BE1020206A5 - Boomkor. - Google Patents

Abstract

Deze uitvinding betreft een boomkor (1), met een boom (2), met één of meerdere vleugelprofielen (2a,2b), omvattende trekmiddelen (6) om deze over een zeebodem voort te trekken, waarbij de boom (2) zich hoofdzakelijk horizontaal en loodrecht op de trekrichting uitstrekt, waarbij met deze boomkor (1) ook op plaatsen waar de zeebodem stenen omvat, een aanzienlijke brandstofbesparing en vermindering in de bodemberoering gerealiseerd kan worden, doordat aan elk uiteinde van de boom (2) een buitenwiel (5) en centraal aan de boom (2) een middenwiel (4) is voorzien, voor het op een afstand van de zeebodem houden van de boom (2).

Description

BOOMKOR

Deze uitvinding betreft een boomkor, omvattende een boom, die één of meerdere vleugelprofielen omvat, omvattende trekmiddelen voor het over een zeebodem voorttrekken van de boomkor, waarbij de boom zich bij voorttrekken hoofdzakelijk horizontaal en loodrecht op de trekrichting uitstrekt, en omvattende afstandshouders voor het op een zekere afstand van de zeebodem houden van de boom bij voorttrekken van de boomkor.

De boomkorvisserij is een visserijmethode waarbij met een viskotter met behulp van boomkorren sleepnetten over de zeebodem worden getrokken. Een dergelijke boomkor bestaat uit een dergelijk sleepnet, dat wordt opengehouden door een boom. Verder worden meestal wekkerkettingen of kettingmatten voorzien om vissen van de bodem mee op te schrikken en zo in het net te kunnen vangen.

Aan de boomkorvisserij zijn een aantal nadelen verbonden. Doordat de zware boomkorren over de zeebodem gesleept worden, vergt de boomkorvisserij veel kracht en dus veel energie. Daarnaast wordt met deze boomkorren de zeebodem omgewoeld. Bodemorganismen worden daarbij opgeschrikt door het grondtuig, gevangen in het net en gedood.

Om energie te besparen werden reeds boomkorren ontwikkeld waarbij aan de uiteinden van de boom schoenen met rolsloffen bevestigd zijn in plaats van glijdende visschoenen bij de klassieke boomkorren. Hiermee wordt reeds wat energie bespaard, maar blijft echter nog steeds het probleem van bodemberoering.

In NL 1 032 044 C is nu een boomkor beschreven waarmee én energie wordt bespaard én waarmee de bodem aanzienlijk minder wordt beroerd. Om de bodem minder te beroeren omvat deze boomkor een voeler waarmee de stand van de vleugels van de boom wordt geregeld. Door regelen van de stand van de vleugels wordt bij uitstekende punten op de bodem de boom omhoog gezogen door de stroming van het water omheen de vleugel, zodat de boom steeds op nagenoeg een zelfde afstand van de zeebodem blijft. Doordat de boom op een afstand van de zeebodem blijft, wordt deze minder beroerd en is minder energie nodig om deze voor te slepen. In de praktijk blijkt de in NL 1 032 044 C echter slechts te werken wanneer kettingwekkers worden gebruikt en niet wanneer kettingmatten worden gebruikt. Op plaatsen waar een zeebodem te veel stenen omvat, worden kettingwekkers normaal vervangen door kettingmatten, waarmee de stenen uit de sleepnetten gehouden kunnen worden. De oplossing uit NL 1 032 044 C kan dan ook enkel ingezet worden op plaatsen waar een mooie zandbodem is en niet op plaatsen met steenrijke zeebodems. Hiermee kunnen dan ook enkel voornamelijk platvissen zoals bijvoorbeeld tong, schol, enz. gevangen worden.

Het doel van deze uitvinding is dan ook om te voorzien in een alternatieve oplossing voor een boomkor waarmee een brandstofbesparing en een verminderde bodemberoering ten opzichte van de klassieke boomkorren kan gerealiseerd worden, waarbij deze oplossing nu ook toepasbaar is op plaatsen waar zich stenen op de zeebodem bevinden, zodat naast platvissen ook rondvissen zoals bijvoorbeeld kabeljauw gevangen kan worden.

