BE1018759A3 - Een rechthoekige balenpers met een verbeterde uitwerpgoot. - Google Patents

Abstract

Een rechthoek balenpers (10) heeft een balenuitwerpgoot (40) voor het neerlaten van vervolledigde balen op de grond, waarbij de balenuitwerpgoot (40) een voorzijde bevat verbonden met de achterzijde (30) van de balanpers (10) voor een kantelende beweging tussen een opgetilde transportpositie en een neergelatenbedrijfspositie rond een as (70) dwars op de voortbewegingsrichting van de balenpers (10), en een ophanging (46) is voorzien. Volgens de uitvinding is de ophanging (46) verbonden met de balenpers (10) door middel van een stangenmechanisme (60,62,64,66) dat beweegbaar is tussen een eerste positie waarin de balenuitwerpgoot (40) ondersteund wordt in de bedrijfspositie en een tweede positie waarin de balenuitwerpgoot (40) voldoende schuin is ten opzichte van de horizontale om een baal die rust op eender welk gedeelte van de balenuitwerpgoot (40) onder de invloed van de zwaartekracht te doen glijden en op de grond vallen uit het achterste einde van de balenuitwerpgoot (40).

Description

Een rechthoekige balenpers met een verbeterde uitwerpgoot.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een rechthoekige balenpers voor landbouwdoeleinden voor het oprapen van oogstmateriaal zoals hooi of stro van een veld en dit te vormen tot rechthoekige balen. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een balenuitwerpgoot aangebracht aan de achterzijde van de balenpers voor het ontvangen van de gevormde balen en om ze op de grond neer te laten.

Conventioneel bevatten balenpersen voor landbouwdoeleinden een frame op wielen dat wordt getrokken door een tractor over een veld om hooi, stro of silage gras op te rapen en dergelijk oogstmateriaal naar een balenkamer te voeden waarin het wordt samengeperst in een rechthoekig pakket onder invloed van een heen en weer bewegende plunjer. Als elk pakket een vooraf bepaalde lengte heeft bereikt wordt een knoopmechanisme bediend om het pakket te omcirkelen met een veelvoud van touwen om zo een afgewerkte baal te vormen die vervolgens uit de balenpers wordt geworpen.

Omdat de uitwerpopening van de balenkamer zich op een aanzienlijke hoogte boven de grond bevindt, bestaat er een risico dat de balen beschadigd worden door hun val uit de balenkamer. Bijvoorbeeld de impact kan leiden tot het breken van sommige of alle touwen. Gewoonlijk werd dit probleem opgelost door het voorzien van een geleiding of slee ter hoogte van de uitgang van de balenkamer voor het reduceren van de hoogte waarvan de baal op het veld wordt losgelaten en/of om de gewenste oriëntatie te geven aan de baal. Een dergelijk apparaat wordt aangeduid als een balenuitwerpgoot of een uitwerpgoot en voorbeelden kunnen gevonden worden in W096/29195 en EP0771522.

Er zijn beperkingen aan het niveau van de balenuitwerpgoot boven het veld. Er moet voldoende afstand voorzien zijn om contact met de grond te verhinderen als één of beide wielen van de balenpers in een gat rijdt. Aan de andere kant maakt een te hoog niveau van de uitgang van de uitwerpgoot de impact van de baal te groot zodat ze uit elkaar kan vallen. Zelfs met gereduceerde hoogtes kunnen problemen ontstaan omdat de baal begint te roteren gedurende zijn val en het verzamelde moment kan de baal verder roteren nadat zijn kant de grond raakt, en daarbij de baal over laten kantelen en tot stilstand laten komen op zijn voorste einde. De daaruit volgende mix van correct neergelaten balen en rechtopstaande balen op het zelfde veld bemoeilijkt later het behandelen en verzamelen van de balen.

Bijgevolg is er een systeem vereist voor het verzekeren van het correct en consistent uitwerpen van de balen, zonder echter de balenuitwerpgoot bloot the stellen aan een verhoogd risico van schade door contact met de grond.

