BE1020352A3 - Weefkader met een versterkingsprofiel. - Google Patents

Description

Weefkader met een versterkingsprofiel.

De uitvinding betreft een weefkader met een versterkingsprofiel, een dwarselement voor een dergelijk weefkader, een weefmachine met een dergelijk weefkader en een werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijk weefkader.

Het is gekend een weefkader te voorzien met een bovenste dwarselement en een onderste dwarselement, die worden verbonden met zijelementen voor het vormen van een weefkader. In de hierna volgende beschrijving en conclusies worden het bovenste dwarselement en het onderste dwarselement aangeduid als dwarselementen.

Om het weven aan hoge snelheid mogelijk te maken, dienen weefkaders zo licht en stijf als mogelijk te zijn. Het is gekend uit de stand van de techniek om te voorzien in weefkaders gemaakt uit een licht materiaal zoals aluminium, een aluminiumlegering of een composietmateriaal. Om een voldoende stijfheid te verzekeren, is het gekend een versterkingsprofiel te voorzien, dat bevestigd is aan het weefkader.

Hevels zijn aan het weefkader voorzien met aanzienlijke speling of vrije ruimte om een wever toe te laten de hevels te bewegen. Daardoor bewegen de hevels eveneens tijdens een weefproces. Om de sleet tegen te gaan door de glijdende beweging van de hevels is het gekend te voorzien in heveldraagprofielen die worden bevestigd aan de dwarselementen. Bij voorkeur zijn de heveldraagprofielen gemaakt uit een slijtvast materiaal zoals staal of een gelijkaardig materiaal.

Weefkaders met één of meerdere versterkingsprofielen zijn bijvoorbeeld beschreven in US 4633916, US 3754577, WO 2008/040559 Al, WO 2011/023383, JP 2006-138040 A, EP 1528130 A2 en EP 457210 Al. Uit deze documenten is het bijvoorbeeld gekend koolstofvezel, koolstofvezelversterkte of andere vezelversterkte versterkingsprofielen te voorzien.

Het is een opgave van de uitvinding om te voorzien in een verbeterd weefkader met een hoge stijfheid om het weven aan hoge snelheid en/of het weven met weefkaders met relatief grote afmetingen in lengterichting toe te laten, welk weefkader eenvoudig vervaardigd of gefabriceerd wordt. Het is verder een opgave van de uitvinding om te voorzien in een weefmachine met een dergelijk weefkader en een werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijk weefkader.

Deze opgave wordt opgelost door een weefkader volgens conclusie 1 en een dwarselement volgens conclusie 9.

Een weefkader volgens de uitvinding bevat een dwarselement met een hol profiel onderdeel met minstens een holte en een versterkingsprofiel dat in de minstens één holte is ingebracht, waarbij de minstens één holte is voorzien van een opnamesectie die zich over minstens een deel van de lengte van het dwarselement uitstrekt en die aangepast is voor het opnemen van het versterkingsprofiel wanneer het versterkingsprofiel axiaal verplaatst wordt volgens de lengterichting van het dwarselement en in een eerste hoekpositie ten opzichte van het dwarselement is, en waarbij bevestigingsmiddelen zijn voorzien voor het bevestigen van het versterkingsprofiel in de opnamesectie van het dwarselement, waarbij eéh bevestiging door de bevestigingsmiddelen tot stand komt door relatieve verdraaiing van het versterkingsprofiel en de opnamesectie van het dwarselement.

In de context van de aanvraag wordt een relatieve verdraaiing van het versterkingsprofiel en de opnamesectie van het dwarselement bepaald als een relatieve rotatie verplaatsing tussen het versterkingsprofiel en de opnamesectie van het dwarselement, waarbij beide elementen kunnen roteren in tegengestelde richtingen, beide elementen kunnen roteren in dezelfde richting met een verschillende draaihoek, of slechts één element, bij voorkeur het versterkingsprofiel, kan verdraaien ten opzichte van het tweede element, bij voorkeur de opnamesectie van het dwarselement.

