BE1023831B1 - Balenpers voor landbouwtoepassingen met verbeterd naaldkoppelingstoestel - Google Patents

Balenpers voor landbouwtoepassingen met verbeterd naaldkoppelingstoestel Download PDF

Info

Publication number
BE1023831B1
BE1023831B1 BE2016/5713A BE201605713A BE1023831B1 BE 1023831 B1 BE1023831 B1 BE 1023831B1 BE 2016/5713 A BE2016/5713 A BE 2016/5713A BE 201605713 A BE201605713 A BE 201605713A BE 1023831 B1 BE1023831 B1 BE 1023831B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
knotter
needle
bale
baler
trigger
Prior art date
Application number
BE2016/5713A
Other languages
English (en)
Inventor
Kenny Maelfeyt
Sven Monbaliu
Bram Willem
Original Assignee
Cnh Industrial Belgium Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cnh Industrial Belgium Nv filed Critical Cnh Industrial Belgium Nv
Priority to BE2016/5713A priority Critical patent/BE1023831B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1023831B1 publication Critical patent/BE1023831B1/nl
Priority to EP17191734.7A priority patent/EP3298883B1/en
Priority to US15/712,383 priority patent/US10455769B2/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/08Details
    • A01F15/0841Drives for balers
    • A01F15/0858Drives for balers for the tying devices or needles
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D59/00Equipment for binding harvested produce
    • A01D59/06Needles
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/04Plunger presses
    • A01F15/042Plungers
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/08Details
    • A01F15/14Tying devices specially adapted for baling presses
    • A01F15/145Twine knotters
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/08Details
    • A01F15/0841Drives for balers
    • A01F15/0858Drives for balers for the tying devices or needles
    • A01F2015/0866Clutching means for the knotting process; Bale length measuring means for triggering the clutching mean

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Binders And Loading Units For Sheaves (AREA)

Abstract

Een balenpers, bestaande uit een balenkamer (26), een plunjer (30) die geconfigureerd is om oogstmateriaal in de balenkamer samen te drukken om er een baal van te maken; een naaldjuk (42) met een reeks naalden (36) die geconfigureerd zijn om dwars door de balenkamer touw toe te voeren; een reeks knopers (34) die geconfigureerd zijn om touw van de reeks naalden te ontvangen; en een baallengtemeet- en triggertoestel (150) dat geconfigureerd is om de lengte te meten van de baal in de balenkamer en om een trigger op te wekken wanneer een voorafbepaalde lengte bereikt werd; een boven de balenkamer gelegen aandrijfas (90) die zich in een dwarsrichting van de balenpers uitstrekt, een naaldkoppelingstoestel (100) tussen de aandrijfas (90) en het naaldjuk (42); waarbij het naaldkoppelingstoestel geconfigureerd is om het naaldjuk vanuit een rustpositie naar een touwtoevoerpositie en terug te bewegen, wanneer het baallengtemeet- en triggertoestel een trigger opwekt.