Een balenuitwerpgoot die voldoet aan deze eisen is weergegeven in EP0794260. Hier wordt de balenuitwerpgoot gevormd uit twee delen. Een voorste gedeelte is kantelbaar ten opzichte van het frame van de balenpers en een achterste gedeelte is kantelbaar ten opzichte van het achterste einde van het voorste gedeelte. Het achterste gedeelte is beweegbaar tussen een bovenste, baal ondersteunende positie en een onderste, baal uitwerpende positie. Op deze wijze kan de balenuitwerpgoot verlaagd worden enkel gedurende het tijdsinterval van de werkelijke uitwerpoperatie. Gedurende de rest van de baalvormingsoperatie wordt de balenuitwerpgoot op een niveau gehouden voldoende hoog om botsingen met de grond uit te sluiten.

De balenuitwerpgoot van EP0794260 moet typisch anderhalve keer zo lang zijn als een baal. Het eerste gedeelte, dat zo lang is als een baal, ondersteunt de baal als ze de balenkamer verlaat en het kortere tweede gedeelte kantelt en laat de baal op de grond zakken. Het feit dat de balenuitwerpgoot uit twee gedeeltes bestaat maakt het mogelijk om ze op te vouwen als de balenpers in een transportmode is, terwijl voorzien wordt in een voldoende lange schuine goot om balen gradueel naar grond niveau neer te laten.

In EP0794260 kan het voorste gedeelte gekanteld worden tussen een verticale opgeborgen positie en een neergelaten positie waarin het in het vlak van de vloer van de balenkamer ligt en enkel het achterste gedeelte kan onder dit niveau kippen om een baal op de grond uit te werpen.

Tijdens zijn bedrijf, terwijl gewas wordt samengeperst in de balenkamer om de volgende baal te vormen, wordt de laatst vervolledigde baal in de balenkamer gehouden om weerstand te bieden voor de heen en weer gaande plunjer die de volgende baal samenperst. De laatst vervolledigde baal treedt stapsgewijs uit de balenkamer en wordt gesteund op het voorste gedeelte van de balenuitwerpgoot. Om schade te vermijden aan de uittredende baal moet het voorste gedeelte van de uitwerpgoot in lijn gehouden worden met de balenkamer totdat de baal die zich aan het vormen is de gewenste lengte heeft bereikt en de uittredende baal de balenkamer volledig heeft verlaten. Dit voorste gedeelte van de uitwerpgoot kan daarom tijdens zijn normaal bedrijf niet toegelaten worden om te kantelen onder het niveau van de vloer van de balenkamer en het is enkel het achterste gedeelte van de uitwerpgoot dat gebruikt wordt om de balen op de grond neer te laten.

In EP0794260 vindt het uitwerpen van de vervolledigde balen uit de balenuitwerpgoot automatisch plaats tot de laatste baal in een veld. Balenpersen bevatten een mechanisme voor het uitwerpen van de laatste gevormde baal uit de balenkamer als geen nieuwe baal wordt geproduceerd, maar de laatst uitgeworpen baal komt dan tot rust op het voorste gedeelte van de balenuitwerpgoot omdat er geen nieuwe baal wordt uitgeworpen om het op het kantelende achterste gedeelte van de balenuitwerpgoot te duwen.

Tot nu toe vereiste het neerlaten van de laatste baal op de grond tussenkomst door de operator. Door achteruitrijden met de balenpers en plots remmen kon de laatste baal door middel van zijn inertie op het achterste gedeelte van de uitwerpgoot worden gestuwd. Een dergelijk achteruitrijden met de balenpers is gevaarlijk en niet altijd succesvol.

Volgens een alternatief zou de operator moeten uitstappen uit zijn cabine en de baal manueel langs de balenuitwerpgoot duwen, maar dit is oncomfortabel.

De huidige uitvinding heeft tot doel een antwoord te bieden op de voorgaande nadelen en om de operator van de balenpers toe te laten de laatst gevormde baal veilig op de grond neer te laten, bij voorkeur zonder zijn bestuurderscabine te verlaten.