Het versterkingsprofiel kan eenvoudig in de opnamesectie vanaf een zijkant van het dwarselement, ook inbrengingang genoemd, ingebracht worden, in het bijzonder terwijl het versterkingsprofiel in een eerste hoekpositie ten opzichte van het dwarselement is, ook eerste hoekoriëntatie genoemd. In een uitvoeringsvorm strekt de lengte van het versterkingsprofiel zich uit over een beperkt deel van de lengte van het dwarselement. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen strekt het versterkingsprofiel zich uit over de volledige lengte van het dwarsprofiel. Het versterkingsprofiel en de opnamesectie zijn bij voorkeur gevormd om minstens een eenvoudige inbreng mogelijk te maken wanneer beide uitgelijnd zijn in de eerste hoekpositie. De bevestiging komt tot stand bij het roteren van het versterkingsprofiel ten opzichte van de opnamesectie voor het bevestigen van het versterkingsprofiel binnenin het dwarselement.

Volgens voorkeurdragende uitvoeringsvormen wordt lijm voorzien als bevestigingsmiddel, waarbij de lijm wordt verspreid door verdraaiing van het versterkingsprofiel ten opzichte van de opnamesectie. Het gebruik van lijm, ook genoemd kleefstof, als bevestigingsmiddel laat een eenvoudige en zekere bevestiging toe zonder vrije ruimte na het bevestigen met de lijm. Het type lijm is bijvoorbeeld aangepast aan het materiaal dat gebruik wordt voor het versterkingsprofiel en/of voor de opnamesectie. Om het bevestigen van een versterkingsprofiel in het dwarselement te verbeteren kunnen golvende oppervlakken voorzien worden, bij voorkeur aan het versterkingsprofiel, die gelijkaardig zijn aan diegene die bijvoorbeeld beschreven zijn in WO 2008/040559 Al, waarvan de inhoud hierbij volledig geïncorporeerd wordt in de aanvraag.

In voorkeurdragende uitvoeringsvormen heeft de opnamesectie een opening die aangepast is voor het laten passeren of geleiden van de bevestigingsmiddelen terwijl het versterkingsprofiel in de eerste hoekpositie ten opzichte van het dwarselement is. De opening laat toe de bevestigingsmiddelen te geleiden of te laten passeren gedurende de relatieve beweging in lengterichting en/of om te verhinderen dat de bevestiging tot stand komt ruim voor een gewenste positionering in lengterichting van het versterkingsprofiel is bereikt. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen wordt lijm gespreid over een beperkt gebied van het buiten oppervlak van het versterkingsprofiel, waarbij de breedte van het beperkte gebied overeenkomt met de breedte van de opening. De opening wordt gerealiseerd in een uitvoeringsvorm door een kloof in de omtrek van de opnamesectie te voorzien. In andere uitvoeringsvormen wordt de opening voorzien door het vormen van een uitpuiling aan de omtrek van de opnamesectie.

In voorkeurdragende uitvoeringsvormen heeft het versterkingsprofiel een langgerekte cilindrische vorm met een rotationeel symmetrische dwarsdoorsnede of een hoofdzakelijk rotationeel symmetrische dwarsdoorsnede. Het versterkingsprofiel is in een uitvoeringsvorm in de vorm van een cirkelvormige cilinder met een hol of vol profiel. Dit laat een eenvoudige vervaardiging toe en een eenvoudige handeling wanneer het versterkingsprofiel ingebracht of gedraaid wordt voor het tot stand komen van de bevestiging, bijvoorbeeld voor het verspreiden van de lijm. Het buitenoppervlak is in een uitvoeringsvorm golvend in de longitudinale richting en/of de dwarsdoorsnede voor het vergroten van het effectieve kleefoppervlak. In andere uitvoeringsvormen is het oppervlak ruw gemaakt voor het verbeteren van het kleefeffect. Dergelijke buitenoppervlakken zijn aangeduid als hoofdzakelijk rotationeel symmetrisch in de context van de aanvraag.