Description

BALENPERS VOOR LANDBOUWTOEPASSINGEN MET VERBETERD NAALDKOPPELINGSTOESTEL
TOEPASSINGSGEBIED VAN DE UITVINDING
Deze uitvinding heeft betrekking op balenpersen voor landbouwtoepassingen (verder kortweg balenpersen genoemd), en meer bepaald op balenpersen die naalden bevatten die worden aangedreven afhankelijk van een baallengteme-ting.
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Oogstmachines, zoals balenpersen, worden gebruikt om oogstmateriaal samen te voegen en te verpakken om de opslag en de behandeling van het oogstmateriaal voor later gebruik te vergemakkelijken. Een balenpers, zoals een grote vier-kantebalenpers of een rondebalenpers, raapt het oogstmateriaal op en vormt het om tot balen. Op een grote vierkantebalenpers verzamelt een opraapeenheid aan de voorkant van de balenpers het afgesneden en in zwaden neergelegde oogstmateriaal van de grond. De opraapeenheid bevat een opraaprol en kan facultatief andere onderdelen bevatten zoals zijdelingse afschermingen, eenzijdig gesteunde korte vijzels, een windscherm enz. Een pakkereenheid wordt gebruikt om het oogstmateriaal vanaf de opraapeenheid toe te voeren aan een koker of precompressiekamer. De pakkereenheid vormt een prop oogstmateriaal binnen de precompressiekamer, die daarna overgebracht wordt naar een balenkamer. Voor deze bespreking zal de lading oogstmateriaal in de precompressiekamer een "prop” genoemd worden, en zal de lading oogstmateriaal na samengeperst te zijn binnen de hoofdbalenkamer een "plak” genoemd worden. Gewoonlijk bevat zulke pakkereenheid tanden of vorken om het oogstmateriaal vanuit de opraapeenheid tot in de precompressiekamer te verplaatsen. In plaats van een pakkereenheid is ook het gebruik bekend van een rotorsnijeenheid die het oogstmateriaal in kleinere stukken hakt. Een stouweenheid draagt de prop oogstmateriaal over in ladingen vanuit de precompressiekamer naar de balenkamer. Gewoonlijk bevat zulke stouweenheid stouwervorken die gebruikt worden om de prop oogstmateriaal vanuit de precompressiekamer naar de balenkamer over te brengen, synchroon met de heen- en weergaande beweging van een plunjer binnen de balenkamer.
Wanneer er genoeg plakken werden toegevoegd en de baal een volledige (of een andere voorafbepaalde) grootte bereikt, wordt een juk met een aantal naalden geactiveerd om touw over te brengen dwars door de plunjer achter de laatste samengedrukte plak van de baal naar knopers die bediend worden om touw, garen of iets dergelijks rond de baal te wikkelen en vast te knopen terwijl de baal zich nog altijd in de balenkamer bevindt. Het touw wordt doorgesneden en wanneer een nieuwe baal gevormd is, wordt de gevormde baal aan de achterkant van de balenpers uitgestoten.
In conventionele aandrijfsystemen worden de knopers aangedreven doormiddel van een combinatie van een aandrijfas en een tandwielkast, of door een ketting-aandrijving. Wanneer een knoopcyclus vereist is, wordt het knopergeheel gekoppeld d.m.v. een ééntoerenkoppeling met de hoofdaandrijving die op zijn beurt het knopergeheel dat gesynchroniseerd is met de plunjer aandrijft. De naalden zijn via een krukasmechanisme verbonden met de as van de knoper en worden dus gesynchroniseerd met de knopers aangedreven. Het eerste deel van de sequentie van de knoopcyclus wordt gebruikt om de naalden omhoog te bewegen naar de knopers, waar, na een bepaalde hoekverdraaiing van de knoperas, de verschillende knoperfuncties starten. Dit eerste deel van de hoekverdraaiing van de knoperas wordt ook gebruikt om sommige functies van het knopersysteem die in een parkeerpositie geplaatst werden weer in de uitgangspositie te brengen na afloop van de tweede sequentie van de knoopcyclus en ontkoppeling van de aandrijving van de knoperas aangezien de naalden hun uitgangspositie hebben bereikt.
Aandrijfsystemen voor de knopers en de naalden bevatten gewoonlijk een veilig-heids-beschermingstoestel, meestal een breekbout of een andere verbinding die zou moeten breken of slippen als het aandrijfsysteem een te hoge weerstand ondervindt. Een ander probleem heeft betrekking op de timing tussen de naalden en de plunjer, waardoor, als de naalden niet tijdig uit de balenkamer teruggetrokken zijn, de plunjer met de nieuwe, samen te drukken prop, de naalden zal raken en deze zal beschadigen.
Octrooi WO2015/197203 op naam van de aanvrager van dit octrooi pakt op z'n minst een deel van deze problemen aan en onthult een balenpers met een gesplitste aandrijving van naalden en knopers door middel van een vergrendelings-systeem dat de timing van de naalden en de aandrijving regelt en verschaft een integraal veiligheidsmechanisme. Octrooi WO2015197203 onthult een balenpers, bestaande uit een balenkamer, een plunjer die geconfigureerd is om oogstmateriaal in de balenkamer samen te drukken, een tegenkruk, een reeks naalden en een scharnierend vergrendelingssysteem. De tegenkruk is aandrijvend gekoppeld met de plunjer. De reeks naalden is geconfigureerd om touw dwars door de balenkamer toe te voeren. Het scharnierende vergrendelingssysteem is aandrijvend gekoppeld met zowel de tegenkruk als de naalden. Een knoper wordt geactiveerd wanneer de naalden een voorafbepaalde positie bereiken. Het vergrendelingssysteem zorgt ervoor dat de naalden altijd teruggetrokken worden uit de baal door dezelfde aandrijving die de plunjer aandrijft. Hoewel zo'n systeem goed werkt, is het een nadeel dat relatief lange verbindingsarmen nodig zijn om de koppeling tussen de plunjeraandrijving en de naalden te verwezenlijken.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Het oogmerk van uitvoeringsvormen van de uitvinding is een compactere balenpers die het mogelijk maakt om de naalden aan te drijven afhankelijk van een baallengtemeting.
Volgens een eerste aspect wordt een balenpers verschaft, die bestaat uit een balenkamer, een plunjer, een naaldjuk, een reeks knopers; en een baallengte-meet- en triggertoestel. De plunjer is geconfigureerd om oogstmateriaal samen te drukken in de balenkamer om een baal te vormen. Het naaldjuk is uitgerust met een reeks naalden die geconfigureerd zijn om touw dwars door de balenkamer toe te voeren. De reeks knopers is geconfigureerd om het touw van de reeks naalden te ontvangen. Het baallengtemeet- en triggertoestel is geconfigureerd om de lengte te meten van de baal in de balenkamer en om een trigger op te wekken wanneer een voorafbepaalde lengte bereikt werd. De baal bevat verder een boven de balenkamer gelegen aandrijfas die zich in een dwarsrichting van de balenpers uitstrekt, en een naaldkoppelingstoestel tussen deze aandrijfas en het naaldjuk, waarbij het naaldkoppelingstoestel geconfigureerd is om het naaldjuk vanuit een rustpositie (ook uitgangspositie genoemd) naar een touw-toevoerpositie en terug te bewegen, wanneer het baallengtemeet- en triggertoestel een trigger opwekt.
Door gebruik te maken van een boven de balenkamer gelegen aandrijfas, bv. dezelfde aandrijfas als de aandrijfas die gebruikt wordt voor het aandrijven van de knopers, en door een naaldkoppelingstoestel aan te brengen tussen deze aandrijfas en het naaldjuk, zijn er kortere verbindingsarmen nodig in vergelijking met oplossingen volgens de stand van de techniek. Ook kan het naaldkoppelingstoestel dichter bij het baallengtemeet- en triggertoestel gelegen zijn. Dit leidt tot een compactere balenpers.
Een ander voordeel is dat het naaldkoppelingstoestel ervoor zal zorgen dat de naalden altijd uit de balenkamer teruggetrokken worden door een aandrijving die dezelfde kan zijn als de aandrijving die de reeks knopers aandrijft.
In een voorkeursuitvoeringsvorm is de aandrijfas gekoppeld met een tandwielkast die geconfigureerd is om de aandrijfas continu te doen draaien wanneer de balenpers in werking is. Dit maakt een eenvoudige constructie mogelijk.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm bevat het naaldkoppelingstoestel een krukarm die bevestigd is aan de aandrijfas en meedraait met de aandrijfas; en een reeks koppelingselementen tussen de krukarm en het naaldjuk. De reeks koppelingselementen is geconfigureerd om een koppeling tot stand te brengen tussen de krukarm en het naaldjuk wanneer het baallengtemeet- en triggertoe-stel een trigger opwekt. Bij voorkeur bevat de reeks koppelingselementen een drijfstang, een verbindingselement en een koppeling. De drijfstang heeft een eerste uiteinde dat scharnierbaar verbonden is met de krukarm en een tweede uiteinde. Het verbindingselement is scharnierbaar aangebracht op een eerste plaats van de balenpers rond een eerste vaste scharnieras die zich in de dwars-richting van de balenpers uitstrekt. Op een tweede plaats is het verbindingselement scharnierbaar verbonden met het tweede uiteinde van de drijfstang zodat, tijdens de werking het verbindingselement vooruit en achteruit gezwenkt wordt rond de vaste scharnieras door de beweging van de drijfstang. De koppeling is geconfigureerd om het verbindingselement met het naaldjuk te koppelen bij ontvangst van een trigger. In zulke uitvoeringsvorm kan de lengte van de drijfstang relatief kort zijn in vergelijking met oplossingen volgens de stand van de techniek.