BE1018967A3 - Werkwijze voor het isoleren van een gebouw en bouwsteen daarbij toegepast. - Google Patents

Abstract

Werkwijze voor het isoleren van een gebouw met een fundering (6) die een funderingsmuur (8) bevat die is opgetrokken uit betonbouwstenen (1) en die dient voor de ondersteuning van vloerwelfsels of een vloerplaat (12) waarbij voor de warmte-isolatie van het gebouw (5) aan de buitenzijde van het gebouw muren worden toegepast, met een spouw (16) en een spouwisolatie (17), waarbij de spouwisolatie (17) naar beneden toe minstens doorloopt tot aan of tot voorbij de onderzijde van de welfsels of vloerplaat (12).

Description

Werkwijze voor het isoleren van een gebouw en bouwsteen daarbi j toegepas t.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het isoleren van een gebouw en bouwsteen daarbij toegepast.

Het is bekend dat voor het bouwen van een huis wordt vertrokken van een fundering bestaande uit een gegoten funderingsbalk uit beton en een funderingsmuur opgetrokken uit enkele lagen betonbouwstenen die vanaf de funderingsbalk worden opgemetst als een steense muur van' één steen breed en die als draagstructuur wordt gebruikt voor het ondersteunen van de vloerwelfsels of vloerplaat van de gelijkvloerse verdieping.

De muren aan de buitenzijde van het gebouw bestaan doorgaans uit een buitenmuur opgetrokken uit gevelstenen en uit een binnenmuur opgetrokken uit metselbouwstenen met andere afmetingen en tussen de buitenmuur en de binnenmuur een luchtspleet of zogenaamde spouw waarin een isolatie is voorzien van een bepaalde dikte die tegen de binnenmuur is bevestigd.

De binnenmuur rust daarbij op de vloerplaat, terwijl de i buitenmuur en de isolatie zijn opgetrokken vanaf de funderingsmuur.

Een nadeel van dergelijke constructies is dat de isolatie aan de voet van de muren aan de buitenzijde van het gebouw niet optimaal is en er op dit niveau nog relatief belangrijke energieverliezen kunnen optreden.

Heden ten dage wordt de isolatie van huizen steeds belangrijker en wordt gezocht naar oplossingen om elk energieverlies zo veel mogelijk te beperken, zeker als het gaat om zogenaamde passiefhuizen die op het gebied van warmte-isolatie aan zeer hoge normen moeten voldoen, waarbij de dikte van de toegepaste isolatielagen steeds groter wordt.

Een nadeel van de steeds toenemende dikte isolatiematerialen is dat ook de dikte van de funderingsmuren steeds groter wordt en dat, door de huidige gestandaardiseerde afmetingen van de betonbouwstenen, de dikte van de klassiek opgemetste steense funderingsmuren t onvoldoende is. Dit brengt met zich mee dat voor funderingsmuren met een dikte die groter is dan deze van de gangbare betonbouwstenen, de funderingsmuren worden opgemetst door de betonbouwstenen met hun strekse zijden, het is te zeggen met hun langste zijden, tegen elkaar te plaatsen in plaats van met hun kopse zijden tegen elkaar, zoals gebruikelijk.

Bovendien is het bekend dat voor de funderingsmuren betonbouwstenen worden aangewend met andere afmetingen en eventueel die vervaardigd zijn uit andere materialen dan de metselbouwstenen die gebruikt worden voor de binnenmuren.

Dit betekent dat voor het bouwen van een huis voldoende aantallen bouwstenen van beide soorten moeten worden voorzien. Vaak leidt het toepassen van verschillende soorten betonbouwstenen ook tot grotere overschotten aangezien bouwstenen meestal in pakketten met gestandaardiseerde aantallen worden geleverd.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan minstens één van de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.

Hiertoe betreft de uitvinding een werkwijze voor het isoleren van een gebouw met een fundering die een funderingsmuur bevat die is opgetrokken uit betonbouwstenen met een lange strekse zijde en een korte kopse zijde en die dient voor de ondersteuning van de vloerplaat van de gelijkvloerse verdieping en waarbij, voor de warmte-isolatie van het gebouw aan de buitenzijde van het gebouw, muren worden toegepast bestaande uit een buitenmuur en uit een binnenmuur die uit metselbouwstenen wordt opgetrokken vanaf de vloerwelfsels, waarbij tussen de buitenmuur en de binnenmuur een spouw is voorzien met een spouwisolatie van een bepaalde dikte die tegen de binnenmuur is bevestigd,, met als kenmerk dat de funderingsmuur wordt gevormd door lagen betonbouwstenen van éénzelfde type, waarbij de onderste laag of lagen worden gevormd door onafgekorte betonbouwstenen die met hun strekse zijden tegen elkaar worden gemetst ter vorming van een muur waarvan de dikte bepaald wordt door de volle lengte van de toegepaste betonbouwstenen en waarbij de spouwisolatie naar beneden toe minstens doorloopt tot aan of tot voorbij de onderzijde van de welfsels of vloerplaat (12)..