Volgens de huidige uitvinding wordt er voorzien in een rechthoekige balenpers bevattende: -een balenkamer waarin gewas wordt samengeperst tot balen; en -een balenuitwerpgoot voor het neerlaten van vervolledigde balen op de grond, waarbij de balenuitwerpgoot een voorzijde bevat verbonden met de achterzijde van de balenpers voor een kantelende beweging tussen een opgetilde transportpositie en een neergelaten bedrijfspositie rond een as dwars op de voortbewegingsrichting van de balenpers, en een ophanging is voorzien tussen een punt op de balenpers boven de dwarse kantelas van de balenuitwerpgoot en een punt op de balenuitwerpgoot op een afstand van de dwarse kantelas voor het ondersteunen van de balenuitwerpgoot in nagenoeg het zelfde vlak als de vloer van de balenkamer tijdens de neergelaten bedrijfspositie, daardoor gekenmerkt dat de ophanging verbonden is met de balenpers door middel van een stangenmechanisme dat beweegbaar is tussen een eerste positie waarin de balenuitwerpgoot ondersteund wordt in de bedrijfspositie en een tweede positie waarin de balenuitwerpgoot voldoende schuin is ten opzichte van de horizontale om een baal die rust op eender welk gedeelte van de balenuitwerpgoot onder de invloed van de zwaartekracht te doen glijden en op de grond vallen uit het achterste einde van de balenuitwerpgoot.

Bij voorkeur, zoals reeds gekend uit EP0794260, bevat de balenuitwerpgoot een voorste gedeelte verbonden met de achterzijde van de balenpers en een achterste gedeelte dat automatisch kantelt ten opzichte van het voorste gedeelte onder invloed van het gewicht van een baal. Tijdens het normale bedrijf moet de balenuitwerpgoot niet gekanteld worden ten opzichte van de balenkamer en zullen balen automatisch neergelaten worden op de grond door het achterste gedeelte. Het is enkel nadat een laatste baal werd gevormd, met geen baal daarna om ze op het kantelende tweede gedeelte van de balenuitwerpgoot te duwen, dat de ophanging gebruikt moet worden om het voorste gedeelte van de balenuitwerpgoot neer te laten om de baal die daarop rust naar achter te doen glijden onder invloed van de zwaartekracht.

Er moet hier worden opgemerkt dat termen zoals "voor", "achter", "voorwaarts", "achterwaarts", "links" en "rechts" gebruikt in deze beschrijving bepaald zijn in functie van de normale voortbewegingsrichting van de balenpers tijdens zijn bedrijf.

Om het verzamelen van balen te ondersteunen werd er reeds voorgesteld in GB724771 om de balenuitwerpgoot te kantelen rond een as van voor naar achter om de baal te doen vallen aan een zijde van de route van de balenpers. De voorbekendheid leert echter niet het kantelen van een balenuitwerpgoot rond een dwarse as gelocaliseerd aan het voorste einde van de balenuitwerpgoot.

Het stangenmechanisme kan op passende wijze een bistabiele werking hebben met twee stabiele eindposities die elk aan een zijde van een onstabiele overcenter positie liggen. Op deze wijze is het niet noodzakelijk om energie te spenderen om de balenuitwerpgoot in eender welke eindpositie te houden en is er enkel een kracht nodig om de balenuitwerpgoot te bewegen van de ene stabiele eindpositie naar de andere.

Deze laatste kracht kan geleverd worden door een hydraulische cylinder, maar het is op alternatieve wijze ook mogelijk om een elektrische motor of een manueel bedienbaar stangenmechanisme te gebruiken met voldoende hefboomwerking.

De uitvinding zal nu verder worden beschreven, bij wijze van voorbeeld, met verwijzing naar de bijhorende figuren, waarin:

Figuur 1 een zijaanzicht is van een gekende rechthoekige balenpers;

Figuren 2 en 3 de balenuitwerpgoot weergeven van de balenpers uit Figuur 1 in twee verschillende posities; en

Figuur 4 schematisch een wijziging volgens de uitvinding toont van de balenpers weergegeven in Figuren 1 tot 3.

Figuren 1 tot 3 zijn dezelfde als Figuren 1 tot 3 van EP0974260 waarin ze volledig worden beschreven. In het belang van beknoptheid wordt deze laatste beschrijving hierin in zijn geheel opgenomen door middel van verwijzing en de figuren zullen hieronder worden beschreven enkel in de mate noodzakelijk voor het begrijpen van de huidige uitvinding.

De balenpers 10 is aan zijn voorzijde 12 aan een tractor gekoppeld en steunt op wielen 14. De balenpers 10 wordt aangedreven van de aandrijfaftakas van de tractor via een inkomende as 16 van een tandwielkast 18.