Dit doel wordt bereikt door te voorzien in een boomkor, omvattende een boom, die één of meerdere vleugelprofielen omvat, omvattende trekmiddelen voor het over een zeebodem voorttrekken van de boomkor, waarbij de boom zich bij voorttrekken hoofdzakelijk horizontaal en loodrecht op de trekrichting uitstrekt, en omvattende afstandshouders voor het op een zekere afstand van de zeebodem houden van de boom bij voorttrekken van de boomkor, waarbij de boomkor als afstandshouders aan elk uiteinde van de boom minstens één buitenwiel omvat en centraal aan de boom minstens één middenwiel omvat en waarbij de boom hoofdzakelijk V-vormig is uitgevoerd.

Dankzij de wielen rolt het vistuig over de zeebodem. Doordat de wielen de boom op een afstand van de zeebodem houden, komt deze niet in contact met de zeebodem en blijft deze steeds in het water. Op deze manier kan de boom verplaatst worden met minder wrijvingsweerstand en dus met minder energie (verminderd brandstofverbruik). Dit voordeel van wielen onderaan een boom was reeds gekend bij andere types vistuigen, zoals bijvoorbeeld beschreven in US 734 571 A, US 1 104 154 A en US 4 663 879.

Volgens de uitvinding worden deze wielen nu aangebracht onder een boom die één of meerdere vleugelprofielen omvat en die hoofdzakelijk V-vormig is uitgevoerd.

De vleugelprofielen - die bovendien in V-vorm zijn opgesteld - versterken het effect van een gestroomlijnde verplaatsing van de boom met minder wrijvingsweerstand, doordat de boom dankzij deze vleugelprofielen gestroomlijnder door het water kan -getrokken worden. Een dergelijk vleugelprofiel kan uitgevoerd zijn met een dwarsdoorsnede vergelijkbaar met vleugels van bijvoorbeeld een vliegtuig. Kenmerkend aan vleugelprofielen is dat in dwarsdoorsnede de aanstroomzijde nagenoeg in een punt uitmondt, zodat het profiel als het ware in het water snijdt met een beperkte verplaatsing van water.

Doordat de boom op een zekere afstand boven de zeebodem wordt gehouden, kan deze ook niet langer de zeebodem beroeren, zodat het milieu-impact sterk gereduceerd is.

De kettingmat komt ook niet rechtstreeks in contact met de zeebodem. De kettingmat houdt stenen tegen die in het net zouden terecht kunnen komen. Deze oplossing is dan ook van toepassing zowel boven zandbodems als boven steenrijke bodems.

De oplossing werkt reeds met aan elk uiteinde van de boom één buitenwiel en centraal aan de boom één middenwiel. Afhankelijk van de afmetingen van de boom en/of de afmetingen en materialen van de onderdelen waarmee het vistuig is vervaardigd, kunnen ook meerdere buitenwielen aan elk uiteinde voorzien worden en meerdere middenwielen centraal voorzien worden. Bij voorkeur wordt het aantal echter beperkt gehouden om het vistuig zo gestroomlijnd mogelijk te houden om zo de wrijvingsweerstand (en dus het brandstofverbruik) en de impact op de zeebodem (bodemberoering) zo beperkt mogelijk te houden.

Bij voorkeur is het genoemde middenwiel van een boomkor volgens deze uitvinding in de trekrichting van de boomkor gezien minstens gedeeltelijk vóór de genoemde buitenwielen opgesteld.

Dankzij een plaatsing van het middenwiel vóór de genoemde buitenwielen in trekrichting van de boomkor gezien, wordt, wanneer het vistuig punten in de zeebodem tegenkomt, de boom steeds tijdig bijgericht, zodat deze hindernissen op de bodem zonder probleem overwonnen kunnen worden, waarbij de boom steeds op een zekere afstand boven de zeebodem blijft.

De boom van een boomkor volgens deze uitvinding is bij voorkeur hoofdzakelijk V-vormig uitgevoerd.

De benen van de V-vorm strekken zich bij voorkeur hoofdzakelijk uit tussen het genoemde middenwiel en een respectievelijk genoemd buitenwiel.

De benen van de V-vorm strekken zich verder bij voorkeur onder een hoek ten opzichte van elkaar uit die groter is dan 160° en kleiner is dan 180°. Nog meer voorkeurdragend is deze hoek groter dan 170°.