Een voordeel van de werkwijze volgens de uitvinding is dat de betonbouwstenen niet moet worden afgekort, dankzij een geschikte maatvoering. Het funderingsmetselwerk heeft onmiddellijk de juiste breedte voor het opvangen van het verder opgaand metselwerk; gevelsteen, luchtspouw; isolatie en binnenmetselwerk.

Een ander voordeel is dat de isolatie dieper kan doorlopen tot in de funderingsmuur waardoor, aan de basis van de buitenmuur, minder energieverliezen optreden.

Bij voorkeur wordt de bovenste laag of lagen gevormd door één of meer rijen betonbouws tenen die met hun kopse zijden tegen elkaar worden gemetst, waarbij de rijen in de dwarsrichting van de muur op een afstand van elkaar of op een afstand van de welfsels of vloerplaat zijn gelegen ter vorming van een groef tot waarin de voornoemde spouwisolatie zich uitstrekt.

Bij voorkeur worden dezelfde bouwstenen gebruikt voor de funderingsmuren en voor de binnenmuren.

Hierdoor dient voor beide toepassingen slechts één type bouwstenen te worden voorzien, wat onvermijdelijk tot minder bouwafval leidt.

De uitvinding heeft ook betrekking op een bouwsteen, meer speciaal een betonbouwsteen, die toepasbaar is in een werkwijze volgens de uitvinding, zoals hierboven beschreven.

Een bijzonder praktische maatvoering van zulke bouwsteen is deze met bijvoorbeeld een lengte van 35 cm bij een breedte van 14cm, toegepast in combinatie met bijvoorbeeld een spouwisolatie met een dikte van om en bij de 7 cm.

Een ander voordeel van een bouwsteen volgens de uitvinding is dat er slechts één type bouwsteen nodig is om het volledig grondmetselwerk uit te voeren. De lengte, de breedte en de hoogte zijn aangepast om aan alle funderingstypes te voldoen.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende toepassingen beschreven van een werkwijze volgens de uitvinding voor het isoleren van een gebouw en een daarbij toegepaste bouwsteen, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch en in perspectief een voornoemde bouwsteen volgens de uitvinding weergeeft; figuur 2 schematisch en in doorsnede een deel van een gebouw weergeeft dat geïsoleerd is volgens een werkwijze volgens de uitvinding; de figuren 3 tot 5 alternatieve uitvoeringsvormen weergeven van een figuur 2.

De bouwsteen 1 van figuur 1 is een bouwsteen met afmetingen die toelaat deze bouwsteen 1 te gebruiken als betonbouwsteen en praktisch gezien met veel voordelen ingezet kan worden in een werkwijze volgens de uitvinding.

De bouwsteen 1 is bij voorkeur vervaardigd uit beton en is bij voorkeur minstens gedeeltelijk hol uitgevoerd met holtes en/of gaten 2 die de bouwsteen 1 lichter maken, zonder evenwel afbreuk te doen aan de drukweerstand.

De bouwsteen 1 bezit een strekse zijde 3 met een lengte L en een kopse zijde 4 met een breedte B en hoogte H.

Een bijzonder praktische maatvoering is deze waarbij de bouwsteen 1 een lengte L bezit van om en bij de 35 cm, een breedte B van om en bij de 14 cm en een hoogte H eveneens van om en bij de 14 cm.

Deze bouwsteen 1 is volgens de uitvinding geschikt om te worden toegepast voor het isoleren van een gebouw 5 op een manier zoals geïllustreerd in figuur 2.

Het gebouw 5 uit figuur 2 heeft een fundering 6 die gevormd is uit een funderingsbalk 7 uit gewapend beton en een funderingsmuur 8 die hierop is opgetrokken uit betonbouwstenen 1 volgens figuur 1.

De funderingsmuur 6 is gevormd door lagen betonbouwstenen 1 waarbij de onderste lagen 8A zijn gevormd door onafgekorte betonbouwstenen 1 die met hun strekse zijden 3 tegen elkaar worden gemetst ter vorming van een muur waarvan de dikte overeenstemt met de volle lengte L van betonbouwstenen 1, dus bij voorkeur een dikte van om en bij de 35 cm.

