BE1020207A5 - Werkwijze voor het uit een door een opstaande rand begrensde bak lichten van een van ten minste een zaailing voorzien substraat en plaat en inrichting met een dergelijke plaat daarvoor. - Google Patents

Werkwijze voor het uit een door een opstaande rand begrensde bak lichten van een van ten minste een zaailing voorzien substraat en plaat en inrichting met een dergelijke plaat daarvoor. Download PDF

Info

Publication number
BE1020207A5
BE1020207A5 BE2011/0514A BE201100514A BE1020207A5 BE 1020207 A5 BE1020207 A5 BE 1020207A5 BE 2011/0514 A BE2011/0514 A BE 2011/0514A BE 201100514 A BE201100514 A BE 201100514A BE 1020207 A5 BE1020207 A5 BE 1020207A5
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
substrate
plate
tray
carrier
sliding direction
Prior art date
Application number
BE2011/0514A
Other languages
English (en)
Inventor
Jan Courtois
Dries Hadermann
Pieter Pijl
Bert Tuyteleers
Original Assignee
Hortiplan
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Hortiplan filed Critical Hortiplan
Priority to BE2011/0514A priority Critical patent/BE1020207A5/nl
Priority to EP12182084.9A priority patent/EP2564682B1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1020207A5 publication Critical patent/BE1020207A5/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C11/00Transplanting machines
    • A01C11/02Transplanting machines for seedlings
    • A01C11/025Transplanting machines using seedling trays; Devices for removing the seedlings from the trays
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/02Receptacles, e.g. flower-pots or boxes; Glasses for cultivating flowers
    • A01G9/029Receptacles for seedlings
    • A01G9/0299Handling or transporting of soil blocks or seedlings

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Cultivation Receptacles Or Flower-Pots, Or Pots For Seedlings (AREA)

Abstract

Werkwijze voor het uit een bak (6) lichten van een substraat (8), waarbij een drager (1) met een voorste uiteinde (4) van de drager onder het substraat wordt geschoven en het substraat uit de bak licht, waarbij de drager een plaat (5) is, met het kenmerk dat de plaat in schuifrichting door een dwars op de schuifrichting voorziene buiging opgedeeld is in een eerste (2) en een tweede deel (3), waarbij het eerste deel een lengte heeft volgens de schuifrichting die hoofdzakelijk gelijk is aan de hoogte van het substraat (b), en de drager onder het substraat wordt geschoven.