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm bevat het naaldjuk twee naald-steunarmen die elk een eerste uiteinde en een tweede uiteinde hebben; en een naalddragerstang die zich in de dwarsrichting van de balenpers uitstrekt en de reeks naalden draagt. De naalddragerstang is tussen de eerste uiteinden van de naaldsteunarmen aangebracht; en de tweede uiteinden van de naaldsteunarmen zijn scharnierbaar aangebracht rond een vaste scharnieras die zich in de dwarsrichting van de balenpers uitstrekt. Bij voorkeur komt de eerste vaste scharnieras van het verbindingselement overeen met de vaste scharnieras van de tweede uiteinden van de naaldsteunarmen.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is de koppeling een haakelement dat scharnierbaar bevestigd is aan het naaldjuk en dat positioneerbaar is in een eerste koppelingspositie waarin het zwenkende verbindingselement het haak-element meeneemt tijdens het zwenken en in een tweede ontkoppelingspositie waarin het zwenkende verbindingselement het haakelement niet meeneemt tijdens het zwenken. Het baallengtemeet- en triggertoestel wordt dan geconfigureerd om een eerste trigger op te wekken die het haakelement positioneert in de eerste koppelingspositie wanneer een voorafbepaalde lengte is bereikt, en een tweede trigger die het haakelement in de tweede ontkoppelingspositie positioneert. Bij voorkeur bevat de balenpers verder een triggerkoppelingstoestel tussen het zwenkende verbindingselement en het baallengtemeet- en triggertoestel, waarbij het triggerkoppelingstoestel zo geconfigureerd is dat het baallengtemeet-en triggertoestel de tweede trigger opwekt. Het triggerkoppelingstoestel kan een aantal passend met elkaar verbonden stangen bevatten die aangebracht zijn om door de beweging van het zwenkende toestel bewogen te worden zodat de beweging van de stangen de tweede trigger veroorzaakt.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm bevat het baallengtemeet- en triggertoestel een sterwiel dat geconfigureerd is om te draaien wanneer een baal in een overlangse richting van de balenpers in de balenkamer beweegt; en een stangenstelsel dat gekoppeld is aan het sterwiel, waarbij het stangenstelsel een scharnierbaar aangebrachte triggerarm bevat die aangebracht is om een beweging van de koppeling vanuit een ontkoppelde positie naar een gekoppelde positie en terug te veroorzaken. Het gebruik maken van een stangenstelsel voor het opwekken van de trigger heeft het voordeel tot een heel robuust systeem te leiden. in een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm bevat de balenpers verder een naaldhouder die geconfigureerd is om het naaldjuk in de rustpositie te houden en om het naaldjuk vrij te kunnen geven wanneer beweging vanuit de rustpositie naar een touwafgiftepositie en terug vereist is. Deze naaldhouder kan een actief of een passief systeem zijn. Een voorbeeld van een passief systeem is een naaldhouder die een meeneem- of houdelement onder veerspanning bevat, dat geconfigureerd is om de naalddragerstang van het naaldjuk in de rustpositie te houden en het naaldjuk in staat stelt uit de rustpositie getrokken te worden tegen de veerkracht in van het onder veerspanning staande meeneem- of houdele-ment.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm bevat de balenpers verder een knoperkoppelingstoestel tussen de aandrijfas en een aandrijfbare knoperas die gekoppeld is aan de reeks knopers, waarbij het knoperkoppelingstoestel geconfigureerd is om de aandrijfas aan de aandrijfbare knoperas te koppelen op basis van een positie van het naaldjuk. Op die manier wordt dezelfde aandrijfas gebruikt om de naalden en de knopers aan te drijven.
In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm bevat het knoperkoppelingstoe-stel een koppeling tussen de aandrijfas en de knoperas, en een stanggeheel dat een stang bevat die verbonden is met minstens één van de twee naaldsteunar-men van het naaldjuk, waarbij het stanggeheel geconfigureerd is om de koppeling te koppelen om de aandrijfas aan de knoperas te koppelen. In een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is de koppeling een ééntoerenkoppeling die geconfigureerd is om in een ontkoppelde toestand te zijn na één enkele omwenteling te hebben gemaakt na het koppeling van de koppeling. De krukarm voor het aandrijven van de aandrijfstang van het naaldkoppelingstoestel kan aangebracht worden aan één uiteinde van de aandrijfas zodat de krukarm en de drijfstang in een vlak buiten de balenkamer bewegen, evenwijdig met een zijwand van de balenkamer. De koppeling voor het aandrijven van de knopers kan aangebracht worden aan het andere uiteinde van de aandrijfas boven de balenkamer.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De bijbehorende tekeningen worden gebruikt om momenteel niet-beperkende en bij wijze van voorbeeld gegeven voorkeursuitvoeringsvormen van deze uitvinding te illustreren. De bovenvermelde en andere voordelen van de kenmerken en voorwerpen van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen worden aan de hand van de volgende gedetailleerde beschrijving wanneer deze gelezen wordt samen met de bijbehorende tekeningen waarin:
Figuur 1 een schematisch perspectiefaanzicht is van een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een rechthoekigebalenpers volgens deze uitvinding;
Figuur 2 een schematisch perspectiefaanzicht is van een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een naaldaandrijfmechanisme van een balenpers volgens deze uitvinding;
Figuur 2A een vergroot aanzicht is van een gedeelte van Figuur 2;
Figuur 3 een schematisch detailaanzicht is van een gedeelte van Figuur 2;
Figuren 4A-4E opeenvolgende posities illustreren van de verschillende onderdelen van het naaldaandrijfmechanisme van Figuur 2 tijdens het aandrijven van de naalden;
Figuur 4F een gedetailleerd perspectiefaanzicht is van de naaldhouder die weergegeven is in Figuren 4A-4E;
Figuren 5 en 6 schematische perspectiefaanzichten zijn van een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een aandrijfmechanisme van een kno-per van een balenpers volgens deze uitvinding; waarbij Figuur 5A een schematisch aanzicht is dat verder de Figuren 5 en 6 verduidelijkt, en waarbij Figuur 6A een gedetailleerd aanzicht is van een gedeelte van Figuur 6 waarbij de knoper-schijven werden weggelaten;
Figuur 7 een schematisch aanzicht is van een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een knoperschijf voor gebruik in een balenpers volgens deze uitvinding;
Figuur 8 een schematisch perspectiefaanzicht is van een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een knoper voor gebruik in een balenpers volgens deze uitvinding; en
Figuur 9 een ander schematisch perspectiefaanzicht is van een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van een naaldaandrijfmechanisme van een balenpers volgens deze uitvinding.
BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De tekeningen zijn alleen schematisch en niet-beperkend. In de tekeningen kan de grootte van sommige elementen voor illustratieve doeleinden overdreven zijn en niet op schaal getekend.
Geen enkel verwijzingsteken in de conclusies mag geïnterpreteerd worden als zijnde beperkend voor de reikwijdte van de uitvinding. In de tekeningen verwijzen dezelfde referentietekens naar dezelfde of analoge elementen.
De termen "voorkant / voorste", "achterkant /achterste", "voorwaarts", "achterwaarts", "links / linker " en "rechts / rechter" die in deze beschrijving worden gebruikt, zijn bepaald ten opzichte van de normale rijrichting van de machine tijdens de werking. Ze mogen evenwel niet als beperkende termen geïnterpreteerd worden.
Uitvoeringsvormen van deze uitvinding kunnen gebruikt worden in balenpersen voor de productie van rechthoekige balen van landbouwgewassen zoals hooi, stro, kuilvoeder of dergelijk oogstmateriaal dat voordien werd gemaaid, in rijen of in zwaden gelegd en van een akker werd opgeraapt. De geproduceerde rechthoekige balen kunnen een hoge dichtheid hebben en dus een hoge massa, bijvoorbeeld 500 kg of meer.
Nu met verwijzing naar de tekeningen en meer bepaald naar Figuur 1, wordt een schematisch perspectief opengewerkt aanzicht getoond dat de inwendige werking van een grote vierkantebalenpers 10 toont. Balenpers 10 werkt met een tweetrapstoevoersysteem. Oogstmateriaal wordt met behulp van een op-raapeenheid 12 van zwaden opgetild en aan de balenpers 10 toegevoerd. De opraapeenheid 12 bevat een draaiende opraaprol 14 met tanden 16 die het gewas achterwaarts bewegen naar een pakkereenheid 18. De pakkereenheid 18 bevat pakkertanden 20 die het gewas in een precompressiekamer 22 drukken om een prop oogstmateriaal te vormen. De pakkertanden 20 strengelen het gewas ineen en pakken het samen in de precompressiekamer 22. De precompres-siekamer 22 en de pakkertanden 20 werken als de eerste stap van het samendrukken van het gewas. Eens de druk in de precompressiekamer 22 een voorafbepaalde gemeten waarde bereikt, beweegt een stouweenheid 24 de prop oogstmateriaal uit de precompressiekamer 22 naar een balenkamer 26. De stouweenheid 24 bevat stouwervorken 28 die de prop oogstmateriaal rechtstreeks tot voor een plunjer 30 drukken, die binnen de balenkamer 26 heen en weer beweegt en de prop oogstmateriaal in een plak samenperst. De stouwer-vorken 28 keren terug naar hun originele stationaire toestand nadat de prop oogstmateriaal tot in de balenkamer 26 werd bewogen.
