen.
  13. 13. Knoopmechanisme (40) volgens conclusie 12, waarbij het touwdraadontvanger een touwdraadhouder (220) en een touwdraadschijf (86) omvat; waarbij het spanning regulerende mechanisme (250) een staaf (255) omvat die verbonden is aan de touwdraadhouder (220) en een spanning aanbrengend mechanisme (256, 257) dat operationeel met de staaf (255) verbonden is, en waarbij het spanning aanbrengende mechanisme (256, 257) op zijn beurt operationeel verbonden is met het aandrijfmiddel (76) zodat, tijdens specifieke momenten van de uitvoering van het knoopmechanisme, het spanning aanbrengende mechanisme (226, 257) in staat is spanning via de staaf (255) op het touwdraadontvanger (86, 220) aan te brengen.
  14. 14. Knoopmechanisme volgens conclusie 13, waarbij het aandrijfmiddel een knoperschijf (76) omvat en het spanning aanbrengende mechanisme een veerelement (256) en een nokvolger (257) omvat, waarbij de nokvolger (257) in staat is het buitenoppervlak (251) van de knoperschijf (76) te volgen.
  15. 15. Knoopmechanisme volgens conclusie 14, waarbij het buitenoppervlak (251) van de knoperschijf (76) ten minste één bobbel (253) heeft zodat, wanneer de nokvolger (257) over de bobbel (253) wordt verplaatst, de nokvolger (257) en het veerelement (256) tegen de staaf (255) zullen duwen, om zo de touwdraadhouder (220) tegen de touwdraadschijf (86) te dwingen om de strengen van touwdraad binnen het touwdraadontvanger(86, 220) te houden.
  16. 16. Knoopmechanisme volgens een der conclusies 13 tot 15, waarbij het spanning regulerende mechanisme (250) verder een instelmechanisme (254) omvat, dat over de staaf (255) geplaatst is om de hoeveelheid spanning in te stellen die door het spanning aanbrengende mechanisme (256, 257) op het touwdraadontvanger (86, 220) wordt uitgeoefend.
  17. 17. Knoopmechanisme volgens conclusie 16, waarbij de staaf een staaf met schroefdraad (255) is en het instelmechanisme een moer (254) is die over de staaf met schroefdraad (255) geplaatst wordt, waarbij de moer (254) over de staaf met schroefdraad (255) bewogen kan worden om zijn (254) positie op de staaf met schroefdraad (255) te wijzigen zodat de spanning van het spanning aanbrengende mechanisme (256) gewijzigd wordt.
  18. 18. Agrarische balenpers met een knoopmechanisme volgens een der voorgaande conclusies.
  19. 19. Werkwijze voor de werking van een knoopmechanisme om respectievelijk een eerste (70) en tweede (68) opeenvolgende knoop in een touw te maken om een gesloten lus (62) rondom een gevormde baal van oogstmateriaal te vormen, waarbij het knoopmechanisme het volgende omvat - een knoperbek (82) voor het maken van de eerste en tweede knoop wanneer hij draait; - een touwdraadontvanger (86,220) voor het vasthouden van de strengen touw, waarbij het touwdraadontvanger een touwdraadschijf met inkepingen (87a, 87b) en een touwdraadhouder (200) om de inkepingen (87a, 87b) van de touwdraadschijf (86) af te sluiten omvat; - een naaldmechanisme (42) voor het afleveren van strengen touw aan het touwdraadontvanger (86, 220) ; - een vinger (118) voor het positioneren en vasthouden van de strengen touw op de knoperbek (82); en - een mesarm (88) met een mes (94) voor het afsnijden van de strengen om de eerste (70) van de tweede knoop (68) te scheiden, en een stripstuk (93) voor het strippen van de gevormde knoop uit de knoperbek (82); de werkwijze omvat de volgende stappen: - het naar boven bewegen van het naaldmechanisme (42) om de strengen in een eerste inkeping (87a) van de touwdraadschijf (86) af te leveren, terwijl de strengen over de wachtende knoperbek (82) gelegd worden; - het bewegen van de vinger (118) om de strengen op de knoperbek (82) te positioneren en vast te houden; - het draaien van de touwdraadschijf (86) om de eerste inkeping (87a) te sluiten en de tweede inkeping (87b) aan de strengen aan te bieden; - het draaien van de knoperbek (82) om te beginnen met het vormen van de eerste knoop (70); - het naar beneden bewegen van het naaldmechanisme (42) om de strengen in een tweede inkeping (87b) van de touwdraadschijf (86) af te leveren; - het bewegen van de mesarm (88) om de strengen na het vormen van de eerste knoop (70) af te snijden en om de voltooide eerste knoop (70) van de knoperbek (82) te strippen; - het verder naar beneden bewegen van het naaldmechanisme (42) om de strengen over de wachtende knoperbek (82) te leggen; - het bewegen van de vinger (118) om de strengen op de knoperbek (82) te positioneren en vast te houden; - het draaien van de touwdraadschijf (86) om de tweede inkeping (87b) te sluiten; - het draaien van de knoperbek (82) om te beginnen met het vormen van de tweede knoop (68); en - het bewegen van de mesarm (88) na het vormen van de tweede knoop (68) om de voltooide tweede knoop (86) van de knoperbek (82) te strippen; waarbij de werkwijze verder de volgende stappen omvat: - het verlagen van de spanning die door de touwdraadhouder (220) op de touwdraadschijf (86) uitgeoefend wordt wanneer de knoperbek (82) draait om de eerste knoop (70) te maken, en het weer verhogen van de spanning wanneer de mesarm (88) zijn snijpositie bereikt zodat de knoperbek (82) in staat is de strengen door de inkepingen (87a, 87b) van de touwdraadschijf (86) te trekken wat het makkelijk vormen van de eerste knoop (70) mogelijk maakt terwijl voorzien wordt in additionele lengte van vrije strengen om het vormen van een halve-lus of een lus-knoop (70) mogelijk te maken; en - het verlagen van de spanning die door de touwdraadhouder (220) op de touwdraadschijf (86) uitgeoefend wordt wanneer de mesarm (88) zich begint te verplaatsen om de voltooide tweede knoop (68) van de knoperbek (82) te strippen, zodanig dat de strengen in staat zijn uit de touwdraadschijf (86) getrokken te worden, in plaats van door de bewegende mesarm (88) te worden afgesneden.
  20. 20. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij de stap van het verlagen van de spanning die door de touwdraadhouder (220) uitgeoefend wordt bij het maken van de eerste knoop (70) begint wanneer het naaldmechanisme (42) naar boven beweegt en eindigt wanneer de mesarm (88) de snijpositie bereikt.
  21. 21. Werkwijze volgens conclusie 19 of 20, waarbij de stap van het verlagen van de spanning bij het maken van de eerste knoop (70) eindigt na de oorspronkelijke snijpositie, zodat de strengen eerst uit de touwdraadschijf (86) getrokken . worden voordat ze worden afgesneden.
BE2012/0698A 2012-10-16 2012-10-16 Verbeterd knopersysteem voor een balenpers BE1021117B1 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2012/0698A BE1021117B1 (nl) 2012-10-16 2012-10-16 Verbeterd knopersysteem voor een balenpers
BR102013024495-3A BR102013024495B1 (pt) 2012-10-16 2013-09-24 Mecanismo de amarração, enfardador agrícola e método para operação de um mecanismo de amarração
EP17179629.5A EP3254555A1 (en) 2012-10-16 2013-10-08 Improved loop knotter system for a baler
EP13187715.1A EP2721920B1 (en) 2012-10-16 2013-10-08 Improved loop knotter system for a baler
US14/054,973 US9226453B2 (en) 2012-10-16 2013-10-16 Loop knotter system for a baler