Description

Werkwijze voor het uit een door een opstaande rand begrensde bak lichten van een van ten minste één zaailing voorzien substraat en plaat en inrichting met een dergelijke plaat daarvoor.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het uit een door een opstaande rand begrensde bak lichten van een van ten minste één zaailing voorzien substraat, overeenkomstig de aanhef van de eerste conclusie.
De huidige uitvinding betreft ook een inrichting, omvattende een plaat voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding, voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding.
JP10004792 A en JP2000354410 A beschrijven een dergelijke werkwijze voor het uit een door een opstaande rand begrensde bak lichten van een van ten minste één zaailing voorzien substraat. In de beschreven werkwijze wordt een plaat, een drager, met een voorste uiteinde onder het substraat geschoven langs een schuifrichting tot het substraat rust op de drager en de drager tenslotte het substraat voorzien van de zaailing uit de bak licht. Dergelijke werkwijzen worden toegepast in het kader van een automatiseren van bijvoorbeeld land -en tuinbouw. Aangezien de bak echter begrensd wordt door een opstaande rand, wordt, om de plaat onder het substraat te kunnen brengen, een rand van het substraat met de zaailingen opgetild. Het optillen van de rand van het substraat is echter niet eenvoudig. Daarenboven veroorzaakt het optillen van de rand van het substraat een verhoogd risico op het beschadigen van de zaailingen: JP10004792 A beschrijft bijvoorbeeld het gebruik van een haakvormig element dat in het substraat grijpt, waarbij er een risico ontstaat dat bijvoorbeeld de wortels van de zaailingen beschadigd worden; JP2000354410 A beschrijft bijvoorbeeld dat de zaailingen zelf worden vastgegrepen door een grijper om de rand van het substraat op te tillen, waarbij bijvoorbeeld het risico ontstaat het vastgegrepen stuk te beschadigen en waarbij reeds een aanzienlijk stuk uitgegroeid moet zijn.
Het is dan ook een doel van de onderhavige uitvinding te voorzien in een werkwijze voor het uit een door een opstaande rand begrensde bak lichten van een'van ten minste één zaailing voorzien substraat waarbij het risico op het beschadigen van de zaailingen bij het uit de bak lichten van het substraat met de zaailingen beperkt blijft.
Dit wordt bereikt met een werkwijze die de technische kenmerken vertoont van het kenmerkend deel van de eerste conclusie.
Daartoe wordt de drager onder het substraat geschoven door een eerste deel van de plaat onder tenminste een deel van het substraat te brengen door het eerste deel van de plaat tussen de opstaande rand van de bak en het substraat te brengen en de plaat en de bak vervolgens ten opzichte van elkaar te bewegen zodat de plaat ten opzichte van de bak roteert over een rotatieas tussen het eerste deel en een tegenover het eerste deel liggend tweede deel van de plaat en het tweede deel naar de draagzijde van de bak beweegt en het voorste uiteinde van de drager langsheen de draagzijde van de bak schuift Russen de onderzijde van het substraat en de draagzijde van de bak volgens de schuifrichting. Het eerste deel ligt dichter bij het voorste uiteinde dan het tweede deel en het eerste deel heeft een lengte volgens de schuifrichting die hoofdzakelijk gelijk is aan de hoogte van het substraat. Door het schuiven van het voorste uiteinde van de drager tussen de onderzijde van het substraat en de draagzijde van de bak volgens de schuifrichting wordt het substraat, eens op het eerste deel geschoven, van het eerste deel doorgeschoven naar het tweede deel.
Door gebruik te maken van een dergelijke plaat in combinatie met een dergelijke beweiging van de plaat ten opzichte van het substraat kan het eerste deel van de plaat onder het substraat worden gebracht zonder aanzienlijk in contact te komen met de zaailingen waardoor het risico op beschadigingen afneemt.
Volgens voorkeursuity.oeringsvormen van de onderhavige uitvinding is de plaat in schuifriphting door een dwars op de schuifrichting voorziene buiging opgedeeld in een eerste en een tweede deel. Het eerste deel ligt dichter bij het voorste uiteinde dan het tweede deel en het eerste deel heeft een lengte volgens de schuifrichting die hoofdzakelijk gelijk is aan de hoogte van het substraat. De drager wordt onder het substraat geschoven door het eerste deel van de plaat onder tenminste een deel van het substraat te brengen door het eerste deel van de plaat tussen de opstaande rand van de bak en het substraat te brengen en jde plaat en de bak vervolgens ten opzichte van elkaar te bewegen zodat de plaat ten opzichte van de bak roteert over een rotatieas langsheen de buiging en de buiging naar de draagzijde van de bak beweegt en het voorste uiteinde van de drager langsheen de draagzijde van de bak schuift tussen de onderzijde van het substraat en de draagzijde van de bak volgens de schuifrichting. Door het schuiven van het voorste uiteinde van de drager tussen de onderzijde van het substraat en de draagzijde van de bak volgens de schuifrichting wordt het substraat, eens op het eerste deel geschoven, van het eerste deel doorgeschoven naar het tweede deel.