De omtrek van de opnamesectie is aangepast aan de buitenvorm van het versterkingsprofiel om een relatieve beweging in lengterichting toe te laten, ten minste wanneer het versterkingsprofiel in de eerste hoekpositie ten opzichte van het dwarselement is. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen heeft de opnamesectie een rotationeel symmetrische dwarsdoorsnede of een hoofdzakelijk rotationeel symmetrische dwarsdoorsnede in de dwarsrichting van het dwarselement. Wanneer de opnamesectie en het versterkingsprofiel beide voorzien zijn van een rotationeel symmetrische of een hoofdzakelijk rotationeel symmetrische dwarsdoorsnede, is een relatieve beweging in lengterichting mogelijk in eender welke hoekpositie. Daardoor wordt het vervaardigen van het weefkader vereenvoudigd. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen heeft de holte een gesloten dwarsdoorsnede in de dwarsrichting van het dwarselement om een stijve structuur van het dwarselement mogelijk te maken.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevat het weefkader een bovenste en een onderste dwarselement, die worden verbonden met behulp van twee zijelementen. De zijden van het bovenste en van het onderste dwarselement die naar elkaar zijn gericht, worden aangeduid als de binnenzijden van de dwarselementen. De zijden van het bovenste en van het onderste dwarselement die aan een buitenzijde van het weefkader zijn aangebracht, worden aangeduid als de buitenzijden van de dwarselementen. Aan het bovenste dwarselement komt de binnenzijde overeen met de onderzijde van het dwarselement, terwijl de buitenzijde overeenkomt met de bovenzijde van het dwarselement. Aan het onderste dwarselement komt de binnenzijde van het dwarselement overeen met de bovenzijde van het dwarselement, terwijl de buitenzijde overeenkomt met de onderzijde van het dwarselement.

In voordelige uitvoeringsvormen, is de holte tevens voorzien van een holle sectie, waarbij de opnamesectie en de holle sectie gestapeld volgens de hoogte van het dwarselement zijn gepositioneerd en verbonden zijn via een opening, met andere woorden een opening is gevormd tussen de holle sectie en de opnamesectie. Dit laat een stijve structuur van het dwarselement toe. Bij voorkeur zijn de opnamesectie en de holle sectie zodanig gestapeld volgens de hoogte dat de opnamesectie dichter bij de binnenzijde van het dwarselement dan de holle sectie om een hogere stijfheid in de omgeving toe te laten, waar krachten geïntroduceerd worden.

In een uitvoeringsvorm is het hol profiel onderdeel voorzien van een aantal holtes, waarbij minstens één holte, in het bijzonder een holte dichtst bij de binnenzijde van het dwarselement is voorzien van een opnamesectie. Het voorzien van een versterkingsprofiel dicht bij de binnenzijde laat een stijve structuur toe in de omgeving waarin krachten worden geïntroduceerd op het weefkader.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het versterkingsprofiel een koolstofvezel of een koolstofvezel versterkt versterkingsprofiel.

Volgens voorkeurdragende uitvoeringsvormen zijn de dwarselementen gemaakt uit een lichtgewicht materiaal zoals aluminium, een aluminiumlegering of een composietmateriaal. Indien een heveldraagprofiel beschikbaar is, zijn het heveldraagprofiel en het dwarselement bij voorkeur gemaakt uit een verschillend materiaal om een lichtgewicht weefkader te vervaardigen met een voldoende slijtvastheid aan het heveldraagprofiel. Het heveldraagprofiel is bij voorkeur gemaakt uit een slijtvast materiaal zoals staal.

Volgens een uitvoeringsvorm wordt het dwarselement gevormd gebruik makend van metaalvormingstechnieken. Alternatief kunnen vormtechnieken, zoals rollen of extruderen, worden gebruikt om het dwarselement vorm te geven.

In voorkeurdragende uitvoeringsvormen bevat het weefkader verder een heveldraagprofiel om hevels te dragen, welk heveldraagprofiel bevestigd is aan het dwarselement. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is het heveldraagprofiel bevestigd aan het dwarselement gebruik makend van kleefstof of lijm.

Daarnaast wordt het doel opgelost door een dwarselement voor een weefkader met een hol profiel onderdeel met minstens een holte, waarbij de minstens één holte is voorzien van een opnamesectie die zich over minstens een deel van de lengte van het dwarselement uitstrekt en die aangepast is voor het opnemen van een versterkingsprofiel, welk versterkingsprofiel axiaal verplaatsbaar is volgens de lengterichting van het dwarselement terwijl het versterkingsprofiel in een eerste hoekpositie ten opzichte van het dwarselement is, en waarbij de opnamesectie een opening heeft die aangepast is voor het laten passeren of geleiden van de bevestigingsmiddelen terwijl het versterkingsprofiel in de eerste hoekpositie ten opzichte van het dwarselement is.

Deze opgave wordt verder opgelost door een weefmachine volgens conclusie 10, meer in het bijzonder een weefmachine voorzien van een weefkader volgens conclusie 1.

Daarnaast wordt de opgave opgelost door een werkwijze volgens conclusie 11.