De plunjer 30 drukt de proppen oogstmateriaal samen in plakken om een baal te vormen en terzelfder tijd beweegt de baal geleidelijk naar uitlaat 32 van de balenkamer 26 in een langsrichting L van de balenpers 10. De balenkamer 26 en de plunjer 30 werken als de tweede trap voor gewascompressie. Balenpers 10 bevat verder een naaldjuk 42 met een reeks naalden 36 die geconfigureerd zijn om dwars door de balenkamer 26 touw aan een reeks knopers 34 toe te voeren. Naaldjuk 42 bevat twee naaldsteunarmen 130, een naalddragerstang 135 die zich in de dwarsrichting T van balenpers 10 uitstrekt en de reeks naalden 36 draagt. Elke naaldsteunarm 130 heeft een eerste uiteinde 131 en een tweede uiteinde 132. De naalddragerstang 135 is aangebracht tussen de eerste uiteinden 131, en de tweede uiteinden 132 van de naaldsteunarmen 130 zijn schar-nierbaar aangebracht rond een vaste scharnieras die zich uitstrekt in de dwars-richting T van de balenpers.
Wanneer genoeg plakken werden toegevoegd en de baal een volledige of voorafbepaalde grootte heeft bereikt (d.w.z. een voorafbepaalde lengte gemeten in de overlangse richting L van de balenpers), brengen de naalden 36 van naaldjuk 42 het onderste touw omhoog rond de baal dwars door de plunjer 30 en de balenkamer 26 en dragen het touw over aan een reeks knopers 34, waarna het knoopproces plaatsvindt. De reeks knopers 34 is geconfigureerd om het touw te ontvangen van de reeks naalden 36 en is boven de balenkamer 26 aangebracht. Na het knopen wordt het touw afgesneden en gaat de gevormde baal vooruit door de balenkamer 26 en wordt uiteindelijk uitgestoten uit een ontlaadgoot 38 terwijl de volgende baal gevormd wordt. De balenkamer 26 bevat een paar zijwanden 40, waartussen de baal wordt gevormd en waartussen de naalden 36 zich uitstrekken om het touw dwars door de balenkamer 26 aan de knopers 34 toe te voeren.
Een tandwielkast 60 zorgt voor de aandrijving van de verschillende onderdelen van de balenpers 10 die aangedreven moeten worden. De tandwielkast 60 kan aangedreven worden door de tractor die de balenpers 10 sleept, door middel van een transmissieas 62 tussen de tractor en de balenpers 10. De tandwielkast 60 drijft de plunjer 30 rechtstreeks aan. De plunjer 30 kan bijvoorbeeld verbonden worden met de tandwielkast 60 door middel van krukarmen en drijfstangen (niet weergegeven in Figuur 1).
Balenpers 10 bevat verder een baallengtemeet- en triggertoestel 150 dat geconfigureerd is om de lengte te meten van de baal in balenkamer 26 en om een trigger op te wekken wanneer een voorafbepaalde lengte is bereikt. Het baallengtemeet- en triggertoestel 150 bepaalt de lengte van de baal en wekt een trigger op, bv. een mechanische trigger in de vorm van een bewegend deel of een elektrische trigger in de vorm van een elektrisch signaal, wanneer een voorafbepaalde lengte werd bereikt. Het baallengtemeet- en triggertoestel 150 kan een mechanische en/of elektrische of elke andere passende constructie zijn.
Een gemeenschappelijke aandrijfas 90 wordt gebruikt om de knopers 34 en het naaldjuk 42 aan te drijven. De aandrijfas 90 ligt boven de balenkamer 26 en strekt zich uit in een dwarsrichting T van de balenpers 10. De gemeenschappelijke aandrijfas 90 kan passend verbonden zijn met de hoofdtandwielkast 60 door middel van een aftakas en een aanvullende tandwielkast (niet weergegeven). Tijdens een baalvorming blijft de aandrijfas 90 continu met een constant toerental draaien, bij voorkeur een toerental tussen 250 en 350 toeren per minuut, en bv. ongeveer 300 toeren per minuut. Een naaldkoppelingstoestel 100 (schematisch weergegeven) is tussen de aandrijfas 90 en het naaldjuk 42 aangebracht. Het naaldkoppelingstoestel 100 is geconfigureerd om het naaldjuk 42 vanuit een rustpositie naar een touwtoevoerpositie en terug te bewegen, wanneer het baallengtemeet- en triggertoestel 150 een trigger opwekt. Een verder knoperkop-pelingstoestel (niet weergegeven in Figuur 1) is aangebracht om de gemeenschappelijke aandrijfas 90 te koppelen met een knoperas die de knoperschijven van de reeks knopers 34 draagt.
Een voorbeeld van een geschikt koppelingsmechanisme is weergegeven in Figuren 2, 2A en 3. Naaldjuk 42 bevat een naaldsteunarm 130 die scharnierbaar verbonden is met balenpers 10 rond scharnieras 122 aan het tweede uiteinde 132 van de naaldsteunarm 130. Gewoonlijk zijn twee naaldsteunarmen 130 aangebracht, één aan elk uiteinde van het naaldjuk 142. De naalddragerstang 135 die de reeks naalden 36 draagt, is niet zichtbaar in Figuur 2, maar kan op vergelijkbare wijze worden aangebracht zoals in Figuur 1 tussen de eerste uiteinden 131 van de naaldsteunarmen 130.
In de uitvoeringsvorm van Figuren 2 en 3 bevat het naaldkoppelingstoestel 100 een krukarm 112 die bevestigd is aan de aandrijfas 90 en samen met de aandrijfas 90 draait, en een reeks koppelingselementen 110, 120, 140, 145 tussen de krukarm en het naaldjuk 42. De reeks koppelingselementen 110, 120, 140, 145 is geconfigureerd om een koppeling tot stand te brengen tussen krukarm 112 en naaldjuk 42 wanneer een baallengtemeet- en triggertoestel 150 een trigger opwekt, zoals hieronder verder zal worden verduidelijkt.
Tijdens de werking wordt aandrijfas 90 continu gedraaid met krukarm 112. Krukarm 112 is verbonden met een eerste uiteinde van een drijfstang 110. Een verbindingselement 120 is scharnierbaar aangebracht op een eerste plaats rond de scharnieras 122 zich uitstrekkend in de dwarsrichting T van de balenpers. In deze uitvoeringsvorm komt de scharnieras 122 overeen met de scharnieras van de naaldsteunarmen 130, maar deze scharnierassen kunnen ook op een afstand van elkaar gelegen zijn. Een tweede uiteinde van drijfstang 110 is op een tweede plaats met verbindingselement 120 verbonden. Door krukarm 112 te draaien, zwenkt verbindingselement 120 voorwaarts en achterwaarts rond scharnieras 122.
Een koppeling 140 (zie Figuren 3 en 4A-E) is aangebracht om naaldsteunarm 130 te koppelen met en te ontkoppelen van verbindingselement 120, afhankelijk van een baallengtemeting zodat naaldjuk 42 met naalden 36 in een vaste ontkoppelde positie staat zolang de baallengte kleiner is dan een voorafbepaalde lengte, en zodat de naaldsteunarm 130 gekoppeld wordt aan zwenkend verbindingselement 120 wanneer een voorafbepaalde baallengte bereikt is om naalden 36 opwaarts te zwenken om de knoopbewerking te doen. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm is de koppeling 140 een haakelement 140 dat schamierbaar is aangebracht rond een scharnierpunt 142. Scharnierpunt 142 is vast verbonden met de naaldsteunarm 130 d.m.v. een bevestigingselement 145. Het haakelement 140 bevat een haak 146 (zichtbaar in Figuren 4A, 4B en 4C) aan een eerste uiteinde, waarbij de haak 146 in staat is over een pen 124 te haken die aan verbindingselement 120 bevestigd is. Een tweede uiteinde 141 van het haakelement 140 is geconfigureerd om mee te werken met een triggerarm 153 van het baal lengtemeet- en triggertoestel 150. Triggerarm 153 is schamierbaar aangebracht rond scharnierpunt 154. Haakelement 140 kan in een eerste kop-pelingspositie gepositioneerd worden (Figuren 4B en 4C) waarin het zwenkende verbindingselement 120 het haakelement 140 meeneemt tijdens het zwenken en een tweede ontkoppelingspositie (Figuren 4A en 4E) waarin het zwenkende verbindingselement het haakelement 140 niet meeneemt tijdens het zwenken. Baal-lengtemeet- en triggertoestel 150 is geconfigureerd is om een eerste triggerop te wekken (Figuur 4B, waarbij de triggerarm 153 naar links bewogen is, zie verder) waardoor het haakelement 140 in de eerste koppelingspositie zal gepositioneerd worden wanneer de krukarm 112 wordt gedraaid (Figuur 4C), en een tweede trigger (Figuur 4D, waarin de triggerarm 153 naar rechts is bewogen, zie verder) waardoor het haakelement 140 gepositioneerd zal worden in de tweede ontkoppelingspositie wanneerde krukarm 112 wordt gedraaid (Figuur4E). De beweging van triggerarm 153 vanuit de koppelingspositie naarde ontkoppelingspositie wordt veroorzaakt door de beweging van naaldjuk 42 en een trig-gerkoppelingstoestel, bestaande uit onderling verbonden stangen 161, 163 en 169: wanneer naaldsteunarmen 130 bewegen, bewegen ook de stangen 161,163 en 169, waardoor ze het baallengtemeet- en triggertoestel 150 terugdrukken in een ontkoppelingspositie waarbij triggerarm 153 in de positie komt te staan die geïllustreerd is in Figuur 4D en haakelement 140 ontkoppeld is.
Systemen volgens de stand van de techniek om te vermijden dat de naalden breken wanneer er een verstopping is in de balenkamer, hebben gewoonlijk een ingebouwde breekbout tussen de aftakas en het aandrijfmechanisme om verschillende onderdelen van de balenpers aan te drijven. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm is een optie het invoegen van een breekbout in drijfstang 110 en/of in pen 124.