Door gebruik te maken van een dergelijke plaat in combinatie met een dergelijke beweging van de plaat ten opzichte van het substraat kan het eerste deel van de plaat onder het substraat worden gebracht zonder aanzienlijk in contact te komen met de zaailingen waardoor het risico op beschadigingen afneemt. Er werd ondervonden dat de buiging in de plaat toelaat te voorkomen dat de zaailingen beschadigd worden, vooral de zaailingen die bij het uitvoeren van de werkwijze het eerst in contact komen met het eerste deel, en/of dat de buiging voorkomt dat zaailingen omvallen bij het uitvoeren van de werkwijze wat verdere verwerking van de zaailingen, vooral door bijvoorbeeld robotsystemen en/of transportbanden, bemoeilijkt.
Daarenboven kunnen de bijkomende elementen voor het optillen van de rand van het substraat worden weggelaten waardoor het aantal onderdelen noodzakelijk bij het uitvoeren van de werkwijze kan verminderen en de bedrijfszekerheid toeneemt.
CH687797 A5 beschrijft een werkwijze waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een plaat als drager doch daarentegen van een flexibele folie of van een flexibel stuk stof , dat onder de planten wordt gebracht door een spanelement onder de planten te bewegen waarbij de folie of stof wordt uitgerold onder de planten. De bedrijfszekerheid van een dergelijke werkwijze is echter beperkt door het groot aantal bewegende onderdelen in nabijheid van het substraat.
Volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de huidige uitvinding ligt het substraat aan aan de opstaande rand. Op een dergelijke wijze vult het substraat de gehele draagzijde van de bak en wordt de draagzijde van de bak optimaal benut.
Volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is het substraat voorzien van een veelvoud aan zaailingen.
Volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is het substraat opgebouwd uit afzonderlijke deelsubstraten, waarbij elk deelsubstraat voorzien is van ten minste één zaailing. Hoewel het in dergelijke toepassingen moeilijk wordt de in de stand van de techniek toegepaste werkwijze toe te passen daar enkel een beperkt aantal deelsubstraten worden opgetild door gebruik te maken van de bekende technieken, laat de onderhavige uitvinding toch toe het gehele substraat uit de bak te lichten.
Volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is de lengte van het voorste uiteinde dwars op de schuifrichting gelijk aan de afstand tussen twee overstaande delen van de opstaande rand zodat het voorste uiteinde zicht uitstrekt tussen de twee overstaande delen van de opstaande rand. Een dergelijke plaat laat immers toe in een enkele beweging van de plaat het volledige substraat te ondersteunen, wat vooral indien het substraat bestaat uit deelsubstraten voordelig is teneinde alle deelsubstraten met een enkele schuifbeweging van de plaat te kunnen lichten uit de bak. Bij voorkeur is de lengte van het voorste uiteinde dwars op de schuifrichting gelijk aan de langste binnenzijde van de draagzijde, die doorgaans rechthoekig is, zodat de lengte waarover de plaat onder het substraat langs de schuifrichting schuift beperkt wordt tot de lengte van de kortste zijde, hetgeen resulteert in een kortere tijd om de werkwijze volgens de uitvinding uit te voeren dan indien de lengte waarover de plaat onder het substraat schuift beperkt wordt tot de lengte van de langste zijde. Daar doorgaans dergelijke bakken een draagzijde hebben van 40cm op 60cm bedraagt de lengte van het voorste uiteinde dwars op de schruifrichting dus bij voorkeur 60 cm.
Volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zijn het eerste en het tweede deel in hoofdzaak vlak of bij verdere voorkeur vlak daar een dergelijke vormgeving van de plaat een vlot schuiven van het substraat over de plaat mogelijk maakt.
Volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is de hoek in graden tussen het eerste en het tweede deel gevormd door de buiging in hoofdzaak gelijk aan 180° - Bgtg(h/(B-xb)), waarbij h de diepte van de bak, B de lengte is van de binnenzijde van de bak gemeten langsheen de schuifrichting, b de hoogte is van het substraat en x een factor is die varieert tussen 0,8 en 1,4. Met een dergelijke hoek werd ondervonden dat de plaat over de volledige binnenlengte van de draagzijde van de bak kan worden geschoven langsheen de schuifrichting.