Volgens de uitvinding wordt het versterkingsprofiel vanaf een inbrengingang aan een zijkant van het dwarselement in een opnamesectie van de holte die zich over minstens een deel van de lengte van het dwarselement uitstrekt ingebracht door een relatieve beweging van het versterkingsprofiel en het dwarselement in de lengterichting van het dwarselement met een vaste eerste hoekoriëntatie en het wordt versterkingsprofiel bevestigd aan het dwarselement door een relatieve verdraaiing van het versterkingselement en de opnamesectie van het dwarselement.

In voorkeurdragende uitvoeringsvormen komt de bevestiging door de bevestigingsmiddelen tot stand bij het verdraaien van het versterkingsprofiel ten opzichte van de opnamesectie. Om het inbrengen van het versterkingsprofiel met bevestigingsmiddelen in de opnamesectie toe te laten, wordt in voorkeurdragende uitvoeringsvormen de opnamesectie voorzien van een opening die zich uitstrekt over minstens een deel van de lengte van het dwarselement, waarbij de bevestigingsmiddelen zijn voorzien welke bevestigingsmiddelen geleid worden of passeren door de opening tijdens het inbrengen van het versterkingsprofiel in de opnamesectie.

In voorkeurdragende uitvoeringsvormen wordt lijm aangebracht op minstens een gebied van het versterkingsprofiel. De lijm wordt in voorkeurdragende uitvoeringsvormen aangebracht terwijl het versterkingsprofiel wordt ingebracht in de opnamesectie.

Bij voorkeur wordt lijm aangebracht op een beperkt gebied van het oppervlak van het versterkingsprofiel, welke lijm wordt verspreid over de opnamesectie door verdraaien van het versterkingsprofiel ten opzichte van de opnamesectie. Het versterkingsprofiel is zodanig georiënteerd ten opzichte van de opnamesectie dat het gebied met aangebrachte lijm is uitgelijnd met de opening van de opnamesectie. Daarom wordt de lijm geleid of toegelaten te passeren via de opening, terwijl het versterkingsprofiel in lengterichting wordt bewogen. Aan het einde van het inbrengen van het versterkingsprofiel, worden het versterkingsprofiel en het dwarselement relatief verdraaid zodat de lijm wordt verspreid over de omtrek van het versterkingsprofiel en/of de opnamesectie. Daarna bevestigt de lijm de twee elementen.

In een andere voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt lijm aangebracht minstens aan een eindbereik van de opnamesectie, in het bijzonder aan het eindbereik tegenover de inbrengingang waar het versterkingsprofiel wordt ingebracht. Bij voorkeur is het versterkingsprofiel niet volledig ingebracht bij het roteren van het versterkingsprofiel voor het tot stand komen van de bevestiging. Daardoor wordt geen lijm toegevoerd aan het eindbereik tegenover de inbrengingang via het versterkingsprofiel. Door het toevoegen van additionele lijm aan het eindbereik van de opnamesectie tegenover de inbrengingang, wordt een bevestiging in dit bereik eveneens verzekerd wanneer het versterkingsprofiel volledig in de opnamesectie zal ingebracht worden.

Hieronder worden uitvoeringsvormen van de uitvinding in detail beschreven met verwijzing naar de tekeningen. Doorheen de tekeningen worden dezelfde elementen aangeduid met dezelfde referentienummers. In de tekeningen is:

Figuur 1 een schematisch aanzicht van een weefkader;

Figuur 2 een schematisch perspectiefzicht van het bovenste dwarselement van een weefkader waaraan een versterkingsprofiel volgens de uitvinding is bevestigd;

Figuur 3 een schematisch zijaanzicht van het bovenste dwarselement van het weefkader volgens figuur 2;

Figuur 4 een schematisch perspectiefzicht van het bovenste dwarselement van een weefkader van figuur 2 vooraleer een versterkingsprofiel is ingebracht in het dwarselement, terwijl lijm wordt voorzien op het versterkingsprofiel;

Figuur 5 een schematisch perspectiefzicht van het bovenste dwarselement van een weefkader van figuur 4 nadat het versterkingsprofiel is ingebracht in het dwarselement, terwijl de lijm wordt verspreid over het versterkingsprofiel;

Figuur 6 een vergroot zicht van een gedeelte van het weefkader volgens figuur 5;

Figuur 7 een vergroot zicht van het gedeelte van figuur 6 na het relatief verdraaien;

Figuur 8 een variante uitvoeringsvorm gelijkaardig aan figuur 3; en

Figuur 9 een verdere variante uitvoeringsvorm gelijkaardig aan figuur 3.