Om de naalden in de rustpositie te houden (wanneer de steunarmen 130 in de ontkoppelde positie staan), is een vasthoudtoestel 300 voorzien, zie Figuren 4E en 4F. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm bevat het vasthoudtoestel 300 een spiraalveer 301 die tegen een vasthoudelement 302 drukt dat de naalddrager-stang 135 van naaldjuk 42 draagt. Het vasthoudelement 302 is scharnierbaar aangebracht rond scharnier 303. Wanneer de haak 146 (zie Figuur 4C) pen 124 meeneemt door het haakelement 140 in de koppelingspositie te brengen, wordt naalddragerstang 135 uit het vasthoudelement 302 verwijderd, d.w.z. dat naaldjuk 42 uit de uitgangspositie vrijkomt. Dit wordt mogelijk gemaakt door de schroefveer 301 die het houdelement 302 in staat stelt achteruit en vooruit te slingeren. Wanneer de haak 146 pen 124 meeneemt, wordt de naalddragerstang 135 uit het vasthoudelement 302 getrokken.
In de geïllustreerde uitvoeringsvorm is het vasthoudtoestel een passief systeem in de zin dat het naaldjuk 42 niet actief wordt vrijgegeven wanneer de naald dient te bewegen. Een vakman zal echter begrijpen dat het ook mogelijk is om een actief systeem te verschaffen dat het naaldjuk 42 vrijgeeft bij het bereiken van een voorafbepaalde baallengte.
De werking van het naaldkoppelingstoestel 100 is geïllustreerd in de Figuren 4A-4E. Figuur 4A toont de positie van de triggerarm 153 vooraleer de voorafbepaalde baallengte is bereikt. In deze positie houdt triggerarm 153 haakelement 140 in een positie waarin de haak 146 niet rond de pen 124 haakt. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm is aan een uiteinde van de triggerarm een rolletje 152 aangebracht dat het haakelement 140 naar beneden drukt zolang de voorafbepaald baallengte niet bereikt is. Dit komt overeen met de situatie waarin de naalden 36 in een ingetrokken stationaire positie staan. Wanneer de voorafbepaalde baallengte bereikt is, zwenkt het baallengtemeet- en triggertoestel 150 de triggerarm 153 rond scharnierpunt 154 zodat het haakelement 140 vrijkomt en de haak 146 de pen 124 kan meenemen wanneer het verbindingselement 120 scharnierend achterwaarts wordt bewogen door drijfstang 110, zie pijl B in Figuren 4B en 4C. Naaldsteunarm 130 is nu verbonden met het verbindingselement 120 via haak 146 en het verbindingselement 120 zwenkt samen met naaldsteunarm 130 voorwaarts, zie pijl F in Figuur 4D om de naalden 36 in de richting van de kno-pers 34 te bewegen om touw aan de knopers 34 toe te voeren. Daarna wordt triggerarm 153 terug naar de ontkoppelingspositie bewogen. De beweging van triggerarm 153 vanuit de koppelingspositie (Figuur 4B en 4C) naar de ontkop-pelingspositie wordt veroorzaakt door de beweging van de naalden 130: wanneer de naalden 130 over een voorafbepaald bereik gedraaid zijn en een beweging van de koppeling stangen 161, 163 en 169 veroorzaken, wordt het baal-lengtemeet- en triggertoestel 150 terug naar een ontkoppelingspositie bewogen waarin triggerarm 153 in de positie staat die geïllustreerd is in Figuur 4D en haakelement 140 ontkoppeld is. Wanneer het verbindingselement 120 opnieuw achterwaarts gezwenkt wordt, zie pijl B in Figuur 4E, wordt de haak 146 vrijgegeven en wordt de naaldsteunarm 130 opnieuw in de stationaire ingetrokken positie gehouden.
In een voorkeursuitvoeringsvorm bevat het baallengtemeet- en triggertoestel 150 een sterwiel 151 dat geconfigureerd is om te draaien wanneer een baal in de balenkamer 26 in een overlangse richting L van de balenpers 10 beweegt, en een stangenstelsel 155 dat aan sterwiel 151 gekoppeld is. Het stangenstelsel 155 bevat de scharnierbaar aangebrachte triggerarm 153 met als functie een beweging van de koppeling 140 vanuit een ontkoppelde positie naar een gekoppelde positie en terug te veroorzaken. De figuren geven een bepaalde uitvoeringsvorm weer van een stangenstelsel 155, maar een vakman begrijpt dat binnen de context van deze uitvinding veel varianten mogelijk zijn. In een alternatieve uitvoeringsvorm die geïllustreerd is in Figuur 9 kan in plaats van een trigger-arm 153 en stangenstelsel, het baallengtemeet- en triggertoestel 150 een actuator 153' bevatten die het haakelement 140 naar beneden drukt wanneer de gewenste baallengte bereikt werd.
Figuren 2, 3, 5, 5A, 6 en 6A illustreren verder een uitvoeringsvorm van een kno-perkoppelingstoestel 160 tussen de aandrijfas 90 en een aandrijfbare knoperas 180 waar een reeks knoperschijven van de reeks knopers 34 (niet weergegeven in Figuur 6A ter wille van de duidelijkheid) op aangebracht zijn. Knoperkop-pelingstoestel 160 is geconfigureerd om de aandrijfas 90 aan de aandrijfbare knoperas 180 te koppelen op basis van een positie van het naaldjuk 42. Het in de tekeningen geïllustreerde knoperkoppelingstoestel 160 bevat een koppeling 170, 167 tussen aandrijfas 90 en knoperas 180, en een stanggeheel 163,164, 165, 166 dat geconfigureerd is om koppeling 170, 167 te koppelen om de aandrijfas aan de knoperas 180 te koppelen.
Het knoperkoppelingstoestel 160 bevat een trekstang 161 en een reeks koppe-lingselementen 163, 164, 165, 166, 167, 170, 181. Trekstang 161 heeft een eerste uiteinde dat scharnierbaar verbonden is met het tweede uiteinde 132 van de naaldsteunarm 130. Trekstang 161 heeft een tweede uiteinde dat scharnierbaar verbonden is met een verbindingsstang 163. De verbindingsstang 163 is vast bevestigd aan een asgedeelte 164 zodat, wanneer aan de trekstang 161 wordt getrokken, asgedeelte 164 wordt gedraaid. Het draaien van asgedeelte 164 doet een vergrendelingsblok 165 op een arm 166 die verbonden is met asgedeelte 164 omlaag bewegen door een hefboom 167 vrij te geven. De hefboom 167 is scharnierbaar verbonden met een deel 181 van de knoperkoppeling dat bevestigd is aan de knoperas 18 waarop één of meer knoperschijven (zie verder) zijn aangebracht. De continu draaiende aandrijfas 90 is uitgerust met een meedraaiende koppelingsschijf 170. Een kant van de koppelingsschijf 170 bevat een schijfvormige uitsparing 175 met een uitsteeksel 172 dat uit de schijfvormige uitsparing 175 steekt. Wanneer hefboom 167 vrijgegeven wordt, beweegt een eindstuk 168 van hefboom 167 in het pad van het draaiende uitsteeksel 172, wat het deel van de knoperkoppeling 181 dat verbonden is met de as 180 waarop één of meer knoperschijven zijn aangebracht doet meedraaien. Op die manier wordt een knoopcyclus ingeleid en gecoördineerd met het passeren van het touw naar de knopers 34 door de naalden 36.
Door de positie van het meedraaiende uitsteeksel 172 t.o.v. de positie van de meedraaiende krukarm 112 in te stellen, d.w.z. door de hoek a in te stellen die weergegeven in de schematische voorstelling van Figuur 5A, kan de start van de knoopcyclus t.o.v. de positie van de naalden 36 op een eenvoudige wijze worden aangepast. Nadat de naalden 36 teruggekeerd zijn naar hun ingetrokken uitgangspositie, kunnen de knoperfuncties actief blijven zodat er meer tijd is voor het leggen van de knopen, zie verder.
Men kan bedenken dat sommige van de verschillende scharnierpunten een andere plaats kunnen innemen en dat sommige coaxiaal kunnen zijn, die niet als dusdanig weergegeven zijn in de illustraties. Omgekeerd kunnen sommige van de scharnierpunten die weergegeven zijn als zijnde coaxiaal verschillende plaatsen hebben.
Figuren 7 en 8 illustreren een uitvoeringsvorm van een knoper 34. De knoper 34 bevat een knoperschijf 501 die bedoeld is om bevestigd te worden aan de knoperas 180 die geïllustreerd is in de Figuren 5 en 6 om samen met deze laatste één volledige omwenteling te maken wanneer de koppeling 170, 167 gekoppeld is. De knoper 34 bevat verder een roterend knoperbekelement 200, een touwschijf 201 achter en in de buurt van de knoperbek 200 om strengen touw in de positie te houden om meegenomen te worden door de knoperbek 200 tijdens het draaien van deze laatste; en een zwenkarm 400. De strengen worden in inkepingen in de draaiende touwschijf 201 vastgehouden door een vast borgelement of touwhouder (niet weergegeven in de figuren). De zwenkarm 400 bevat een mesblad 403 om de strengen af te snijden in reactie op een zwenkbeweging van de arm 400 die ook dient om een strippend deel van de zwenkarm 400 in contact te brengen met een knoop die gevormd werd op de knoperbek 200 om zulke knoop van de knoperbek 200 af te strippen terwijl de zwenkarm vanuit een achterwaartse positie naar een voorwaartse positie beweegt. Een gedetailleerde beschrijving van mogelijke uitvoeringsvormen voor de onderdelen 200, 201 en 400 kan gevonden worden in octrooien WO2014/060245 en WO2015/014616 op naam van de aanvrager, die hierin als referentie zijn opgenomen.
Om aandrijvend vermogen op de knoperbek 200 over te brengen, is de knoper-schijf 501 uitgerust met een rondsel 503 om in te grijpen in drie aan de omtrek verdeeld geplaatste tandwielsegmenten 504, 505, 506 op de knoperschijf 501. Evenzo wordt aandrijvend vermogen overgebracht op de schijven van de touw-schijf 201, bv. d.m.v. een touwschijfrondsel, een wormwieloverbrenging en een conisch tandwiel (niet weergegeven, maar beschreven in octrooien WO2014/060245 en WO2015/014616) in een positie om sequentieel in te grijpen in een paar over de omtrek verdeeld geplaatste tandwielsecties 605, 606, 607, 608 op de knoperschijf 501.