De uitvinding heeft daarenboven betrekking op een inrichting voor het uit een door een opstaande rand begrensde bak lichten van een van ten minste één zaailing voorzien substraat overeenkomstig de uitvinding. De inrichting is voorzien van dragerbewegingsmiddelen voorzien om een drager met een voorste uiteinde van de drager onder het substraat langsheen een naar een draagzijde van de bak ,gerichte onderzijde van het substraat te schuiven langs een schuifrichting tot het substraat rust op de drager en om het substraat voorzien van de zaailing vervolgens door middel van de drager uit de bak te lichten, waarbij de drager een plaat is. Het eerste deel heeft een lengte volgens de schuifrichting die hoofdzakelijk gelijk is aan de hoogte van het substraat. De dragerbewegingsmiddelen zijn voorzien om de drager onder het substraat te schuiven door het eerste deel van de plaat onder tenminste een deel van het substraat te brengen door het eerste deel van de plaat tussen de opstaande rand van de bak en het substraat te brengen en de plaat en de bak vervolgens ten opzichte van elkaar te bewegen zodat de plaat ten opzichte van de bak roteert over een rotatieas tussen het eerste deel en een tegenover het eerste deel liggend tweede deel van de plaat en zodat het tweede deel naar de draagzijde van de bak beweegt tijdens de rotatie en het voorste uiteinde van de drager langsheen de draagzijde van de bak schuift tussen de onderzijde van het substraat en de draagzijde van de bak volgens de schuifrichting.
De plaat is bij voorkeur in schuifrichting door een dwars op de schuifrichting voorziene buiging opgedeeld in een eerste en tweede deel, waarbij het eerste deel dichter bij het voorste uiteinde ligt dan het tweede deel.
De lengte van het eerste deel volgens de schuifrichting is bij voorkeur in hoofdzaak 3cm - 8cm, bij voorkeur 4cm - 7cm, bij verdere voorkeur 4cm - 6cm, en bij meeste voorkeur 5cm. Dergelijke afmetingen stemmen immers overeen met de vaak voorkomende hoogtes van het substraat 4cm, 5cnn, 6cm, 8cm. De vaakst voorkomende hoogte is 5cm. Door echter de hoogte van het meest gebruikte substraat te vermenigvuldigen met een factor tussen 0,8 en 1,4 werd ondervonden dat ook andere hoogtes behandeld kunnen worden. Indien de meest voorkomende hoogte van het substraat dus 5cm is, kunnen dus ook substraten met een hoogte tussen 4cm en 7cm met redelijk succes worden verwerkt.
Bij verdere voorkeur is de rotatieas van de rotatie van de plaat ten opzichte van de bak langsheen de buiging gelegen en beweegt de buiging naar de draagzijde van de bak gedurende deze rotatie.
De uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de hand van bijgevoegde figuren.
Figuur 1a toont een overzicht van een plaat voor een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting en werkwijze volgens de onderhavige uitvinding.
Figuur 1b toont een bovenaanzicht van de plaat volgens figuur 1a.
Figuur 1c toont een zijaanzicht van de plaat volgens figuur 1a.
Figuur 2 toont een zijaanzicht van de plaat volgens figuur 1a in een bak bij het uitvoeren van een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding.
Figuren 3a - 3k tónen enkele momenten bij het uitvoeren van een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding.
1. drager 2. eerste deel drager 3. tweede deel drager 4. voorste uiteinde drager 5. plaat 6. bak 7. opstaande rand 8. substraat 9. draagzijde bak 10. schuifrichting 11. buiging 12. onderzijde substraat 13. deelsubstraat 14. dragerbewegingsmiddelen 15. koppelmiddelen 16. eerste zijden van de opstaande rand 17. tweede zijden van de opstaande rand 18. arm
Figuur 1a toont een overzicht van een drager 1 voor een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting en werkwijze volgens de onderhavige uitvinding.
De drager 1 is een plaat 5 en heeft een voorste uiteinde 4. De plaat 5 heeft bij voorkeur in een schuifrichting 10 een dwars op de schuifrichting 10 voorziene buiging 11, De buiging is echter niet noodzakelijk en de buiging 11 kan worden weggelaten waardoor de plaat 5 bijvoorbeeld in hoofdzaak vlak wordt. De plaat, 5 is opgedeeld, bij voorkeur door de buiging 11, in een eerste 2 en een tegenover het eerste deel liggend tweede 3 deel. Het eerste deel 2 ligt dichter bij het voorste uiteinde 4 dan het tweede deel 3.
De plaat 5 is bijvoorkeur gemaakt uit metaal, bij voorkeur staal, bij verdere voorkeur roestvrij staal, maar kan gemaakt zijn uit elk materiaal dat geschikt wordt geacht door de vakman zoals bijvoorbeeld hout, plastic, glas, ijzer, koper, etc. Bij voorkeur is de sterkte van de plaat voorzien om het gewicht van het substraat te dragen.
De plaat 5 is voorzien van koppelmiddelen 15 voorzien om de plaat 5 te bevestigen aan verdere mechanische dragerbewegingsmiddelen 14. Dit is echter niet noodzakelijk voor de uitvinding en de plaat 5 kan ook voorzien zijn van handvaten die voorzien zijn om vastgegrepen te worden door menselijke handen om manueel de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding uit te voeren.
Het voorste uiteinde 4 is bij voorkeur voorzien om tussen het substraat 8 en de opstaande rand 7 te worden gebracht. Daar dit vaak een relatief nauwe ruimte is, is het voorste uiteinde 4 dan ook bij voorkeur dun ten opzichte van de ruimte tussen de opstaande rand 7 en het substraat 8. Hoewel het overige deel van de plaat 5, zoals bijvoorbeeld het tweede deel 3, elke dikte kan hebben die geschikt wordt geacht door de vakman, heeft de volledige plaat eenzelfde dikte. Dit is echter niet noodzakelijk voor de onderhavige uitvinding en de dikte van de plaat 5 kan ook verschillende, bijvoorbeeld in schuifrichting of een richting dwars op de schuifrichting.