Figuur 1 is een schematisch aanzicht van een weefkader 1 dat twee dwarselementen 2 bevat, met name een onderste dwarselement 2 en een bovenste dwarselement 2. Een heveldraagprofiel 3 is bevestigd aan elk van de dwarselementen 2. Hevels 4 zijn aangebracht aan de heveldraagprofielen 3. De dwarselementen 2 worden verbonden met zijelementen 5. De zijden van de dwarselementen 2 die naar elkaar zijn gericht worden aangeduid als de binnenzijden 11. De zijden tegenoverliggend aan de binnenzijden 11 worden aangeduid als de buitenzijden 12.

Figuur 2 toont een perspectiefaanzicht van het bovenste dwarselement 2 van het weefkader 1. Het heveldraagprofiel 3 is bevestigd aan de voorkant van het dwarselement 2 ter hoogte van de binnenzijde 11 van het dwarselement 2. Het heveldraagprofiel 3 is bevestigd aan het dwarselement 2 met lijm 6. In het voorbeeld van figuur 2 heeft het heveldraagprofiel 3 een C-vorm.

Om de stijfheid van het dwarselement 2 te verbeteren is bij de weergegeven uitvoeringsvorm een koolstofvezel versterkingsprofiel 7 aangebracht aan een buitenzijde 12 van het dwarselement 2, bijvoorbeeld zoals gekend uit WO 2008/040559 Al. Daarnaast is, in de weergegeven uitvoeringsvorm aan het dwarselement 2 een synthetische dempingsstrip 8 aangebracht die gericht is naar het heveldraagprofiel 3, bijvoorbeeld zoals gekend uit EP 1240371 BI.

Het weergegeven dwarselement 2 bevat een langwerpig hol profiel onderdeel 21 en een lat 22 die integraal zijn gevormd. De lat 22 bevat een kraag 23 waaraan het heveldraagprofiel 3 is bevestigd. Het langwerpig hol profiel onderdeel 21 en de lat 22 zijn bijvoorbeeld gemaakt van aluminium, een aluminiumlegering of een composiet materiaal om een lichtgewicht dwarselement 2 te bekomen. Om het gewicht van het dwarselement 2 verder te verminderen is het langwerpig hol profiel onderdeel 21 voorzien van een aantal holtes 24, 25, 26 en 27.

Volgens de uitvinding is een versterkingsprofiel 10 binnenin in het dwarselement 2 aangebracht, meer in het bijzonder binnenin de holte 27 dichtst bij de binnenzijde 11. De holte 27 is voorzien van een opnamesectie 9 aangepast voor het opnemen van een versterkingsprofiel 10 dat axiaal verplaatsbaar is in de lengterichting van het dwarselement 2. Het weergegeven versterkingsprofiel 10 heeft een langwerpige cilindervormige vorm met een ronde, dit betekent cirkelvormige dwarsdoorsnede. Het versterkingsprofiel 10 is bevestigd aan het dwarselement 2 door middel van lijm. Het weergegeven versterkingsprofiel 10 heeft een relatief glad oppervlak. In andere uitvoeringsvormen heeft het versterkingsprofiel 10 een golvend oppervlak of een bepaalde ruwheid om het zeker bevestigen door lijm te verbeteren. Het versterkingsprofiel 10 is bij voorkeur een koolstofvezel versterkt profiel.

Zoals kan worden begrepen uit figuur 3 heeft de opnamesectie 9 een hoofdzakelijk rotationeel symmetrische dwarsdoorsnede in de dwarsrichting van het dwarselement 2. De holte 27 is verder voorzien van een holle sectie 13. De opnamesectie 9 en de holle sectie 13 zijn gestapeld in de hoogte van het dwarselement 2 gepositioneerd en zijn verbonden via een opening 14, bijvoorbeeld gevormd als een kloof. Bij voorkeur zijn de opnamesectie 9 en de holle sectie 13 zodanig gestapeld in de hoogte dat de opnamesectie 9 dichter bij de binnenzijde 11 van het dwarselement is dan de holle sectie 13.