Een bijzondere uitvoeringsvorm van een boomkor volgens deze uitvinding omvat een dwarsstuk dat zich hoofdzakelijk volgens de trekrichting van de boomkor op de boom uitstrekt. Het genoemde middenwiel is dan bij voorkeur draaibaar aan dit dwarsstuk bevestigd.

Een boomkor volgens deze uitvinding omvat verder bij voorkeur een kettingmat, zodat deze ook op steenrijke zeebodems ingezet kan worden. Het principe van de uitvinding is echter ook werkbaar met wekkerkettingen, waarbij een dergelijke boomkor met wekkerkettingen dan wel enkel boven zandbodems kan ingezet worden.

Bij een specifieke uitvoeringsvorm van een boomkor volgens deze uitvinding zijn de buitenwielen roteerbaar aan assen aan lijfplaten aan de respectievelijke uiteinden van de boom bevestigd, waarbij de boom zich hoofdzakelijk tussen en minstens gedeeltelijk naast de buitenwielen uitstrekt, waarbij de boom gepositioneerd is boven de genoemde assen en waarbij de hoogte van de boom (i.e. de afmeting van de boom zelf in hoogterichting vanaf de zeebodem gezien) kleiner is dan de straal van de buitenwielen.

Bij voorkeur hebben de genoemde buitenwielen van een boomkor volgens deze uitvinding nagenoeg dezelfde diameter. Nog meer voorkeurdragend heeft ook het middenwiel dezelfde diameter als de buitenwielen.

Uiterst voorkeurdragend is de boom van een boomkor volgens deze uitvinding uitgevoerd als één enkel vleugelprofiel, om het geheel van de boomkor zo gestroomlijnd mogelijk te houden.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een boomkor volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze boomkor aan te duiden, en kan dus niet geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in - figuur 1 schetsmatig een boomkor volgens deze uitvinding in zijaanzicht is weergegeven; - figuur 2 schetsmatig een boomkor volgens deze uitvinding in vooraanzicht is weergegeven; - figuur 3 schetsmatig een boomkor volgens deze uitvinding in bovenaanzicht is weergegeven.

De uitvoeringsvorm van een boomkor (1) volgens deze uitvinding, zoals afgebeeld in de figuren, omvat een V-vormig vleugelprofiel (2) als boom (2). De benen (2a, 2b) van het V-vormige vleugelprofiel (2a, 2b) strekken zich hierbij onder een hoek (a) ten opzichte van elkaar uit die groter is dan 160° en kleiner is dan 180° en bij voorkeur ook groter is dan 170°. Een dergelijk V-vormig vleugelprofiel (2) zorgt voor een uiterst beperkte waterverplaatsing. Het afgebeelde vleugelprofiel (2) heeft een nagenoeg trapeziumvormige dwarsdoorsnede. Andere dwarsdoorsneden zijn denkbaar, zolang in dwarsdoorsnede de aanstroomzijde nagenoeg in een punt uitmondt, zodat het profiel als het ware in het water snijdt met een beperkte verplaatsing van water.

Op verschillende plaatsen van de boomkor (1), zijn, analoog als bij bestaande boomkorren trekmiddelen (6) voorzien, waaraan bijvoorbeeld kettingen kunnen aangrijpen om de boomkor (1) met behulp van een viskotter over de zeebodem voort te trekken. Bij voorttrekken van de boomkor (1) strekt deze zich hoofdzakelijk horizontaal en loodrecht op de trekrichting uit.

Aan de uiteinden van het vleugelprofiel (2) is telkens een lijfplaat (7) bevestigd. Met behulp van een as (8), is telkens een buitenwiel (5) aan een dergelijke lijfplaat (7) roteerbaar bevestigd. Centraal aan het vleugelprofiel (2) is een dwarsstuk (3) voorzien, dat zich hoofdzakelijk volgens de trekrichting van de boomkor (1) op het vleugelprofiel (2) uitstrekt en waaraan met behulp van een as (9) een middenwiel (4) roteerbaar bevestigd. In trekrichting van de boomkor (1) gezien is het middenwiel (4) op deze manier vóór de genoemde buitenwielen (5) opgesteld. De benen (2a, 2b) van het V-vormige vleugelprofiel (2) strekken zich hierbij hoofdzakelijk uit tussen het genoemde middenwiel (4) en een respectievelijk genoemd buitenwiel (5).