Gewas dat op een veld ligt in zwaden wordt verzameld van de grond door een opraper 20 en wordt getransfereerd in individuele voorgeperste plakjes naar de balenkamer 22 waarin het verder wordt samengeperst door een voortdurend heen en weer bewegende plunjer 24. Wanneer het samengeperste gewaspakket in de balenkamer de gewenste lengte bereikt, binden naalden 26 en knopers 28 touwen rond het pakket om een baal te vormen. De vervolledigde baal blijft in de balenkamer 22 en wordt stapsgewijs uit de achterzijde 30 van de balenkamer 22 geduwd door de werking van de plunjer 24 wanneer de volgende baal wordt gevormd.

De achterzijde van de balenpers bevindt zich hoog boven de grond en als balen van deze hoogte zouden worden neergelaten op de grond zouden ze beschadigd worden. Een balenuitwerpgoot 40 wordt gebruikt om de balen op de grond neer te laten. De balenuitwerpgoot wordt gevormd met een voorste gedeelte 42, kantelbaar ten opzichte van de achterzijde 30 van de balenpers 10 en een achterste gedeelte 44 kantelbaar ten opzichte van de achterzijde van het voorste gedeelte 42.

Het kantelen van het voorste gedeelte 42 is om de balenuitwerpgoot toe te laten om opgeborgen te worden in een verticale transportpositie. In de bedrijfspositie weergegeven in Figuren 2 en 3 wordt het achterste gedeelte ondersteund door een ophanging 46, bestaande uit twee stijve verbindingen 46a en 46b en een flexibele kettingverbinding 46c, in het zelfde vlak als de vloer van de balenkamer 22.

Het achterste gedeelte 44 kan kantelen onder invloed van het gewicht van een baal van de positie weergegeven in Figuur 2 naar die weergegeven in Figuur 3. Dit laat de laatste baal 50 toe te glijden langs het achterste gedeelte 44 onder invloed van de zwaartekracht zonder geduwd te worden door de volgende baal 52 en op de grond te vallen in een welbepaalde oriëntatie.

Zolang als er balen worden gevormd, zal de baal ondersteund door het voorste gedeelte 42 van de uitwerpgoot stapsgewijs op het achterste gedeelte 44 van de uitwerpgoot worden geduwd totdat het punt wordt bereikt waarbij dit laatste gedeelte kantelt en de baal op de grond laat glijden. Er ontstaan echter moeilijkheden bij het voltooien van de baalvormingsoperatie in een veld.

Als er geen oogstmateriaal meer is om tot balen te worden gevormd, blijft de laatst vervolledigde baal ter hoogte van de achterzijde van de balenpers. Een heen en weer bewegend uitwerpmechanisme is aangebracht in de vloer van de balenkamer 22 om de laatste baal uit de balenkamer te duwen op het voorste gedeelte 42 van de balenuitwerpgoot. Er is echter geen mechanisme in de balenuitwerpgoot om ze op het achterste gedeelte 44 te duwen waarvan ze automatisch op de grond zou vallen en een interventie van de bestuurder zoals hierboven vermeld is noodzakelijk.

Om dit probleem het hoofd te bieden wordt volgens de huidige uitvinding een wijziging voorgesteld zoals weergegeven in Figuur 4 voor de bevestiging tussen ophanging 46 en de balenpers 10. In plaats dat het bovenste einde van de verbinding 46a verbonden is met een beugel vastgemaakt aan de balenpers 10 nabij de bovenkant van de balenkamer 22, wordt het verbonden met een stang 60 die kan kantelen rond een pin 62 die wordt vastgemaakt aan de balenpers 10 nabij de top van de balenkamer 22. De stang 60 heeft twee eindposities bepaald door aanslagen 64 en 66 die ook worden vastgemaakt aan de balenpers 10 nabij de pin 62. De positie van de stang 60 weergegeven in volle lijnen waarin ze rust op de aanslag 64 is deze aangenomen tijdens het normale bedrijf. In deze positie nemen de balenuitwerpgoot 40 en de ophanging 46, die ook in volle lijnen zijn weergegeven, hun normale werking waar zoals hierboven beschreven.