De funderingsmuur 8 is afgewerkt met een bovenste laag 8B die wordt gevormd door twee rijen betonbouwstenen, respectievelijk 9 en 10, die door de uitvinder Fundi 3514 gedoopt zijn en die met hun kopse zijden 4 tegen elkaar worden gemetst en die zich in eikaars verlengde in de lengterichting van de funderingsmuur 8 uitstrekken.

De breedte van elk van deze twee rijen betonbouwstenen 9 en 10 is dus gelijk aan de voornoemde breedte B van de betonbouwstenen 1, dus bij voorkeur om en bij de 14 cm.

De twee rijen betonbouws tenen 9 en 10 sluiten met hun strekse zijden 3 aan op de buitenkanten van de onderliggende lagen 8A betonbouwstenen, waardoor, in de dwarsrichting gezien, de twee rijen betonbouwstenen 9 en 10 op een afstand van elkaar liggen ter vorming van een groef .11.

Bij toepassing van de betonbouwstenen 1 van figuur 1 bezit de groef 11 een opening met breedte G van om en bij de 7 cm.

De rij betonbouws tenen 9 aan de binnenzijde van de funderingsmuur 8 dient ter ondersteuning van de uiteinden van de vloerplaat 12 van de gelijkvloerse verdieping.

Vanaf deze vloerplaat 12 wordt een binnenmuur 13 opgemetst als een steense muur met bouwstenen 1 die bij voorkeur dezelfde afmetingen bezitten als deze van de funderingsmuur 8 en die mogelijk ook vervaardigd zijn uit hetzelfde materiaal.

Op de rij betonbouwstenen 10 aan de buitenzijde van de muur wordt een buitenmuur 14 opgetrokken, bijvoorbeeld met gevelstenen 15.

Tussen de binnenmuur 13 en de buitenmuur 14 wordt een spouw 16 gelaten waarvan de breedte afhankelijk is van de afmetingen van de gevelstenen 15.

In de spouw 16 is een spouwisolatie 17 toegepast van een bepaalde dikte die bij voorkeur overeenstemt met breedte G van de groef 11 en die doorloopt tot in de groef 11, bij voorkeur tot aan de bodem van de groef 11, met andere woorden tot aan de onderliggende laag 8A betonbouwstenen 1 van de funderingsmuur 8.

De spouwisolatie 17 zit bij voorkeur passend gevat in de voornoemde groef 11. Dit wordt bekomen doordat de afmetingen van de betonbouwstenen 1 zodanig zijn dat de lengte L van de strekse zijde 3 hoofdzakelijk gelijk is aan de dubbele breedte 2.B van de kopse zijde 4, vermeerderd met de dikte G van de toegepaste spouwisolatie 17.

Op deze manier worden koudebruggen vermeden aan de voet van de buitenmuur 14.

De spouwisolatie 17 is bij voorkeur bevestigd tegen de binnenmuur 13.

De müur is onderaan afgewerkt met een waterdichte slabbe 18 die door.haar afhelling het water dat eventueel in de spouw 16 is doorgedrongen naar de buitenzijde van de muur afvoert en opstijgend vocht in de muur tegenhoudt verder naar boven te stijgen en is verder een waterdichte laag 19 toegepast.

Het is duidelijk dat de voornoemde voordelen vooral bekomen worden door de specifieke keuze van afmetingen L en B van de betonbouwstenen 1.

Het is ook duidelijk dat voornoerade voordelen ook j gerealiseerd kunnen! worden met afmetingen die lichtjes afwijken van de voornoemde afmetingen.

Het is duidelijk dat niet alle details van de afwerking, zoals alle waterdichte slabben, spouwhaken, en dergelijke in de figuren zijn weergegeven aangezien zij niet ter zake doen voor de uitvinding.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een dergelijke werkwijze en bouwsteen kunnen volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden. I

Zo wordt in figuur 3 bijvoorbeeld weergegeven dat de funderingsmuur over zijn ganse hoogte is opgetrokken uit meerdere lagen 8B van twee rijen betonbouwstenen 1 die zich op een afstand van elkaar bevinden ter vorming van een groef 11 die doorloopt tot op de funderingsbalk 7 en waarin de spouwisolatie 17 gevat zit.