In figuur 4 zijn een dwarselement 2 met een opnamesectie 9 voor een versterkingsprofiel 10 en het versterkingsprofiel 10 getoond vooraleer het versterkingsprofiel 10 is ingebracht in de opnamesectie 9 van het dwarselement 2. Door middel van een toevoereenheid 15 voor lijm 16, wordt lijn 16 voorzien bovenop het versterkingsprofiel 10, terwijl het versterkingsprofiel 10 axiaal ten opzichte van het dwarselement 2 wordt bewogen, terwijl het versterkingsprofiel 10 in een eerste hoekpositie wordt gehouden ten opzichte van de opnamesectie 9. Met andere woorden wordt het versterkingsprofiel 10 in lengterichting A van het dwarselement 2 bewogen zonder het versterkingsprofiel 10 ten opzichte van het dwarselement 2 te draaien. De lijm 16 wordt toegevoegd op een gebied 20 van het versterkingsprofiel 10 dat kan passeren langsheen de opening 14.

Volgens een uitvoeringsvorm wordt de lijm 16 door middel van een toevoereenheid 15 ter hoogte van de inbrengingang 18 bovenop het versterkingsprofiel 10 toegevoegd, meer in het bijzonder ter hoogte van de holle sectie 13 nabij de zijkant 19 van het dwarsprofiel 2. Dit laat toe de lijm 16 zodanig aan te brengen op het versterkingsprofiel 10 dat de lijm 16 met zekerheid wordt geleid of kan passeren via de opening 14 terwijl het versterkingsprofiel 10 wordt ingebracht in de opnamesectie 9. Dit laat tevens toe pas lijm 16 aan te brengen nadat het versterkingsprofiel 10 over een kleine afstand in het opnamesectie 9 is ingebracht.

Wanneer het versterkingsprofiel 10 bijna volledig in het dwarselement 2 is ingebracht, zoals weergegeven in figuren 5 en 6, wordt het versterkingsprofiel 10 verdraaid, bijvoorbeeld volgens richting R, in de opnamesectie 9 zodat de lijm 16 wordt verspreid langs het versterkingsprofiel 10 en/of de opnamesectie 9 voor het bevestigen van het versterkingsprofiel 10 aan het dwarselement 2, zoals weergegeven in figuur 7.

Om het verlijmen te verbeteren, kan lijm 16 nabij de eindbereiken van de opnamesectie 9 aangebracht worden vooraleer het versterkingsprofiel 10 wordt ingebracht. Dit is voordelig voor het aanbrengen van lijm 16 aan het eindbereik 17 van de opnamesectie 9 tegenover de inbrengingang 18 aan een zijkant 19 van het dwarselement 2, daar om een manipulatie van het versterkingsprofiel 10 toe te laten, het versterkingsprofiel 10 niet volledig mag ingebracht worden in de opnamesectie 9 tijdens het verdraaien van het versterkingsprofiel 10 voor het verspreiden van de lijm.

Figuur 8 toont een uitvoeringsvorm vergelijkbaar met figuur 3, waarbij een dwarselement 2 enkel wordt versterkt met een versterkingsprofiel 10 volgens de uitvinding dat is bevestigd binnenin het dwarselement 2, in het bijzonder in de opnamesectie 9 van de holte 27 die gesitueerd is in de nabijheid van het heveldraagprofiel 3. Het versterkingsprofiel 10 zoals weergegeven in figuur 6 is een hol versterkingsprofiel, bijvoorbeeld buisvormig. In figuur 8 heeft het heveldraadprofiel 3 een J-vorm.

Figuur 9 toont een uitvoeringsvorm vergelijkbaar met figuur 3, waarbij een versterkingsprofiel 10 met een golvend oppervlak is voorzien dat aangebracht is nabij de binnenzijde 11.

Het is duidelijk dat een passende lijm kan gekozen worden voor de lijm 6 toegepast voor het bevestigen van het heveldraagprofiel 3 en de lijm 16 toegepast voor het bevestigen van het versterkingsprofiel 10. De lijm 16 toegepast voor het bevestigen van het versterkingsprofiel 10 kan gekozen worden om het versterkingsprofiel 10 binnenin de opnamesectie 9 ter hoogte van de holte 27 van het dwarselement 2 te bevestigen, terwijl de lijm 6 toegepast voor het bevestigen van het heveldraagprofiel 3 kan gekozen worden om het heveldraagprofiel 3 met de lat 22 van het dwarselement 2 te verbinden rekening houdende met het samen gaan van verschillende materialen.