Wanneer de laatste baal van een veld moet worden neergelaten op de grond zonder achteraan te worden geduwd, wordt de stang 60 bewogen door een actuator 68, die verbonden is aan één einde met de stang 60 en aan zijn andere einde met de balenpers 10, naar de positie weergegeven in streeplijn waarin ze rust tegen de aanslag 66. Deze beweging heeft als gevolg dat de ophanging 46 en de balenuitwerpgoot 40 de schuine positie aannemen weergegeven in streeplijn in Figuur 4. In deze positie zal elke baal die rust op het voorste gedeelte 42 onder invloed van de zwaartekracht op het achterste gedeelte 44 glijden, dat verder zal kantelen en voorzichtig de baal zonder schade op de grond zal neerlaten en bij voorkeur zonder de noodzaak voor de operator om de bestuurderscabine te verlaten.

Hoewel de actuator 68 is weergegeven als een van op afstand bestuurbare hydraulische cilinder, is het duidelijk dat als alternatief een elektrische motor of een manueel bedienbaar stangenmechanisme zou kunnen gebruikt worden om de stang 60 te bedienen.

De bistabiele werking van de stang 60 vloeit voort uit het feit dat de werkingslijn van de ophanging 46 de pin 62 die het kantelpunt vormt kruist tijdens de beweging van de stang 60 van één eindpositie naar de andere. Het is echter belangrijk dat de werkingslijn van de actuator anderzijds altijd aan dezelfde zijde van de pin 62 moet blijven om te vermijden dat de stang 60 vastloopt in één eindpositie.

De in de conclusies weergegeven uitvinding beperkt zich uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, maar kan eveneens combinaties en varianten bevatten die onder de beschermingsomvang van de conclusies vallen.

Claims (6)

1. Een rechthoekige balenpers (10) bevattende: -een balenkamer (22) waarin gewas wordt samengeperst tot balen; en -een balenuitwerpgoot (40) voor het neerlaten van vervolledigde balen op de grond, waarbij de balenuitwerpgoot (40) een voorzijde bevat verbonden met de achterzijde (30) van de balenpers (10) voor een kantelende beweging tussen een opgetilde transportpositie en een neergelaten bedrijfspositie rond een as (70) dwars op de voortbewegingsrichting van de balenpers (10), en een ophanging (46) is voorzien tussen een punt op de balenpers (10) boven de dwarse kantelas (70) van de balenuitwerpgoot (40) en een punt op de balenuitwerpgoot (40) op een afstand van de dwarse kantelas (70) voor het ondersteunen van de balenuitwerpgoot (40) in nagenoeg het zelfde vlak als de vloer van de balenkamer (22) tijdens de neergelaten bedrijfspositie, daardoor gekenmerkt dat de ophanging (46) verbonden is met de balenpers (10) door middel van een stangenmechanisme (60, 62, 64, 66) dat beweegbaar is tussen een eerste positie waarin de balenuitwerpgoot (40) ondersteund wordt in de bedrijfspositie en een tweede positie waarin de balenuitwerpgoot (40) voldoende schuin is ten opzichte van de horizontale om een baal die rust op eender welk gedeelte van de balenuitwerpgoot (40) onder de invloed van de zwaartekracht te doen glijden en op de grond vallen uit het achterste einde van de balenuitwerpgoot (40).

2. Een rechthoekige balenpers volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de balenuitwerpgoot (40) een voorste gedeelte (42) bevat verbonden met de achterzijde (30) van de balenpers (10) en een achterste gedeelte (44) dat automatisch kantelt ten opzichte van het voorste gedeelte (42) onder invloed van het gewicht van een baal.

3. Een rechthoekige balenpers volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het stangenmechanisme (60, 62, 64, 66) een bistabiele werking heeft met twee stabiele eindposities die elk aan een zijde van een onstabiele overcenter positie liggen.

4. Een rechthoekige balenpers volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het stangenmechanisme (60, 62, 64, 66) beweegbaar is tussen zijn eindposities door middel van een hydraulische actuator (68).

5. Een rechthoekige balenpers volgens één van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat het stangenmechanisme (60, 62, 64, 66) beweegbaar is tussen zijn eindposities door middel van een elektrische motor.

6. Een rechthoekige balenpers volgens één van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat het stangenmechanisme (60, 62, 64, 66) beweegbaar is tussen zijn eindposities door middel van een manueel bedienbaar stangenmechanisme.