Vermogen om de arm 400 te zwenken wordt verkregen d.m.v. een nokvolger 430 op het bovenste uiteinde van de zwenkarm 400. De nokvolger 430 loopt in een noksleuf 440 op de knoperschijf 501.
Een as van de insteekarm 190 strekt zich evenwijdig uit met de knoperas 180, zie Figuren 6A en 1. De as van de insteekarm 190 draagt een reeks vast erop bevestigde insteekarmen 195. Elke insteekarm 195 draagt een rol 196 aan zijn achterste uiteinde waarrond de streng wordt meegevoerd. Een stuk streng kan een lus omhoog vormen rond een reeks "vier"-armen (niet weergegeven) die boven de reeks insteekarmen 195 zijn aangebracht.
Wanneer de naalden 36 omhoog bewogen worden, zie de bovenstaande beschrijving, nemen de naalden een streng mee. Als de naalden 36 de knopers 34 naderen, worden de insteekarmen 195 ook omhoog bewogen. De insteekarmen 195 kunnen synchroon met de naalden 36 bewogen worden. Dit kan gebeuren door een insteekarm te koppelen aan het systeem in de vorm van een noksys-teem met een nok 192 die meedraait met aandrijfas 90 en een nokrol 193 die aan de as van de insteekarm 190 bevestigd is, zie Figuren 2 en 4A-4E. De insteekarmen 195 zwenken omhoog om een voldoende los part te hebben dat nodig is in de streng om de naaldbeweging mogelijk te maken. De punt van elke naald 36 vangt de streng die toegevoerd werd door de overeenkomstige insteekarm 195 op en biedt door de naald 36 toegevoerde streng aan samen met de streng die door de overeenkomstige insteekarm 195 samen met de knoper 34 werd toegevoerd. Zie ook Figuur 6C van octrooi WO2015/014616 en de overeenkomstige beschrijving.
De bewegingen van de knoperbek 200 en de touwschijf 201 voor het aanbrengen van de eerste knoop tijdens een eerste knoopvormingscyclus worden overgebracht door een onderling functioneel ingrijpen van het tandwielsegment 504 en de tandwielsectie 605 op de knoperschijf 501 met de respectieve tandwielen (rondsel 53 en conisch tandwiel (niet weergegeven)) op de knoperbek 2 en de touwschijf 201. Zulk aandrijvend onderling ingrijpen blijft voortduren tot een eerste knoop op de knoperbek 200 is gevormd, en tegen dan is de naald 36 zich beginnen terugtrekken. Op dat moment komt een nokschouder 442 van de nok-sleuf 440 van de knoperschijf 501 in ingrijping met de zwenkarm 400 om de onderkant van deze laatste en dus ook het mes 403 te zwenken, over het deel van de strengen dat zich tussen de knoperbek 200 en de touwschijf 201 bevindt, waarbij dit deel wordt afgesneden. Op het moment van snijden, strekken de strengen zich uit de knoperbek 200 naar de touwschijf 201 uit. Om de eerste knoopvorming te voltooien, neemt het strippende deel van de zwenkarm 400 de strengen mee die op een getorste manier rond de knoperbek 200 worden vastgehouden. Daarbij worden de delen van de streng die bovenop de bovenkant van de bovenste lip van de knoperbek 200 liggen over de delen van de streng getrokken die zich tussen de bovenste en onderste lippen van de knoperbek 200 uitstrekken, waarbij ze de eerste knoop vormen. Aangezien de vrije uiteinden van de strengen heel kort zijn, worden ze volledig door de knoop heen getrokken in de laatste fase van de knoopvorming, wat leidt tot een zogenaamde conventionele knoop. Naast het voltooien van de knoop stript verdere beweging van de arm 400 ook de afgewerkte eerste knoop volledig van de knoperbek 200 en laat de volledige lus op de baal vallen.
Wanneer de eerste knoop gevallen is, worden de afgesneden strengen nog altijd in een inkeping van de touwschijf 201 gehouden. Als de naald 36 verder terugtrekt, wordt de streng die verbonden is met de naald 36 neerwaarts neergelegd dwars over de balenkamer 26 en drukt daarbij de bovenste lip van de knoperbek 200 naar beneden, terwijl de insteekarm 195 naar beneden beweegt tot in zijn normale positie. De strengen bevinden zich nu in positie om de tweede knoopcy-clus in te leiden. De zwenkarm 400 zorgt ervoor dat de strengen goed gepositioneerd worden over en vastgegrepen worden door de knoperbek 200, waarbij deze laatste en de touwschijf 201 bediend worden door het tweede respectieve tandwielsegment 505 en tandwielsecties 606, 607, 608 op de knoperschijf 501. Eens de tweede knoop gevormd is, wordt de arm 400 nog eens bediend, maar dit keer door de tweede nokschouder 444, wat leidt tot een verbeterd afstrippen van de tweede knoop.
Tandwielsecties 606, 607, 608 zorgen voor een langdurige bediening van de touwschijf 201, zodat de touwschijf tijdens de tweede knoopvormingscyclus over ongeveer 270 graden draait. Meer bepaald wordt in een eerste omwentelingspe-riode van ongeveer 90° van de tweede knoopvormingscyclus de tweede knoop gevormd door het draaien van de knoperbek 200. In een tweede deel van de hoekverdraaiing van ongeveer 90° van de tweede knoopvormingscyclus, wordt de tweede knoop van de knoperbek 200 gestript. De derde hoekverdraaiing van ongeveer 90° is nodig om terug te keren naar de juiste startpositie om de volgende knoop te vormen. Deze verlengde hoekverdraaiing zal leiden tot strengen die niet langer tussen de touwschijf 201 en de touwhouder vastgehouden worden. Ten slotte zorgt een derde tandwielsegment 506 op de knoperschijf 501 ervoor dat de knoperbek 200 een derde hoekverdraaiing uitvoert. De nokschouder 444 strekt zich over een deel van de omtrek uit om een grote schouder te creëren die de mesarm 403 in zijn verst uitgestrekte positie houdt na het verwijderen van de tweede knoop van de knoperbek 200. Rondsel 503 zal nu tandwielsegment 506 meenemen en blijven draaien, terwijl de bovenste lip van de knoperbek 200 open gedwongen wordt. Door de zwenkarm 400 in zijn verste positie te houden en de knoperbek 200 verder te laten draaien, wordt ervoor gezorgd dat de strengen naar behoren verwijderd kunnen worden en niet aan de knoperbek 200 blijven hangen.
Doordat de vrije uiteinden van de strengen gewoonlijk aanzienlijk langer zijn dan de vrije uiteinden die verkregen werden tijdens de eerste knoopvorming, worden, bij het afwerken van de tweede knoop, de vrije uiteinden niet langer volledig uit de knoop getrokken, wat leidt tot een zogenaamde lus-knoop. Afhankelijk van de constructie van de verschillende onderdelen is het echter ook mogelijk om een tweede conventionele knoop te hebben. Deze tweede knoop is de start van een nieuwe lus voor de volgende baal. Zulke lus is in staat om nieuw materiaal te ontvangen dat door de plunjer in de balenkamer samengedrukt werd, en de lus neemt in lengte toe wanneer extra stukken streng gelijktijdig van de haspels getrokken worden. Wanneer de baal zijn gewenste grootte heeft bereikt, keert de sequentie uiteindelijk terug naar haar beginpunt.
Door een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm van het naaldkop-pelingstoestel 100 en het knoperkoppelingsmechanisme 160 te gebruiken, kunnen de volgende voordelen worden verwezenlijkt. Het naaldkoppelingstoestel 100 zorgt ervoor dat de naalden 36 het onderste en bovenste touw naar boven bewegen tot in de knoper 34, wanneer de gewenste baallengte wordt bereikt. Daarna beginnen, d.m.v. het knoperkoppelingsmechanisme 160, de knoperschij-ven 501 op het juiste moment te draaien. In vergelijking met uitvoeringen volgens de stand van de techniek bevatten bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvormen van de knopers een belangrijke wijziging van de aandrijflijn van de knopers 34, in die zin dat de naalden 36 omhoog moeten komen vooraleer de knoperschijven 501 beginnen te draaien. Aan het begin van de knoopcyclus worden, zoals bij een standaardknoper, de eerste knopen gemaakt. De knoperschijven 501 blijven draaien en de tweede knoop wordt gemaakt (lusknoop of standaardknoop, afhankelijk van de touwschijf en de andere knoperonderdelen). De knoperschijven 501 blijven draaien en de knoperbek zal een derde hoekver-draaiing uitvoeren. Op die manier wordt verzekerd dat de knoperbek 200 opengaat, doordat, net als voor de eerste en de tweede hoekverdraaiing waarbij de knoperbek opengedrukt wordt op een nokvolger van de knoperbek (niet zichtbaar in Figuur 8, de beschrijving van een nokvolger van de knoperbek is opgenomen door verwijzing naar octrooien WO2014/060245 en WO2015/014616). Zo wordt gegarandeerd dat de tweede knoop uit de knoperbek 200 vrijgegeven wordt. Door zo'n configuratie te gebruiken, moet de knoperbekspanning geen compromis meer zijn. De spanning kan voldoende groot ingesteld worden om een perfecte eerste knoop en een perfecte tweede knoop te verwezenlijken, en zo het risico te vermijden dat de tweede knoop op de knoperbek 200 achterblijft.
Hoewel de principes van de uitvinding hierboven werden uiteengezet in verband met specifieke uitvoeringsvormen, dient te worden verstaan dat deze beschrijving louter gedaan is bij wijze van voorbeeld en niet als een beperking van de reikwijdte van bescherming die bepaald is door de bijgevoegde conclusies.