Het middenwiel (4) en het buitenwiel (5) dienen als afstandhouders (4, 5) voor het op een zekere afstand van de zeebodem houden van het vleugelprofïel (2) bij voorttrekken van de boomkor (1). Het vleugelprofiel (2) strekt zich hierbij hoofdzakelijk tussen en minstens gedeeltelijk naast de buitenwielen (5) uit, waarbij het vleugelprofiel (2) gepositioneerd is boven de genoemde assen (8) waarmee de buitenwielen (5) aan de lijfplaten (7) zijn bevestigd en waarbij de hoogte van het vleugelprofiel (2) kleiner is dan de straal van de buitenwielen (5). De buitenwielen (5) en het middenwiel (4) hebben nagenoeg dezelfde diameter.

De boomkor (1) omvat verder een niet afgebeeld sleepnet dat bij voorkeur analoog als bij bestaande boomkorren met schoenen met rolsloffen aan de uiteinden aan de lijfplaten (7) bevestigd wordt. Verder omvat de boomkor (1) bij voorkeur een niet afgebeelde kettingmat, die eveneens bij voorkeur op analoge manier als reeds gekend, aan de uiteinden aan de lijfplaten (7) wordt bevestigd.

Het vistuig met een boomkor (1) volgens de uitvinding omvat verder zoals gekend een kaderketting, bollen en een vislijn (trosse). De kettingmat, het sleepnet, de kaderketting, de bollen, de vislijn (trosse) worden daarbij bij voorkeur zodanig ten opzichte van elkaar geplaatst dat de trekkracht op de boomkor verdeeld is op de juiste positie zodat het vismateriaal en de boomkor mooi vlak over de bodem glijden met een weinig weerstand, zodat er minder brandstofverbruik is en er minder schade aan de zeebodem wordt aangebracht.

Claims (10)

1. Boomkor (1), omvattende een boom (2), die één of meerdere vleugelprofielen (2a, 2b) omvat, omvattende trekmiddelen (6) voor het over een zeebodem voorttrekken van de boomkor (1), waarbij de boom (2) zich bij voorttrekken hoofdzakelijk horizontaal en loodrecht op de trekrichting uitstrekt, en omvattende afstandshouders (4, 5) voor het op een zekere afstand van de zeebodem houden van de boom (2) bij voorttrekken van de boomkor (1), met het kenmerk dat de boomkor (1) als afstandshouders (4, 5) aan elk uiteinde van de boom (2) minstens één buitenwiel (5) omvat en centraal aan de boom (2) minstens één middenwiel (4) omvat en dat de boom (2) hoofdzakelijk V-vormig is uitgevoerd.

2. Boomkor (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het genoemde middenwiel (4) in de trekrichting van de boomkor (1) gezien minstens gedeeltelijk vóór de genoemde buitenwielen (5) is opgesteld.

3. Boomkor (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de benen (2a, 2b) van de V-vorm zich hoofdzakelijk uitstrekken tussen het genoemde middenwiel (4) en een respectievelijk genoemd buitenwiel (5).

4. Boomkor (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de benen (2a, 2b) van de V-vorm zich onder een hoek (a) ten opzichte van elkaar uitstrekken die groter is dan 160° en kleiner is dan 180°.

5. Boomkor (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de boomkor (1) een dwarsstuk (3) omvat, dat zich hoofdzakelijk volgens de trekrichting van de boomkor (1) op de boom (2) uitstrekt.

6. Boomkor (1) volgens conclusie 5, met het kenmerk dat het genoemde middenwiel (4) draaibaar aan het dwarsstuk (3) is bevestigd.

7. Boomkor (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat deze een kettingmat omvat.

8. Boomkor (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de buitenwielen (5) roteerbaar aan assen (8) aan lijfplaten (7) aan de respectievelijke uiteinden van de boom (2) zijn bevestigd, dat de boom (2) zich hoofdzakelijk tussen en minstens gedeeltelijk naast de buitenwielen (5) uitstrekt, dat de boom (2) gepositioneerd is boven de genoemde assen (8) en dat de hoogte van de boom (2) kleiner is dan de straal van de buitenwielen (5).

9. Boomkor (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het genoemde middenwiel (4) en de genoemde buitenwielen (5) nagenoeg dezelfde diameter hebben.

10. Boomkor (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de boom (2) uitgevoerd is als één enkel vleugelprofiel (2).