In een ander niet weergegeven uitvoeringsvorm is een dwarselement 2 voorzien waarbij enkel een bovenste versterkingsprofiel 7 en geen versterkingsprofiel 10 volgens de uitvinding is aangebracht aan het dwarselement 2. Dergelijk dwarselement 2 kan voorzien worden van een opnamesectie 9 volgens de uitvinding die een geschikte voorbereiding voor het inbrengen van een versterkingsprofiel 10 toelaat alleen wanneer vereist. Daardoor is het duidelijk dat een dwarselement 2 met een respectievelijke opnamesectie 9 geschikt is voor het toepassen van de uitvinding door het inbrengen van een versterkingsprofiel 10.

De bevestigingsmiddelen kunnen van eender welke aard zijn om een bevestiging door vormsluiting, krachtsluiting of materiaal sluiting van het versterkingsprofiel binnenin het dwarselement toe te laten. In een uitvoeringsvorm zijn de bevestigingsmiddelen voorzien in de vorm van een veer belaste klem voor het voorzien van een krachtsluiting. Volgens andere uitvoeringsvormen wordt een vormsluiting bereikt gebruik makend van klikverbindingen. In een uitvoeringsvorm zijn de bevestigingsmiddelen voorzien als aparte middelen of bijvoorbeeld elementen voorzien tussen de te bevestigen elementen. In andere uitvoeringsvormen zijn de bevestigingsmiddelen integraal gevormd met het versterkingsprofiel of met de opnamesectie, bijvoorbeeld om een vergrendeling toe te laten. Bijvoorbeeld is een krachtbelaste wig voorzien op het versterkingsprofiel die geleid wordt in de opening 14 tijdens het in lengterichting bewegen en die door verdraaiing van het versterkingsprofiel ten opzichte van de opnamesectie een bevestiging van het versterkingsprofiel in de opnamesectie toelaat.

De heveldraagprofielen kunnen eender welke geschikte vorm hebben en/of kunnen op eender welke wijze aan de dwarselementen bevestigd worden, bijvoorbeeld zoals gekend uit WO 2011/023383, WO 2008/040559 of WO 2006/058565.

Het weefkader, het dwarselement, de weefmachine en de werkwijze volgens de in de conclusies weergegeven uitvinding zijn niet beperkt tot de als voorbeeld weergegeven en beschreven uitvoeringsvoorbeelden, maar kunnen eveneens varianten en combinaties ervan bevatten die onder de conclusies vallen.

Claims (15)

1. Weefkader bevattende een dwarselement (2) met een hol profiel onderdeel (21) met minstens een holte (27) en een versterkingsprofiel (10) dat in de minstens één holte (27) is ingebracht, daardoor gekenmerkt dat de minstens één holte (27) is voorzien van een opnamesectie (9) die zich over minstens een deel van de lengte van het dwarselement (2) uitstrekt en aangepast is voor het opnemen van het versterkingsprofiel (10) wanneer het versterkingsprofiel (10) axiaal verplaatst wordt volgens de lengterichting van het dwarselement (2) en in een eerste hoekpositie ten opzichte van het dwarselement (2) is, en dat bevestigingsmiddelen zijn voorzien voor het bevestigen van het versterkingsprofiel (10) in de opnamesectie (9) van het dwarselement (2), waarbij een bevestiging door de bevestigingsmiddelen tot stand komt door relatieve verdraaiing van het versterkingsprofiel (10) en de opnamesectie (9) van het dwarselement (2).

2. Weefkader volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat lijm (16) wordt voorzien als bevestigingsmiddel, waarbij de lijm (16) wordt verspreid door verdraaiing van het versterkingsprofiel (10) ten opzichte van de opnamesectie (9).

3. Weefkader volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de opnamesectie (9) een opening (14) heeft die aangepast is om het laten passeren of geleiden van de bevestigingsmiddelen terwijl het versterkingsprofiel (10) in de eerste hoekpositie ten opzichte van het dwarselement (2) is.

4. Weefkader volgens conclusie 1, 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat het versterkingsprofiel (10) een langgerekte cilindrische vorm met een rotationeel symmetrische dwarsdoorsnede of een hoofdzakelijk rotationeel symmetrische dwarsdoorsnede heeft en/of de opnamesectie (9) een rotationeel symmetrische dwarsdoorsnede of een hoofdzakelijk rotationeel symmetrische dwarsdoorsnede in de dwarsrichting van het dwarselement (2) heeft.