In figuur 4 wordt een andere variant weergegeven waarbij de bovenste laag 8B van de funderingsmuur 8 is opgemetst uit één enkele rij betonbouwstenen 1 die in eikaars verlengde met hun kopse zijden tegen elkaar zijn voorzien en die zich op een afstand bevindt van welf seis of vloerplaat 12 ter vorming van een groef 11 voor de spouwisolatie 17.

In figuur 5 is nog een andere variant weergegeven waarbij de spouwisolatie 17 gevat zit in een groef 11 die begrensd wordt door de welf seis of vloerplaat 12 en de gevelstenen 15 van de buitenmuur 14.

Het is duidelijk dat in alle gevallen de spouwisolatie 17 naar beneden toe miristens doorloopt tot op het niveau van de onderzijde van de welfsels of vloerplaat 12 öf zelfs nog verder naar beneden toe doorloopt.

Claims (12)

1. Werkwijze voor het isoleren van een gebouw met een fundering (6) die een funderingsmuur (8) bevat die is opgetrokken uit betonbouwstenen (1) met een lange strekse zijde (3) en een korte kopse zijde (4) en die dient voor de ondersteuning van de vloerwelfsels of vloerplaat (12) van de gelijkvloerse verdieping en waarbij voor de warmte-isolatie van het gebouw (5) aan de buitenzijde van het gebouw muren worden toegepast bestaande uit een buitenmuur (14) en uit een binnenmuur (13) die uit betonbouwstenen (1) wordt opgetrokken vanaf de vloerwelfsels of vloerplaat (12) , waarbij tussen de buitenmuur (14) en de binnenmuur (13) een spouw (16) is voorzien met een spouwisolatie (17) van een bepaalde dikte (G) die tegen de binnenmuur (13) is bevestigd, daardoor gekenmerkt dat de funderingsmuur (8) wordt gevormd door lagen (8A,8B) onafgekorte betonbouws tenen (1) van éénzelfde type die met hun strekse zijden (3) tegen elkaar worden gemetst ter vorming van een funderingsmuur (8) waarvan de dikte bepaald wordt door de volle lengte (L) van de toegepaste betonbouws tenen (1) en waarbij de spouwisolatie (17) naar beneden toe minstens doorloopt tot aan of tot voorbij de onderzijde van de welfseis of vloerplaat (12).

2. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de bovenste laag of lagen (8B) van de funderingsmuur (8) worden gevormd door één of meer rijen (9 en 10) betonbouws tenen (1) van hetzelfde type die met hun kopse zijden (4) tegen elkaar worden gemetst, waarbij de rijen (9 en 10) in de dwarsrichting van de funderingsmuur (8) op een afstand van elkaar of op een afstand van de welfsels of vloerplaat (12) zijn gelegen ter vorming van een groef (11) tot waarin de voornoemde spouwisolatie (17) zich uitstrekt.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de spouwisolatie (17) passend gevat zit in de voornoemde groef (11) en doorloopt tot aan de bodem van de groef (11), met andere woorden tot aan de onderliggende laag betonbouwstenen (1) van de funderingsmuur (8).

4. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de afmetingen van de betonbouwstenen (1) van de funderingsmuur zodanig zijn dat de lengte (L) van de strekse zijde (3) hoofdzakelijk gelijk is aan de dubbele breedte (2.B) van de kopse zijde vermeerderd met de dikte (G) van de toegepaste spouwisolatie (17).

5. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de afmetingen van de betonbouws tenen (1) zodanig zijn dat zij qua breedte (B) ook toepasbaar zijn in een steense binnenmuur (13).

6. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat voor de funderingsmuren (8) en voor de binnenmuren (13) betonbouwstenen (1) worden gebruikt met dezelfde afmetingen, althans minstens dezelfde lengte (L) en breedte (B).

7. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat voor de funderingsmuren (8) en voor de binnenmuren (13) betonbouwstenen (1) worden gebruikt met dezelfde afmetingen en vervaardigd uit hetzelfde materiaal.

8. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat gebruik wordt gemaakt van betonbouwstenen (1) die vervaardigd zijn uit beton.

9. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat gebruik wordt gemaakt van betonbouws tenen (1) met een lengte (L) van om en bij de 35 cm en een breedte (B) van om en bij de 14cm.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt* dat gebruik wordt gemaakt van betonbouwstenen (1) met een hoogte (H) van om en bij de 14cm.

11. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de betonbouwstenen (1) minstens gedeeltelijk hol zijn door de voorziening van holten en/of gaten (2).

12. Bouwsteen, meer speciaal een betonbouws teen, die toepasbaar is in een werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies.