NL2006570C2 - Vistuig met boomkor voor de bodemvisserij. - Google Patents

Description

- 1 -

VISTUIG MET BOOMKOR VOOR DE BODEMVISSERIJ

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een vistuig voor de bodemvisserij voorzien van een over de 5 bodem beweegbare boomkor volgens de aanhef van conclusie 1.

Dergelijk door de boomkorvisserij gebruikt vistuig is algemeen bekend. Het vistuig wordt met name gebruikt bij het vissen op in of nabij de bodem in het water levende 10 dieren. Voorbeelden daarvan zijn: (plat)vissen, garnalen, of schaal- of schelpdieren, zoals mosselen. De boomkor die door middel van trekkabels door een vaartuig wordt voortgetrokken is klassiek voorzien van over de (zee)bodem slepende samenstellen van gekoppelde ringen, kabels of 15 kettingen die het bodemleven activeren, dat daaruit vervolgens wegzwemt om dan gevangen te worden in daarachter meegesleepte netten.

Het Amerikaanse octrooi US 5.361.528 op naam van 20 Peacock beschrijft een treilersysteem dat een treiler, een uithouder gedragen door de treiler, een aan boord geplaatste zuigpomp, een treilinrichting die is ingericht om te worden gesleept langs de bodem van een waterlichaam achter de treiler, en een leiding bevat die loopt vanaf de 25 aan boord geplaatste zuigpomp naar een zuigzak van een net vormend deel van de treilinrichting voor het ononderbroken leveren van garnalen van de treilinrichting naar de treiler. De treilinrichting bevat twee langwerpige treilbalken die aan aangrenzende uiteinden onder een hoek 30 aan elkaar zijn verbonden door middel van een scharnierverbinding. Elke treilarm is samengesteld uit tenminste een paar op onderlinge afstand gelegen steunplaten, een neerdrukkende hydraulische zweefbalk om de gehele treilinrichting in de richting te drukken van de 35 zeebedding wanneer deze door het water wordt gesleept, een - 2 - net dat een zuigzak heeft voor het verzamelen van garnalen, slede om te glijden over de zeebedding, en een open ruimte aangrenzend aan de zuigzak van het net om toe te laten dat niet-gewenste diersoorten kunnen ontsnappen. Wanneer de 5 treiler door het water beweegt ontstaan lagedrukgebieden onder de neerdrukkende hydraulische zweefbalken waardoor de garnalen omhoog worden gezogen.

Een nadeel van de bekende inrichting uit US 5.361.528 is dat het slepen van de voornoemde samenstellen veel 10 motorvermogen vergt wat gegeven de toenemende brandstofkosten tot almaar oplopende kosten voor de visserij leidt.

Doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen 15 van verbeterd vistuig, dat tegen lagere kosten kan werken.

Dit doel wordt bereikt door de inrichting volgens de aanhef met de kenmerken uit conclusie 1.

Met voordeel hoeven de stromingsorganen niet continu 20 aan te sluiten en over de volle breedte aanwezig te zijn, waardoor de boomkor relatief licht in gewicht blijft en het brandstofverbruik verder wordt beperkt. Het aanbrengen op bepaalde plaatsen met als gevolg dat discrete bij beweging lopende drukgolfpunten over de bodem lopen activeert 25 levende wezens in de bodem al voldoende.

Voordeel van het vistuig volgens de uitvinding is ook dat is voorzien in met de boomkor door het water bewegende stromingsorganen die geen fysiek contact maken met de bodem 30 als de boomkor wordt voortgesleept, maar toch door de waterstroom teweeg gebrachte drukgolven op het bodemoppervlak uitoefenen, waardoor het zeeleven geactiveerd wordt, daaruit opzwemt en gevangen wordt.

35 Voordeel is verder dat door de afwezigheid van fysiek - 3 - contact de dieren en vissen niet door de stromingsorganen of drukgolven kapot worden geslagen of beschadigen, waardoor ook de uiterlijke kwaliteit ervan verbeterd, wat tot een hogere prijs leidt.

5

Bovendien kost het door het water voortbewegen van een dergelijke boomkor minder motorvermogen en trekkracht, en is minder brandstof nodig om met verbetering van de kwaliteit van de opbrengst bij een verminderde 10 milieubelasting effectief bodemvisserij te bedrijven.

Verder voorkomen de vleugels dat de boomkor over de bodem gaat springen, waardoor een deel van de opbrengst uit de netten zou kunnen ontsnappen, en bovendien tijdens het 15 springen het bodemleven niet wordt geactiveerd om daaruit tevoorschijn te komen, wat tot een lagere effectiviteit zou leiden. De vleugels die een neerwaartse kracht uitoefenen stabiliseren de beweging over de bodem, en maken bovendien hogere bewegingssnelheden over de bodem mogelijk, waardoor 20 in kortere tijd een bepaald quotum kan worden gevangen.