Claims (15)

  1. CONCLUSIES
    1. Balenpers bestaande uit: een balenkamer (26); een plunjer (30) die geconfigureerd is om oogstmateriaal in de balenkamer (26) samen te drukken om er een baal van te maken; een naaldjuk (42) met een reeks naalden (36) om dwars door de balenkamer (26) touw toe te voeren; een reeks knopers (34) die geconfigureerd zijn om het touw te ontvangen van de reeks naalden; een baallengtemeet- en triggertoestel (150) dat geconfigureerd is om de lengte te meten van de baal in de balenkamer (26) en om een trigger op te wekken wanneer een voorafbepaalde lengte bereikt werd; een boven de balenkamer (26) gelegen aandrijfas (90) die zich in een dwarsrichting van de balenpers uitstrekt; een naaldkoppelingstoestel (100) tussen de aandrijfas (90) en het naaldjuk (42), waarbij het naaldkoppelingstoestel (100 )geconfigureerd is om het naaldjuk (42) vanuit een rustpositie naar een touwtoevoer-positie en terug te bewegen, wanneer het baallengtemeet- en triggertoestel (150) een trigger opwekt.
  2. 2. Balenpers volgens conclusie 1, waarbij de aandrijfas (90) gekoppeld is met een tandwielkast die geconfigureerd is om de aandrijfas (90) continu te doen draaien wanneer de balenpers in werking is.
  3. 3. Balenpers volgens conclusie 1 of 2, waarbij het naaldkoppelingstoestel (100) het volgende bevat: - een krukarm (112) die bevestigd is aan de aandrijfas (90) en samen met de aandrijfas (90) draait; en - een reeks koppelingselementen (110, 120, 140) tussen de krukarm en het naaldjuk (42), waarbij de reeks koppelingselementen geconfigureerd is om een koppeling tot stand te brengen tussen de krukarm (112) en het naaldjuk (42) wanneer het baallengtemeet- en triggertoe-stel (150) een trigger opwekt.
  4. 4. Balenpers volgens conclusie 3, waarbij de reeks koppelingselementen bestaat uit: een drijfstang (110) waarvan een eerste uiteinde scharnierbaar verbonden is met de krukarm en een tweede uiteinde; een verbindingselement (120) dat scharnierbaar aangebracht is op een eerste plaats rond een eerste scharnieras (122) die zich in de dwarsrichting van de balenpers uitstrekt, en op een tweede plaats scharnierbaar verbonden is met het tweede uiteinde van de drijfstang (110) zodat, tijdens de werking het verbindingselement vooruit en achteruit gezwenkt wordt rond de vaste scharnieras (122) door de beweging van de drijfstang (110); een koppeling (140) die geconfigureerd is om het verbindingselement met het naaldjuk (42) te verbinden bij ontvangst van een trigger.
  5. 5. Balenpers volgens één of meerdere van de vorige conclusies, waarbij het naaldjuk (42) het volgende bevat: twee naaldsteunarmen (130) elk met een eerste uiteinde en een tweede uiteinde; en een naalddragerstang (135) die zich in de dwarsrichting van de balenpers uitstrekt en de reeks naalden (36) draagt; waarbij de naalddragerstang (135) tussen de eerste uiteinden van de naaldsteunarmen (130) is aangebracht; en waarbij de tweede uiteinden van de naaldsteunarmen (130) scharnier-baar aangebracht zijn rond een vaste scharnieras die zich in de dwars-richting van de balenpers uitstrekt.
  6. 6. Balenpers volgens conclusies 4 en 5, waarbij de eerste vaste scharnieras (122) van het verbindingselement (20) overeenkomt met de vaste scharnieras van de tweede uiteinden van de naaldsteunarmen (130).
  7. 7. Balenpers volgens conclusie 5 of 6, waarbij de koppeling (140) een haak-element is dat scharnierbaar bevestigd is aan het naaldjuk (42) en dat po-sitioneerbaar is in een eerste koppelingspositie waarin het zwenkende verbindingselement (120) het haakelement (140) meeneemt tijdens het zwenken en in een tweede ontkoppelingspositie waarin het zwenkende verbindingselement (120) het haakelement (140) niet meeneemt tijdens het zwenken, en waarbij het baallengtemeet- en triggertoestel (150) geconfigureerd is om een eerste trigger op te wekken die het haakelement (140) positioneert in de eerste koppelingspositie wanneer een voorafbepaalde lengte is bereikt, en een tweede trigger die het haakelement (140) in de tweede ontkoppelingspositie positioneert.
  8. 8. Balenpers volgens conclusie 7, die verder een triggerkoppelingstoestel (161, 163, 169) bevat tussen het zwenkende verbindingselement (120) en het baallengtemeet- en triggertoestel (150), waarbij het triggerkoppelingstoestel (161, 163, 169) zo geconfigureerd is dat het baallengtemeet- en triggertoestel (150) de tweede trigger opwekt.
  9. 9. Balenpers volgens één of meerdere van de conclusies 4 tot 8, waarbij in een als voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm het baallengtemeet- en triggertoestel (150) een sterwiel (151) bevat dat geconfigureerd is om te draaien wanneer een baal in een overlangse richting van de balenpers in de balenkamer (26) beweegt; en een stangenstelsel (155) dat gekoppeld is aan het sterwiel (151), waarbij dit stangenstelsel (155) een scharnierbaar aangebrachte trigger (153) bevat die aangebracht is om een beweging van de koppeling vanuit een ontkoppelde positie naar een gekoppelde positie en terug te veroorzaken.
  10. 10. Balenpers volgens één of meerdere van de vorige conclusies, die verder een naaldhouder bevat dat geconfigureerd is om het naaldjuk (42) in de rustpositie te houden en om het naaldjuk vrij te kunnen geven wanneer beweging vanuit de rustpositie naar een touwafgiftepositie en terug vereist is.
  11. 11. Balenpers volgens één of meerdere van de vorige conclusies, die verder een knoperkoppelingstoestel (160) bevat tussen de aandrijfas (90) en een aandrijfbare knoperas (180) gekoppeld aan de reeks knopers (34), waarbij het knoperkoppelingstoestel (160) geconfigureerd is om de aandrijfas (90) te koppelen aan de aandrijfbare knoperas (180) op basis van een positie van het naaldjuk (42);
  12. 12. Balenpers 11 volgens conclusies 11 en 5, waarbij het knoperkoppelingstoestel (160) een koppeling bevat tussen de aandrijfas (90) en de knoperas, en een stanggeheel dat een stang (161) bevat die verbonden is met minstens één van de twee naaldsteunarmen van het naaldjuk (42), waarbij het stanggeheel geconfigureerd is om de koppeling te koppelen om de aandrijfas (90) aan de knoperas te koppelen, waarbij de koppeling bij voorkeur een ééntoerenkoppeling is die geconfigureerd is om in een ontkoppelde toestand te zijn na één enkele omwenteling te hebben gemaakt na het koppelen van de koppeling.
  13. 13. Balenpers volgens conclusie 11 of 12, waarbij elke knoper (34) een kno-perschijf (501) bevat die bevestigd is aan de aandrijfbare knoperas (180); en een knoperbek (200).
  14. 14. Balenpers volgens conclusie 13, waarbij elke knoperschijf (501) een eerste tandwielsegment (504), een tweede tandwielsegment (505) en een derde tandwielsegment (506) bevat; waarbij de bijbehorende knoperbek (200) uitgerust is met een knoperbektandwiel (503) dat geconfigureerd is om samen te werken met het eerste, het tweede en het derde tandwiel-segment (504, 505, 506), waarbij deze eerste, tweede en derde tand-wielsegmenten over de omtrek verdeeld geplaatst zijn opdat de knoper-bek (200) een eerste omwenteling zou uitvoeren tijdens een eerste knoopvormingscyclus, een tweede omwenteling tijdens een tweede knoopvormingscyclus, en een derde omwenteling.
  15. 15. Balenpers volgens conclusie 14, waarbij elke knoper (34) verder een touwschijf (201) bevat die geconfigureerd is om touwstrengen in een positie te houden om meegenomen te worden door de knoperbek tijdens het draaien van de knoperbek; en waarbij elke knoperschijf (501) een reeks tandwielsecties (605, 606, 607, 608) bevat; waarbij de bijbehorende touwschijf (201) een touwschijftandwiel bevat dat geconfigureerd is om samen te werken met de reeks tandwielsecties (605, 606, 607, 608); waarbij de reeks tandwielsecties (605, 606, 607, 608)over de omtrek verdeeld geplaatst zijn om de touwschijf (201) in staat te stellen een eerste omwenteling te maken tijdens de eerste knoopvormingscyclus en een tweede omwenteling die langer duurt dan de eerste omwenteling tijdens de tweede knoopvormingscyclus; en/of waarbij elke knoper (34) een zwenkarm (400) bevat met een mesblad (403) om strengen af te snijden in reactie op een zwenkbeweging van de zwenkarm (400), en een strippend onderdeel om een knoop van de knoperbek (200) te strippen tijdens de zwenkbeweging van de zwenkarm (400); waarbij de zwenkarm (400) een nok (430) bevat die geschikt is om een noksleuf (442, 444) in de knoperschijf (501) te volgen; waarbij de noksleuf in staat is een eerste slingerbeweging uit te voeren tijdens de eerste omwenteling en een tweede slingerbeweging tijdens de tweede en de derde omwenteling.
BE2016/5713A 2016-09-22 2016-09-22 Balenpers voor landbouwtoepassingen met verbeterd naaldkoppelingstoestel BE1023831B1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/5713A BE1023831B1 (nl) 2016-09-22 2016-09-22 Balenpers voor landbouwtoepassingen met verbeterd naaldkoppelingstoestel
EP17191734.7A EP3298883B1 (en) 2016-09-22 2017-09-19 Agricultural baler with improved needle coupling device
US15/712,383 US10455769B2 (en) 2016-09-22 2017-09-22 Agricultural baler with improved needle coupling device

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/5713A BE1023831B1 (nl) 2016-09-22 2016-09-22 Balenpers voor landbouwtoepassingen met verbeterd naaldkoppelingstoestel

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1023831B1 true BE1023831B1 (nl) 2017-08-04

Family

ID=57796066

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2016/5713A BE1023831B1 (nl) 2016-09-22 2016-09-22 Balenpers voor landbouwtoepassingen met verbeterd naaldkoppelingstoestel

Country Status (3)

Country Link
US (1) US10455769B2 (nl)
EP (1) EP3298883B1 (nl)
BE (1) BE1023831B1 (nl)

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1024940B1 (nl) * 2017-06-20 2018-08-21 Cnh Industrial Belgium Nv Balenpers met bescherming tegen overbelasting van de naalden
BE1026480B1 (nl) * 2018-07-19 2020-02-19 Cnh Ind Belgium Nv Opstelling van twijnspanners voor een landbouwbalenpers
USD891482S1 (en) * 2018-11-15 2020-07-28 Presses Et Cisailles Lefort, Société Anonyme Tracked shear baler
USD890222S1 (en) * 2018-11-15 2020-07-14 Presses Et Cisailles Lefort, Société Anonyme Tracked shear baler
USD890223S1 (en) * 2018-11-15 2020-07-14 Presses Et Cisailles Lefort, Société, Anonyme Tracked shear baler
DE102020120445A1 (de) * 2020-08-03 2022-02-03 Maschinenfabrik Bernard Krone GmbH & Co. KG Garnknoter und Ballenpresse mit einem Garnknoter
CN112425349B (zh) * 2020-11-03 2021-10-19 农业农村部南京农业机械化研究所 一种工业大麻割捆机及大麻割捆方法
EP4104670A1 (en) 2021-06-16 2022-12-21 CNH Industrial Belgium N.V. Monitoring bale shape

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0883986A1 (en) * 1997-06-14 1998-12-16 New Holland Belgium N.V. Safety means for a needle trip mechanism
EP1584227A1 (en) * 2004-04-07 2005-10-12 CNH Belgium N.V. Double knotting system for an agricultural baler
WO2015197203A1 (en) * 2014-06-23 2015-12-30 Cnh Industrial Belgium Nv Agricultural baler with a common drive powering the plunger and the needles with an integrated safety.

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2604844A (en) * 1946-11-29 1952-07-29 Deere Mfg Co Safety device for withdrawing needles from bale cases
US2687688A (en) * 1950-03-22 1954-08-31 Deere & Co Baler, especially controlled releasable plunger knife
US3895571A (en) * 1974-06-27 1975-07-22 Percy F Freeman Baler structure with needle actuated release mechanism for tension control
US4117775A (en) * 1977-05-10 1978-10-03 Hesston Corporation Tying needle safety control for crop balers
US5782175A (en) * 1997-08-29 1998-07-21 Hay & Forage Industries Knotter clutch control for square balers
BE1021116B1 (nl) 2012-10-16 2016-01-18 Cnh Industrial Belgium Nv Knopersysteem voor een balenpers
BE1021102B1 (nl) 2013-07-31 2016-01-12 Cnh Industrial Belgium Nv Knopersysteem met een verbeterde twijndraadopnermer

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0883986A1 (en) * 1997-06-14 1998-12-16 New Holland Belgium N.V. Safety means for a needle trip mechanism
EP1584227A1 (en) * 2004-04-07 2005-10-12 CNH Belgium N.V. Double knotting system for an agricultural baler
WO2015197203A1 (en) * 2014-06-23 2015-12-30 Cnh Industrial Belgium Nv Agricultural baler with a common drive powering the plunger and the needles with an integrated safety.

Also Published As

Publication number Publication date
US10455769B2 (en) 2019-10-29
US20180077871A1 (en) 2018-03-22
EP3298883A1 (en) 2018-03-28
EP3298883B1 (en) 2019-11-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1023831B1 (nl) Balenpers voor landbouwtoepassingen met verbeterd naaldkoppelingstoestel
BE1023832B1 (nl) Verbeterd naaldkoppelingstoestel voor een balenpers voor landbouwtoepassingen
US10595464B2 (en) Continuous round baler
BE1021102B1 (nl) Knopersysteem met een verbeterde twijndraadopnermer
RU2605332C2 (ru) Узловязальная система для пресс-подборщика
EP3157320B1 (en) Agricultural baler with a common drive powering the plunger and the needles with an integrated safety
BE1023911B1 (nl) Knopersysteem voor een balenpers
US2963958A (en) Bale tying mechanism and drive
BE1022659B1 (nl) Balenpers voor gebruik in de landbouw met een gedeeltelijke baaluitstoter
US4715175A (en) Binder-twine guide and cutter mechanism for roll-baler
EP3114921B1 (en) Agricultural baler knotter system
BE1024940B1 (nl) Balenpers met bescherming tegen overbelasting van de naalden
US20210251146A1 (en) Bale Severance Mechanism for a Continuous Round Baler
BE1025546B1 (nl) Strohaakopstelling voor een landbouwbalenpers
US2772628A (en) Bale metering and tripping mechanism
US4372588A (en) Knotter billhook
CA3175438A1 (en) Tailless knotter for baler
EP4213612A1 (en) Billhook for baler knotter

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20170804