Daar tijdens het uitvoeren van de werkwijze het substraat 8 over de plaat zal schuiven, is de zijde van de plaat die in contact komt met het substraat 8 bij voorkeur glad zodat een vlot glijden van het substraat 8 over de plaat 5 kan worden bekomen.
De plaat wordt verder getoond in figuren 1b en 1c.
Bij voorkeur hangt de dimensionering van de plaat 5 samen met het gebruik van de plaat .5 in de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding. Deze voorkeursuitvoeringsvorm wordt getoond in figuur 2 waarin een plaat 5 in een door een opstaande rand 7 begrensde bak 6 is geplaatst om de verhouding tussen de afmetingen van de bak 6 ten opzichte van de plaat 5 te tonen. Tevens werd in stippellijn het substraat. 8 met mogelijke deelsubstraten 13 aangegeven om de dimensionering verder te verduidelijken. Figuur 2 toont meer bepaald de uiterste stand van de plaat 5 in de bak 6 bij het schuiven van het voorste uiteinde 4 van de drager 1 langsheen de draagzijde 9 van de bak 6 tussen de onderzijde 12 van het substraat 8 en de draagzijde 9 van de bak 6 volgens de schuifrichting 10 waarin het voorste uiteinde 4 een zijde van de opstaande rand 7 raakt nadat het substraat op de plaat 5 kan zijn geschoven. De draagzijde 9 van bak 6 is hierbij de zijde van de bak waarop het substraat 8 rust.
Het substraat 8 bevat vaak een laag potgrond van een bepaalde dikte b waarin ten minste één zaailing, niet getoond in de figuren, aanwezig is. Het gebruik van potgrond is echter niet noodzakelijk en het is bijvoorbeeld ook mogelijk gebruik te maken van steenwol, kokosvezel, polyurethaanschuim of andere geschikte ondergronden. Vaak bevat het substraat 8 meerdere zaailingen en bij voorkeur is elke zaailing in een dergelijke uitvoeringsvorm vervat in zijn respectievelijke deelsubstraat 13. De deelsubstraten 13 zijn vaak in hoofdzaak kubusvormig doch kunnen bijvoorbeeld ook rechthoekig zijn. De hoogte b .van het substraat 8 is vaak in hoofdzaak dezelfde over de gehele bak 6. Het substraat 8 vult bij voorkeur, doch niet noodzakelijk, de gehele draagzijde 9 van de bak 6 zodat deze aanligt aan de opstaande rand 7. De hoogte van het substraat kan bijvoorbeeld 3cm, 4cm, 5cm, 6cm, 7cm, 8 cm of meer of minder zijn. De meest voorkomende afmetingen zijn echter 4cm, 6cm, 8cm en, vooral, 5cm.
De bak 6 is doorgaans een standaard bak die gebruikt wordt voor het vervoeren van substraten 8 en is balkvormig van vorm. De opstaande rand 7 is dan vaak opgedeeld in vier zijden waarvan twee eerste overstaande zijden 16 langs de schuifrichting 10 gelegen zijn en twee tweede overstaande zijden 17 dwars op de schuifrichting 10 gelegen zijn. De meest voorkomende diepte h, de kortste afstand tussen de draagzijde 9 van de bak 6 en de bovenrand van de opstaande rand 7 van de tweede zijden 17 van de bak 6 ligt bij voorkeur tussen 4cm en 8 cm, bij verdere voorkeur tussen 5cm en 7cm en is bijvoorbeeld 6,5 cm.
De meest voorkomende lengte B van de tweede zijden is 40cm. De meest voorkomende lengte van de eerste zijden is 60cm. Meer bepaald in Europa, meer bepaald in Noordwest Europa, worden de dimensies 60cm x 40cm vaak gehanteerd. Dit is echter niet noodzakelijk voor de uitvinding en in andere werelddelen of voor andere teelten/toepassingen worden mogelijk andere dimensies gehanteerd.
Het eerste deel 2 heeft een lengte volgens de schuifrichting 10 die hoofdzakelijk gelijk is aan de hoogte van het substraat b.
Uit een dergelijke dimensionering van de plaat 5 en de bak 6 ten opzichte van elkaar volgt dat de hoek a in graden tussen het eerste en het tweede deel 2, 3 gevormd door de bevoorkeurde buiging 11 in hoofdzaak gelijk is aan 180° - Bgtg(h/(B-b’)) waarbij h de diepte is van de bak 6, B de lengte is van de binnenzijde van de bak 6 gemeten langsheen de schuifrichting 10, i.e. de binnenlengte van de eerste zijden 16 gemeten langsheen de draagzijde 9 van de bak 6, en b’ de hoogte is van het substraat 8. Bij voorkeur is b’ gelijk aan b vermenigvuldigd met x, waarbij x ligt tussen 0.8 en 1.4 zodat ook rekening kan worden gehouden met substraten die ligt verschillen van de meest door de gebruiker gebruikte substraathoogte. Op basis van deze gegevens kan worden berekend dat de hoek bij voorkeur ligt tussen ongeveer 160° en 175°, meer bepaald tussen 164° en 170°, bij meeste voorkeur, indien h gelijk is aàn 6,5cm, B gelijk is aan 40 cm, b gelijk is aan 5cm en x gelijk is aan 1, ongeveer 168° - 170°, meer,bepaald ongeveer 169°.
De lengte van het tweede deel 3 is niet kritisch voor de onderhavige uitvinding en kan verder worden bepaald door de vakman in afhankelijkheid van de toepassing van de plaat 5 in de uiteindelijke werkwijze volgens de onderhavige uitvinding. De lengte van het tweede deel 3 van plaat is bijvoorbeeld zodanig gekozen dat het substraat 8 van de bak 6 volledig op de plaat 5 kan worden geplaatst, bijvoorbeeld door de lengte van het tweede deel 3 zodanig te kiezen dat de som van de lengte van het eerste deel 2 met de lengte van het tweede deel 3 gelijk is aan minstens de lengte van de eerste zijden 16 gemeten langs de binnenzijde van de bak.
De breedte van de plaat 5 is bijvoorkeur gelijk aan de binnenlengte van de tweede zijden 17 gemeten langsheen de draagzijde 9 van de bak 6 zodat in een enkele schuifbeweging het volledige substraat 8 op de plaat 5 kan worden gebracht. Dit is echter niet noodzakelijk voor de onderhavige uitvinding en de breedte van de plaat 5 kan ook zodanig gedimensioneerd zijn dat meerdere schuifbewegingen nodig zijn om het substraat 8 uit de bak 6 te lichten. In een dergelijke uitvoeringsvorm is de lengte van het voorste uiteinde 4 dwars op de schuifrichting gelijk aan de afstand tussen twee overstaande delen van de opstaande rand 7 zodat het voorste uiteinde 4 zich uitstrekt tussen de twee overstaande delen van de opstaande rand 7.
Figuur 3a - figuur 3k tonen enkele stappen van een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding waarbij de drager 1; i.e. de plaat 5, met het voorste uiteinde 4 van de drager 1, i.e. de plaat 5, onder het substraat 8 langsheen een naar de draagzijde 9 van de bak 6 gerichte onderzijde 12 van het substraat 8 wordt geschoven langs een schuifrichting 10 tot het substraat 8 rust op de drager 1 en de drager 1 tenslotte het substraat 8 voorzien van de zaailing uit de bak 6 licht.
De drager 1, i.e. de plaat 5 wordt onder het substraat 8 geschoven door het eerste deel 2 van de plaat 5 onder tenminste een deel van het substraat 8 te brengen. Dit wordt getoond in figuren 3a - 3k.
Figuren 3a-3b tonen dat de plaat 5 en de bak 6 zodanig worden gepositioneerd dat het eerste deel 2 van de plaat 5 tussen één van de tweede zijden 17 wordt aangebracht en het substraat 8. Figuren 3c -3h tonen dat vervolgens de plaat 5 en de bak 6 ten opzichte van elkaar worden bewogen zodat de plaat 5 ten opzichte van de bak 6 roteert over een rotatieas, bij voorkeur langsheen de buiging 11, (figuur 3c) en de het tweede deel 3 , en bij voorkeur ook de buiging 11, naar de draagzijde 9 van de bak 6 beweegt (3c - 3h). Tevens wordt in figuur 3c tot 3h getoond dat het voorste uiteinde 4 van de drager 1 langsheen de draagzijde 9 van de bak 6 schuift tussen de onderzijde 12 van het substraat 8 en de draagzijde 9 van de bak 6 volgens de schuifrichting 10. Figuren 3i - 3k tonen vervolgens dat de plaat 5 met daarop het substraat 8 naar boven bewegen om zodoende het substraat 8 uit de bak 6 te lichten.
Hoewel de figuren 3a - 3k tonen dat de plaat 5 met behulp van dragerbewegingsmiddelen 14 de plaat 5 ten opzichte van de bak 6 beweegt is dit niet noodzakelijk voor de uitvinding en kan de bak 6 ook ten opzichte van de plaat 5 worden bewogen door bakbewegingsmiddelen, hoewel niet getoond in de figuren.
Hoewel figuren 3a - 3k tonen dat een inrichting wordt gebruikt voor het uitvoeren van de werkwijze, kan de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding ook manueel worden uitgevoerd.
De dragerbewegingsmiddelen 14 bevatten bij voorkeur een arm 18 die scharnierbaar verbonden is met de plaat 5 door de koppelmiddelen 15. De arm 18 is tevens roteerbaar opgesteld ten opzichte van een horizontale. Door een dergelijke opstelling kan door een roteren van de arm 18 ten opzichte van de horizontale en het als gevolg daarvan meedraaien van de plaat ten opzichte van de arm begrensd door de bak 6 die vast opgesteld is ten opzichte van de arm 18, na aanbrengen van het eerste deel 2 van de plaat 5 tussen het substraat 8 en de opstaande rand 7, de roterende en schuivende beweging van de plaat 5 worden gerealiseerd zoals getoond in figuren 3d - 3h. Bij voorkeur is hiertoe de bak 6 schuin opgesteld ten opzichte van de horizontale, zoals getoond in de figuren 3a- 3k, op een lichtplaats. Bij verdere voorkeur verplaatst het rotatiepunt van de arm 18 zich tevens tijdens het roteren weg van de bak 6 volgens de horizontale.
Nadat het substraat 8 op de plaat 5 is gebracht kan de plaat 5 worden geroteerd volgens een verticale rotatieas om het substraat tot boven een verdere verwerkingsplaats te brengen en het substraat daar af te leveren door het bijvoorbeeld van de plaat 5 te laten schuiven door bijvoorbeeld opnieuw de plaat naar een schuine positie te brengen. De verdere verwerkingsplaats kan bijvoorbeeld een transportband omvatten die het substraat, of de deelsubstraten verder transporteert.
Bij voorkeur is tevens voorzien in een systeem om de leeggemaakte bak 6 na het lichten van het substraat 8 uit de bak 6 weg te voeren van de lichtplaats naar een volgende plaats en/of een nieuwe bak 6 aan te brengen op de lichtplaats. Een dergelijk system bevat daartoe bijvoorbeeld één of meerdere transportbanden. Een dergelijke systeem is echter niet noodzakelijk voor de uitvinding en kan door de vakman verder ontwikkeld worden.

Claims (13)

1. Werkwijze voor het uit een door een opstaande rand (7) begrensde bak (6) lichten van een van ten minste één zaailing voorzien substraat (8), waarbij een drager (1) met een voorste uiteinde (4) van de drager (1) onder het substraat (8) langsheen een naar een draagzijde (9) van de bak (6) gerichte onderzijde (12) van het substraat (8) wordt geschoven langs een schuifrichting (10) tot het substraat (8) rust op de drager (1) en de drager (1) tenslotte het substraat (8) voorzien van de zaailing uit de bak (6) licht, waarbij de drager een plaat (5) is, met het kenmerk dat de drager (1) onder het substraat (8) wordt geschoven door een eerste deel (2) van de plaat (5) onder tenminste een deel van het substraat (8) te brengen door het eerste deel (2) van de plaat (5) tussen de opstaande rand van de bak (6) en het substraat (8) te brengen en de plaat (5) en de bak (6) vervolgens ten opzichte van elkaar te bewegen zodat de plaat (5) ten opzichte van de bak (6) roteert over een rotatieas tussen het eerste deel (2) en een tegenover het eerste deel (2) liggend tweede deel (3) van de plaat ,(5) én het tweede deel (3) naar de draagzijde (9) van de bak (6) beweegt en het voorste uiteinde (4) van de drager (1) langsheen de draagzijde (9) van de bak (6) schuift tussen de onderzijde (12) van het substraat (8) en de draagzijde (9) van de bak (6) volgens de schuifrichting (10), waarbij het eerste deel (2) dichter bij het voorste uiteinde (4) ligt dan het tweede deel (3) en het eerste deel (2) een lengte heeft volgens de schuifrichting (10) die hoofdzakelijk gelijk is aan de hoogte van het substraat(b).
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de plaat (5) in schuifrichting (10) door een dwars op de schuifrichting (10) voorziene buiging (11) opgedeeld is in het eerste (2) en het tweede deel (3) en dat de rotatie van de plaat (5) ten opzichte van de bak (6) over een rotatieas langsheen de buiging (11) gebeurt en de buiging (11) daarbij naar de draagzijde (9) van de bak (6) beweegt.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de hoek (a) in graden tussen het eerste en het tweede deel (2, 3) gevormd door de buiging (11) in hoofdzaak gelijk is aan 180° - Bgtg(h/(B-x.b)), waarbij h de diepte van de bak (6) is, B de lengte is van de binnenzijde van de bak (6) gemeten langsheen de schuifrichting (10), b de hoogte is van het substraat (8) en x een factor is die varieert tussen 0,8 en 1,4.
4. Werkwijze volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat de hoek (a) in graden tussen het eerste en het tweede deel (2, 3) gevormd door de buiging (11) ligt tussen 160° -175°.
5. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het substraat (8) aanligt aan de opstaande rand (7).
6. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het substraat (8) voorzien is van een veelvoud aan zaailingen.
7. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het substraat (8) opgebouwd is uit afzonderlijke deelsubstraten (13), waarbij elk deelsubstraat (13) voorzien is van ten minste één zaailing.
8. Werkwijze volgens één van de· voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de, lengte van het voorste uiteinde (4) dwars op de schuifrichting (10) gelijk is aan de afstand tussen twee overstaande delen van de opstaande rand (7) zodat het voorste uiteinde (4) zich uitstrekt tussen de twee overstaande delen van de ópstaande rand (7).
9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de lengte van het voorste uiteinde (4) 60 cm bedraagt.
10. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het eerste en het tweede deel (2, 3) in hoofdzaak vlak zijn.
11. Inrichting voor het uit een door een opstaande rand (7) begrensde bak (6) lichten van een van ten minste één zaailing voorzien substraat (8) overeenkomstig de werkwijze volgens één van de conclusies 1 -10, waarbij de inrichting voorzien is van dragerbewegingsmiddelen (14) voorzien om een drager (1) met een voorste uiteinde (4) van de drager (1) onder het substraat (8) langsheen een naar een; draagzijde (9) van de bak (6) gerichte onderzijde (12) van het substraat (8) te schuiven langs een schuifrichting (10) tot het substraat (8) rust op de drager (1) en om het substraat (8) voorzien van de zaailing vervolgens door middel van de drager (1) uit de bak (6) te lichten, waarbij de drager (.1) een plaat (5) is waarbij een eerste deel (2) een lengte heeft volgens de schuifrichting (10) die hoofdzakelijk gelijk is aan de hoogte (b) van het substraat en dat de dragerbewegingsmiddelen (14) zijn voorzien om de drager (1) onder het substraat (8) te schuiven door het eerste deel (2) van de plaat (5) onder tenminste een deel van het substraat (8) te brengen door het eerste deel (2) van de plaat (5) tussen de opstaande rand (7) van de bak (6) en het substraat (8) te brengen en de plaat (5) en de bak (6) vervolgens ten opzichte van elkaar te bewegen zodat de plaat (5) ten opzichte van de bak (6) roteert over een rotatieas tussen het eerste deel (2) en een tegenover het eerste deel (2) liggend tweede deel (3) van de plaat (5) en zodat het tweede deel (3) naar de draagzijde (9) van de bak (6) beweegt tijdens de rotatie en het voorste uiteinde (4) van de drager (1) langsheen de draagzijde (9) van de bak (6) schuift tussen de onderzijde (12) van het substraat (8) en de draagzijde (9) van de bak (6) volgens de schuifrichting (10).
12. Inrichting volgens conclusie 11 minstens in combinatie met conclusie 2, met het kenmerk dat de plaat (5) in schuifrichting (10) door een dwars op de schuifrichting (10) voorziene buiging (11) opgedeeld is in een eerste en een tweede deel (2, 3), waarbij het eerste deel (2) dichter bij het voorste uiteinde (4) ligt dan het tweedp deel (3) en dat de rotatieas van de rotatie van de plaat (5) ten opzichte van de bak (6) langsheen de buiging (11) gelegen is en de buiging (11) naar de draagzijde (9) van de bak (6) beweegt gedurende deze rotatie.
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk dat de lengte van het eerste deel (2) volgens de schuifrichting (10) 3cm - 8cm, 4cm -7cm, 4cm - 6cm, 5cm is.
BE2011/0514A 2011-08-29 2011-08-29 Werkwijze voor het uit een door een opstaande rand begrensde bak lichten van een van ten minste een zaailing voorzien substraat en plaat en inrichting met een dergelijke plaat daarvoor. BE1020207A5 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2011/0514A BE1020207A5 (nl) 2011-08-29 2011-08-29 Werkwijze voor het uit een door een opstaande rand begrensde bak lichten van een van ten minste een zaailing voorzien substraat en plaat en inrichting met een dergelijke plaat daarvoor.
EP12182084.9A EP2564682B1 (en) 2011-08-29 2012-08-28 Method and apparatus for transfer of seedling with substrate