5. Weefkader volgens één van de conclusies 3 of 4, daardoor gekenmerkt dat de holte (27) tevens voorzien is van een holle sectie (13), waarbij de opnamesectie (9) en de holle sectie (13) gestapeld volgens de hoogte van het dwarselement (2) zijn gepositioneerd en verbonden zijn via een opening (14).

6. Weefkader volgens één van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de holte (27) een gesloten dwarsdoorsnede in de dwarsrichting van het dwarselement (2) heeft.

7. Weefkader volgens één van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat het hol profiel onderdeel (21) voorzien is van een aantal holtes (24, 25, 26, 27), waarbij minstens één holte (27), in het bijzonder een holte (27) dichtst bij de binnenzijde (11) van het dwarselement (2) is voorzien van een opnamesectie (9).

8. Weefkader volgens één van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat het versterkingsprofiel (10) een koolstofvezel of een koolstofvezel versterkt versterkingsprofiel (10) is.

9. Dwarselement voor een weefkader volgens één van de conclusies 1 tot 8 met een hol profiel onderdeel (21) met minstens een holte (27), daardoor gekenmerkt dat de minstens één holte (27) is voorzien van een opnamesectie (9) die zich over minstens een deel van de lengte van het dwarselement (2) uitstrekt en aangepast is voor het opnemen van een versterkingsprofiel (10), welk versterkingsprofiel (10) axiaal verplaatsbaar volgens de lengterichting van het dwarselement (2) is terwijl het versterkingsprofiel (10) in een eerste hoekpositie ten opzichte van het dwarselement (2) is, en dat de opnamesectie (9) een opening (14) heeft die aangepast is voor het laten passeren of geleiden van de bevestigingsmiddelen terwijl het versterkingsprofiel (10) in de eerste hoekpositie ten opzichte van het dwarselement (2) is.

10. Weefmachine voorzien van minstens één weefkader (1) volgens één van de conclusies 1 tot 8.

11. Werkwijze voor het vervaardigen van een weefkader (1) bevattende een dwarselement (2) met een hol profiel onderdeel (21) met minstens een holte (27) en een versterkingsprofiel (10) dat aan het dwarselement (2) is aangebracht, daardoor gekenmerkt dat het versterkingsprofiel (10) vanaf een inbrengingang (18) aan een zijkant (19) van het dwarselement (2) in een opnamesectie (9) van de holte (27) die zich over minstens een deel van de lengte van het dwarselement (2) uitstrekt wordt ingebracht door een relatieve beweging van het versterkingsprofiel (10) en het dwarselement (2) in de lengterichting van het dwarselement (2) met een vaste hoekoriëntatie en het dwarsprofiel (10) bevestigd wordt aan het dwarselement (2) door een relatieve verdraaiing van het versterkingselement (10) en de opnamesectie (9) van het dwarselement (2).

12. Werkwijze volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de opnamesectie (9) voorzien is van een opening (14) die zich uitstrekt over minstens een deel van de lengte van het dwarselement (2), waarbij de bevestigingsmiddelen voorzien zijn voor het bevestigen van het versterkingsprofiel (10) aan het dwarselement (2) door verdraaiing van het versterkingsprofiel (10) ten opzichte van de opnamesectie (9), welke bevestigingsmiddelen geleid worden of in de opening (14) tijdens het inbrengen van het versterkingsprofiel (10) in de opnamesectie (9).

13. Werkwijze volgens conclusie 11 of 12, daardoor gekenmerkt dat lijm (16) wordt aangebracht op minstens een gebied (20) van het versterkingsprofiel (10).

14. Werkwijze volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat de lijm (16) wordt aangebracht op een beperkt gebied (20) van het oppervlak van het versterkingsprofiel (10), welke lijm (16) wordt verspreid over de opnamesectie (9) door verdraaien van het versterkingsprofiel (10) ten opzichte van de opnamesectie (9).

15. Werkwijze volgens conclusie 13 of 14, daardoor gekenmerkt dat lijm (16) wordt aangebracht aan een eindbereik van de opnamesectie (9), in het bijzonder aan het eindbereik (17) tegenover de inbrengingang (18) waar het versterkingsprofiel (10) wordt ingebracht.