Verder blijkt uit de praktijk dat de verhouding hoofdvangst tot in principe ongewenste bijvangst, zijnde bijkomende onbedoeld gevangen zeedieren, met het vistuig 25 volgens de uitvinding is verbeterd.

Een uitvoeringsvorm van de houder heeft volgens de uitvinding het kenmerk dat op de boomkor over de bodem verrijdbare wielen zijn bevestigd.

30 Op deze wijze is met een lage rolweerstand een met nog minder trekkracht over de bodem bewegen van de boomkor, gekoppeld aan het voordeel van een verbeterde manoeuvreerbaarheid, mogelijk.

35 Een qua hydrodynamische eigenschappen veelzijdige - 4 - vaste of instelbare vorm van het vistuig volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat de stromingsorganen zodanig gebogen, hoekig, dan wel geheel of gedeeltelijk scharnierbaar instelbaar zijn uitgevoerd dat de richting 5 waarin bij beweging daaruit stromend water beweegt naar de bodem wijst.

Desgewenst kan de vorm zelfs aangepast worden aan de soort vis en de mate waarin die soort gevoelig blijkt voor de kracht en de vorm van het krachtprofiel zoals dat op en 10 in de bodem bij beweging van de organen ontstaat. Sommige soorten hebben namelijk meer kracht nodig om van hun plaats te komen dan anderen.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van het vistuig volgens 15 de uitvinding heeft het kenmerk dat de gewelfde stromingsorganen scharnierend aan de boomkor zijn bevestigd, en de boomkor is voorzien van veerkrachtige of elastische organen die daaraan zodanig zijn vastgemaakt dat de scharnierbeweging van de stromingsorganen hierdoor 20 althans gedeeltelijk onder elastische vervorming van de organen plaats vindt.

De scharnierende stromingsorganen maken een weg buigen van die dan niet afbrekende organen mogelijk op het moment dat obstakels, zoals stenen, rotsblokken of andere 25 ongerechtigheden, op bodem passeren. De introductie van veerkracht of elasticiteit doet het stromingsorgaan naar diens oorspronkelijke positie terugveren als het obstakel is gepasseerd, waardoor blijvend een meer doelmatige werking kan worden gegarandeerd.

30

Thans zal het vistuig volgens de onderhavige uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de onderstaande figuren, waarin overeenkomstige onderdelen van dezelfde verwijzingscijfers zijn voorzien.

35 - 5 -

Daarbij toont:

Figuur IA een weergave van een eerste uitvoeringsvorm van het vistuig volgens de uitvinding, en figuur 1B een dwarsdoorsnede op A-A in figuur IA; 5 Figuur 2A een weergave van een tweede uitvoeringsvormen van het vistuig volgens de uitvinding, en figuur 2B een bovenaanzicht op het vistuig van Figuur 2A; tonen

Figuren 3A, 3B en 3C uitvoeringen van mogelijke 10 vormen van mogelijke uitvoeringsvormen van stromingsorganen die geschikt zijn toepassing in het vistuig van de figuren IA en 2A; en toont

Figuren 4 een illustratie ter toelichting op het algemene stromingsprincipe dat wordt toegepast in de 15 uitvoeringen van de figuren 3A, 3B en 3C.

In de figuren IA en 2A zijn uitvoeringen getoond van vistuig 1 dat wordt gebruikt in de bodemvisserij. Het vistuig 1 omvat een over de bodem B beweegbare boomkor 2 20 die in de hier weergegeven uitvoeringen door middel van twee aan weerszijden daarvan aangebrachte wielen 3 over de bodem verrijdbaar is. Boomkor breedtes van 2 m tot 12 m zijn gangbaar, enigszins afhankelijk van de op de zeebodem verwachte ondulaties en hoogteverschillen, en de breedte 25 van de schematisch in de doorsnede langs A-A in figuur 1B getoonde achter de boomkor 2 hangende netten 4, waarmee gevist wordt. Aan de boomkor 2 zijn niet getoonde aaneengesloten, c.q. continue, doch bij voorkeur op regelmatige afstanden van elkaar staande individuele 30 stromingsorganen 5 bevestigd. Bij beweging van de boomkor 2 -in figuur 1B van links naar rechts- worden door de stromingsorganen 5 lopende drukgolven op de bodem B teweeg gebracht, waardoor de zeedieren van de bodem B omhoog komen en het net 4 in gaan. Als er een zekere tussenruimte tussen 35 de individuele stromingsorganen 5 zit hoeft dat niet ten - 6 - kosten van de doelmatigheid van het vistuig 1 te gaan. Hoe minder organen 5 op de boomkor 2 zitten hoe lager de weerstand in het water bij beweging en hoe lager het brandstofverbruik. De tussenruimte en de vorm van de 5 organen 5 worden zodanig gekozen dat de te vangen vissoort gevoelig is voor het daaruit voortvloeiende drukgolfpatroon op de zeebodem B. Voor garnalen kan die tussenruimte kleiner zijn dan voor platvissen.