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE201100514 2011-08-29
BE2011/0514A BE1020207A5 (nl) 2011-08-29 2011-08-29 Werkwijze voor het uit een door een opstaande rand begrensde bak lichten van een van ten minste een zaailing voorzien substraat en plaat en inrichting met een dergelijke plaat daarvoor.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1020207A5 true BE1020207A5 (nl) 2013-06-04

Family

ID=46924239

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2011/0514A BE1020207A5 (nl) 2011-08-29 2011-08-29 Werkwijze voor het uit een door een opstaande rand begrensde bak lichten van een van ten minste een zaailing voorzien substraat en plaat en inrichting met een dergelijke plaat daarvoor.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP2564682B1 (nl)
BE (1) BE1020207A5 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN104823571A (zh) * 2015-05-08 2015-08-12 安徽省锦禾农业装备有限责任公司 一种插秧机的载苗板
CN104813785A (zh) * 2015-05-08 2015-08-05 安徽省锦禾农业装备有限责任公司 插秧机的起拱载苗板
CN104813784B (zh) * 2015-05-08 2017-03-08 安徽省锦禾农业装备有限责任公司 一种插秧机的拱形载苗板

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5054831A (en) * 1989-04-07 1991-10-08 Rutgers University Piercing element gripping apparatus
US5911631A (en) * 1996-09-23 1999-06-15 Bouldin & Lawson, Inc. Seedling transplanter with easily detachable gripper
EP0948886A1 (fr) * 1998-04-09 1999-10-13 Gerplant Automation Procédé de transfert de plants en mottes, et tête de préhension pour la mise en oeuvre de ce procédé
WO2000025567A1 (en) * 1998-10-30 2000-05-11 Hummer J Robert Grass turf tile lifting device and method
EP2090148A1 (en) * 2008-02-18 2009-08-19 Sluiter Techniek B.V. A method for repotting plants, as well as a planting head and an apparatus provided with a planting head
US20090264051A1 (en) * 2008-04-21 2009-10-22 Lesche Peter W Self-sharpening tool blade and method

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH687797A5 (de) 1993-09-25 1997-02-28 Ruth Wospi Aushebevorrichtung fuer Erdpresstoepfe.
JP3290892B2 (ja) * 1996-06-21 2002-06-10 株式会社クボタ 苗の根切り機
JP2000354410A (ja) * 1999-06-15 2000-12-26 Iseki & Co Ltd 育苗箱のマット苗取出装置

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5054831A (en) * 1989-04-07 1991-10-08 Rutgers University Piercing element gripping apparatus
US5911631A (en) * 1996-09-23 1999-06-15 Bouldin & Lawson, Inc. Seedling transplanter with easily detachable gripper
EP0948886A1 (fr) * 1998-04-09 1999-10-13 Gerplant Automation Procédé de transfert de plants en mottes, et tête de préhension pour la mise en oeuvre de ce procédé
WO2000025567A1 (en) * 1998-10-30 2000-05-11 Hummer J Robert Grass turf tile lifting device and method
EP2090148A1 (en) * 2008-02-18 2009-08-19 Sluiter Techniek B.V. A method for repotting plants, as well as a planting head and an apparatus provided with a planting head
US20090264051A1 (en) * 2008-04-21 2009-10-22 Lesche Peter W Self-sharpening tool blade and method

Also Published As

Publication number Publication date
EP2564682A1 (en) 2013-03-06
EP2564682B1 (en) 2014-09-24

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1020207A5 (nl) Werkwijze voor het uit een door een opstaande rand begrensde bak lichten van een van ten minste een zaailing voorzien substraat en plaat en inrichting met een dergelijke plaat daarvoor.
KR101530755B1 (ko) 운반 시스템, 운반 시스템을 갖춘 타워형 구조물 및 운반 시스템으로 컨테이너를 운반하는 방법
DK1832319T3 (da) Gribeindretning og fremgangsmåde til styring af en gribekraft
WO2004036386A3 (en) Automated banking machine
GB2464841B (en) Apparatus and method for moving a substrate
ATE529363T1 (de) Vorrichtung und verfahren zum entladen von gegenständen aus einem behälter
US20110197981A1 (en) Processing System for Plant Containers
DE602005006927D1 (de) Vorrichtung, Anordnung und Verfahren um einen Behälter mit Substrat zu füllen
ATE424358T1 (de) Vorrichtung und verfahren für die handhabung einer kassette im lager mit einer transfervorrichtung
WO2001073704A3 (en) Apparatus and method for article dispensing
US10322737B2 (en) Adjustable storage devices, systems and associated methods
CA2878777C (en) Device for harvesting fruit hanging from a plant as well as a method for harvesting fruit hanging from a plant
ATE501797T1 (de) Vorrichtung zum entladen von behältern mittels eines schwingelements
WO2011036190A3 (en) Device and method for processing biological samples
EP1447359A3 (en) Sorting conveyor with tiltable platforms and method for sorting products thereof
TW200738538A (en) Apparatus for receiving workpiece and method of receiving thereof
ATE267755T1 (de) Verfahren und vorrichtung zum entleeren von schüttgut
NL2001799C2 (nl) Werkwijze een inrichting voor het in een houder plaatsen van een gewas.
ATE547187T1 (de) Verfahren und vorrichtung zur sortierung von artikeln
CN208683879U (zh) 物料转运机构及具有其的物料运输系统
NL1036424C2 (nl) Transportinrichting voor bloempotten.
NL1027513C2 (nl) Stelsel en werkwijze voor het kweken van gewassen.
KR101969072B1 (ko) 트레이 보관 장치
JP2528347Y2 (ja) 農産物の選別装置
DE60022858D1 (de) Hilfsvorrichtung zum hinzufügen zu einer abgabevorrichtung für artikel und kombination von einer abgabevorrichtung und einer hilfsvorrichtung

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20220831