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2012/0698A BE1021117B1 (nl) 2012-10-16 2012-10-16 Verbeterd knopersysteem voor een balenpers

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1021117B1 true BE1021117B1 (nl) 2015-11-16

Family

ID=47435644

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2012/0698A BE1021117B1 (nl) 2012-10-16 2012-10-16 Verbeterd knopersysteem voor een balenpers

Country Status (4)

Country Link
US (1) US9226453B2 (nl)
EP (2) EP2721920B1 (nl)
BE (1) BE1021117B1 (nl)
BR (1) BR102013024495B1 (nl)

Families Citing this family (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
PL2861055T3 (pl) * 2012-06-14 2018-10-31 Rasspe Systemtechnik GmbH Supłacz
BE1021116B1 (nl) * 2012-10-16 2016-01-18 Cnh Industrial Belgium Nv Knopersysteem voor een balenpers
EP3096600B1 (en) * 2014-01-22 2019-03-20 AGCO Corporation Single cam double bow knotter for baler
WO2016155364A1 (zh) * 2015-04-03 2016-10-06 江苏大学 一种双齿盘驱动打结器
BE1023832B1 (nl) * 2016-09-22 2017-08-04 Cnh Industrial Belgium Nv Verbeterd naaldkoppelingstoestel voor een balenpers voor landbouwtoepassingen
US11666003B2 (en) * 2018-12-21 2023-06-06 Agco Corporation Quick-release lock for baler knotter head
ES2903445T3 (es) * 2019-09-06 2022-04-01 Rasspe Systemtechnik GmbH Anudadores de hilo
GB202011846D0 (en) 2020-07-30 2020-09-16 Kuhn Geldrop Bv Binding system and method
EP4039081A1 (de) * 2021-02-04 2022-08-10 Rasspe Systemtechnik GmbH Garnknoter und verfahren zur bildung zweier knoten in einem garn

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE361805C (de) * 1921-10-28 1922-10-19 Otto Behrens Vorrichtung an Strohpressen, die ein Reissen des Fadens beim Knuepfen verhueten soll
US2644703A (en) * 1951-01-16 1953-07-07 Carl S Rudeen Twine knotter
US2670978A (en) * 1951-10-11 1954-03-02 Carl S Rudeen Twine knotter
EP1584227A1 (en) * 2004-04-07 2005-10-12 CNH Belgium N.V. Double knotting system for an agricultural baler

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3101963A (en) * 1961-04-17 1963-08-27 Int Harvester Co Knotter hook for balers
US3400959A (en) * 1966-10-26 1968-09-10 Int Harvester Co Tying mechanism
US4074623A (en) * 1976-11-16 1978-02-21 Hesston Corporation Method for binding a crop bale
US4196661A (en) * 1978-11-24 1980-04-08 Hesston Corporation Knotting monitor for crop balers
US5829346A (en) * 1997-06-25 1998-11-03 Ast; Gene Bale twine tensioner
US6634284B2 (en) * 2001-07-19 2003-10-21 Donald R. Parker Twine tensioner for baler
GB2424850A (en) * 2005-04-04 2006-10-11 Cnh Belgium Nv Twine tensioning device for a baler
GB2451826A (en) * 2007-08-14 2009-02-18 Cnh Belgium Nv Square Baler for forming sliced bales
DE602008001605D1 (de) * 2008-04-08 2010-08-05 Cnh Belgium Nv Knüpfmaschine für eine Ballenpresse
WO2011054360A1 (de) * 2009-11-03 2011-05-12 Rasspe Systemtechnik Gmbh & Co. Kg Doppelknoten-garnknoter-einheit fur grosspackenpressen mit mehreren auf einer knoter-antriebswelle zusammgefassten doppelknoten-garnknotern
US8495956B1 (en) * 2012-10-30 2013-07-30 Deere & Company Twine tensioning system for a baler

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE361805C (de) * 1921-10-28 1922-10-19 Otto Behrens Vorrichtung an Strohpressen, die ein Reissen des Fadens beim Knuepfen verhueten soll
US2644703A (en) * 1951-01-16 1953-07-07 Carl S Rudeen Twine knotter
US2670978A (en) * 1951-10-11 1954-03-02 Carl S Rudeen Twine knotter
EP1584227A1 (en) * 2004-04-07 2005-10-12 CNH Belgium N.V. Double knotting system for an agricultural baler

Also Published As

Publication number Publication date
EP2721920B1 (en) 2017-12-13
BR102013024495B1 (pt) 2020-02-18
US20140103647A1 (en) 2014-04-17
US9226453B2 (en) 2016-01-05
EP3254555A1 (en) 2017-12-13
EP2721920A1 (en) 2014-04-23
BR102013024495A2 (pt) 2015-02-24

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1021117B1 (nl) Verbeterd knopersysteem voor een balenpers
BE1021116B1 (nl) Knopersysteem voor een balenpers
EP2108247B1 (en) Knotter for a baler
US7296828B2 (en) Double knotting system for an agricultural baler
US9736989B2 (en) Knotter system having an improved twine receiver
US11425864B2 (en) Knotter system for a baler
RU2419279C1 (ru) Обвязочное устройство сельскохозяйственного пресса для формирования крупных тюков
US11229164B2 (en) Knotter system for a baler
US10945379B2 (en) Knotter system for a baler
US11937551B2 (en) Twine knotter and bale press with a twine knotter
US20220030776A1 (en) Knotter Hook for a Twine Knotter of a Bale Press
EP3563666B2 (en) Knotter system for a baler
CA1116934A (en) Knotter mechanism

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20191031