Het principe van het opwekken van een neerwaartse 10 stroming tijdens het voortbewegen van de boomkor 2 is in figuur 4 getoond voor een gewelfd, gebogen, in het bijzonder bolvormig stromingsorgaan 5, maar geldt evenzo voor een uit recht onder zekere hoek staand orgaan 5 waarmee de stroming bij voortbeweging in de figuur van 15 rechts naar links naar beneden wordt afgebogen.

Enige gangbare varianten in de vormen van de organen 5 zijn in de figuren 3A, 3B en 3C getoond. In figuur 3A is het orgaan 5 vlak en zal de locale drukvariatie per oppervlakte eenheid op de bodem B wat kleiner zijn dan die 20 in de neerwaarts gebogen structuren van de figuren 3B en 3C, waarin de locale stroming vrijwel loodrecht naar beneden loopt.

Met name als meerdere stromingsorganen 5 aanwezig zijn zal de boomkor 2 tijdens voortbeweging de neiging 25 hebben om over de bodem B te gaan springen of zweven. Dit wordt tegengegaan door op de boomkor 2 een of meer bij beweging daarop neerwaarts gerichte krachten uitoefenende vleugels 6, met inbegrip van slechts één vleugel als getoond in figuren 2A en 2B, aan te brengen. De vleugel 6 30 die qua hoek verstelbaar kan zijn aangebracht verschaft de mogelijkheid om afhankelijk van de voortbewegingsnelheid de benodigde neerwaartse kracht op te wekken om de boomkor 2 stabiel over de bodem B te laten bewegen, c.q. te laten rollen.

35 Ook de stromingsorganen 5 kunnen allen of ten dele - 7 - scharnierbaar instelbaar zijn uitgevoerd. Daarmee is de richting waarin bij beweging daaruit stromend water beweegt optimaal instelbaar. De boomkor 2 kan verder zijn voorzien van veerkrachtige of elastische organen 7 die daaraan 5 zodanig zijn vastgemaakt dat de scharnierbeweging van de stromingsorganen 5 hierdoor althans gedeeltelijk onder elastische vervorming van de bijvoorbeeld rubberen organen 7 plaats vindt. Bij ongerechtigheden op de bodem B scharnieren de organen 5 die daar tegenaan stoten weg.

10 Als de stromingsorganen 5 zijn uitgevoerd als scharnierende lepels, wat zichtbaar is in figuur 1B, dan kunnen de elastisch veerkrachtige organen 7 ter plaatse van de scharnier 8 tussen boomkor 2 en de steel 9 van de lepel zijn uitgevoerd als een elastisch stootblok 7, dat de 15 maximale hoekuitslag van de steel 9 van de lepel 5 beperkt. Het is ook mogelijk om de steel 9 geheel of gedeeltelijk uit een elastisch materiaal, zoals rubber, te vervaardigen, waardoor de scharnier 8 zou kunnen vervallen, wat totaalgewicht scheelt.

20

Claims (9)

1. Vistuig voor de bodemvisserij voorzien van een over de bodem beweegbare boomkor waarop zijn bevestigd: 5. bij beweging drukgolven op de bodem teweeg brengende stromingsorganen, en - bij beweging neerwaarts gerichte krachten op de boomkor uitoefenende vleugels, met het kenmerk dat de stromingsorganen op discrete 10 plaatsen met zekere tussenruimtes over de boomkor verdeeld zijn aangebracht.

2. Vistuig volgens conclusie 1, met het kenmerk dat op de boomkor over de bodem verrijdbare wielen zijn 15 bevestigd.

3. Vistuig volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de stromingsorganen zodanig gebogen, hoekig, dan wel geheel of gedeeltelijk scharnierbaar instelbaar zijn 20 uitgevoerd dat de richting waarin bij beweging daaruit stromend water beweegt naar de bodem wijst.

4. Voertuig volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de stromingsorganen gewelfd, bijvoorbeeld boogvormig, 25 komvormig, schaalvormig, schotelvormig of gedeeltelijk vlak zijn uitgevoerd.

5. Vistuig volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de gewelfde stromingsorganen scharnierend aan de boomkor 30 zijn bevestigd.

6. Vistuig volgens conclusie 3-5, met het kenmerk dat de stromingsorganen zijn uitgevoerd als lepels.

7. Vistuig volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk - 9 - dat de boomkor is voorzien van veerkrachtige of elastische organen die daaraan zodanig zijn vastgemaakt dat de scharnierbeweging van de stromingsorganen hierdoor althans gedeeltelijk onder elastische vervorming van de organen 5 plaats vindt.

8. Vistuig volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de veerkrachtige organen ter plaatse van een scharnier tussen boomkor en de steel van de lepel zijn aangebracht. 10

9. Vistuig volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk dat de elastische organen zijn uitgevoerd als een elastisch stootblok dat de maximale hoekuitslag van de steel van de lepel beperkt.